Plan: | Oude Haven |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3757BP-0404 |
Het plangebied Oude Haven is het gebied gelegen tussen het bedrijventerrein Zuid en het centrum van Zaandam. Het plangebied bestaat globaal uit 4 buurten, namelijk de Russische buurt, het Eiland en het noordelijke deel van het Havenbuurt en het bedrijventerrein Houthavenkade. De Russische buurt en het Eiland zijn hoofdzakelijk woonbuurten. Ten zuiden van de Russische buurt is het bedrijventerrein Houthavenkade gelegen. Het noordelijk deel van de Havenbuurt bestaat deels uit woningbouw en deels uit volkstuinen.
Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat in beperkte mate ontwikkelingen toe. Hoewel gesproken wordt over het ontwikkelen van het bedrijventerrein aan de Houthavenkade tot gemengd gebied met zowel wonen als werken, is in dit bestemmingsplan de bestaande situatie opgenomen. De gewenste ontwikkelingen kunnen eventueel worden gerealiseerd met behulp van een wijzigingsbevoegdheid.
Voor het plangebied Oude Haven is door de gemeente Zaanstad een milieuonderzoek uitgevoerd. In het voor u liggende document zijn de samenvattingen van de onderzoeksresultaten weergegeven van:
In navolgende paragrafen zijn de resultaten van het milieuonderzoek opegnomen. Het volledige milieuonderzoek is als bijlage bijgevoegd.
De akoestische situatie in het plangebied Oude Haven is in het kader van de Wet geluidhinder onderzocht. Voor dit gebied zijn industrielawaai, railverkeerslawaai, vliegtuiglawaai en wegverkeerslawaai van toepassing. Binnen het gebied Oude Haven bestaan vooralsnog geen plannen voor nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen. In de toekomst zal het bedrijventerrein Houthavenkade mogelijk worden bestemd tot een compacte Zaanse woonbuurt met een menging van wonen en werken. Deze nieuwe ontwikkelingen zijn nu nog niet zo concreet dat ze verantwoord opgenomen kunnen worden in het bestemmingsplan. De toekomstige ontwikkelingen kunnen mogelijk gemaakt worden door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Als van deze bevoegdheid gebruik gemaakt wordt, is nader geluidonderzoek noodzakelijk.
De akoestische situatie ziet er als volgt uit:
Geluidbelasting door industrielawaai
Het plangebied valt onder de invloed van een tweetal industrieterreinen.
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de zone van het gezoneerde industrieterreinen, ‘Achtersluispolder , Westerspoor-Zuid en omstreken’ (voorheen Zaandammer- en Achtersluispolder) in Zaandam. Op 18 januari 1991 is door middel van een Koninklijk Besluit deze geluidszone vastgesteld. Er heeft een geluidsanering plaatsgevonden van het industrieterrein, dat heeft geleid tot een vermindering van de geluidsbelasting in de omgeving. Volgens het saneringsprogramma voor industrielawaai is de geluidsbelasting op de bestaande woningen binnen het plangebied maximaal 55 dB(A). Voor de huidige geluidsgevoelige bestemmingen binnen het plangebied welke binnen de 50 dB(A) geluidscontour vallen zijn hogere waarden vastgesteld. In het milieuonderzoek zijn geluidszone, 50 dB(A) en 55 dB(A) geluidcontouren van de industrieterreinen Achtersluispolder en Westespoor-Zuid e.o. en een lijst van woningen met vastgestelde hogere waarden opgenomen.
Het plangebied ligt tevens binnen de geluidszone van het industrieterrein ‘Westpoort’ in Amsterdam. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de 50 dB(A) contour van het industrieterrein ‘Westpoort’. De geluidbelasting op de gevel van de woningen is maximaal 55 dB(A). Voor de huidige geluidsgevoelige bestemmingen binnen de 50 dB(A) contour zijn, bij de vaststelling van het gezoneerde industrieterrein, hogere waarden vastgesteld. Deze zijn in het milieuonderzoek weergegeven. In het milieuonderzoek is tevens de geluidszone en de 50 en 55 dB(A) geluidscontouren binnen het plangebied Oude Haven weergegeven.
Railverkeerslawaai
Het plangebied ligt voor een deel binnen de geluidszone van het spoortraject Zaandam – Amsterdam. Het plangebied ligt ter hoogte van de Baanvak 410 van het spoortraject. Het baanvak 410 is gelegen tussen het station Zaandam en de treintunnel onder het Noordzeekanaal.
Met Aswin versie 2008 is voor het plangebied geluidbelasting door railverkeer voor de jaren 2006 en 2019 berekend. Uit de berekeningen blijkt dat het de geluidbelasting ten gevolge van het spoortraject Zaandam - Amsterdam binnen het plangebied zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie lager dan 55 dB is. Geluidscontour van 55 dB en hoger ligt buiten het plangebied. Binnen het plangebied wordt wat betreft het railverkeerslawaai voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. In het milieuonderzoek zijn de brekende geluidbelasting in de vorm van contouren weergegeven.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de geluidzone van enkele stedelijke wegen met een wettelijke geluidzone. Deze zijn de volgende:
Voor het plangebied Oude Haven is op basis van de toekomstige verkeersgegevens met behulp van de Standaard Rekenmethode 2 van het Reken- en Meetvoorschrift Verkeerslawaai 2006 de geluidsbelasting berekend. De geluidbelasting is in de vorm van geluidscontouren op 5 meter waarneemhoogte vastgesteld. De berekeningsresultaten zijn inclusief de correctie van –2dB voor wegen met een maximum snelheid boven de 70 km/h en – 5 dB voor wegen met een maximum snelheid onder de 70 km/h volgens artikel 110g Wgh.
Uit berekeningen is gebleken dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai in de toekomst zal toenemen. Vooral de eerste rij bebouwing langs de Dr. J.M. Den Uylweg en de Provincialeweg ondervinden een geluidbelasting van circa 73 dB inclusief correctie. Deze waarde is circa 25 dB hoger dan voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor geluid. Binnen de geluidszones van de wegen zowel binnen als net buiten het plangebied zijn geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen.
In het plangebied zijn in het verleden vanwege wegverkeerslawaai hogere waarden vastgesteld. De lijst van de woningen met een vastgestelde hogere waarde en de berekeningsresultaten is weergegeven in het milieuonderzoek. Verder komen in het plangebied geen woningen voor die op de A-lijst of de B-lijst zijn geplaatst.
Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. Ook in de toekomst zullen in het plangebied geen Bevi-bedrijven gevestigd worden, omdat deze in het bestemmingsplan zijn uitgesloten. Buiten het plangebied bevindt zich, volgens de provinciale risicokaart, een bedrijf waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Het betreft het bedrijf Chemtura Netherlands BV (voorheen Crompton Europe BV en Uniroyal) aan de Ankerweg 18 in de gemeente Amsterdam.
Chemtura B.V. is een producent van gewasbeschermingsmiddelen. In het kader van de Wet milieubeheer is de Provincie Noord-Holland het bevoegde gezag voor dit bedrijf. Het bedrijf valt onder de werkingssfeer van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO). Op grond hiervan valt het bedrijf ook onder het regime van het Bevi (art. 2 lid 1, a). Voor het bedrijf is in het kader van de BRZO een Veiligheidsrapport opgesteld. Dit veiligheidsrapport, versie 2006.01 van 1 juli 2006, is door de vergunningverlenende instantie, de Provincie NH, beoordeeld op grond van artikel 16, lid 3 van de BRZO’99. De Provincie NH concludeert in een brief van 12 februari 2007 aan Chemtura dat op basis van de beschikbare gegevens het Veiligheidsrapport voldoet aan het BRZO’99, artikel 10, lid 1. Het Veiligheidsrapport heeft de instemming van de Provincie NH.
Een onderdeel van het veiligheidsrapport is een Kwantitatieve Risico Analyse (QRA). Uit het QRA, van d.d. 28.03.2006, blijkt dat het eerdere maatgevende scenario, uitstroom van ammoniak niet langer het maatgevende scenario is, maar dat dit een loodsbrand betreft met een vloeroppervlak van 1800 m2. Als gevolg van een loodsbrand ontstaat het scenario van een toxische wolk. Op basis van het scenario van een toxische wolk wordt voor het bedrijf door de provincie een invloedsgebied van 4,2 kilometer in beschouwing genomen. Hierdoor ligt het plangebied Oude Haven geheel binnen het invloedsgebied van het bedrijf. De afstand tussen de grens van het plangebied Oude Haven en de terreingrens van het bedrijf bedraagt circa 1100 meter. Het rapport van de QRA van Chemtura B.V. is als bijlage bij het milieuonderzoek gevoegd.
Plaatsgebonden Risico van Chemtura in huidige en toekomstige situatie
Uit de QRA van het bedrijf, uitgevoerd door bureau Tebodin d.d. 28.03.2006, blijkt dat de PR -contour van 10-6 /jaar van het bedrijf grotendeels binnen het eigen bedrijfsterrein ligt. Buiten het terrein reikt deze contour maximaal enkele tientallen meters over het aangrenzende water van het Noordzee kanaal. De PR-contour van 10-7/jaar ligt op circa 375 meter van de opslag van gevaarlijke stoffen van Chemtura. De PR-contour van 10-8/jaar ligt op circa 670 meter van de opslag van gevaarlijke stoffen. De PR-contour van 10-9/jaar ligt op circa 1000 meter van de opslag van gevaarlijke stoffen van Chemtura over een deel van Zaanstad.
Het plangebied Oude Haven ligt buiten alle hierboven genoemde plaatsgebonden risico contouren van het bedrijf. De afstand tussen de grens van het plangebied en de opslag van de gevaarlijke stoffen van Chemtura bedraagt circa 1300 meter. In de onderstaande figuur 1 zijn het hierboven genoemde plaatsgebonden risico contouren weergegeven. Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie ligt het plangebied Oude Haven buiten de plaatsgebonden risico contour van 10-6/jaar. Hiermee vormt het plaatsgebonden risico van het bedrijf voor het plangebied geen belemmering.
Figuur 1. Plaatsgebonden Risicontouren voor ammoniak en PGS 15 opslag Chemtura.
Omvang van het groepsrisico (GR) van Chemtura
In de QRA van het veiligheidsrapport BRZO 1999, versie 2006.01 van 1 juli 2006 is het groepsrisico vastgelegd in een F(N) curve. Deze F(N) curve is weergegeven in de onderstaande figuur 2. In de QRA is het groepsrisico getoetst aan het BEVI. De conclusie is dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft en het groepsrisico acceptabel wordt geacht. Uit de F(N) curve blijkt dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Met de berekende personendichtheden ligt de omvang van het groepsrisico met een factor 200 onder de oriëntatiewaarde.
Figuur 2. F(N) curve groepsrisico het veiligheidsrapport, versie 2006.01, van Chemtura
Opgemerkt moet worden dat het groepsrisico in de QRA met de personendichtheden binnen een gebied van 2,5 kilometer is berekend, niet met de personendichtheden binnen het gehele invloedsgebied van 4,2 kilometer. Het plangebied Oude Haven ligt bijna geheel binnen het gebied van 2,5 kilometer van Chemtura. Dit houdt in dat voor de bepaling van de omvang van het groepsrisico ook met de aanwezigheid van de personen binnen het plangebied Oude Haven berekening is uitgevoerd.
In het BEVI wordt het invloedsgebied van een risicobron gedefinieerd als het gebied waarbinnen personen meegeteld moeten worden voor de berekening van het groepsrisico. Het is het gebied rondom een risicobron (bedrijf) tot de grens van het gebied waar 1% van de blootgestelde aanwezige personen als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen overlijdt. In de praktijk wordt meestal gekeken naar de 1% letaliteit voor het grootste scenario dat meetelt in de berekening van het groepsrisico. De effectafstand van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten (gewonden) kunnen zijn als een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. Het gehele effecgebied is namelijk groter dan het gebied van de 1% letaliteit waarin de verantwoording van het GR dient plaats te vinden..
In geval van een loodsbrand bij Chemtura reikt de berekende effectafstand tot circa 4200 meter bij weertype F1,5. Het weertype F1,5 is een conservatieve aanname. Het gemiddelde weertype in Nederland is D5, het neutrale weertype met en windsnelheid van 5 m/s. De grootste effectenafstand van de toxische wolk scenario vanwege een ongeval bij Chemtura bij weertype D5 is 791 meter. Dit houdt in dat bij het weertype D5 het invloedsgebied (1% letaliteit) van Chemtura 791 meter is. Het plangebied Oude Haven ligt buiten deze effecten afstand (1% letaliteit) bij het weertype D5.
In de QRA van Chemtura wordt 4,2 kilometer in feite als een gehele effectafstand gehanteerd, niet als het invloedsgebied (1% letaliteit) van het bedrijf. Dit wordt ook onderkend in de brief van de Provincie NH van 12 februari 2007. Hierin stelt de Provincie NH met betrekking tot het invloedsgebied het volgende:
Bij de bepaling van het GR moet binnen het invloedsgebied met een straal van 4,2 kilometer de populatie worden ingevuld. In de QRA is echter de populatie maar binnen een gebied met een straal van 2,5 kilometer ingevuld. Wij kunnen hier mee instemmen om de volgende redenen. De kans dat het effect werkelijk op een afstand van 4,2 kilometer komt is klein. Dit is afhankelijk van het weertype en de windkracht. De 1 x 10-9 per jaar contour ligt op ongeveer 1 kilometer van de bron, dit is een indicatie voor het gebied wat effect zal ondervinden van een ongeval. Van het gebied wat nu niet bij de berekening is betrokken bestaat 25% uit woningen (84 personen per hectare) en 75% is industrieel- of natuurgebied met lage personendichtheid. Op basis van de beoordeling van de Provincie NH kan worden geconcludeerd dat de effectafstand van 4,2 kilometer niet kan worden beschouwd als het invloedsgebied (1% letaliteitafstand) voor Chemtura. Omdat in Nederland het meeste voorkomende weertype D5 is en de grootste effectenafstand van het scenario met een toxische wolk bij weertype D5 791 meter is. De Provincie NH geeft in feite aan dat het invloedsgebied van het bedrijf Chemtura op ongeveer 1 km afstand van het bedrijf ligt en overeenkomt met de plaatsgebonden risicocontour van 1.10-9/jaar. Uit de figuur met de plaatsgebonden risicocontouren blijkt dat de risicocontour van 10-9 / jaar buiten het plangebied van de Oude Haven ligt. Het effect van een ongeval in het gebied buiten de plaatsgebonden risicocontour van 1.10-9/jaar wordt in principe door de Provincie NH verwaarloosbaar klein geacht. Dat wil zeggen dat het effect van een ongeval in het gebied buiten de PR-contour van 1.10-9/jaar niet in betekende mate is. De Provincie NH verwacht binnen de PR- contour van 1.10-9/jaar dodelijke slachtoffers daar buiten niet.
Voor de beoordeling van het groepsrisico in het onderhavige bestemmingsplan is uitgegaan van de huidige situatie en de omvang van het huidige groepsrisico. Door het vaststellen van het bestemmingplan wijzigt de omvang van het groepsrisico van Chemtura B.V. niet. De nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied zijn met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk. Zonder toepassing van de wijzigingsbevoegdheden, zijn er in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen voorzien en zal er geen toename van het groepsrisico (GR) zijn. Als gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, moet de omvang van het groepsrisico opnieuw worden bepaald en bij het wijzigen van het groepsrisico moet de hoogte van het groepsrisico worden verantwoord.
5.3.2 Transport van gevaarlijke stoffen
Over de Dr. J.M. den Uylweg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van 200 meter van Dr. J.M. den Uylweg (N516).
Binnen het plangebied vallen circa 123 woningen, een buurtcentrum en een school met kinderdag verblijf binnen het 200 meter invloedsgebied. De afstand tussen de dichtstbijzijnde woning binnen het plangebied en de rand van de weg is circa 32 meter. De afstand tussen het schoolgebouw en de wegrand is circa 105 meter.
Voor het beperken van de risico’s van het transport van gevaarlijke stoffen in Zaanstad is in 2008 door het adviesbureau Arcadis een onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zijn in het rapport van Arcadis, ‘Externe veiligheid route gevaarlijke stoffen’ van 16 mei 2008, nummer 141223/ EA8/ 0H4/ 000669/sfo, weergegeven. Op grond van het onderzoek is de routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in Zaanstad in juni 2008 aangepast. Dr. J.M. Den Uylweg maakt onderdeel van de nieuwe route. In het milieuonderzoek is deze nieuwe route vervoer gevaarlijke stoffen in Zaanstad opgenomen. Overigens behoort de Dr. J.M. Den Uylweg (N516) niet bij het landelijke basisnet, omdat deze geen rijksweg is. Dr. J.M. Den Uylweg is een gemeentelijke weg.
Plaatsgebonden risico (PR) in huidige en toekomstige situatie
Uit het onderzoek door Arcadis is gebleken dat het plaatsgebonden risico langs de Dr. J.M. den Uylweg zowel in huidige situatie als in toekomstige situatie ( 2020) kleiner is dan de grenswaarde van 1.0 10-6/jaar. Dit betekent dat er geen PR- contour van 10-6/jaar buiten de weg aanwezig is. Er wordt zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie voldaan aan de grenswaarde van 1.10-6/jaar voor het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico van de weg vormt geen belemmering voor het plangebied Oude Haven.
Omvang van het groepsrisico (GR)
Tevens is het groepsrisico voor de huidige- en toekomstige situaties (2020) berekend. In alle gevallen is gebleken dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. De hoogte van het groepsrisico voor de Dr. J.M. den Uylweg ligt in de huidige situatie factor 0,1076 ten opzichte van de oriëntatiewaarde en in de toekomstige situatie factor 0,3963 ten opzichte van het groepsrisico.
Binnen het plangebied zijn er geen nieuwe ontwikkelingen gepland, waardoor de omvang van het groepsrisico niet zal worden gewijzigd. Met de vaststelling van het bestemmingplan wordt slechts de hoogte van het huidige groepsrisico in het plangebied vastgesteld. De nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied zijn met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid, mogelijk. Als gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, moet de omvang van het groepsrisico opnieuw worden bepaald en bij het wijzigen van het groepsrisico moet de hoogte van het groepsrisico worden verantwoord.
Het plangebied ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van 200 meter van de spoorlijn Zaandam-Amsterdam. Door Prorail is op 5 december 2003 de ‘Prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor’ uitgebracht. Voor Zaanstad stelt Prorail dat voor wat betreft de externe veiligheid uitgegaan kan worden van de beleidsvrije marktprognose van 0 voor de risicobenadering. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de genoemde spoorlijn vormt hiermee geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied.
Het plangebied ligt op ongeveer 900 meter van het Noordzeekanaal. Noordzeekanaal is in het basisnet water (behoord bij de rijksinfrastructuur) opgenomen. Over het Noordzeekanaal vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats als gevolg waarvan het Noorzeekanaal een invloedsgebied heeft van 200 meter aan de weerzijden van het kanaal. Het plangebied Oude Haven ligt buiten het invloedsgebied van het Noordzeekanaal.
Verder grenst het plangebied aan de Zaan. Over de Zaan vindt incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Er is een inventarisatie van aard, omvang en frequentie van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Zaan uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er over de Zaan alleen brandbare vloeistoffen zoals benzine worden vervoerd. Over de Zaan vindt geen transport van gecomprimeerde brandbare of toxische gassen in bulk plaats. De Zaan behoort niet tot het landelijke basisnet water (geen rijksinfrastructuur). De Zaan behoort bij binnenvaartroutes zonder frequent vervoer van gevaarlijke stoffen.
Ten noordwesten van het plangebied ligt het sluisvak van de Zaan (Wilhelminasluis). Omdat het sluisvak van de Zaan tot het meest risicovolle vak van de gehele Zaan behoort, is in verleden voor het sluisvak, een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd door TNO.
Uit de QRA ter plaatse van de Wilhelminasluis blijkt het volgende:
o Het plaatsgebonden risico is lager dan 10-7 per jaar
Dit betekent dat er langs de Zaan, vanuit het oogpunt van het plaatsgebonden risico, geen belemmeringen voor woonbebouwing zijn. Ook zijn er geen beperkingen ten aanzien van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.
o Er is geen sprake van groepsrisico
De conclusie dat er geen groepsrisico optreedt, wordt bepaald door enerzijds de lage vervoersfrequentie van gevaarlijke stoffen over de Zaan en anderzijds de relatief geringe schadeafstanden bij een plasbrand.
De algemene conclusie uit dit onderzoek is dat het plaatsgebonden risico lager is dan 10-7 per jaar en dat het groepsrisico verwaarloosbaar is. Hierdoor vallen de risico’s ruim onder de wettelijk aanvaardbare normen en zijn aanvullende risicoberekeningen niet noodzakelijk. Daarom hebben B&W van de gemeente Zaanstad bij besluit van 4 oktober 2005, registratienummer Z/2005/40350, beslist, dat aanvullende risicoberekeningen niet noodzakelijk zijn.
Er zijn in het plangebied geen ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen of andere aardolieproducten aanwezig waarop het besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is. Binnen het plangebied bevindt zich wel een 8 bar gasleiding van het energiebedrijf Liander langs de Havenstraat en Houthavenkade. De minimale afstand voor de bebouwing tot deze leidingen is 3,5 meter aan de weerzijden van de leiding . In de huidige situatie wordt voldaan aan deze afstand. De situering van de 8 bar gasleiding is weergegeven in het milieuonderzoek.
Het plangebied ligt niet binnen het beperkingengebied van de luchthaven Schiphol, ten aanzien van de externe veiligheid.
Binnen en net buiten het plangebied bevinden zich geen windturbines en zijn die ook niet gepland.
Binnen het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningsleidingen. Wel is er langs de Havenstraat en Houthavenkade tot aan de Provincialeweg N203 een 50 Kv ondergrondse hoogspanningsleiding van het energiebedrijf Liander. De minimale aan te houden afstand tussen de bebouwing tot deze leiding is 4 meter aan de weerzijden van de leiding. In de huidige situatie wordt binnen het plangebied voldaan aan deze afstand. De situering van de 50 Kv leidingen is weergegeven in het milieuonderzoek.
In artikel 13 van het Bevi, paragraaf 4.3 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, hierna cRvgs genoemd en artikel 12 van Bevb is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico bij de plannen in het kader van de Wro opgenomen. In het kader van het bestemmingplan Oude Haven wordt het groepsrisico van Chemtura B.V. en het groepsrisico van de Dr. J.M. Den Uylweg (N516) verantwoord. In paragraaf 5.3.1 is de personendichtheid en de omvang van het groepsrisico van Chemtura B.V. al aangegeven. In paragraaf 5.3.2 is de personendichtheid en de omvang van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van Dr. J.M. Den Uylweg (N516) al aangegeven.
Bij het invullen van de verantwoording van het groepsrisico is het bestuur van Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland (VrZW) en de Brandweer Zaanstad in gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een ongeval, hulpverlening en zelfredzaamheid. Het advies van VrZW met het kenmerk: EVRO/2010/16/4312 en het advies van brandweer Zaanstad met het kenmerk POO401 als bijlagen bij het milieuonderzoek gevoegd. De adviezen van beide organisaties zijn in deze verantwoording van het groepsrisico verwerkt. Voor de nadere beschouwing van beide adviezen wordt verwezen naar de bijlagen van het milieuonderzoek.
Veiligheid is een taak waarvoor een ieder verantwoordelijk is. De verantwoording van het groepsrisico is een publieke verantwoordelijkheid die wettelijk verankerd is. Het is aan het bevoegd gezag om aan te geven wat het passend beschermingsniveau, afgestemd op de locale situatie, is. De verantwoording groepsrisico heeft enkel betrekking op de scenario’s waarbij het invloedsgebied over het gehele of gedeeltelijke plangebied Oude Haven valt. De hoogte van het groepsrisico als gevolg van Chemtura B.V. en de Dr. J.M. Den Uylweg, ter hoogte van het wegvak naast het plangebied nemen niet toe als gevolg van de vaststelling van het bestemmingplan. De verantwoording van het groepsrisico heeft betrekking op de scenario’s BLEVE en toxische wolk. Dit wijkt af van het advies van VrZW. Omdat de effecten van het scenario waarvoor het groepsrisico niet verantwoord wordt deels overeenkomen met de effecten van de scenario’s waarvoor het groepsrisico wel verantwoord wordt. Daarnaast wordt opgemerkt dat niet alle, door VrZW en de Bandweer Zaanstad, voorgestelde maatregelen in het bestemmingplan Oude Haven zijn doorvertaald, omdat ze niet ruimtelijk relevant zijn.
De maatregelen ter beperking van het groepsrisico kunnen zowel bronmaatregelen als maatregelen in de omgeving van een risicobron zijn. Bronmaatregelen zijn de meest effectieve maatregelen.
Voor het beperken van het groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen in Zaanstad is in opdracht van gemeente in 2008 door adviesbureau Arcadis een onderzoek uitgevoerd. Op grond van de onderzoeksresultaten is de routering van het transport van gevaarlijke stoffen binnen Zaanstad aangepast. De vastgestelde route geeft vanuit veiligheidsoogpunt zo weinig mogelijk risico voor inwoners. De route loopt door gebieden met lage personen dichtheden. Dit geldt ook voor de Dr. JM den Uylweg (N516). Binnen het invloedsgebied van de N516 zijn voornamelijk bedrijfsbestemmingen aanwezig. Van het plangebied Oude haven vallen circa 123 woningen, een buurtcentrum en een school en volkstuinen binnen het invloedsgebied van de N516. Hiervan zijn de woningen, de basisschool en het buurtcentrum kwetsbare objecten. Bestemmingsplan Oude Haven voorziet geen nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van de N516. Hierdoor zal de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de weg niet toenemen.
De maatregelen ter beperking van de risico’s bij Chemtura B.V. zijn niet direct te treffen, omdat er geen sprake is van een vergunningenbesluit of procedure. Uit nadere informatie bij de Provincie NH is gebleken dat de Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) van Chemtura B.V. in 2011 wordt geactualiseerd. Want de huidige QRA van het bedrijf is niet meer actueel en de berekeningsvoorschriften voor opslag van verpakte gevaarlijke stoffen zijn per 13 februari 2009 gewijzigd. Naar verwachting zullen de contour van 1% letaal kleiner en de hoogte van het groepsrisico lager zijn dan nu is brekend.
De bestrijdbaarheid van een calamiteit wordt beoordeeld op de aspecten of een rampenscenario te bestrijden is en het gebied voldoende ingericht om bestijding te faciliteren.
In het advies van VrZW is de bestrijdbaarheid van de rampenscenario’s, warme- en koude BLEVE en toxische wolk bij een calamiteit op de N516 en bij Chemtura B.V beschreven. Er wordt per scenario geadviseerd over de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een ramp, hulpverlening en de zelfredzaamheid. In het advies van Brandweer Zaanstad is beschreven of het plangebied qua voorzieningen voldoende ingericht is om bestijding van een ramp te kunnen faciliteren.
Bestrijdbaarheid van een BLEVE scenario op N516
Bij een ongeval op N516 kan een LPG-tankwagen betrokken zijn. Hierbij kan een koude BLEVE of warme BLEVE optreden. Een koude BLEVE is een incident met een tankwagen geladen met LPG, waarbij bijvoorbeeld als gevolg van een aanrijding LPG uitstroomt en vlam vat. Dit gaat mogelijk gepaard met een grote explosie. Een warme BLEVE betreft een zelfde incident als met de koude BLEVE, doch de tank blijft intact en wordt de LPG vloeistof door brand onder de tank opgewarmd. Als de tank na verloop van tijd door de warmte instabiel wordt en de druk van de LPG heel hoog wordt omdat de LPG-vloeistof warm is geworden, scheurt hij plotseling en de hete LPG-vloeistof stroomt naar buiten en gaat door een enorme snelle verdamping over in een zeer grote explosie. De effecten die bij een koude BLEVE en een warme BLEVE op kunnen treden zijn groot. Bij een koude BLEVE ligt de 100% letaliteitsgrens op circa 30 meter. Bij een warme BLEVE ligt de 100% letaliteitgrens op 90 meter. In het plangebied bevinden zich binnen 30 meter geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het gebied heeft de bestemming groenvoorzieningen en verkeersdoeleinden. De dichtstbijzijnde woning ligt op circa 32 meter afstand van N516. Bij een koude BLEVE is geen waarschuwing of evacuatie mogelijk. Het scenario is niet te voorkomen door de hulpdiensten.
De 100% letaliteitsgrens bij een warme BLEVE ligt op circa 90 meter. Binnen deze afstand bevinden zich in het plangebied circa 8 kwetsbare objecten. Een warme BLEVE kan onder bepaalde omstandigheden worden voorkomen door de tankwagen met LPG te koelen en de brand in de omgeving van de tankwagen te blussen.
Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen op N516 heeft Brandweer Zaanstad zich voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad Ongevalbestrijding Gevaarlijke Stoffen. Daarnaast zijn de operationele leiders opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalbestrijding. Bij een warme BLEVE is de opwarmingstijd van de LPG vloeistof afhankelijk van de hoeveelheid LPG die in de tank zit. De hulpverlening richt zich in die periode op het evacueren van mensen en na de ramp met een LPG tankwagen op het helpen van gewonde slachtoffers en het bestrijden van eventuele secundaire branden.
Bestrijdbaarheid van een toxische wolk scenario op N516 of bij Chemtura B.V.
Bij een ongeval op N516 kan een transport met giftige stoffen betrokken zijn. In dit geval kan een tankwagen beschadigd raken waardoor er giftige gassen of vloeistoffen kunnen vrijkomen. Het gevolg is dat er een toxische wolk ontstaat. Het effectgebied van een toxische wolk scenario is afhankelijk van de soort en hoeveelheid vrijkomend product en van de windrichting en -snelheid. De toxische wolk kan zich over het hele plangebied verspreiden.
Hulpdiensten kunnen niet voorkomen dat het giftige gas of vloeistof uit de tankwagen ontsnapt. De hulpverlening richt zich op het veiligstellen van de omgeving en het bestrijden van de giftige wolk. Indien mogelijk wordt de giftige wolk uitgedund met behulp van water(schermen). Het aanleggen van waterschermen kan helpen, maar is echter géén garantie dat de mensen in het plangebied geheel veilig zijn c.q. blijven. De mogelijkheden van de hulpverleningsdiensten zijn in dit scenario sterk afhankelijk van de blootstelling. Afhankelijk van de soort en de concentratie aan giftig gas in de lucht zullen personen door de toxische belasting mogelijk niet meer in staat te zijn om te vluchten. De brandweer zal zich dan richten op het waarschuwen/alarmeren van burgers en redding en ontsmetting van slachtoffers.
Bij een brand in een compartiment bij magazijn van Chemtura B.V. kunnen toxische verbrandingsproducten worden gevormd. Afhankelijk van de windrichting kan het plangebied in het effectgebied liggen. Wanneer één van de scenario’s bij Chemtura zich voordoet zal brandweer Amsterdam-Amstelland inzet vragen aan VrZW. De hulpdiensten van VrZW leveren vooral inspanning voor de effectbestrijding. Deze inzet zal hoofdzakelijk bestaan uit het waarschuwen/alarmeren, het redden, het ontsmetten en het in veiligheid brengen van de slachtoffers.
Opgemerkt wordt dat ingeval van een meeste ongunstig weertype F 1,5, het plangebied Oude Haven in de effectafstand van toxische rookwolk kan liggen. Bij het weertype F 1,5 is de brekende effectenafstand van toxische wolk 4200 meter. Het weertype F1,5 is een conservatieve aanname. Het gemiddelde weertype in Nederland is D5, het neutrale weertype met een windsnelheid van 5 m/s, In het advies van Brandweer Amsterdam-Amstelland is er bij het bepalen van de scenario’s uitgegaan van dit weertype. De grootste effectenafstand van de toxische wolk scenario vanwege een ongeval bij Chemtura bij weertype D5 is 791 meter. Het plangebied Oude Haven ligt dan buiten de effect afstand.
Voor een goede bestrijdbaarheid van een ongeval op N516 of bij Chemtura is het van belang dat het plangebied qua voorzieningen voldoende ingericht is. Hierover is advies gevraagd aan de Brandweer Zaanstad. De brandweer Zaanstad heeft advies uitgebracht over de aspecten bluswatervoorzieningen in het plangebied, bereikbaarheid van het plangebied en de aanrijtijden van de hulpdiensten.
Uit het advies van de Brandweer Zaanstad blijkt dat in het plangebied de primaire bluswatervoorzieningen voor het grootste gedeelte conform de norm is. Alleen de primaire bluswatervoorzieningen (brandkranen) langs de Dr. J.M. den Uylweg zijn onvoldoende. De dichtstbijzijnde primaire bluswatervoorzieningen (3 brandkranen) liggen op circa 157 meter afstand van de rand van de weg. Het bereik van een brandkraan als bluswatervoorziening is 40 meter. Door het ontbreken van brandkranen direct in de buurt van N516 zal de brandweer het open water naast N516, namelijk de Zaan als bluswatervoorziening gebruiken. Het bereik van open water als bluswatervoorziening is circa 200 meter. Hiervoor adviseert de Brandweer het open water in het plangebied als secundaire of tertiaire bluswatervoorziening voor de brandweer te bestemmen. Daarnaast heeft de brandweer in het gebied een opstelplaats voor de brandweer auto nodig om het open water als bluswatervoorziening te kunnen gebruiken.
De bestemmingsomschrijving van water in het plangebied biedt voldoende waarborg om open water in het plangebied als bluswatervoorziening te gebruiken. Verder wordt in overleg met diverse partijen onderzocht naar de planologische en technische mogelijkheden om een eventuele opstelplaats langs N516 ten behoeve van de brandweerauto te realiseren. Omdat deze voorziening nog in onderzoek fase is, wordt deze dan ook niet verder doorvertaald in het bestemmingplan Oude Haven.
Voor een goed bestrijdbaarheid van een ongeval is tevens noodzakelijk dat het plangebied voor een eventueel ongeval in het gebied of op de N516 goed bereikbaar is voor de hulpdiensten. Het plangebied Oude Haven en N516 is in huidige situatie goed bereikbaar voor de hulpdiensten. Indien in de toekomst ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden, zal er vooraf over het aspect bereikbaarheid, aan de brandweer advies worden gevraagd. Verder voorziet de Brandweer, op basis van de huidige situatie, ook geen knelpunten voor wat betreft de aanrij tijden van de hulpdiensten.
Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en vluchten. Het zelfredzame vermogen van een persoon in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om slachtoffers bij een calamiteit te voorkomen. De acties voor het vergoten van de zelfredzaamheid kunnen per scenario verschillend zijn. Het plangebied Oude Haven is voornamelijk bestemd als woongebied; de aanwezigen in het invloedsgebied van de N516 worden als zelfredzaam gezien. Aan de Havenstraat bevindt zich een buurtcentrum, waarvan het personeel en de gebruikers ook als zelfredzaam worden beschouwd. De kinderen aan de school OBS De Voorzaan en het kinderdagverblijf worden als niet zelfredzaam beschouwd. De afstand tussen OBS De Voorzaan (vanaf schoolplein) tot de N 516 bedraagt circa 95 meter en ligt hiermee op voldoende veilige afstand van een ongeval met LPG op de N516. De dichtstbijzijnde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in het plangebied liggen op circa 32 meter afstand van N516.
Wat betreft optreden van een BLEVE scenario op N516 kan men vanuit de woningen, het buurtcentrum en de school via de ontsluitingswegen in de noordelijke richting, zichzelf in veiligheid brengen. In het plangebied zijn voldoende vluchtwegen in de noordelijke richting aanwezig zodat mensen bij een calamiteit op N516 het gebied kunnen ontvluchten.
Uit navraag bij de brandweer Zaanstad is gebleken dat de school inclusief kinderdagverblijf en het buurtcentrum al een ontruimingplan in het kader van hun gebruiksvergunning hebben. In het ontruimingsplan is beschreven, hoe het buurtcentrum en de school inclusief kinderdagverblijf na een interne en een externe calamiteit moet worden ontruimd en welke acties het personeel moet ondernemen om zichzelf en de gebruikers in veiligheid c.q. naar een veilig gebied te brengen.
In geval van optreden van een toxische wolk scenario door een calamiteit op N516 of bij Chemtura zullen aanwezigen in het plangebied via sirenenetwerk door brandweer tijdig worden gealarmeerd. In het plangebied zijn de sirenes goed hoorbaar. Personen in het gebied zijn veilig wanneer ze naar binnen gaan, ramen en deuren sluiten en een eventuele mechanische ventilatie van de woning/het bedrijfsgebouw uitschakelen. Op deze wijze worden personen niet langer blootgesteld aan gevaarlijke stoffen of komen ze slechts in aanraking met een lagere concentratie, de zogenaamde dosisreductie.
In geval van een calamiteit met gevaarlijke stoffen op N516 of bij Chemtura worden mensen in het plangebied door de brandweer snel en juist gewaarschuwd om zichzelf van de effecten van een calamiteit te kunnen onttrekken. Deze taak is ook wettelijk bij de brandweer ondergebracht en is al via procedures en mandaten gewaarborgd.
Met de hierboven aangegeven maatregelen wordt in het plangebied een passend beschermingsniveau geboden.
Op basis van de bovenstaande beschouwing, met inachtneming van de aanwezige maatregelen kan worden geconcludeerd dat er - afgestemd op de situatie in het plangebied - een passend beschermingniveau aanwezig is en mede hierdoor de hoogte van het groepsrisico binnen het plangebied aanvaardbaar kan worden geacht. Verder wordt opgemerkt dat door de vaststelling van het bestemmingplan het groepsrisico van Chemtura en die van N516 niet wijzigt. Want binnen het plangebied zijn er geen nieuwe ontwikkelingen. De nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied zijn met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk. Als gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, moet de omvang van het groepsrisico opnieuw worden bepaald en bij het wijzigen van het groepsrisico de verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden.
In Zaanstad ligt de geurhinder volgens de Zaanpeiling 2009 gemiddeld zo rond de 50%. Uit de Zaanpeiling 2009 blijkt dat voor het plangebied Oude Haven het aantal geurgehinderden als gevolg van de bedrijven ligt op 68%. Binnen het plangebied bevinden zich twee geuremitterende bedrijven. Het betreft een bedrijf uit de levensmiddelenindustrie en een autospuitbedrijf. Buiten het plangebied op circa 100 meter afstand bevindt zich een geuremmiterend bedrijf Exter BV.
Door de geuremitterende bedrijven in en buiten het plangebied is hier sprake van een 18% hogere geurbelasting dan gemiddeld in Zaanstad. In het plangebied is ook geur van de voedingsmiddelenbedrijven langs de Zaan en de bedrijven in het Amsterdamse Havengebied Westpoort waarneembaar.
In de aanpak van de geurbelasting worden bij de bedrijven met een relevante geurverspreiding in het kader van de vergunningverlening Wet milieubeheer ( Omgevingsvergunning) maatregelen ter beperking van de geurverspreiding voorgeschreven. Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurbeperkende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de omgevingsvergunning, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder ook geleidelijk afnemen.
Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor de toekomstige ontwikkeling in het plangebied zal wel rekening moeten worden gehouden met geuremitterende bedrijven binnen en buiten het plangebied.
In de nabijheid van wegen kan sprake zijn van lokale luchtverontreiniging. Deze luchtverontreiniging kan negatieve effecten hebben op de gezondheid. De eisen die aan luchtkwaliteit zijn gesteld, zijn mede ingegeven door Europese regelgeving. De normen van luchtkwaliteit hebben als doel het beschermen van mens en milieu tegen de begatieve effecten van luchtverontreiniging en is dus primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van de mens.
Bij ruimtelijke plannen moet expliciet getoetst en voldaan worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In dit kader is in het milieuonderzoek aandacht besteed aan de luchtkwaliteit met een onderzoek naar concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De luchtkwaliteit wordt in de praktijk bepaald door de achtergrondconcentratie en de bijdragen van verkeer en grote industrieën. (energiecentrales, petrochemie en dergelijke). In het plangebied Oude Haven richt de aandacht zich in hoofdzaak op verkeer.
In het milieuonderzoek is aandacht besteed aan de luchtkwaliteit met een onderzoek naar de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. Uit de berekeningen blijkt dat overal binnen het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden, zoals die zijn opgenomen in de luchtkwaliteitseisen van Bijlage 2 van de Wet milieubeheer. De resultaten voor de luchtkwaliteit zijn verkregen door middel van de Monitoringstool 2010 voor de jaren 2011 en 2020.
De resultaten uit de de Monitoringstool 2010 zijn door middel van de GIS applicatie Geomilieu Analist, versie 1.0, grafisch verwerkt. In het milieuonderzoek zijn de grafische resultaten van de luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied Oude Haven weergegeven voor achtereenvolgens stikstofdioxide en fijn stof voor de zichtjaren 2011 en 2020.
Uit de resultaten voor stikstofdioxide (NO2) blijkt dat voor alle beschouwde jaren en de beoordeelde wegvakken binnen en net buiten het plangebied de concentratie stikstofdioxide lager is dan 35 µg/m³, waardoor wordt voldaan aan de grenswaarde van 40 µg/m³ voor de jaargemiddelde concentratie. Dat wil zeggen, het stikstofdioxide (NO2) concentratie zowel in huidige situatie als in toekomstige situatie voldoet aan de grenswaarden van de Wet.
Uit de resultaten voor fijn stof (PM10) blijkt dat voor alle beschouwde jaren en de beoordeelde wegvakken binnen en net buiten het plangebied de concentratie fijn stof (PM10) lager is dan 25 µg/m³, waardoor wordt voldaan aan de grenswaarde van 40 µg/m³ voor de jaargemiddelde concentratie. Bovendien wordt de grenswaarde voor de 24 uurgemiddelde concentratie nergens meer dan 35 keer per jaar overschreden. Deze overschrijding vindt plaats indien de jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof hoger is dan 32,6 µg/m³. Dat wil zeggen, het fijn stof (PM10) concentratie zowel in huidige situatie als in toekomstige situatie voldoet aan de grenswaarden van de Wet.
De grenswaarden voor benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en koolmonoxide (CO) worden in Nederland niet meer overschreden. De concentraties van deze stoffen zijn in Nederland dusdanig laag, dat een overschrijding van grenswaarden vrijwel zijn uitgesloten. Om deze reden is het luchtkwaliteitonderzoek beperkt tot de beoordeling van de grenswaarde voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), omdat deze de meest kritische componenten in Nederland zijn.
Uit de berekeningen blijkt dat overal binnen het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden, zoals die zijn opgenomen in de luchtkwaliteitseisen van Bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Verder wordt door het bestemmingplan geen verslechtering van de luchtkwaliteit veroorzaakt. Bovendien zal de concentratie van de stoffen in de toekomst afnemen. Met andere woorden zijn er geen aanvullende maatregelen nodig om de luchtkwaliteit in het plangebied te verbeteren.
Het plangebied Oude Haven bestaat uit de Russische Buurt, het Eiland, de Havenbuurt en het bedrijventerrein Houthavenkade. De Russische Buurt en Het Eiland zijn hoofdzakelijk woongebieden. De Havenbuurt bestaat deels uit woningen en deels uit volkstuinen. Tussen de Russische Buurt en de Havenbuurt ligt het bedrijventerrein Houthavenkade.
Binnen het plangebied, met name in de woongebieden bevinden zich slechts op enkele locaties voorzieningen en kleine bedrijvigheid. In het plangebied langs de Hogendijk, Rustenburg, Czarinastraat, en Havenstraat bevinden zich concentraties van bedrijven afgewisseld met woningen. Er is sprake van enige vermenging van functies. Deze gebieden worden daarom als gemengd gebied met functiemenging beschouwd. Gemengde gebieden zijn gebieden met zekere mate van functie menging; verkeerswegen zijn geïntegreerd in de woonstraten en winkelstraten. Er is geen strikte scheiding tussen woon-, winkel-, werk-, en verkeersgebieden. Verder omvat het plangebied het binnenstedelijke bedrijventerrein Houthavenkade. Houthavenkade omvat voornamelijk bedrijfsfuncties.
Algemene toelaatbaarheid
In gemengde gebieden met zekere mate van functiemenging wordt niet gewerkt met richtafstanden. De toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten in het plangebied is gekoppeld aan de “Staat van bedrijfsactiviteiten met functiemenging”, die is gebaseerd op bijlage 4 van de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering” uitgave 2009.
De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in het plangebied wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:
Voor de toelaatbaarheid van de activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
De milieucategorieën in gebieden met functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Naast de bovenstaande randvoorwaarden zijn bij de selectie van de activiteiten volgende criteria gehanteerd.
Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
Voor categorie B gaat het om activiteiten:
Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index; voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).
Voor de zonering van het bedrijventerrein wordt de zonering toegepast op basis van de richtafstandenlijst van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', bijlage 1.
Gebiedsspecifiek
Het plangebied Oude Haven kan worden getypeerd als deels ‘Zaans gemengd gebied’, deels ‘Woongebied’ en een deel als ‘Centrumgebied’. Dat betekent dat Oude Haven in het teken staat van een voor Zaanstad typerende menging van wonen en werken en clustering van bedrijven/voorzieningen. De menging van wonen en werken en clustering van bedrijven/voorzieningen zorgt voor levendigheid en afwisseling, waarbij het milieubeleid gevoerd wordt vanuit het scheppen van kansen en niet het creëren van beperkingen. De vestiging van nieuwe bedrijven in het plangebied Oude Haven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Inrichtingen vergunningenbesluit (Wgh-inrichtingen) als ook vuurwerkbedrijven zijn uitgesloten binnen het plangebied, aangezien deze zich niet verdragen in een gebied dat grotendeels bestaat uit gevoelige en kwetsbare objecten.
Bedrijfsinventarisatie en beoordeling gevestigde bedrijven
Er is een inventarisatie uitgevoerd naar de binnen het plangebied bestaande bedrijven. In bijlage 1.1 van het milieuonderzoek zijn de bestaande bedrijven en andere functies binnen het plangebied vermeld. In bijlage 2 van het milieuonderzoek worden de bedrijven genoemd die buiten het plangebied liggen, maar qua milieubelasting wel van invloed zijn op het plangebied.
Per bedrijf is bekeken of deze bestaande bedrijven passen binnen de gewenste c.q. vigerende bestemming. Indien dit niet het geval is, is bepaald of dit bedrijf wordt weg bestemd, dan wel een maatbestemming krijgt. Dit laatste betekent dat het bedrijf een aparte functieaanduiding krijgt. Indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, dan zal alleen een zelfde bedrijf onder dezelfde condities of een type bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die locatie worden toegelaten. Bedrijven passen niet binnen de bestemming als ze in een hogere categorie zijn ingedeeld dan algemeen toelaatbaar is op de betreffende locatie.
Uit de bedrijvenlijst voor plangebied blijkt, dat 17 bedrijven niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid van het plangebied in verband met de afstand tot de nabijgelegen woningen.Deze bedrijven zijn in het bezit van een actuele milieuvergunning die voldoende waarborgen geeft om de omliggende woningen te beschermen tegen milieubelasting. Hierdoor passen deze bedrijven feitelijk wel binnen de bestemming van het plangebied. Deze bedrijven krijgen een maatbestemming met een aparte functieaanduiding op de plankaart. Het zwaarste bedrijf is een categorie 4.2 bedrijf. Het gaat hier om een bedrijf in tank- en reservoirbouw (GTI/Suez). Echter, de gronden zijn verkocht aan een vastgoedontwikkelaar en momenteel vinden nog slechts kantoorwerkzaamheden plaats. Mogelijk wordt in de toekomst het bedrijventerrein Houthavenkade herontwikkeld. Omdat deze ontwikkelingen nog niet concreet genoeg zijn, is voor het milieuonderzoek uitgegaan van het huidige gebruik en bestemming.
De bedrijven buiten het plangebied vormen op basis van hun actuele milieuvergunning geen belemmering voor het plangebied.
Detailhandel
Binnen het plangebied, vooral in gemengde gebieden is detailhandel in de regel algemeen toelaatbaar. Deze functies zijn niet in de bedrijvenlijst opgenomen
Maatschappelijke en overige voorzieningen
Binnen het plangebied zijn maatschappelijke functies en dienstverlenende functies in de regel algemeen toelaatbaar, maar bij voorkeur langs de doorgaande wegen. Het gaat hierbij onder andere om scholen, kerkgebouwen, kinderdagverblijven, bejaardentehuizen, artsenpraktijken en kantoren. Deze functies zijn niet in de bedrijvenlijst opgenomen.
Voor horecabedrijven wordt gebruik gemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten, zie bijlage 3 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten. Deze maakt onderscheid tussen 3 categorieën:
Binnen het plangebied zijn horecabedrijven behorend tot categorie I volgens de Staat van Horeca-activiteiten, algemeen toelaatbaar. Horecabedrijven binnen het plangebied behorend tot de categorieën II en III worden vanwege de overlast en de directe nabijheid van woningen niet toelaatbaar geacht.
Uit de lijst van bestaande horecabedrijven binnen het plangebied (Milieuonderzoek, bijlage 1) blijkt dat 3 bedrijven niet passen binnen de toelaatbaarheid van het deelgebied in verband met de afstand tot de nabijgelegen woningen. Deze krijgen een aparte aanduiding (maatbestemming). Dit betekent dat, indien het bestaande bedrijf ophoudt te bestaan, alleen een soortgelijk bedrijf of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid op die plek kan worden toegelaten.
Het betreft hier:
Het plangebied bevindt zich geheel buiten het beperkingengebied bebouwing ten aanzien van de aspecten geluid en externe veiligheid vanwege de Luchthaven Schiphol. Op grond van artikel 2.2.2. van het Luchthavenindelingbesluit geldt voor een deel van het plangebied wel een hoogtebeperking voor objecten tot maximaal 150 meter. Dit vormt voor het plangebied geen belemmering.
De kwaliteit van zowel de bodem als het (grond)water, zijn van invloed op de kwaliteit van het woon- en leefkimaat. Wanneer er sprake is van verontreiniging kan dit de volksgezondheid negatief beïnvloeden.
Het plangebied bestaat uit de Russische Buurt, Het Eiland en de Havenbuurt. De Russische Buurt en Het Eiland zijn hoofdzakelijk woongebieden. Ten zuiden van de Russische Buurt is het bedrijventerrein Houthavenkade gelegen. De Havenbuurt bestaat deels uit woningbouw en deels uit volkstuinen.
Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctie
De gemeente is verdeeld in zones van vergelijkbare bodemkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een bodemkwaliteitskaart. Binnen het plangebied zijn twee zones van toepassing. Hieronder volgt een beschrijving van de gemiddelde bodemkwaliteit van de bovengrond (tot 0,5 meter beneden maaiveld). De Russiche Buurt valt in de zone matig verontreinigd met zware metalen, PAK en/of minerale olie. Plaatselijk kunnen echter ook sterke verontreinigingen voorkomen. Het Eiland is in het verleden gesaneerd middels ophoging met een laag schoon zand (zogenaamde leeflaag). Het resterende deel van het plangebied valt in de zone licht verontreinigd. Plaatselijk kunnen echter ook matige tot sterke verontreinigingen voorkomen.
Indien grond wordt toegepast, bijvoorbeeld voor ophoging, aanvulling, versteviging, demping en bouwrijp maken, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben. De minimale kwaliteit van de toe te passen grond is afhankelijk van de locatie waar de grond voor wordt toegepast. Er dient een dubbele toets uitgevoerd te worden. Er moet beoordeeld worden in welke bodemkwaliteitszone en in welke bodemfunctiezone de locatie valt. De strengste eis (meest schone zone) geldt vervolgens als toepassingseis. In de huidige situatie geldt dat binnen het plangebied alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit ‘wonen’. Een uitzondering hierop is het Eiland waarop uitsluitend grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit “achtergrondwaarde”.
Voor de toekenning van bodemfuncties heeft de indeling op gebiedsniveau en niet op perceelniveau plaatsgevonden. De meest actuele versie van de bodemkwaliteitskaart, de bodemfunctiekaart en de toepassingskaart zijn op de website van de gemeente Zaanstad gepubliceerd.
Stedelijke ophooglaag
In het verleden zijn binnen het plangebied plaatselijk sloten gedempt en heeft op veel plaatsen ophoging en versteviging van het maaiveld plaatsgevonden. Als gevolg hiervan is, zoals in grote delen van Zaanstad, sprake van een stedelijke ophooglaag. In het verleden gebeurde dit vaak met verontreinigd materiaal, zoals huishoudelijk, bedrijfs-, bouw- en sloopafval, slakken, sintels en grond. Stedelijke ophooglagen zijn daarom en door het eeuwenlange gebruik van de bodem, verontreinigd met vooral zware metalen en PAK.
Lokale verontreinigingen en saneringen
Op Het Eiland heeft in de jaren '90 een bodemsanering plaatsgevonden. Hierbij is de sterk verontreinigde bovengrond ontgraven en afgevoerd en is op de verontreinigde ondergrond een schone leeflaag van circa 1,4 meter dikte aangebracht. In het grondwater is een lichte restverontreiniging achtergebleven die geen risico's met zich meebrengt.
Ter plaatse van het bedrijfsterrein Houthavenkade is naast de verontreinigde stedelijke ophooglaag ook plaatselijk sprake van verontreiniging met olieproducten in grond en grondwater.
Voor zover bekend leveren de verontreinigingen die in het plangebied aanwezig zijn, geen humane, ecologische of verspreidingsrisico's op. Daarom is het niet noodzakelijk deze verontreinigingen bij het huidige gebruik te saneren.
Op basis van de hierboven genoemde informatie blijkt dat de huidige bodemkwaliteit geschikt is voor de bestaande functies. Er bestaat er in de huidige situatie geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek of sanerende maatregelen. In geval van de aanvraag van een bouwvergunning, grondverzet of een bestemmingswijziging kan het echter wel noodzakelijk zijn aanvullend onderzoek of sanerende maatregelen uit te voeren. Dit moet dan per geval beoordeeld worden. Bij een bestemmingswijziging moet de kwaliteit van de grond in de nieuwe bestemming voldoen aan de maximale waarden die horen bij de functie volgens de bodemfunctiekaart op de betreffende locatie.
Op Het Eiland heeft in de jaren '90 een bodemsanering plaatsgevonden. Hierbij is de sterk verontreinigde bovengrond ontgraven en afgevoerd en is op de verontreinigde ondergrond een schone leeflaag van circa 1,4 meter dikte aangebracht. In het grondwater is een lichte restverontreiniging achtergebleven die geen risico's met zich meebrengt.
Ter plaatse van het bedrijfsterrein Houthavenkade is naast de verontreinigde stedelijke ophooglaag ook plaatselijk sprake van verontreiniging met olieproducten in grond en grondwater.
Voor zover bekend leveren de verontreinigingen die in het plangebied aanwezig zijn, geen humane, ecologische of verspreidingsrisico's op. Daarom is het niet noodzakelijk deze verontreinigingen bij het huidige gebruik te saneren.
Op basis van de hierboven genoemde informatie blijkt dat de huidige bodemkwaliteit geschikt is voor de bestaande functies. Er bestaat er in de huidige situatie geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek of sanerende maatregelen. In geval van de aanvraag van een bouwvergunning, grondverzet of een bestemmingswijziging kan het echter wel noodzakelijk zijn aanvullend onderzoek of sanerende maatregelen uit te voeren. Dit moet dan per geval beoordeeld worden. Bij een bestemmingswijziging moet de kwaliteit van de grond in de nieuwe bestemming voldoen aan de maximale waarden die horen bij de functie volgens de bodemfunctiekaart op de betreffende locatie.
Binnen het plangebied Oude Haven is geen beschermd natuurgebied gelegen. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft geen delen van het plangebied aangemeld en /of aangewezen als Speciale Beschermingszone in de zin van artikel 4 van de Vogelrichtlijn en artikel 3 en 4 van de Habitatrichtlijn. Ook heeft de Nederlandse regering geen delen van het plangebied aangewezen als natuurmonument. Krachtens de Flora- en faunawet strikt beschermde soorten zoals de Noordse woelmuis en de Rugstreeppad kunnen in het plangebied ook niet voorkomen. Deze dieren hebben hun leefgebied in het natte veenweidegebied.
Hieronder volgt een globaal advies gericht op eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied:
Voor wat betreft het verwijderen van vegetaties wordt in het kader van de Ffwet geadviseerd bomen en struiken altijd te controleren op de aanwezigheid van vogelnesten, vogels in hun winterslaapplaats en vleermuizen (holle bomen). Vegetaties kunnen het beste verwijderd worden buiten het broedseizoen, d.w.z. grofweg van augustus tot maart. Geadviseerd wordt in alle jaargetijden na te gaan of er (beschermde) planten of dieren als kleine zoogdieren en amfibieën in het te verwijderen groen aanwezig zijn.
Binnen het plangebied kunnen wel geschikte daken aanwezig zijn die bijzonder geschikt zijn als verblijfsgebied voor vogels. Bij sloop, renovaties en dakherstel wordt geadviseerd aan broedplaatsen van Gierzwaluwen, maar ook aan de eventuele aanwezigheid van vleermuizen, aandacht te schenken. Deze diersoorten vallen onder een strikt beschermingsregime van de Ffwet. Sloop of renovatie van gebouwen waarin mogelijk Gierzwaluwen nestelen, dient bij voorkeur niet te worden uitgevoerd van begin april tot half augustus, de broedperiode van deze vogelsoort. Ook andere broedende vogelsoorten zijn overigens beschermd. Het opzettelijk vestoren van broedende vogels is krachtens de Ffwet verboden en er kan geen ontheffing voor worden verkregen. Vleermuizen kunnen bijna het gehele jaar in spleten van bomen of in spouwmuren van gebouwen voorkomen. Aanbevolen wordt in een vroegtijdig stadium van de planning van sloop- of renovatiewerkzaamheden vast te stellen of er vleermuizen in het gebouw zitten. Indien een vleermuisverblijf wordt aangetroffen, kan het beste gewacht worden met de aanvang van de werkzaamheden tot de vleermuizen hun zomer- dan wel winterverblijf hebben verlaten. In het algemeen is de meest geschikte periode om werkzaamheden uit te voeren van half augustus tot eind oktober. Voor het verstoren van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen is een ontheffing nodig.
Het bestemmingsplan Oude Haven is in hoofdzaak conserverend van aard. Dat wil zeggen dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn, die ten koste kunnen gaan van de (mogelijk) aanwezige natuurwaarden. Mochten zich in de toekomst ontwikkelingen voordoen, moet een zogenaamde quick scan onderzoek worden uitgevoerd. Het doel van de scan is na te gaan welke (potentiële) natuurwaarden er in en nabij het plangebied aanwezig (kunnen) zijn.