direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: C100
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3771BP-0402

5.1 Milieu

In verband met dit bestemmingsplan wordt in dit hoofdstuk het voor het plangbebied relevante beleid weergegeven en worden de resultaten van het uitgevoerde milieuonderzoek naar de milieueffecten binnen het plangebied vermeld.

Bodem.

De bodem moet geschikt zijn voor woningbouw. Bij de aanvraag bouwvergunning dient een bodemgeschiktheidsverklaring te worden overgelegd.

Luchtkwaliteit

De bestemmingswijziging heeft en positief effect op de lokale luchtkwaliteit. De voormalige school veroorzaakte meer bestemmingverkeer dan de toekomstige woonwijk zal veroorzaken.

De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel de wijziging van de ‘Wet milieubeheer’ aangenomen (Stb. 2007, 414). Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over de luchtkwaliteitseisen staat deze bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het ‘Besluit luchtkwaliteit 2005’.

Wet luchtkwaliteit

De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

• negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken

• mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit

Van dit plangebied is vastgesteld dat het ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan in dit plangebied daarom de voorgenomen woningbouw uitgevoerd worden.

AMvB ‘Niet In Betekenende Mate’ bijdragen luchtkwaliteit (NIBM)

In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Voorschrift 3B.2 van de regeling NIBM is op dit plangebied van toepassing. Het voorschrift luidt als volgt:' Aangewezen ingevolge artikel 4, tweede lid, worden woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 1000 woningen omvat.'

Aangezien in dit plangebied maximaal 64 woningen worden gebouwd, vormen luchtkwaliteitseisen onder de nieuwe ‘Wet luchtkwaliteit’ geen belemmering voor deze ruimtelijke ontwikkeling. Deze ontwikkeling draagt derhalve als project ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtverontreiniging.

Geur

De te realiseren woningen zijn geurgevoelige objecten.

De lokatie ligt niet binnen een vergunde geurcontour van een bedrijf. De geurbelasting op onderhavige lokatie is te vergelijken met de geurbelasting van de woonwijken in Zaandam west. Nabij de onderhavige lokatie ligt een veehouderij die een voor Polder Westzaan kenmerkende geur veroorzaakt.

Landelijk geurbeleid

Het landelijke geurbeleid ligt vast in de Ministeriele brief van 30 juni 1995. Hierin is het volgende opgenomen:

• Als er geen hinder is zijn geen maatregelen nodig

• Nieuwe hinder moet worden voorkomen

• Bij hinder moeten maatregelen worden getroffen op basis van BBT . De mate van hinder kan worden bepaald via TLO’s , klachtenregistratie, hinderenquête etc.

• De mate van hinder die acceptabel is wordt vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan

Decentrale overheden kunnen dus zelf gemotiveerd geurbeleid vaststellen en hiernaar handelen.

Op 30 juni 1995 gold de doelstelling van NMP2 (uit 1989):

• (landelijk beoordeeld) maximaal 12% geurgehinderden t.g.v. industrie in 2000

• Geen ernstig gehinderden in 2010

Aangezien de decentrale overheden zelf gemotiveerd geurbeleid kunnen vaststellen heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad op 7 april 2009 als gemeentelijk geurbeleid de beleidslijn geur vastgesteld.

Gemeentelijk geurbeleid

Zaanstad heeft in 2003 het initiatief genomen om lokaal geurbeleid op te stellen, waarbij het aspect hinderbeleving een belangrijke rol speelt. Er is daartoe een instrument ontwikkeld om de geursituatie in beeld te brengen, de Geurmaatlat. Vervolgens is het gebruik van de Geurmaatlat in de praktijk toegepast in een drietal proefgebieden. Knelpunt bij het ontwikkelen van het beleid bleek de onbetrouwbaarheid van veldmetingen voor geur. Dit knelpunt lijkt voorlopig niet op te lossen. Zaanstad heeft echter toch behoefte aan enerzijds het terugdringen van de geurhinder in Zaanstad en anderzijds mogelijkheden voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Op 7 april 2009 is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad de beleidslijn geur vastgesteld. Het vastgestelde geurbeleid beoogt een pragmatische oplossing voor de korte termijn. Met deze tussenstap wordt beoogd de doelstelling van de ruimtelijke milieuvisie om de leefbaarheid te verbeteren serieus invulling te geven.

De cacobonenverwerkende bedrijven zijn uitgezonderd van de beleidslijn geur, omdat daarvoor de Bijzondere Regeling (BR) van de NeR geldt (zie verderop in deze tekst).

Wet geurhinder en veehouderij.

De Wet geurhinder en veehouderij vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning).

Regeling geurhinder en veehouderij

In de Regeling geurhinder en veehouderij zijn geuremissiefactoren vastgesteld, evenals de minimumafstanden voor pelsdieren en de wijze van omrekening naar geurbelasting en afstandsbepaling wordt hierin beschreven.

Het plangebied ligt op 100 m van de stal van het boerenbedrijf aan het Westenwindpad 102. Hiermee wordt voldaan aan afstandseisen die gelden voor geurgevoelige objecten tot een veestal of een mestopslag.

Situatie schets

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3771BP-0402_0005.jpg"

Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder reguleren de geluidhinder van wegverkeer, spoorverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Door de koppeling van de Wgh aan de Wet ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voldoen aan de wettelijke geluidsnormen.

Het wettelijke regime maakt onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties. De normen zijn voor nieuwe situaties in beginsel strenger dan voor bestaande situaties. Hieronder volgt een overzicht van enkele belangrijke onderwerpen uit de Wgh.

Geluidsgevoelige bestemmingen

In de Wet geluidhinder en de bijbehorende besluiten is aangegeven welke gebouwen of terreinen bescherming genieten tegen geluid. Dit worden geluidsgevoelige bestemmingen genoemd.

Geluidszones

Geluid en hinder zijn ruimtelijk bepaald: het geluidsniveau neemt af bij toenemende afstand tussen de bron en de ontvanger. De wetgever heeft om die reden gekozen voor het definiëren van ruimtelijke aandachtsgebieden, de zogeheten geluidszones. Er zijn zones gedefinieerd voor drie geluidsbronnen: wegverkeer, railverkeer en industrieterreinen met grote lawaaimakers.

Wegverkeer

De zones voor wegverkeer zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder. De breedte van de zone is afhankelijk van stedelijk of buitenstedelijk en het aantal rijstroken. Zonevrijstelling geldt voor wegen in een binnenstedelijk gebied, waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt. Zonevrijstelling geldt ook voor de wegen die behoren tot een woonerf.

Industrieterreinen

Rond industrieterreinen, waar zich bedrijven bevinden die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zijn volgens artikel 41 van de Wet geluidhinder geluidzones vastgesteld. Buiten de zone mag de geluidsbelasting, als gevolg van dat industrieterrein niet hoger dan 50 dB(A) zijn.

Spoorwegen

Het Besluit Geluidhinder normeert het geluid van doorgaande treinen.

Voor elke spoorlijn geldt een geluidszone. De breedte van de geluidszone kan per traject verschillen, onder meer afhankelijk van de intensiteit, het type treinen en de bovenbouw. Deze zonebreedtes zijn per traject aangegeven op een zonekaart.

Geluidnormen

Voor geluidgevoelige bestemmingen geldt binnen een geluidszone in principe de voorkeursgrenswaarde. Indien er niet aan de voorkeursgrenswaarde voldaan kan worden kan de gemeente een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen door een hogere waarde voor een geluidgevoelig object vast te stellen. In de Wet geluidhinder zijn ontheffingsgronden opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarde kan worden afgeweken. Deze ontheffingsgronden zijn gebaseerd op stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeer/vervoerskundige en financiële aspecten. Alleen als blijkt dat geluidreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel in conflict zijn met één of meerdere van de genoemde ontheffingsgronden, kan worden overgegaan tot het verlenen van een hogere waarde.

Actieplan geluid

De gemeente wil de geluidbelasting in Zaanstad terugbrengen naar een aanvaardbaar niveau (minder dan 65 dB). Daarvoor is in 2008 het actieplan Omgevingslawaai ontwikkeld. Hierin staat welke maatregelen de gemeente de komende jaren neemt om het lawaai van autoverkeer, treinen, vliegtuigen en industrieën in te perken. Geluidbeperkende maatregelen kunnen bestaan uit het beperken van de snelheid, intensiteit, vrachtverkeer, doorgaand verkeer in woonwijken, afscherming met geluidsschermen en wallen en stillere wegdekken. In Zaanstad wordt vooral ingezet op stillere wegdekken. De voorgenomen wonigbouw in dit plangebied is in lijn met dit beleid.

Akoestische situatie bouwproject.

Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone van een weg, spoorweg, industrieterrein of een vliegveld.

De wegen in en rondom het plangebied zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km geldt. Deze wegen hebben geen geluidzone. De verwachte geluidbelasting op die voorgenomen woningbouw in dit plangebied is dusdanig dat door toepassing van de in het Bouwbesluit voorgeschreven geluidisolatie voldaan wordt aan het wettelijk maximaal toelaatbare geluidniveau in de woningen.

Externe veiligheid.

Het plangebied ligt niet binnen een risicocontour van een bedrijf of een route en of leiding van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt niet binnen een risicocontour van Schiphol. Het plangebied ligt niet binnen de stralingscontour van hoogspanningsmasten van 0,4 µTesla. Er zijn geen UMTS antennes in de buurt van het plangebied. Hierdoor zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRnvgs), het Besluit externe veiligheid buisleidingen, het Luchthavenverkeerbesluit (hierna LVB) en Luchthavenindelingbesluit (hierna LIB).niet op dit plangebied van toepassing.

Bedrijven en milieuzonering

Het plangebied ligt op meer dan 30 m van het Regiocollege. Hiermee wordt voldaan aan de adviesafstand van de VNG handreiking “bedrijven en milieuzonering”. Door de voorgenomen woningbouw worden geen omliggende bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt.

Bescherming; Natuur, Flora & Fauna

Landelijke wetgeving

Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet)

Doordat de voorgestane ontwikkeling nabij Polder Westzaan plaatsvindt is de Natuurbeschermingswet van toepassing.

Nederland heeft sinds 1967 een Natuurbeschermingswet. Deze wet regelde de bescherming van bepaalde aangewezen natuurgebieden, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten. Ook werd met behulp van voornoemde wet een aantal soorten planten en dieren beschermd die niet werden beschermd door wetten die eerder tot stand waren gekomen, zoals de Vogelwet. In 1998 is de Natuurbeschermingswet gewijzigd door de wet aan te passen aan de Europese regelgeving. De Europese verplichtingen voor soortbescherming zijn in 2002 overgenomen door de Flora- en faunawet. Op 1 oktober 2005 zijn, met de inwerkingtreding van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998, de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn en habitatrichtlijn omgezet in nationale wetgeving. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden zijn in de Nb-wet opgenomen als Natura 2000 gebieden.

De bescherming van Natura 2000 gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) volgens de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 gebeurt met behulp van een vergunningenstelsel. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de minister van LNV. Daarnaast stelt Nederland de komende jaren voor alle gebieden die samen Natura 2000 vormen beheersplannen op, die duidelijk maken welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in en om die gebieden. Ingeval een plan of project significante gevolgen voor een Speciale beschermingszone kan hebben, moet worden voorzien in een ‘passende beoordeling’. Wanneer een plan of project naar verwachting leidt tot mogelijke significante gevolgen, dient een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet te worden verkregen. De eventuele noodzakelijke passende beoordeling dient in het kader van de vergunningsprocedure te worden verricht.

In Zaanstad zijn enkele gebieden, in het kader van de HR, aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ). Het betreft de volgende gebieden:

• Polder Westzaan: bijna de gehele Polder Westzaan ten westen van de bebouwingsgrens van Zaandam, Koog aan de Zaan, Zaandijk en Wormerveer tot aan de Nauernasche Vaart en het Noorderveen ten westen van de Nauernaschevaart.;

• Kalverpolder: de gehele Kalverpolder ten noorden van de Leeghwaterweg, behoudens de gedeelten direct grenzend aan de Zaanse Schans.

Het wijzigen van de functie ‘onderwijs’ in de functie ‘wonen’ heeft nauwelijks invloed op het nabij gelegen Natura 2000 gebied ‘Polder Westzaan’. Doordat het toekomstige woonwijkje minder verkeer veroorzaakt dan de voormalige school, zal de luchtkwaliteit en met name de NO2 concentratie verbeteren. De aan de NO2 gerelateerde stikstofdepositie (in polder Westzaan) zal door de voorgenomen functiewijziging iets afnemen. Door de functiewijziging zal wegverkeerlawaai in Polder Westzaan iets afnemen. De instandhoudingsdoelstellingen van Polder Westzaan worden door de functiewijziging makelijker bereikt doordat de verstoring door de toekomstige woonwijk minder zal zijn dan door de voormalige school. Het geluid van schoolgaande jeugd verdwijnt. Wat trillingshinder en lichtbeinvloeding betreft heeft de functiewijziging geen effect op Polder Westzaan.

Door het afbreken van de voormalige school en de bouw van de woningen worden geen beschermde flora en fauna in hun voortbestaan bedreigd. Hierdoor is de flora en faunawet niet van toepassing

Duurzaamheid.

In de ruimtelijke milieuvisie heeft de gemeente haar ambitie ten aanzien van duurzame ruimtelijke ontwikkeling verwoord. De gemeente streeft er op termijn naar een klimaat neutrale gemeente te worden. Zij wil dit bevorderen door duurzaam bouwen te stimuleren.

Indien de voorgenomen woningbouw in het plangebied met ‘groene hypotheken’ gefinancierd wordt of indien de ontwikkelaar de meerkosten ten aanzien van duurzaam bouwen doorberekent in de huur, dan is klimaatneutraal bouwen goedkoper dan conventioneel bouwen en zijn de woonlasten van de bewoners lager dan in een conventionele woning.

Als voorwaarde voor medewerking aan de omgevingsvergunning voor de voorgenomen woningbouw, dient de aanvrager van de vergunning bij de aanvraag een energie op locatie onderzoek in, waaruit blijkt dat de het bouwplan een EPL-score van minimaal 8,5 heeft dan wel dient de aanvrager een verklaring van een bank in waaruit blijkt dat het project voldoet aan de criteria voor het verkrijgen van een groene hypotheek.

Afvalinzameling.

Als een straat doodloopt voor het verkeer, moet er aan het einde van de straat een keerlus komen voor het keren van de vuilniswagens.