direct naar inhoud van 3.3 Provincie
Plan: Landelijk gebied Westzaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3761BP-0301

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:

  • het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
  • bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
  • ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

3.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie

De provinciale ruimtelijke verordening is tegelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw.

Op 15 november 2011 heeft GS ingestemd met een wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en provinciale ecologische verbindingszones.

Voor dit bestemmingsplan betekent bovenstaande het volgende.

Grote delen van Westzaan zijn aangewezen als (onderdeel van) Nationaal Landschap Laag Holland, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), weidevogelleefgebied en het gebied voor gecombineerde landbouw. Één en ander betekent ondermeer dat agrarische bouwpercelen in het gebied niet groter mogen zijn dan 1,5 hectare. Daarnaast is de provincie restrictief in het toestaan van verstedelijking in het gebied. Met uitzondering van de bebouwing in het lint en de agrarische bouwpercelen valt het plangebied in het landelijk gebied. In het landelijk gebied zijn nieuwe of uitbreidingen van bestaande bedrijventerreinen en kantoorlocaties niet toegestaan. Ook uitbreiding van woningbouw, infrastructuur en openbare voorzieningen (sport, recreatie) met bebouwing is niet gewenst. Wel zijn er onder voorwaarden voor bepaalde gevallen ontheffingsmogelijkheden.

Voor primaire en regionale waterkeringen gelden vrijwaringszones waarbinnen nieuwe bebouwing of gebruik alleen is toegestaan als aan enkele watertechnische voorwaarden voldaan kan worden.

3.3.3 Besluit Wind op land

Provinciale Staten heeft op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land.

Onder voorwaarde van herstructurering en participatiemogelijkheden voor omwonenden kan binnen strikte ruimtelijke kaders binnen de polder Wieringermeer ruimte worden geboden voor een beperkte groei in opgesteld vermogen.

Buiten het windgebied Wieringermeer respecteert de provincie de bestaande planologische rechten. Solitaire windturbines en lijnopstellingen mogen worden vervangen door windturbines met dezelfde afmetingen en een evenredig vermogen.

3.3.4 Leidraad landschap en cultuurhistorie

Deze leidraad is op 21 juni 2010 vastgesteld door provinciale staten.

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een uitwerking van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Deze leidraad is gericht op ontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied, met behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten die het landschap heeft. Nieuwe ruimtelijke plannen dienen rekening te houden met de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving. Bestaande historische kenmerken en objecten in het landschap moeten herkenbaar blijven. De openheid van het landschap in Laag Holland verdient extra bescherming. De visuele impact van nieuwe ontwikkelingen moet daarom voor de uitvoering duidelijk en beoordeeld zijn. Ontwikkelingen binnen of in de directe nabijheid van dorpen moeten passen bij het bestaande ‘DNA’ van het dorp. Voor de lintbebouwing in Zaanstad zijn o.a. de doorzichten vanuit het lint naar het omringende polderlandschap als onderdeel van dit ‘DNA’ aangewezen.