direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen - uit te werken
Plan: Landelijk gebied Westzaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3761BP-0301

Artikel 19 Wonen - uit te werken

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. erftoegangswegen;

met de daarbij behorende:

  • d. voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, verkeerskundige voorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, (openbare) nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.
19.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 19.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de aanduidingen en de volgende regels;

  • a. het maximum aantal woningen mag niet meer bedragen dan 145;
  • b. het oprichten van geluidgevoelige bestemmingen is slechts toegestaan indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het wegverkeer en industrielawaai niet meer

bedraagt dan
1. de voorkeursgrenswaarden zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel
2. de door burgemeester en wethouders, overeenkomstig de Wet geluidhinder en de beleidsnota 'Beleidsregel hogere waarden, gemeente Zaanstad', vastgestelde hogere grenswaarden.

  • c. uit geuronderzoek dient te blijken dat er een acceptabel geurhinderniveau aanwezig is met in achtneming van de Wet geurhinder en veehouderij;
  • d. rondom het uitwerkingsgebied moet een watergang of een in duurzaamheid, functionaliteit gelijkwaardige oplossing voorzien worden, waarmee wateroverlast voor de omgeving wordt voorkomen. De waterbeheerder moet daarbij vooraf om toestemming worden gevraagd voor het uitwerkingsplan;
  • e. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden ten aanzien van de instandhouding of het herstel van de habitattypen en soorten, waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd in het ontwerpbesluit en/of het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan'.
  • f. er dient voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien volgens het dan geldende parkeerbeleid;
  • g. er moet sprake zijn van een aantoonbaar goed woon- en leefklimaat;
  • h. het uitwerkingsplan moet voldoen aan de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden:
  • 1. meerdere zichtlijnen naar de polder met centrale ontmoetingsruimte voor de buurt en beplanting (met name oost-west georienteerd) ;
  • 2. de voorkanten van de woningen zijn gericht naar wegen en paden waarbij de achtertuinen zoveel mogelijk naar elkaar zijn gericht;
  • 3. de bebouwing sluit aan op maat en schaal van de omgeving;
  • 4. bebouwing met een individueel karakter.

deelgebied 1 (randen)

  • i. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'deelgebied 1' gelden de volgende regels:
  • 1. maximaal 3 tot 4 woningen in een bouwmassa;
  • 2. variatie in kap binnen een straat / erf;
  • 3. minimaal 30% van de woningen een lage goot;
  • 4. woningen die aan de uiterste rand staan (zuid-, west- en noordgrens van het plangebied); altijd een lage goot, met op gebouwniveau ruimte voor accenten;
  • 5. bebouwing vrij op de kavel;
  • 6. grootste kavels op de uiterste randen van de locatie; hier benutten zicht op het landschap;
  • 7. rooilijn evenwijdig aan de weg;
  • 8. wisselende rooilijnen, wisselende richting hoofd bouwmassa.

deelgebied 2 (middengebied)

  • j. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'deelgebied 2' gelden de volgende regels:
  • 1. rijwoningen onder een gemeenschappelijke kap en maximaal 9 aaneengesloten;
  • 2. korte blokken (2-5 woningen) met een symmetrische opbouw;
  • 3. langere blokken (4-9 woningen) met een onderbreking in de bouwmassa;
  • 4. variatie tussen verschillende bouwmassa's;
  • 5. deels lage goot of de suggestie van lage goot, deels hoge goot (max 70% van de woningen hoge goot);
  • 6. rooilijn evenwijdig aan de weg.

deelgebied 3 (appartementen)

  • k. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'deelgebied 3' gelden de volgende regels :
  • 1. appartementen met een gelijksoortige massa opbouw; onderbouw en bovenbouw;
  • 2. er geldt een maximale bouwhoogte van 12 meter.

19.3 Bouwregels

Op de in lid 19.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan.

19.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.3, indien een bouwplan in overeenstemming is met een ter inzage gelegd ontwerp van het uitwerkingsplan dan wel met een vastgesteld maar nog niet in werking getreden uitwerkingsplan;
  • b. In het in lid 19.2 bedoelde uitwerkingsplan kunnen, binnen de grenzen van de bestemmings- en uitwerkingsregels, afwijkingsregels worden opgenomen ten aanzien van in het plan opgenomen bouwregels en gebruiksregels en kan een nadere-eisenregeling worden opgenomen.
19.4.1 Voorwaarden voor verlening

Bij toepassing van het bepaalde in lid 19.2 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. het bebouwingsbeeld
  • b. de gebouwtypologie
  • c. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • d. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • e. het openbare karakter van het aangrenzende gebied;
  • f. de verkeerssituatie;