direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijven Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301

Toelichting

procedure

Planfase   B&W   Raad   Beroep  
voorontwerp   17-07-2012      
ontwerp   19-02-2013      
vaststelling     04-07-2013    
beroep        

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

In 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders het "Actualiseringsplan bestemmingsplannen 2007-2016" vastgesteld. De bedoeling hiervan is om in het licht van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening te komen tot een dekkend netwerk van actuele, meer toekomstgerichte bestemmingsplannen van maximaal 10 jaar oud.

In dit kader past de actualisering van de bestemmingsplannen voor de gronden langs het Noordzeekanaal tussen de Provincialeweg en Zijkanaal D in een nieuw bestemmingsplan. Dit nieuwe bestemmingsplan is bestemmingsplan Bedrijven Zuid genoemd. Er gelden voor het gebied op dit moment een zevental bestemmingsplannen.

Het bestemmingsplangebied Bedrijven Zuid kent de volgende deelgebieden.

  • 1. HoogTij
  • 2. Westerspoor
  • 3. Oud Zaenden
  • 4. Zuiderhout

Elk deelgebied heeft een aantal specifieke kenmerken en een eigen schaal van te verwachten veranderingen en ontwikkelingen.

1.2 Plangebied

Het gebied wordt globaal begrensd door:

  • de gemeentegrens in het Noordzeekanaal (zuidgrens)
  • de westgrens in het midden van Zijkanaal D
  • noordgrens van west naar oost: Nauerna; dijksloot langs de Overtoom van natuurgebied de Reef; ten oosten van Lexion langs de erven van woningen aan de Veldweg; de zuidgrens van de woonwagenlocatie Ringweg; Ringweg en Albert Heijnweg
  • oostgrens: westkant Provincialeweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0001.jpg"

1.3 Planvorm

Het doel van het bestemmingsplan is om een planologisch/juridisch kader te vormen voor het behouden en versterken van de bedrijfsfunctie en om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Het bestemmingsplan heeft als uitgangspunt daar waar mogelijk globaal, flexibel en toekomstgericht te bestemmen. Globaal, toekomstgericht en flexibel bestemmen betekent inspelen op de ontwikkelingen die de komende 10 jaar worden verwacht en het bestemmingsplan zo inrichten dat deze zonder ingewikkelde procedures mogelijk zijn. Desondanks is op onderdelen een specifieke regeling noodzakelijk.

1.4 Vigerende regelingen

Voor het plangebied vigeren thans de volgende bestemmingsplannen:

  • Bedrijvenpark Westzanerpolder (gemeenteraad 27 juni 2002; GS 28 jan. 2003 en 22 febr. 2005)
  • Koepelbestemmingsplan geluidszone 'Bedrijvenpark Westzanerpolder' (Gemeenteraad 27 juni 2002; GS 24 sept. 2002)
  • Westerspoor zuid (Gemeenteraad 29 sept.1994: GS 18 april 1995)
  • Uitbreidingsplan gemeente Zaandam (in Hoofdzaak) (Gemeenteraad 25 maart 1930; GS 14 jan.1931)
  • Houtveld I (Gemeenteraad 13 febr. 1973, GS 26 mrt 1974, Kroon 28 febr. 1975)
  • Zuiderhout (Gemeenteraad 26 juni 1997, GS 27 jan. 1998)
  • Koepelbestemmingsplan Schiphol (Gemeenteraad 19 okt. 2006, GS 28 nov. 2006)

Deze bestemmingsplannen worden deels geheel, deels gedeeltelijk door het voorliggende bestemmingsplan vervangen.

Dit bestemmingsplan heeft geen invloed op de bij koepelbestemmingsplan 'geluidszone Bedrijvenpark Westzanerpolder' geluidszone.

1.5 Opzet van de toelichting

De toelichting behorende bij een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing voor de in de planregels en op de verbeelding opgenomen bestemmingen en regels. De toelichting is hiertoe als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele analyse wordt een beschrijving gegeven van ruimtelijke en functionele invulling van het plangebied. Daarin komen onder meer de stedenbouwkundige invulling van het gebied en de verkeersstructuur aan de orde.

Hoofdstuk 3 Beleidskader geeft een globale beschrijving van voor het plangebied relevant beleid.

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geeft het beleidskader weer op thema.

In hoofdstuk 5 Uitgangspunten worden de knelpunten beschreven die in het gebied voorkomen en wordt zo mogelijk een oplossing geboden. Wanneer beleid en de ruimtelijke en functionele analyse niet met elkaar overeenkomen, kan bijvoorbeeld sprake zijn van een knelpunt waarvoor in het bestemmingsplan een oplossing gevonden moet worden.

In hoofdstuk 6 Milieuaspecten beschrijft de resultaten van de voor het bestemmingsplan relevante en uitgevoerde onderzoeken.

Hoofdstuk 7Wateraspecten beschrijft de watertoets.

Hoofdstuk 8 Beschrijving bestemmingsregeling bevat de juridische plantoelichting. Daar waar de planregels toelichting behoeven is in dit hoofdstuk een uitleg van de juridische regeling gegeven.

Hoofdstuk9 Uitvoerbaarheid geeft in paragraaf 9.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid" aan dat er geen inspraak wordt gehouden en geeft in paragraaf "9.2 Economische uitvoerbaarheid" een economische onderbouwing van de in het plan opgenomen ontwikkelingen.

Hoofdstuk 10 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro tenslotte, geeft de resultaten van het overleg met diverse instanties en instellingen in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele analyse

2.1 Geschiedenis van het plangebied

Het landschap van de Zaanstreek werd gevormd in het Holoceen. Na de laatste ijstijd, vanaf 5000 v Chr. komt de land- en bodemvorming in westelijk Nederland op gang doordat zich een duidelijke kustlijn ontwikkeld. Achter de door de zee opgeworpen duinenrij droegen Rijn, Maas en Schelde bij aan een rijke delta. Het landschap kreeg (tot ca. 1000 n.Chr) haar vorm door een gelijktijdig proces van veenvorming, zee-invloeden en invloeden vanuit rivierstromen. De Zaan is een erfenis uit deze periode.

Rond het jaar 1000 begon men het natte veenweidegebied, dat ontstaan was inde luwte van duinen en strandwallen, te ontginnen. Er werden sloten gegraven voor turfwinning en afvoer van het water. Het verkregen land werd gebruikt voor akkerbouw. Er ontstond een slotenpatroon dat tot op de dag van vandaag terug te vinden is. Dorpen als Westzaan, Assendelft en Krommenie ontstaan in deze periode. Door stijging van het water verdween de akkerbouw en werd het land omgezet in weiland. Om het land te beschermen tegen overtollig water werden er dijken gebouwd langs omliggende wateren, waaronder de Zaan. Windmolens pompten het overtollige water uit de polder.

Aan deze dijken ontstonden dorpen zoals Zaandijk en Koog aan de Zaan. De Noorder–IJ en Zeedijk ontstond in deze periode.

Pas halverwege de 20e eeuw krijgen de verschillende buitendijkse industriegebieden hun vorm met een veel rigidere structuur dan de meer landschappelijk gerelateerde stedenbouw en architectuur van de binnendijkse gebieden. Vooral na de Tweede Wereldoorlog komt de vestiging van grote bedrijven op gang.

In het gebied Zuiderhout werden de Bruynzeelfabrieken gevestigd. Het bedrijventerrein Westerspoor-Zuid is van jongere datum. In de Westzanerpolder wordt op dit moment het hoogwaardige bedrijventerrein HoogTij gerealiseerd.

2.2 Structuur van het plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid is onder te verdelen in meerdere deelgebieden:

  • HoogTij
  • Westerspoor
  • Oud Zaenden
  • Zuiderhout

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0002.png"

2.2.1 HoogTij

Inleiding

Het deelgebied HoogTij wordt globaal begrensd door het Noordzeekanaal in het zuiden, het Zijkanaal D aan de westkant, de Overtoom aan de noordkant en het Zijkanaal E aan de oostkant. Het grootste deel van dit deelgebied bestaat uit het bedrijventerrein HoogTij. De delen van het deelgebied die hier niet toe behoren worden overwegend conserverend bestemd.

In de Westzanerpolder wordt het bedrijventerrein HoogTij gerealiseerd. Het bedrijvengebied is nu in ontwikkeling en er hebben zich al diverse bedrijven gevestigd. Ook is een deel van de openbare ruimte al aangelegd en ingericht. Het in 2002 vastgestelde bestemmingsplan Bedrijvenpark Westzanerpolder biedt de juridische basis voor deze ontwikkeling. Het gebied krijgt uiteindelijk een omvang van 100ha netto, waarvan zo'n 27ha wordt ontwikkeld als haventerrein. Er is bouwvergunning verleend voor de realisatie van een kade van ruim 900 m langs het Noordzeekanaal.

HoogTij is een belangrijke schakel in het realiseren van het Masterplan Noordzeekanaalgebied, dat voorziet in het beschikbaar maken van voldoende 'natte' en 'droge' bedrijfsterreinen van hoge kwaliteit in de regio. Deze kwaliteit moet ook in de toekomst behouden blijven. Vandaar dat de gebiedsvisie voor het bedrijventerrein onder meer een uitwerking heeft gekregen in een bebouwingsleidraad.

Sinds 2002 is nog maar een klein deel van HoogTij tot ontwikkeling gekomen. Uitgangspunten voor een aantal deelgebieden zijn gewijzigd (bijvoorbeeld wegens eisen van waterstaatkundige aard). Tevens is de organisatorische opzet van HoogTij (grondeigenaren, ontwikkelende partijen, vergunningverlener etc.) gewijzigd.

Deze zaken hebben ertoe bijgedragen dat er door de gemeente gewerkt wordt aan het opnieuw opstellen van de bebouwingsleidraad. De insteek hierbij is het in grote lijnen aansluiten op ruimtelijke kwaliteitseisen die in de bestaande bebouwingsleidraad reeds zijn benoemd. Het motto is daarbij “sturen op de ruimtelijke kwaliteit waar het moet” en “loslaten waar het kan”. Waar aan de randen van de deelgebieden onverkort wordt ingezet op het realiseren van een kwalitatief ruimtelijk beeld, wordt er aan de “binnenkant” van de deelgebieden meer losgelaten.

Parallel aan het herijken van de bebouwingsleidraad wordt deze zelfde werkwijze toegepast in het nieuwe bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0003.jpg"

Ruimtelijke structuur

Kenmerkend voor het gebied is de opstrekkende verkaveling zoals die karakeristiek is voor het veenweidegebied in de Zaanstreek. Verder is het verschil tussen de twee landschapstypen, veenweidelandschap en Noordzeekanaalgebied, karakteristiek. De oude zeedijk geeft op een markante wijze de begrenzing ertussen aan.

De Westzanerpolder wordt getypeerd door drie elementen: de eenheid van de polder, de lijnvormige structuur van de dijken en knooppunten van verschillende verbindings(vaar)wegen.

Een ander landschapskenmerk is dat de horizon in elke richting wordt getekend door stedelijke bebouwing en industrievestigingen. Vooral het vrije zicht vanaf de dijken biedt een gevarieerd zicht op het veenweidelandschap in noordelijke richting en het bedrijvenlandschap met grote voorbij varende zeeschepen in zuidelijke richting.

Kenmerkend is het bakvormig uiterlijk van de open, door hoge dijken omsloten polder, een karakter dat qua uiterlijk en met name maatvoering afwijkt van het oude veenontginningslandschap ten noorden van de polder. Deze sluit aan bij de maatvoering van het Noordzeekanaal dat gelijktijdig met de polder ontstond. Forse dijklichamen vormen de civieltechnische randen van het plangebied, dat geheel voor agrarische doelen werd ontwikkeld in heldere noord-zuid gerichte, ca. 80 m brede, kaarsrechte landbouwkavels. De bebouwing beperkte zich op een enkele boerderij in de polder na, tot de strook langs de Overtoom.

Tegenwoordig wordt het hart van de polder oost-west doorsneden door de Westzanerweg die in het westen en oosten via markante bruggen de zijkanalen D en E kruist.

In het noorden wordt de polder over de gehele lengte van ca. 2 km begrensd door de oude zeedijk van het ingepolderde Binnen IJ. Deze dijk, op enkele verbijzonderde plekken in het verleden doorgebroken, is samen met de parallel daaraan lopende Veldweg in het noordoostelijk deel van het plangebied aan weerszijden bebouwd met kleinschalige woningbouw. Soms in hout en Zaans groen (Westzaan-Zuideinde). De dikwijls geschakelde laagbouwhuizen aan de Veldweg bezitten vaak diepe achtertuinen die grenzen aan een omvangrijk volkstuingebied (ca. 300 x 40 m) dat met verbrede sloten de enige buffer vormt naar het bedrijventerrein.

In het oosten vormt de dijk langs Zijkanaal E de harde grens van de polder. Dit deel van het plangebied ligt sterk in de invloedssfeer van de stad Zaandam, waar nu en in de toekomst de meeste mensen vandaan komen. Het beeld van het Zijkanaal zelf wordt beheerst door de bebouwing aan het Zuideinde, het silhouet van Zaandam met hoogbouw en vele bedrijfspanden in de naastgelegen Zaandammerpolder waaronder het omvangrijke complex van de oude vuilverbrandingsinstallatie. Vanaf een weg onder aan de dijk langs het Zijkanaal is vanaf de Overtoom de Westzanerpolder toegankelijk. Aan die zijde zijn onder andere een poldergemaal, volkstuinen en woningen gesitueerd.

De dijk langs Zijkanaal D markeert de westgrens van het plangebied. In de aangrenzende Nauernasche polder wordt het beeld bepaald door de afvalstort. Rondom de schutsluis bestaat nog een duidelijk contrast tussen groen en rood, tussen bebouwing en landschap. De polder grenst in het zuiden aan het Noordzeekanaal met, vanaf de kruin van de dijk, een weids uitzicht op havens, schepen en indrukwekkende gebouwen aan de overzijde.

Ruimtelijke randvoorwaarden

De volgende randvoorwaarden worden gesteld aan de ruimtelijke inrichting:

  • Het bestaande contrast tussen de op het Noordzeekanaal gerichte IJ-polders en het veenweidegebied met de kwaliteit als open agrarisch gebied met een belangrijke groene waarde voor de omliggende stad dient te worden versterkt. Hierbij scheidt de oude zeedijk beide landschappen en is van groot belang voor de ontwikkeling van een stevige en duurzame landschapsstructuur;
  • De bedrijvenfunctie in de Westzanerpolder dient zodanig te worden vormgegeven, dat de polder zich onderscheidt van de andere IJ-polders langs het Noordzeekanaal. De oriëntatie in het gebied is door verdichting achteruit gegaan, maar de zijkanalen D en E met aanliggende dijken markeren de overgang van de ene naar de andere polder;
  • De Overtoom (Noorder IJ- en Zeedijk) als autonoom en vrijliggend element dient herkenbaar te blijven door middel van het realiseren van een brede bufferzone, omdat de waarde van het dijklichaam in cultuurhistorisch, recreatief en visueel landschappelijk opzicht groot is;
  • Om het contrast aan de westkant tussen groen en rood, tussen bebouwing en landschap niet te verstoren moet nieuwe bedrijfsbebouwing op afstand van de Nauernasche Sluis en/of uitwateringsduiker teworden gerealiseerd;
  • In de planontwikkeling zal de weg onder aan de dijk langs het Zijkanaal E aangesloten moeten worden op de Westzanerweg om de nauwe doorgang op de Overtoom/ Westzanerdijk naar de Hoofdtocht te ontlasten. Nieuwe bestemmingen in dit deel van het plangebied zullen enerzijds moeten inspelen op de invloedsfeer van Zaandam (eventueel publieksaantrekkend) en anderzijds rekening houden met de woonfunctie in Westzaan;
  • Aandacht voor de als kwaliteit benoemde aanwezige landschappelijke elementen (kavelpatroon, openheid). Met name de kwaliteit van de randen van de polder dient te worden behouden. Tevens aandacht in het ontwerp voor het tot uitdrukking brengen van de eigenheid van de Westzanerpolder als modern en duurzaam bedrijventerrein;
  • Op het gebruik afgestemde groenvoorzieningen. Teneinde de bedrijven goed in te passen dient de bedrijvenrand een diffuus en kartelig karakter te hebben, het natuurlijke beeld van de buffer niet te domineren en de woonomgeving van Veldweg en Nauerna dient visueel voldoende te worden gescheiden van de bedrijven.
  • De dijken langs het Noordzeekanaal dienen een aantrekkelijke locatie voor de recreant te blijven vormen:
  • De waarde van het brakke watersysteem dient uitdrukking te krijgen in het plan.

2.2.2 Westerspoor

Dit bedrijventerrein wordt begrensd door Zijkanaal E, het Noordzeekanaal en het Schiethavenkanaal. Aan de noordzijde wordt het terrein begrensd door het gevarieerde en overwegend kleinschalige gebied rondom de Westzanerdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0004.jpg"

Elementen hoofdstructuur

Westerspoor heeft een aantal belangrijke interne en doorlopende ruimtelijke dragers. Deze zijn bepalend zijn voor de ruimtelijke hoofdstructuur en de beleving daarvan. Ze verdelen het bedrijvengebied globaal in vijf grótere deelgebieden en enkele kleine gebiedjes. Het gaat om de volgende planelementen.

  • De Hoofdtocht (& Albert Heijnweg). Dit is de hoofdontsluitingsweg van waaruit alle verschillende onderdelen van het bedrijventerrein bereikbaar zijn. Het vormt grotendeels de ruggengraat van het gebied en deelt dit in noord-zuidrichting in tweeën. De bebouwing richt zich over het algemeen op deze weg, maar (nog) niet overal optimaal. Tot voor kort (2008) was het ook de enige doorgaande verbinding door het gebied naar het westen toe, richting Beverwijk. Met de aanleg van de Zuidelijke Randweg is dat niet meer het geval.
  • Het dijklichaam tegenover en evenwijdig aan de Ducaatstraat. Deze groene dijkzone deelt het bedrijvengebied in oost-westrichting doormidden en loopt door langs de noordoostelijke bedrijvenrand. Het vormt daar een buffer tussen de bedrijven en het woongebied rond de Westzanerdijk. De dijkzone is een gevolg van de fasering bij de inpoldering van dit buitendijkse gebied. Het oostelijk deel is als eerste ontwikkeld en heeft een wat hogere ligging.
  • De spoorzone. Deze vormt vooral een barrière waardoor het gebied rond de Gerrit Bolkade langs het Schiethavenkanaal ruimtelijk wat geïsoleerd ligt ten opzichte van de rest van dit bedrijvengebied. Door het kanaal ligt dit gebied fysiek ook gescheiden van deelgebied Zuiderhout.
  • De zuidelijke randweg, inclusief de verbinding naar de Hoofdtocht. Dit is de belangrijkste, recentelijk tot stand gekomen, doorgaande verbinding door het gebied tussen oost- en west. De zuidelijke randweg loopt grotendeels langs de zuidrand van het gebied langs het Noordzeekanaal, waarmee deze rand meer een voorkant en een zichtlocatie is geworden. Ook aan de oost- en aan de westkant van Westerspoor, zijn er als gevolg van de ruimtelijke en inpassing van de weg meer bedrijfspercelen die nadrukkelijker in het zicht komen te liggen. Hierbij gaan tevens wat kleinere gebiedjes ontstaan, maar is er op korte afstand van Zijkanaal E ook een extra groene noord-zuiddrager gemaakt tot aan de nieuwe rotonde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0005.jpg"

Morfologische opbouw en verkaveling

Het bedrijventerrein heeft in zijn totaliteit niet een geheel eenduidige en samenhangende structuur. Er is een verschil tussen de gebiedsdelen aan weerszijden van het eerder genoemde dijklichaam.

Het westelijke deel heeft een vrij duidelijke opbouw en structuur. Er is sprake van een opbouw in schaal en stedelijkheid vanaf het Westzanerdijkgebied in de richting van het Noordzeekanaal. Dicht bij de Westzanerdijk is de korrelgrootte van de bebouwing over het algemeen klein en is de bouwhoogte relatief laag. In zuidelijke richting, aan de andere zijde van de Hoofdtocht, wordt de bebouwing hoger en steviger. Daarbij is er overwegend een noord-zuidgerichte kavelstructuur. Het profiel van de Hoofdtocht heeft een heldere en ruime opbouw en de bebouwing kenmerkt zich door een samenhangend beeld. De bebouwing is sterk gericht op deze weg.

Het oostelijke deel heeft een dergelijke eenduidige opbouw veel minder. De overgang naar het Westzanerdijkgebied wordt vooral gemaakt door een groene buffer en een beperkte bouwhoogte aan de noordzijde van de Hoofdtocht. Verder is in deze noordelijke bedrijvenzone veel meer differentiatie in maat, schaal en kavelrichting, maar zonder dat er sprake is van een leidend thema in de verkavelingstructuur. Het gebied is erg gefragmenteerd. Dat geldt in principe ook enigszins voor de andere zijde van de Hoofdtocht. Er is dan ook een veel minder herkenbaar en samenhangend ruimtelijk beeld langs de Hoofdtocht in dit deel van het gebied. Beeld- en structuurbepalend zijn vooral enkele grote uitgiftes, met name in het middengebied. De distributiecentra van Albert Heijn en Aldi zetten sterk de toon. Oostelijk van deze grote uitgiftes is er wel een wat meer samenhangende verkaveling van gebogen straatjes, vooral aan de zuidzijde van de Hoofdtocht (de “Tochten”), doorlopend tot aan de Thomassenhaven.

Het bedrijvengebied langs het Schiethavenkanaal is langgerekt van vorm en heeft met een lange noord-zuidstraat wel weer een duidelijke opbouw. Bijzonder is, dat het meest noordelijke deel van deze zone grenst aan de Albert Heijnweg en daarmee aan de stadsentree van Zaandam-west. Hier bevinden zich ook nog enkele woonfuncties, in de vorm van enkele woonboten. Het zuidelijk deel grenst aan de Zuidelijke randweg, de andere gebiedsentree.

De bedrijvenstrook tussen de Albert Heijnweg en de Houtveldweg vormt stedenbouwkundig niet echt een onderdeel van het bedrijvengebied Westerspoor-zuid. De entree van Westerspoor-zuid ligt ruimtelijk bij het kruispunt Hoofdtocht-Albert Heijnweg. De betreffende bedrijvenstrook, in het bijzonder het noordelijke deel, ligt ruimtelijke direct aan de hoofdentree van Zaandam-West. De strook heeft ter plaatse een groen karakter met veel bomen.

2.2.3 Oud Zaenden

Het bedrijventerrein Oud Zaenden is een klein terrein gelegen tussen Zuiderhout en de Provinciale Weg. Op het terrein zijn diverse bedrijven gevestigd waarvan de grootste een betonbedrijf en een bedrijf in bouwstoffen zijn.

Het gebied heeft een grootschalige uitstraling door de aanwezige grote silo’s van het betonbedrijf. Er is sprake van veel buitenopslag wat het gebied een rommelig aanzicht geeft.

2.2.4 Zuiderhout

Het bedrijventerrein Zuiderhout is 7 hectare groot en wordt begrensd door het Noordzeekanaal in het zuiden, het Schiethavenkanaal aan de westkant, Oud Zaenden aan de noordkant en de Provinciale Weg aan de oostkant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0006.jpg"

Het gebied wordt door de Zuidelijke Randweg (ZRW) verdeeld in een noordelijk en zuidelijk deel. In Zuiderhout Zuid zijn in de zuidwestelijke hoek grootschaliger industriële bedrijven gevestigd, zoals Norit (chemische sector) en Pontmeijer (op- en overslag van hout) en een grote bouwmarkt. In de strook tussen Pieter Ghijssenlaan en Provinciale Weg bevinden zich meer perifere grootschalige winkels als bouwmarkten en een kleine meubelboulevard.

De meest zuidelijke strook van Zuiderhout Zuid, langs het Noordzeekanaal heeft een meer diverse invulling. Langs de Hemkade en Pieter Ghijsenlaan bevinden zich hier een aantal rijtjes grondgebonden woningen. Aan de Zaanderhorn bevinden zich op dit moment een aantal gedoogde woonwagens.

Meer naar het westen is een grootschalig horecabedrijf gevestigd. Verder westelijk bevinden zich nog een aantal volkstuinen en wat kleinschalige bedrijvigheid.

Over het algemeen is er een ruimtelijke opbouw zichtbaar van grootschalige gebouwen in het westen van het gebied en langs de ZRW naar kleinschaliger volumes langs de Provinciale Weg en langs het Noordzee Kanaal.

Ten noorden van de ZRW is Zuiderhout Noord gelegen. Langs de Pieter Ghijssenlaan bevinden zich autobedrijven, (grootschalige) meubelzaken, andere perifere detailhandelsvestigingen (PDV) en aan de Pieter Ghijsenlaan ook een aantal bedrijven met bovenwoning. De structuur van dit gebied is gedifferentieerd. Vooral grootschalige panden zijn aanwezig met wisselende beeldkwaliteit. In de openbare ruimte ontbreekt het vooral aan een eenduidige inrichting. In het noorden van het gebied bevinden zich rond het water van de “Houtkom” een aantal nautisch geörienteerde bedrijven.

Rond de nieuwe ontsluiting van het gebied, de “Stormhoek” bevindt zich het deel van Zuiderhout Noord dat van oudsher hoofdzakelijk bij het bedrijf Bruynzeel in gebruik is geweest. Op dit moment is er veel dynamiek in het gebied waarbij bestaande panden een nieuwe invulling krijgen en nieuwbouw wordt gepleegd. Voor dit gebied zijn de nota’s Stedebouwkundige Randvoorwaarden Zuiderhout-Noord en Beeldkwaliteitplan Zuiderhout-Noord vastgesteld.

De structuur en het beeld van dit gebied wordt hoofdzakelijk bepaald door de grootschalige voormalige panden van Bruynzeel. Uitgangspunt voor herontwikkeling van dit gebied het behoud van deze karakteristieke industriële panden.De panden zijn als gemeentelijk monument aangewezen.

2.3 Groen- en waterstructuur

Het bedrijventerrein is onder te verdelen in 4 deelgebieden. Voor elk van de deelgebieden wordt hieronder ingegaan op de groen- en waterstructuur.

HoogTij

Het huidige beeld van HoogTij wordt vanwege het feit dat het gebied nog maar deels ontwikkeld is nog sterk bepaald door de oorspronkelijke agrarische uitstraling van de Westzanerpolder met haar openheid. Kenmerkend zijn de omringende groene dijkranden van het gebied met de daarachter gelegen waterstructuren en de watergangen die aan weerszijden de Westzanerweg begeleiden.

Bij verdere ontwikkeling van het gebied zal er midden in het gebied, haaks op de Westzanerweg, een park worden ontwikkeld. Aan de noordkant van het gebied is reeds deels een ecologische zone aangelegd.

Westerspoor

Groen en water zijn voornamelijk gelegen in de buitenranden van het gebied en langs de ruimtelijke gebiedsdragers zoals het dijklichaam, de Hoofdtocht, de Zuidelijke Randweg. Verder is er een concentratie van (openbaar) groen rond de Abert Heijnweg bij de entree van West. Langs de Hoofdtocht wordt het groenbeeld vooral bepaald door bomen, en in het westelijke deel ook door water. In de bedrijvenzones zelf is maar in zeer beperkte mate sprake van groen.

Oud Zaenden

Op het terrein is vrijwel geen groen aanwezig afgezien van wat bomen her en der langs het water. Het terrein wordt aan drie zijden omsloten door water.

Aan de westkant van het terrein is een kade aanwezig waar overslag van grondstoffen ten behoeve van het betonbedrijf plaatsvindt. De ontsluiting van het terrein geschied vanaf de Provinciale Weg via een klein stuk weg (Oud Zaenden) waar vanaf de bedrijven worden ontsloten.

Zuiderhout

Het gebied wordt gekenmerkt door weinig groen. Uitzonderingen worden gevormd door het groen rond de oude blusvijver in Zuiderhout Noord en de groene rand langs het Noordzeekanaal. In de meest zuidwestelijke hoek is een groen gebied aanwezig dat echter meer een soort restruimte betreft.Het gebied wordt aan drie zijden omsloten door water. Dit is echter slechts op een beperkt aantal plekken ervaarbaar, zoals bijvoorbeeld aan de Hemkade. De Provinciale Weg, die het gebied aan de oostkant begrensd heeft aan de kant van Zuiderhout slechts een matig groen profiel door de hier aanwezige grasbermen. De oostkant van de Povinciale Weg heeft een groenere uitstraling vooral ter hoogte van het naastgelegen gebied van het Hembrugterrein.

2.4 Functionele structuur

2.4.1 Bedrijvigheid

Het totale gebied is in totaal ongeveer 330 ha groot en er zijn ca. 640 bedrijven gevestigd met 6100 arbeidsplaatsen.

De 4 deelgebieden hebben elk een eigen karakter voor wat betreft de bedrijven die daar gevestigd zijn dan wel zich kunnen vestigen.

HoogTij

HoogTij is een nieuw, hoogwaardig en duurzaam bedrijventerrein. Het heeft een omvang van 100 ha waarvan 27 ha wordt ontwikkeld als haventerrein. Daartoe wordt langs het Noordzee Kanaal een kade van 950 meter gerealiseerd. HoogTij is m.n. gericht op op- en overslag en kadegebonden bedrijvigheid, industrie, handel en logistiek. Ook zal er een justitiële inrichting worden geopend op HoogTij.

Momenteel telt het terrein 340 werkzame personen. Naar verwachting neemt het aantal banen de komende jaren sterk toe.

Westerspoor

Het bedrijventerrein Westerspoor is een relatief jong bedrijventerrein van 155 ha. Veruit de grootste werkgevers op dit terrein zijn te vinden in de sector handel, distributie en vervoer (m.n. de distributiecentra van Albert Heijn en Aldi). Naast deze grootschalige logistieke activiteit zijn er op Westerspoor veel midden- en kleinbedrijven te vinden, uit sectoren als de metaal- en electro- industrie, de grafische industrie, de bouw en de chemie (toeleveranciers aan de voedingsmiddelenindustrie). Met ruim 4.300 werknemers biedt Westerspoor een zeer belangrijke concentratie van werkgelegenheid. De bereikbaarheid van dit terrein is aanzienlijk verbeterd door de aanleg van de Zuidelijke Randweg en is verder toegenomen door de verbreding van de Dr. J.M. den Uylbrug.

Zuiderhout en Oud Zaenden

Het bedrijventerrein Zuiderhout is 73 ha groot en er werken circa 1350 personen. Op dit terrein was voorheen Bruynzeel gevestigd. Inmiddels is het terrein van Bruynzeel op Zuiderhout-Noord grotendeels herontwikkeld. Hier is een concentratie aan PDV, zoals Loods 5, Karwei, Vrijbuiter, autoshowrooms en tuincentrum zijn gevestigd. Naar verwachting wordt het winkelaanbod in de toekomst verder versterkt. IKEA heeft in maart 2013 het grootste deel van het nog te transformeren gebied aangekocht.

In het zuidwestelijke deel van het terrein zijn belangrijke industriële bedrijven gevestigd, zoals Norit (chemische sector) en Pontmeijer (op- en overslag hout).

Het bedrjiventerrein Oud Zaenden ligt in het noordelijk deel, dichter naar het centrum van Zaandam. Op dit terrein is nu de Betonmortelcentrale en Van Klaveren Transport gevestigd. Het grenst aan het water, waar door de bedrijven ook veel gebruik van wordt gemaakt.

2.4.2 Wonen

Met het karakter van het plangebied hangt samen dat er op beperkte schaal wordt gewoond. Alleen in Zuiderhout in de directe nabijheid van het Noordzeekanaal staan een 25-tal woningen. Verspreid langs Pieter Ghijssenlaan en Gerrit Bolkade, aan de Ducaatstraat en langs de rand van HoogTij zijn een aantal bedrijfswoningen.

Langs de Zijkanalen D en E en het Schiethavenkanaal liggen in totaal ongeveer 30 woonschepen.

Aan het Zaanderhorn staan een aantal woonwagens. Het betreft hier een overgangs- en uitsterfsituatie die niet positief bestemd is.

2.4.3 Voorzieningen

Doordat er in het plangebied nauwelijks wordt gewoond, zijn er ook weinig voorzieningen. Er zijn geen winkels die voorzien in de dagelijkse levensbehoeften. Evenmin zijn er maatschappelijke voorzieningen.

2.4.4 Horeca

In het plangebied bevinden zich twee grote discotheken, Lexion en North Sea Venue. Daarnaast liggen er verspreid in het gebied een aantal snackbars. Loods 5 en Hornbach hebben een kleinschalig bedrijfsrestaurant. Langs de Zuiderijke Randweg zijn een Mcdrive en een Kentuckeyfriedchicken gevestigd.

2.4.5 Toerisme en recreatie

Door het plangebied lopen een aantal recreatieve fietsroutes (zie verder onderdeel 2.6)

De dijk langs het Noordzeekanaal wordt, voorzover openbaar toegankelijk, niet alleen tijdens Sail voor recreatieve doeleinden gebruikt. Een aantal grootschalige detailhandelsvestigingen is nationaal bekend en biedt Zuiderhout aantrekkingskracht als recreatief winkelgebied.

Zijkanaal D is van belang voor de watersport. Recreatietoervaarders leggen hier aan om te wachten op de doorgang door de sluis naar de Nauernasche Vaart. Het gebied is daarmee een knooppunt in het waterroutenetwerk.

Verder zijn er in het plangebied achter de woningen aan de Veldweg volkstuinen gelegen.

 

2.5 Infrastructuur

2.5.1 Verkeer

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0007.jpg"

De centrale as door het gebied is de Zuidelijke Randweg (ZRW). De ZRW heeft de functie gebiedsontsluitingsweg, om de bedrijven en industrie in het gebied aan te sluiten op de hoofdwegenstructuur (A7, A8, A9 en A10) en te verbinden met de omliggende kernen. Deze weg sluit in het westen aan op de N246 bij de rotonde Buitenhuizen en in het oosten op de provinciale weg N203 en de Den Uylweg N516. Het aandeel vrachtverkeer op deze as is relatief hoog.

Daarnaast zijn ook de Hoofdtocht, de Albert Heijnweg en de Houtveldweg aangewezen als gebiedsontsluitingswegen, die het noordoostelijk deel van het gebied ontsluiten. De overige wegen in het gebied takken aan op deze gebiedsontsluitingswegen en zorgen daarmee voor de toegankelijkheid van de bedrijventerreinen.

Een goede bereikbaarheid en ontsluiting van de bedrijven via de gebiedsontsluitingswegen is belangrijk voor het economisch functioneren van het gebied.

De ZRW is geopend in januari 2009. Op basis van recente telgegevens uit 2010 t/m 2012 is PROZA geactualiseerd voor zowel de huidige als de toekomstige situatie voor 2023, waarbij rekening is gehouden met de meest recente ontwikkelingen in het plangebied en de regio.


Als gevolg van de komst van de ZRW zijn de intensiteiten op de Albert Heijnweg gedaald, maar zullen in de toekomst weer iets stijgen. Ook op het westelijk gedeelte van de Hoofdtocht is een daling van de intensiteit waar te nemen. Op de ZRW door Zuiderhout zal de etmaalintensiteit in 2023 circa 36.700 mvt per etmaal bedragen (nu 13.000), op de ZRW door het Westerspoor 11.000 mvt en op de Westzanerweg door Hoogtij 12.700 mvt.

2.5.1.1 Aanpassingen in de infrastructuur

Grote aanpassingen aan de infrastructuur, in en om het plangebied worden alleen voorzien op Zuiderhout-Noord en de Provincialeweg ten behoeve van de ontsluiting van Zuiderhout-Noord en Hembrugterrein.

Tweede ontsluiting

Ten behoeve van de ontwikkelingen op Zuiderhout-Noord is een tweede ontsluiting noodzakelijk. De gemeente Zaanstad heeft flinke ambities met de ontwikkeling van het gebied Zuiderhout-Noord tot een hoogwaardig retailgebied. De invulling van het gebied is nog niet volledig bekend. Een goede bereikbaarheid van het gebied is essentieel voor het creëren van een goed vestigingsklimaat. Het realiseren van een goede bereikbaarheid is daarmee noodzakelijk gezien de ambitie en de te verwachten ontwikkelingen.

De invulling van de ambitie van de gemeente Zaanstad met betrekking tot Zuiderhout zal hoe dan ook zorgen voor meer verkeer. Ook als de IKEA er niet komt, maar andere partijen zich vestigen in het gebied die passen bij de ambitie van de gemeente, zal de verkeersbelasting in het gebied toenemen. Om dit extra verkeer soepel af te wikkelen zijn maatregelen noodzakelijk. Het betreft hier zowel de interne wegen op Zuiderhout-Noord, een extra aansluiting op de Provincialeweg als maatregelen op de toeleidende wegen. Als deze maatregelen niet worden genomen, wordt het gebied slecht bereikbaar, vooral op zaterdagen.

Op dit moment is Zuiderhout-Noord per auto te bereiken vanaf de Bruijnzeelweg bij de Pieter Ghijsenlaan en via de ovatonde bij de Stormhoek. Bij de Pieter Ghijsenlaan kunnen automobilisten alleen het gebied inrijden, hier kan men het gebied niet verlaten.

De ovatonde is de enige volwaardige aansluiting van het gebied. Door de komst van de IKEA en de verdere ontwikkeling en invulling van het gebied zal de ovatonde met extra (verkeers)druk te maken krijgen. De ovatonde heeft onvoldoende capaciteit om te kunnen blijven functioneren bij de verwachte verkeersvraag. Er ontstaan dan wachtrijen (lange reistijden) en opstoppingen (files), naar verwachting vooral rondom de ovatonde. (bron: Herziene verkeerverkenning Zuiderhout-Noord)

Een goede verkeersafwikkeling van de ovatonde is niet alleen van belang voor Zuiderhout-Noord. De ovatonde is een schakel in ontsluiting van zuidelijk Zaandam waarmee de ontsluiting wordt gegarandeerd voor o.a. Hoogtij, Hembrugterrein, Inverdan en Achtersluispolder. Een knelpunt op de ovatonde kan terugslaan op de Zuidelijke Randweg die over de ovatonde loopt en heeft daarmee gevolgen voor het functioneren van de hele route.

De gewenste invulling van het gebied kan alleen wanneer er twee volwaardige aansluitingen zijn. Een tweede aansluiting geeft ook meer flexibiliteit in het geval van werkzaamheden of calamiteiten in of rondom het gebied.

Een tweede aansluiting is te realiseren door de Stormhoek door te trekken naar de Provincialeweg ter hoogte van de Renault-dealer. Het aankopen van de grond en het slopen het gebouw van de Renault-dealer is hiervoor noodzakelijk.

Er zijn drie varianten onderzocht voor het creëren van een tweede volwaardige aansluiting. De drie onderzochte varianten zijn de volgende:

  • A. Variant Stormhoek: Stormhoek rechtstreeks doortrekken op de Provincialeweg via het terrein van de Renault-dealer langs de Pieter Ghijsenlaan.
  • B. Variant noordzijde Pieter Ghijsenlaan: de Pieter Ghijsenlaan t.h.v. Oud Zaenden aansluiten op Provincialeweg.
  • C. Variant over het water naar Oud Zaenden: via de noordzijde van de IKEA-gebied een directe verbinding over het water maken met de kruising Oud Zaenden - Provincialeweg - Houthavenkade.

Variant A (de Stormhoek kan worden doorgetrokken naar de Provincialeweg via het terrein van de Renault-dealer aan de Pieter Ghijsenlaan) scoort het beste op het gebied van afwikkeling van het verkeer en heeft de voorkeur van de onderzochte varianten.

Van deze variant wordt een zodanige herverdeling van de verkeersstromen in het gebied verwacht dat evenveel verkeer via de noordelijke aansluiting zal rijden als via de beide zuidelijke aansluitingen samen. Hierdoor zal de ovatonde ook tijdens het zaterdagmiddagpiekuur zal blijven functioneren.


afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0008.jpg"


 


Aansluiting Stormhoek - Provincialeweg - Pieter Ghijsenlaan

Beide weergegeven kruisingen zijn geregeld met verkeerslichten.

Rotonde kruising Stormhoek - Bruinzeelterrein

Niet alleen een tweede aansluiting is noodzakelijk, ook aan de interne infrastructuur moet het nodige gebeuren, zodat het verkeer zich ook binnen het gebied soepel kan verplaatsen.

De kruising Stormhoek - Bruinzeelterrein moet gronding worden aangepakt zodat het verkeer de nieuwe vestiging van IKEA goed kan bereiken. Hier wordt een rotonde gerealiseerd. Op het deel tussen de rotonde en de Pieter Ghijsenlaan wordt een extra afslag richting de IKEA gerealiseerd om de rotonde niet onnodig te belasten.


afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0009.jpg" Rotonde kruising Stormhoek - Bruinzeelterrein

2.5.2 Parkeren

Door het karakter van het gebied zal veel vrachtverkeer hier zijn bestemming vinden. Conform de gemeentelijke Parkeernota zijn voor het gebied specifieke parkeernormen van toepassing. De normen zijn meer niet gebaseerd op vierkante meters maar op de bezoekersintensiteit van de verschillende formules.

Bedrijven volgens de bouwverordening in principe verplicht zijn om parkeer- en laad- en losvoorzieningen op eigen terrein te realiseren, zowel voor vrachtverkeer als personenverkeer. In de parkeernota is aangegeven wanneer hier van mag worden afgeweken.

2.5.3 Openbaar vervoer

Momenteel rijden in het gebied diverse lijndiensten. Al deze lijndiensten hebben het station van Zaandam als begin- of eindpunt en hebben een halfuursfrequentie. De lijndiensten zorgen voor een ontsluiting van de bedrijven per openbaar vervoer, waarna ze op station Zaandam kunnen overstappen op de trein of andere buslijnen.

Bij een uitbreiding van de bedrijvigheid, met name op HoogTij, is het denkbaar dat het aanbod van openbaar vervoer toeneemt. Ook door vervoermanagement van bedrijven kan het aanbod van openbaar vervoer toenemen.

2.5.4 Fiets

Langs de Albert Heijnweg, de Houtveldweg en een gedeelte van de Hoofdtocht zijn fietspaden aanwezig. De Overtoom ten noorden van HoogTij is vooral een recreatieve fietsroute. De Houtveldweg en de Westzanerdijk (ten noorden van het gebied) zijn voor fietsers momenteel de belangrijkste toegangswegen tot het gebied.

Door de Stadsregio Amsterdam is het traject tussen de Den Uylweg en de Hoofdtocht opgenomen als een regionale route, die nog een ontbrekende schakel vormt in het regionale fietsnetwerk.

De Fietsnota heeft de route vanaf de Den Uylweg via de Hoofdtocht naar de Westzanerdijk en de Overtoom benoemd als onderdeel van het fietsplusnetwerk. De Albert Heijnweg, Houtveldweg, Hoofdtocht, Ringweg en Overtoom behoren tot het primaire fietsnetwerk.

De nieuwe aansluiting van Zuiderhout Noord op de Provincialeweg kruist het gemeentelijke snelfietspad, waar ruim 3100 fietsers per dag gebruik van maken. Fietsers langs de Provincialeweg zullen tijdens de brede ochtendspits nauwelijks hinder ondervinden van een extra VRI, simpelweg omdat het bezoekersverkeer van Zuiderhout Noord dan nog niet op gang is gekomen. Verder vallen de pieken van het autoverkeer niet samen met de middagspits van het fietsverkeer. Dit neemt niet weg dat er een periode valt te benoemen waarin de hinder zich het sterkst manifesteert, tussen 13:00-16:00 uur. Extra voorzieningen voor de fiets worden vormgegeven door prioriteit voor de doorgaande fietser, waar mogelijk en in ieder geval in de ochtendspits.

2.5.5 Verkeersveiligheid

In het gebied bevinden zich geen blackspots, blijkt uit het Verkeersveiligheidsplan (2009). Wel zijn er vier aandachtslocaties benoemd op de route van de Albert Heijnweg naar de Westzanerweg. Deze knelpunten zijn door de aanleg van de ZRW en de reconstructie van de Hoofdtocht opgelost.

2.5.6 Ondergrondse infrastructuur

In het plangebied liggen in de grond netwerken van kabels en leidingen voor water, elektriciteit, gas, telecommunicatie, televisie, riolering, drainage en afvalwatertransport. Bij deze kabel- en leidingnetwerken behoren onder- en bovengrondse installaties en bouwwerken zoals transformatoren, gasstations, elektriciteitskasten, telefoonkasten, KPN en NUON huisjes. De kabels en leidingen, installaties en bouwwerken zijn eigendom van de kabel- en leiding beheerders (KLB).

Ruimte voor ondergrondse infra

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied worden door de gemeente voorwaarden gesteld aan de openbare ruimte die de KLB kunnen gebruiken en de ontwikkelaar moet verstrekken voor de aanleg van de voorzieningen (zie technische voorwaarden Zaanstad).

Bij alle ontwikkelingen in Zaanstad draagt de gemeente de zorg voor de verdeling van de boven en ondergrondse openbare ruimte. In voetpaden, fietspaden, wegen en bermen wordt ruimte gereserveerd voor kabels en leidingen. De definitieve locatie van de kabels en leidingen wordt bepaald in overleg met de netbeheerders.

Kabels en leidingen op de verbeelding

Op de verbeelding worden alleen de aardgastransportleidingen met een bedrijfsdruk van 20 bar of hoger en de hoogspanningsleidingen van 150-380 kV aangegeven. Hier is voor gekozen, omdat bij deze leidingen de externe veiligheid een rol speelt. Dergelijke leidingen komen niet in het plangebied voor.

Vanwege het belang van een adequate afvoer van afvalwater is wel de afvalwatertransportleiding /rioolpersleiding op de verbeelding aangegeven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van het ruimtelijk relevante beleid voor de gemeente Zaanstad en specifiek voor het plangebied. Dit beleidskader vormt de basis voor eventuele ontwikkelingen in het plangebied en is een onderbouwing van de beleidskeuzes die zijn gemaakt.

3.1 Rijk

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende nota's, zoals;

  • De Nota Ruimte
  • De Structuurvisie Randstad 2040
  • De Nota Mobiliteit
  • De MobiliteitsAanpak
  • De Structuurvisie voor de Snelwegomgeving

Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR staan de plannen van het rijk voor ruimte en mobiliteit. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. De provincies en gemeenten krijgen in het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Hierbij valt te denken aan bevoegdheden op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Het rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028);

  • 1. De concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • 2. Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze doelen zijn vervolgens uitgewerkt in (gebiedsgerichte) nationale belangen en opgaven.

Zaanstad is gelegen in het gebied noordwest-Nederland en maakt daarin onderdeel uit van de Metropoolregio Amsterdam. Opgaven van nationaal belang in dit gebied, voor zover zij Zaanstad betreffen, zijn;

  • Verbetering van de bereikbaarheid van de Metropoolregio Amsterdam (voornamelijk aan de noordkant van Amsterdam en op termijn de achterlandverbinding naar het oosten);
  • Het ruimtelijk mogelijk maken van de Zaan-IJ-oevers in Amsterdam (binnenstedelijke gebiedsontwikkeling: ontwikkelen aantrekkelijk woon-werkmilieu) samen met andere overheden;
  • Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma), het behouden van het kustfundament, het verbeteren van het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer (Natura 2000) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma's Kust, IJsselmeergebied en Waddengebied van het Deltaprogramma;
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV);
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herrijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden.

De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. Schiphol is de belangrijkste vestigingsplaatsconditie voor internationale bedrijven, hoofdkantoren en kenniswerkers en cruciaal voor het aantrekken van bedrijfsfuncties op het gebied van research & development, sales en logistiek voor vrijwel alle topsectoren in Nederland (waaronder de creatieve sector rond Amsterdam/Brainport Zuidoost-Nederland, de zakelijke dienstverlening in het cluster Zuidas en de topsector Life Sciences & Health). Naast de Mainport Schiphol dragen de Zeehavens Amsterdam, de luchthaven Lelystad en de economische sectoren handel en logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening (waaronder vooral de Zuidas), Agro & Food (Zaanstreek en Greenport Noord Holland Noord), ICT (Amsterdam is de op een na grootste internetexchange van de wereld) en nieuwe media, de creatieve industrie en flowers en foods (Greenport Aalsmeer en opkomende Greenport Noord Holland Noord), bij aan de sterke internationale positie.

Te midden van de stedelijke en economische dynamiek bevinden zich rondom het stedelijke gebied enkele unieke cultuurhistorische waarden. Het rijk beschermt de werelderfgoedgebieden (De Beemster, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie) ruimtelijk door voor te schrijven dat ruimtelijke ontwikkelingen de kwaliteiten van deze werelderfgoederen moeten behouden of versterken.

Voor Zaanstad worden op de kaart behorende bij de Structuurvisie de volgende nationale belangen en aandachtspunten aangegeven:

  • stedelijke regio met topsectoren;
  • gebiedsontwikkeling Zaan-IJ-oevers;
  • verbetering bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam;
  • de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden;
  • 20ke Geluidscontour van Schiphol;
  • (nieuw) hoogspanningsverbinding
  • Cultureel erfgoedgebied;
  • (inter)nationaal hoofdwegennet

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0011.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0012.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0013.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0014.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0015.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0016.jpg"

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat algemene regels van de rijksoverheid waarmee de nationale belangen juridisch worden vastgelegd. De regeling is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale verordeningen. Het Barro is in gedeelten in werking getreden (30 december 2011 en 1 oktober 2012).

In het Barro zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

  • Grote rivieren,
  • kustfundament,
  • defensieterreinen,
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde,
  • rijksvaarwegen,
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
  • elektriciteitsvoorziening,
  • ecologische hoofdstructuur en
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament en
  • enkele specifieke gebieden zoals de Mainport Rotterdam en de Waddenzee.

Niet alle onderwerpen en specifieke gebieden zijn voor Zaanstad relevant voor bestemmingsplannen. Mogelijk van belang voor Zaanse bestemmingsplannen zijn:

  • de bepalingen met betrekking tot Rijksvaarwegen: er moet rekening gehouden worden met een vrijwaringzone rondom het Noordzeekanaal en met eventuele belemmeringen voor bijvoorbeeld de doorvaart van schepen, zichtlijnen en het uitvoeren van beheer en onderhoud.
  • bepalingen met betrekking tot reserveringsgebieden rondom hoofdwegen en landelijke spoorwegen in Zaanstad en regels met betrekking tot belemmerende activiteiten in die reserveringsgebieden.
  • bepalingen ten aanzien van de elektriciteitsvoorziening en specifiek de hoogspanningsverbinding Beverwijk-Oostzaan-Diemen
  • bepalingen omtrent de wezenlijke kenmerken en waarden van de in de provinciale verordening vastgelegde gebieden in de ecologische hoofdstructuur en de regels voor de bescherming daarvan.

Tot slot is de stelling van Amsterdam aangewezen als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde. Als kernkwaliteiten wordt het volgende genoemd:

  • 1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, laatnegentiende-eeuwse en vroegtwintigste-eeuwse hydrologische en militairlandschappelijke geheel, bestaande uit:
    - een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam;
    - sluizen en voor- en achterkanalen;
    - de forten, liggend op regelmatige afstand, voornamelijk langs dijken;
    - inundatiegebieden;
    - voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied);
    - de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;
  • 2. Relatief grote openheid;
  • 3. Groene en relatief stille ring rond Amsterdam.

3.1.3 Regels omtrent Schiphol

Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied van het Luchthavenindelingsbesluit van de rijksoverheid. De aanwezigheid van de luchthaven binnen de regio heeft voor het bestemmingsplan dan ook geen gevolgen. Het Lib geef een bouwhoogtebeperking van 150 meter voor een bepaald gebied aan. Het onderhavige bestemmingsplan is gelegen in dit gebied waarvoor een bouwhoogtebeperking van 150 meter geldt.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:

  • het behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;
  • het behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en recreatieve en toeristische voorzieningen;
  • bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
  • ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

De provinciale ruimtelijke verordening (PRSV) is gelijk vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied, regels met betrekking tot detailhandel op bedrijventerreinen en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw.

Op 15 november 2011 heeft GS ingestemd met een wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur en provinciale ecologische verbindingszones.

Het plangebied behoort tot het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in de PRSV.

3.2.3 Beleidskader Wind op Land

Provinciale Staten heeft op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land.

Onder voorwaarde van herstructurering en participatiemogelijkheden voor omwonenden kan binnen strikte ruimtelijke kaders binnen de polder Wieringermeer ruimte worden geboden voor een beperkte groei in opgesteld vermogen.

Buiten het windgebied Wieringermeer respecteert de provincie de bestaande planologische rechten. Solitaire windturbines en lijnopstellingen mogen worden vervangen door windturbines met dezelfde afmetingen en een evenredig vermogen.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Visie Noordzeekanaalgebied 2040

De visie wordt in alle raden van gemeenten langs het Noordzeekanaal en in de staten van Noord-Holland de Visie Noordzeekanaalgebied 2040 ter vaststelling aangeboden.

De Visie Noordzeekanaalgebied is erop gericht om met het Noordzeekanaalgebied (NZKG) een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan het verbeteren van de internationale concurrentiepositie van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en daarmee ook aan de regionale en nationale economie. In de Visie Noordzeekanaalgebied 2040 worden beleidswijzigingen uitgezet voor de toekomst van het Noordzeekanaalgebied, waaronder de zeehavens en bedrijfsterreinen. Deze beleidswijzigingen concentreren zich op:

  • het mogelijk maken van een overslaggroei tot 125 miljoen ton;
  • het eerst intensiveren van het huidige bestaande havenareaal;
  • het op de lange duur doorvoeren van verduurzaming en innovatie wat moet leiden tot terugdringen van de geluidscontouren;
  • ruimte bieden aan activiteiten die een toegevoegde waarde voor de regio hebben;
  • het ruimtelijk als milieukundig mogelijk maken van nieuwe vormen van (hoog-) stedelijk wonen en werken;
  • het centraal in het werkgebied van de haven situeren van zwaar milieuhinderlijke bedrijven;
  • het bij uitbreiding of verplaatsing van havenactiviteiten rekening houden met het aangrenzende gebied;
  • het monitoren van de ontwikkelingen in het gebied.

De kanaalzone in Zaanstad is een aangesloten bedrijvengebied voor zowel natte als droge bedrijfsfuncties. Op Hoogtij kunnen zich ondernemingen in de zwaardere milieucategorieën vestigen, ook haven- en kadegebonden.

In de MRA is gezien de voorziene woningbehoefte ook een marktvraag voor het realiseren van hoogstedelijke woon- en werkmilieus. De gebieden rond Zaan en IJ buiten dit bestemmingsplangebied bieden hier op de lange termijn goede kansen gezien de ligging aan water en de nabijheid van Amsterdam.

In de Visie Noordzeekanaalgebied wordt voorzien dat zowel een toeneming van de intensivering van het gebruik van bedrijfsterreinen als een voortgaande verstedelijking langs de randen van het Noordzeekanaalgebied te zijner tijd een verkennende studie naar de bereikbaarheidsproblematiek vergt.

De cultuurhistorie van het gebied wordt beter zichtbaar gemaakt door het koppelen van recreatieve ontwikkelingen aan de verschillende cultuurhistorische elementen. Tevens worden historische structuren als de IJ-dijken en de Stelling van Amsterdam dragers van een recreatieve doorlopende routing

Er komt op korte termijn een aanpassing van de geluidszonering Westpoort om zowel de beoogde groei van de haven als om verstedelijking mogelijk te maken zonder verplaatsing van havenbedrijvigheid. Op verzoek van de betrokken gemeenteraden wordt de provincie gevraagd de planologische procedure van een Provinciaal InpassingsPlan te voeren om zowel de geluidszones van Westpoort als Hoogtij aan te passen. Het bestaande haventerrein kan optimaal geïntensiveerd worden om een groei naar 125 miljoen ton overslagcapaciteit mogelijk te maken, waarbij de beschikbare geluidruimte niet beperkend is.

3.3.2 Uitvoeringsstrategie Platform bedrijven en kantoren (Plabeka)

Binnen de Metropoolregio Amsterdam zijn in 2011 afspraken gemaakt om de vraag en het aanbod van werklocaties (bedrijventerrein en kantorenlocaties) beter op elkaar af te stemmen. Hiertoe moet in de deelregio Zaanstreek Waterland het aantal hectares bedrijventerrein worden teruggebracht met ongeveer 60 hectare. Deze ruimte wordt vooral gevonden door een deel van het Hembrugterrein niet meer te bestemmen als bedrijventerrein, en door de transformatie van binnenstedelijke bedrijventerreinen. Voor het bedrijventerrein binnen het plangebied heeft dit beleid geen gevolgen.

3.4 Gemeentelijk beleid

Voor het bestemmingsplan zijn met name de volgende beleidsnota's van belang. Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

3.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de raad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.

Zaanstad heeft geen uitbreidingsmogelijkheden. Na de huidige uitbreidingen voor wonen en werken, kan alleen nog binnen bestaande stedelijke contouren gebouwd worden. Mede daarom bevat de structuurvisie een ambitieuze milieudoelstelling met het terugdringen van het aantal milieubelaste woningen (60.000) tot de helft in 2020.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0017.png"


Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

'Zichtbaar Zaans' biedt het beleidsmatige en juridische kader voor de ruimtelijke ontwikkeling van Zaanstad. De structuurvisie onderscheidt verschillende gebiedstyperingen en -profielen. De gebiedstyperingen en -profielen zijn een leidraad voor ontwikkeling, vernieuwing en/of uitbreiding.

Het overgrote deel van het bestemmingsplangebied heeft de gebiedstypering Werkgebied. De profielen zijn: bedrijventerrein voor het grootste deel, havengerelateerd/ industrie voor het gebied HoogTij onder de Westzanerweg en gemengd werkgebied voor Zuiderhout. Daarnaast is de groenstructuur langs de dijk als Natuurgebied getypeerd en dwars door HoogTij loopt het profiel Parken.

3.4.1.1 Havengerelateerd/ industrie

De Ruimtelijke Structuurvisie omschrijft het profiel Havengerelateerd/industrieel als volgt:

  • Gebiedskenmerken

Dit profiel wordt gekenmerkt door grootschalige bedrijven en een functionele inrichting van de terreinen. Het bevindt zich langs het Noordzeekanaal en grenst voor een deel ook aan dit vaarwater. Hierdoor is er ook plaats voor havengebonden bedrijvigheid. In het profiel is plaats voor bedrijvigheid van categorie 3 tot en met categorie 5. Deze zware profielcategorie maakt lichte bedrijvigheid en woningbouw, ook bedrijfswoningen niet mogelijk.

  • Openbare ruimte

Vanwege de zware bedrijvigheid is (externe) veiligheid een belangrijk onderwerp. Bij de bereikbaarheid ligt de nadruk op vervoer over water en de (vracht)auto. De openbare ruimte is functioneel ingericht. Inrichting en materiaalgebruik moeten passen bij het intensieve gebruik door zware voertuigen. Er moet aandacht zijn voor de positie van het langzaam verkeer in de openbare ruimte. Het is mogelijk om delen van de openbare ruimte in beheer te geven van aan derden door middel van parkmanagement

  • Functies

Een arbeidsintensiteit van 25-35 arbeidsplaatsen per hectare is hier haalbaar. Bij herstructurering/ontwikkeling is het belangrijk dat deze bedrijven worden geclusterd om de hinder tussen bedrijven te beperken en mogelijkheid te creëren, dat deze bedrijven elkaar onderling kunnen versterken.

3.4.1.2 Bedrijventerrein

Dit profiel wordt omschreven als:

  • Gebiedskenmerken

De schaal van dit profiel is kleiner dan het voorgaande profiel. Zoveel mogelijk wordt gestreefd naar een themagerichte invulling van de terreinen. In het profiel worden in beginsel bedrijven tot en met milieucategorie 4 of 5 toegestaan, al dan niet met maatbestemming. Er zal naar worden gestreefd om door middel van inwaartse zonering de hinder van de bedrijven te beperken tot de begrenzing van het betreffende bedrijventerrein zelf.

  • Openbare ruimte

De inrichting is functioneel. Ook hier ligt de nadruk op de bereikbaarheid met de (vracht)auto. Voor bedrijventerreinen die aan binnenhavens of het water zijn gelegen is vervoer over water een belangrijke opgave. Ook hier wordt de openbare ruimte vooral functioneel ingericht. Voor de inrichting gelden dezelfde uitgangspunten als bij de havengerelateerde en lichtindustriële bedrijventerreinen.

Bij herstructurering ligt de nadruk op intensief ruimtegebruik in combinatie met geclusterd parkeren. Daarnaast is het een opgave om de inrichting van de openbare ruimte in combinatie met water en groen aantrekkelijker en representatiever te maken. Uitgangspunt hierbij is recreatief gebruik en 'pauzegroen'.

  • Functies

De terreinen bieden mogelijkheden voor een dichtheid van ongeveer 35-45 arbeidsplaatsen per hectare.

3.4.1.3 Gemengd werkgebied

Dit profiel wordt omschreven als:

  • Gebiedskenmerken

Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid; dienstverlening en kantoren zijn beperkt toegestaan. Perifere Detailhandel (PDV), maakt deel uit van dit profiel. Dit is alleen toegestaan in Zuiderhout en in het zuidelijke deel van Noorderveld. Binnen dit profiel is, afhankelijk van de geschiktheid van de locatie, ook woningbouw mogelijk. Milieu, bereikbaarheid en nabijheid van voorzieningen zijn bepalend voor de aanwezigheid van woningen. Bedrijven tot en met categorie 3 zijn toegestaan, terwijl ook hier sprake is van een inwaartse zonering. Er is extra aandacht voor representatieve bebouwing en een zorgvuldig materiaalgebruik.

  • Openbare ruimte

De openbare ruimte dient hier als een verbinding tussen de diverse functies. Daarbij kan de ruimte dienen ter clustering van diverse activiteiten, bijvoorbeeld door de realisatie van verschillende pleinen. De openbare ruimte moet zowel functioneel als ruimtelijk afgestemd zijn op de bedrijfstypen, die zich in het gebied bevinden. Zo krijgt een gebied met kantoorachtige bedrijfsruimten een geheel andere inrichting dan bijvoorbeeld een gebied met perifere detailhandel. De bereikbaarheid is nog hoofdzakelijk op de auto gericht, maar door de ligging meer nabij het stadscentrum is ook het openbaar vervoer een goede optie. Daarnaast is de bereikbaarheid per fiets goed. Bij herstructurering ligt de nadruk op de mogelijkheid om de inrichting van ruimtes in combinatie van water en groen aantrekkelijker en representatiever te maken. Uitgangspunt hierbij is recreatief gebruik en 'pauzegroen'.

  • Functies

Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid, waarbij gedacht wordt aan 55-65 arbeidsplaatsen per hectare. Bij herstructurering ligt de nadruk op het behouden van de huidige arbeidsplaatsen. In oudere bedrijfspanden tijdens (en soms ook na) het transitieproces ruimte bieden aan diverse creatieve en startende ondernemers (broedplaatsen).

3.4.1.4 Natuurgebied
  • Gebiedskenmerken

Dit profiel maakt deel uit van een landelijke en ook regionale opgave. Het maakt deel uit van de Ecologische Hoofd Structuur, Natura 2000 en deels van een speciale beschermingszone op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Daarnaast vallen hieronder enkele belangrijke ecologische verbindingen. Voor het deel binnen de gemeentegrenzen van Zaanstad staan behoud en ontwikkeling van natuur- en ecologische waarden voorop. In de randen is beperkte bebouwing aanwezig. Deze bebouwing komt overeen met het profiel lint. In delen van het ‘stil natuurgebied’ moet het in de toekomst mogelijk zijn om de natuur meer te beleven. Het voornaamste middel hiervoor is het verbeteren van de toegankelijkheid, waarbij vooral gedacht wordt aan de toegankelijkheid te voet, per fluisterboot, kano en schaats. Op diverse plaatsen kunnen, afhankelijk van de aanwezige natuurwaarden, extra fietspaden worden aangelegd langs of door het natuurgebied. Toegankelijkheid wordt ook bevorderd door het geven van meer informatie, door bijv. bezoekerscentra in te richten, eventueel gecombineerd met fluisterboot- en kanoverhuur. Samenwerking met de verantwoordelijke gebiedsbeheerder Staatsbosbeheer is onontbeerlijk. Een natuurkampeerterrein bevordert de bekendheid van veenweidegebieden. In de randen is beperkte bebouwing aanwezig. Deze bebouwing komt overeen met het profiel lint.

3.4.1.5 Parken
  • Gebiedskenmerken

Naast de parken vallen ook de begraafplaatsen en volkstuinen binnen dit profiel. Samen vormen ze een belangrijk onderdeel van het groenblauwe netwerk in de stad. Het zijn de binnenstedelijke recreatiegebieden. De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde en de beleving van grootschalig groen in de stad. Het beleid is gericht op het multifunctionele
gebruik van de grotere parken door een verantwoorde mix van recreatie, educatie en natuurbeleving. Door de individualisering van sport zullen parken steeds meer gebruikt gaan worden door individuele sporters.

  • Openbare ruimte

Het verbinden van deze binnenstedelijke groene ruimtes onderling en met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden versterkt de ecologische kwaliteit van de stad. Bij herstructurering is de opgave het verhogen van de gebruikswaarde van de grotere parken. Het behouden van het authentieke karakter van de kleinere oude stadsparken is een belangrijke opgave.

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema's. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Bedrijvigheid

4.2.1 Economische structuurvisie

De gemeentelijke Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De ESV richt zich op de versterking van de perifere bedrijventerreinen door te stellen dat deze terreinen een helder profiel moeten hebben, waarbij de economische functies voorrang hebben. Dit in tegenstelling tot kleine binnenstedelijke bedrijventerreinen waar vormen van menging van wonen en werken kunnen worden toegestaan.

Voor de perifere terreinen (zoals Bedrijven Zuid) betekent dit vooral dat er voldoende ruimte (fysieke maar ook milieuruimte) moet blijven bestaan voor bedrijven die vanuit milieu-overwegingen niet op kleine afstand gemengd kunnen worden met woningen.

De Economische Structuurvisie (met uitvoeringsagenda) is door de raad op 7 juni 2012 vastgesteld

4.2.2 Bedrijven in woonhuizen

Vanwege de woningen binnen het plangebied (aan de Dorpsstraat en de Nauernasche Vaart), is voor het plangebied ook relevant welk beleid Zaanstad voert voor bedrijven in woonhuizen.

Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen is vastgelegd in een bijlage bij het door de gemeenteraad op 29 januari 1988 vastgestelde Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening. Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo'n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal eenderde van de vloeroppervlakte van het woonhuis.

De bedrijfsvestiging mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). De bedrijfsvestiging moet een activiteit betreffen die in principe ook kleinschalig is en ondergeschikt blijft en die geen aanzet is tot een verdere verdringing van de woonfunctie.

De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is.

4.2.3 Beleidsnota Creatieve Bedrijvigheid

De gemeenteraad heeft in januari 2010 het Beleidskader Creatieve Bedrijvigheid vastgesteld. De Beleidsnotitie Creatieve Bedrijvigheid biedt het kader voor maatregelen en beleidsinstrumenten voor creatieve bedrijvigheid. Het doel van de beleidsnotitie is kader en helderheid te bieden, af te bakenen en richting te geven aan de verdere beleidsontwikkeling en het nog uit te werken uitvoeringsprogramma.

Een belangrijk uitgangspunt is dat er voldoende bedrijfsruimte/broedplaatsen beschikbaar komt voor creatieve bedrijven. Bij de beschikbaarheid van bedrijfsruimte/broedplaatsen ligt de focus op stimulering van het basis- en middensegment van de creatieve bedrijvigheid. De inzet is snel te komen tot een aanbod aan betaalbare bedrijfsruimte om de overloop van creatieve bedrijven uit Amsterdam te faciliteren.

Voor deze kaderstellende notitie is veel draagvlak bij het Zaanse bedrijfsleven.

4.2.4 Ontwerpuitoveringsnota bedrijventerreinen

De ontwerpnota is op 13 november 2007 door het college vastgesteld op de principes.

Voor groei van economische activiteit gaat het beleid voor bedrijventerreinen zich richten op de grote perifere terreinen waarbij het accent op het zuiden van de stad ligt. Voor de binnenstedelijke bedrijventerreinen is afgesproken dat de economische functie kan blijven, met op kansen voor transformatie en menging met andere functies zoals wonen en maatschappelijke voorzieningen.

Om dit beleid verder vorm te geven is een indeling gemaakt in A, B en C locaties: groei- (A), bestendiging- (B) en verandergebieden (C).

A. De groeigebieden zijn die terreinen waar de komende jaren een hoge mate van groei van economische activiteit is te verwachten.

B. Bestendigingsgebieden zijn bedrijventerreinen waarop bedrijf(ven) zijn gevestigd die in Zaanstad zijn geworteld en op deze locaties blijven. Uitbreiding op de locatie is niet uitgesloten. Bij vertrek van een bedrijf is een nieuwe functie voor deze locatie in beeld.

C. Verandergebieden zijn die bedrijventerreinen die in de komende decennia geheel of gedeeltelijk van functie zullen veranderen. Voorwaarde daarbij is dat de positie van de zittende ondernemers gerespecteerd wordt. Dit betekent dat de bedrijfsvoering van een bestaande onderneming in beginsel niet belemmerd moet worden door veranderingen van functies in een gebied.

Met deze indeling zet het college van Burgemeester en wethouders een nadere koers uit voor de verdere ontwikkeling van bedrijventerreinen in Zaanstad. Bij deze keuze richt Zaanstad zich op die locaties waar zich de meeste kansen op groei voordoen. Dit zijn de A gebieden. De inzet van investeringsmiddelen vanuit de gemeente Zaanstad zal voor de bedrijventerreinen ook in deze richting gaan. Voor de terreinen in de categorie B en C beperkt de gemeente zich tot het dagelijks beheer en onderhoud en reguliere investeringen.

Bedrijven Zuid is een A-locatie, oftewel een groeigebied.

4.3 Wonen

4.3.1 Woonvisie

Het woonbeleid was in het verleden sterk gericht op kwantiteit: hoge productie om het woningtekort te verminderen. Het primair sturen op kwantiteit geeft echter geen afdoende antwoord meer op de Zaanse uitdaging om een vitale stad in de metropool te worden met Amsterdam als kern. De strategische doelstelling van de woonvisie is daarom het gericht benutten en versterken van verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek. De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek:

  • 1. Door sterker te sturen op kwaliteit en gedifferentieerde woonmilieus kan Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad blijven en haar positie binnen de regio versterken.
  • 2. Het tegengaan van verval en benutten van kansen in de wijken versterkt de fysieke, economische en sociale kwaliteit van de wijken en draagt bij aan de verscheidenheid van de stad.
  • 3. De vergrijzing en het streven om mensen met een zorgvraag te laten participeren in de samenleving vraagt om een verdere uitrol van het ingezette beleid van wonen, welzijn en zorg.
  • 4. Duurzaamheid als basis is een voorwaarde voor een op de langere termijn kwalitatief hoogwaardige, aantrekkelijke, veilige en gezonde stad.

4.3.2 Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012

Dit beleidsdocument is op 1 mei 2012 vastgesteld. De nota is de basis voor uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning en daarbij behorende bouwwerken. Het dient als één van de bouwstenen bij de actualisatie van de bestemmingsplannen van de gemeente Zaanstad en is tevens toetsingskader voor het wel of niet medewerking verlenen aan het afwijken van (oudere) bestemmingsplannen of een ontheffing van de bouwverordening.

De nota Woonbebouwing is niet van toepassing op (erven van) woonschepen/woonarken, woonwagens, recreatiewoningen, appartementencomplexen, monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten.

Het doel van de nota Woonbebouwing is om een verantwoorde, eenduidige afweging te kunnen maken over uitbreiding van een woning, bedrijfswoning en agrarische woning (hierna 'woningen') en hierbij behorende bouwwerken zoals aanbouwen en dergelijke.

Het beleid heeft betrekking op:

  • Vergroting van het hoofdgebouw;
  • Dakkapellen;
  • Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en bijgebouwen);
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals dakterrassen, zwembaden, erfscheidingen, sport- en speeltoestellen, vlaggenmasten, keermuren, dakramen etc.).

Vanuit de begrippen zijn een aantal beleidsregels opgesteld. Deze regels geven meer mogelijkheden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen, maar ook de samenhang van het stedenbouwkundige geheel en het bebouwingsbeeld wordt gewaarborgd. De regels zijn progressief en gemaximaliseerd. De regeling stelt de hiërarchie in het bebouwingsbeeld tussen hoofdgebouw, in bouwkundig en visueel opzicht het belangrijkste gebouw, en de bijbehorende bouwwerken veilig. Dat gebeurt door regels te stellen aan het maximaal toegestane oppervlak, de positionering op de kavel, goot- en nokhoogte, maar ook de breedte van de aanbouw ten opzichte van het hoofdgebouw.

Naarmate een erf groter is mag er meer bebouwing aan het erf worden toegevoegd. Per type grootte is er een maximum aan het aantal vierkante meters dat er mag worden bebouwd. De goothoogte van de regeling sluit aan bij de regels voor het vergunningsvrije bouwen. De hoogte van de erfbebouwing is gerelateerd aan de hoogte van het hoofdgebouw. De nota houdt rekening met de doorzichten die bij bebouwing in het lint hoort. Bijgebouwen zijn slechts aan één zijde van en/of achter het hoofdgebouw toegestaan. Hierdoor blijven doorzichten gehandhaafd en blijven vrijstaande woningen ook als vrijstaande woningen gehandhaafd. Een regeling voor erkers is ook meegenomen. In de regeling is ook een welstandelijk aspect meegenomen

4.3.3 Welstandsnota

De welstandsnota is op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Onder meer zijn gebiedsgerichte welstandscriteria aangegeven. Heel Zaanstad is onderverdeeld in verschillende gebieden die afzonderlijk ruimtelijk (functioneel) geanalyseerd, getypeerd en beschreven zijn. Daarbij zijn vervolgens criteria aangegeven die bij het welstandstoezicht van belang zijn. In de welstandsnota worden ook criteria voor specifieke bouwwerken genoemd zoals Zaanse huizen, houten pakhuizen en loodsen, stenen pakhuizen en fabrieken.

Aanvragen van omgevingsvergunningen zullen door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de criteria zoals deze verwoord staan in de nota. Een doel van de nota is ook om tot een eenduidig en samenhangend toetsingskader en beleid te komen, maar ook om als inspiratiebron te dienen voor degenen die (bouw)plannen maken.

De recente actualisatie van de welstandsnota betreft onder andere uitgebreidere criteria voor enkele specifieke gebieden en criteria voor specifieke Zaanse objecten zoals molens, kapbergen en stolpboerderijen.

4.3.4 Woonschepennota

In de woonschepennota 2010 wordt aandacht besteed aan alle beleidsaspecten (met uitzondering van financiën en belastingen) die verband houden met het wonen op het water in woonschepen. In de nota worden de beleidskeuzes benoemd en nader uitgewerkt die bij deze vorm van wonen op het water van belang zijn, zoals ligplaatsen nemen, ruimtelijke inpassing en veiligheid, aanzicht van de gemeente, bouwvoorschriften en vergunninguitgifte. Hierbij ligt de focus op het huidige woonschepenbestand en bestaande ligplaatslocaties binnen de gemeente Zaanstad. De nota zet niet in op nieuwe initiatieven voor nieuwe ligplaatsen. Volstaan wordt met de mogelijkheid van verdichten van bestaande locaties of binnen bestaande locaties het aantal ligplaatsen uit te breiden om knelpunten op te lossen.

De woonschepennota 2010 behandelt ook het vraagstuk over de binnen de gemeente afgemeerde woonschepen die niet beschikken over de vereiste vergunningen. Daarbij wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt van het college: legaliseren wat kan, handhaven wat moet. In de eerste plaats wordt gekeken of de huidige ligplaats gelegaliseerd kan worden. Voor de gevallen waarbij legalisatie met behoud van eigen ligplaats niet mogelijk of niet wenselijk is, zal aangegeven worden of binnen de door het college geformuleerde criteria alternatieve ligplaatsen aangeboden worden. In de gevallen dat legaliseren niet (meer) mogelijk is, zal handhavend worden opgetreden.

4.4 Kantoren

4.4.1 Structuurvisie kantoren Zaanstad en notitie schaarstebeleid kantoren

Kern van de structuurvisie is dat Zaanstad zoveel mogelijk moet inzetten op Inverdan als kantorenlocatie. Zaanstad dient een schaarstebeleid te voeren: grootschalige kantoorontwikkeling is exclusief voorbehouden aan Inverdan. Voor kleine, lokaal gewortelde of georiënteerde bedrijven moet er in gelimiteerde mate ruimte voor kantoorvestigingen elders (Zaanstad-noord) worden geboden. Het moet dan gaan om kleine kantoren tot een maximum volume en niet op risico. Het gaat hierbij om maximaal 1.500m² brutovloeroppervlak per jaar, met een maximum grootte per vestiging van 500m² (bij uitbreiding 750m² ). Kantoorpanden zijn slechts voor eigen gebruik of tenminste voor 75% aantoonbaar verhuurd. Concurrentie voor Inverdan vanuit bedrijventerreinen dient beperkt te worden. Daarbij dient paal en perk te worden gesteld aan de vrije verhuur van kantoorruimte bij bedrijfsruimte.

4.4.2 Notitie schaarstebeleid kantoren

De notitie Schaarstebeleid Kantoren is op 24 november 2009 vastgesteld door het college. Op 7 januari 2010 is de raad om een zienswijze gevraagd, dit heeft echter niet tot andere inzichten geleid.

Kern van de notitie is dat het tot nu toe gevoerde schaarstebeleid op het gebied van kantoren wordt bijgesteld. Nog steeds wordt Inverdan als hét kantorengebied van Zaanstad gezien. Om tegemoet te komen aan de vraag van kantoorgebruikers die vestigingseisen hebben die niet in Inverdan geaccommodeerd kunnen worden, wordt op de VVZ-locatie en Poort Clam Dijcke kantoorontwikkeling toegestaan. Op de VVZ locatie kan 10.000 m² en op Poort Clam Dycke kan 3.000 m² ontwikkeld worden. Op deze manier wordt de concurrentie met Inverdan beperkt.

Daarnaast wordt in het binnenstedelijke gebied ruimte geboden voor lokaal gebonden kantoorhoudende bedrijvigheid. Dit met een maximum van 1.500 m² per jaar. Daarmee wordt aangesloten bij de Structuurvisie Kantoren (2004). Door kantoorontwikkeling in het binnenstedelijke gebied toe te staan worden kansen geboden voor transformatie op de binnenstedelijke bedrijventerreinen. Wat betreft kantoorontwikkeling op perifere terreinen wordt voortgeborduurd op de Structuurvisie Kantoren; het wordt als een onwenselijke ontwikkeling beschouwd.

4.5 Detailhandel

4.5.1 Provinciaal detailhandelsbeleid

Het provinciaal detailhandels- en leisurebeleid is op 9 februari 2009 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De kern van het beleid is, dat er een positieve grondhouding is naar nieuwe ontwikkelingen, voor zover die de bestaande ruimtelijke detailhandelstructuur aanvullen en versterken.

Het overheidsbeleid moet erop gericht zijn om de marktdynamiek en trends te faciliteren, zoals schaalvergroting, nieuwe concepten en combinaties en perifere locatiekeuzes. Eén en ander dient wel te geschieden onder een aantal randvoorwaarden. Onderdelen daarvan zijn het voorkomen van overbewinkeling, het aanpakken van branchevervaging en pdv/gdv op ongewenste plekken en het voorkomen van detailhandel op bedrijventerreinen

Ten aanzien van PDV/GDV is het beleid, dat ontwikkelingen op ongewenste locaties moeten worden tegengegaan. De provincie laat het onderscheid tussen pdv en gdv los en laat aan de regio's en aan de locale overheden over in hoeverre dit onderscheid wordt toegepast. Detailhandelsontwikkelingen groter dan 1500 m² vloeroppervlak (buiten bestaande winkelcentra) en groter dan 5000 m² vloeroppervlak (binnen bestaande centra) zijn grootschalige detailhandelsontwikkelingen die regionale afstemming behoeven.

Regio's moeten beschikken over een regionale visie op detailhandel. Het beleid bevat ten minste een beschrijving van de bestaande en gewenste structuur van de regio. Ook is er regionale overeenstemming over de ontwikkelingen (programma).

Uitgangspunt in het provinciaal beleid is verder, dat detailhandel op bedrijventerreinen moet worden voorkomen. Een nieuwe vorm van verkoop is die via internetwinkels. Daarvoor geldt specifiek beleid. Afhaalpunten van internetwinkels kunnen zich op bedrijventerreinen vestigen. Deze afhaalpunten hebben opslag en distributie als primaire bedrijfsactiviteit, en mogen zich niet ontwikkelen tot complete winkels met een uitgebreide etalagefunctie en productadvisering.

4.5.2 Regionaal detailhandelsbeleid

Op 13 december 2011 heeft de Regioraad van de Stadsregio Amsterdam het regionale detailhandelbeleid vastgesteld. Ook dit beleid is gericht op versterking van de bestaande winkelstructuren. Locaties die kansrijk en structuurversterkend zijn, mogen worden (her)ontwikkeld en uitgebreid. Buiten de gewenste structuur worden ontwikkelingen tegengegaan. Detailhandelsvestigingen zijn louter gevestigd in verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkcentra, alsook op specifiek benoemde locaties op bedrijventerreinen (solitaire vestigingen zijn daarom uitgesloten). Ook solitaire vestigingen buiten woongebieden zijn uitgesloten; nieuwe winkelinitiatieven dienen beoordeeld te worden door de RCW op basis van ruimtelijke relevante criteria.

Wat betreft de perifere en grootschalige detialhandellocaties, is het beleid, dat alleen op bepaalde -reeds als zodanig door de regio aangemerkte locaties, grootschalige detailhandel is toegestaan. Dat blijft in beginsel ongewijzigd. Wel kan een gemeente een verzoek indienen om grootschalige detailhandel toe te staan op een perifere locatie. In dat geval zal een goede onderbouwing van het verzoek op ruimtelijk relevante gronden evenals een analyse van de gevolgen van de verruiming voor de regionale detailhandelstructuur vereist zijn. De Regionale Commissie Winkelplanning zal zo'n verzoek tot verruiming toetsen aan het kwalitatieve beoordelingskader. Indien bestaande PDV-locaties brancheverruiming nastreven geldt hetzelfde beoordelingskader als voor nieuwe locaties.

Voorwaarde moet zijn dat de verruiming de detailhandelstructuur versterkt. De RCW brengt ook op verzoeken voor brancheverruiming op PDV-locaties een advies uit. Naast deze locaties voor grootschalige detailhandel zonder branchebeperkingen, zijn er de traditionele PDV-locaties, waar louter de PDV-branches zijn en blijven toegestaan. Brancheverruiming/-vervaging is op deze locaties niet toegestaan. Nieuwe perifere detailhandellocaties worden in beginsel tegengegaan.

4.5.3 Notitie PDV/GDV

Een notitie perifere/ grootschalige detailhandel is in voorbereiding. Zaanstad kent op haar perifere locaties nu alleen de mogelijkheid van perifere detailhandel (PDV). PDV-winkels verkopen volumineuze artikelen binnen de branches die door het Rijk zijn beperkt. Deze worden nader gedefinieerd als auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en wooninrichting waaronder meubelen. In de loop van de tijd zijn hieraan ook kampeer- en outdoorartikelen toegevoegd. GDV staat voor grootschalige detailhandelsvestiging. De wenselijkheid van het toestaan van GDV op perifere locaties is een onderdeel hiervan. Bij GDV- winkels is niet het volume van het artikel bepalend, maar de omvang van de winkel. Het gaat om winkels met een vloeroppervlak van minimaal 1.500 m².

4.6 Horeca

4.6.1 Horecabeleid

Zaanstad heeft het horecabeleid voor de periode 2008-2011 vastgesteld in de Nota Integraal Horecabeleid. In deze nota zijn de volgende zes beleidsprioriteiten opgenomen:

  • 1. Toewerken naar meer balans in het horeca aanbod (meer ruimte voor nieuwe horeca, ontmoedigen van vluchtige horeca in het lagere marktsegment);
  • 2. Zorg dragen voor een gezonder uitgaansklimaat;
  • 3. Realiseren van een leefbaar en veilig uitgaansklimaat (het beperken van de overlast in de nacht in het horecaconcentratiegebied, stimuleren van de leefbaarheid);
  • 4. Realiseren van een aangenamer horecaklimaat;
  • 5. Meer duidelijkheid in regelgeving en effectievere handhaving;
  • 6. Versterken van de samenwerking tussen betrokken partijen.

De vestiging van een horecabedrijf is alleen mogelijk als dat is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de aanliggende terreinen als (bebouwd) terras. Zaanstad kent geen apart terrassenbeleid. De exploitatieregels vloeien voort uit bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de landelijke regelgeving (ter bescherming van het woon- en leefmilieu).In de nota zijn geen specifieke zaken geregeld voor horeca op bedrijventerreinen.

4.6.2 Beleidsregels ondersteunende horeca

Op een bedrijventerrein kan sprake zijn horeca als ondergeschikte functie van bedrijven. Bij de vraag of in een concreet geval sprake is van ondergeschikte horeca wordt getoetst aan de door de burgemeester en wethouders vastgestelde 'Beleidsregels ondersteunende horeca'. In deze beleidsregels is een aantal bestemmingen genoemd waarin ieder geval sprake kan zijn van ondergeschikte horeca, zoals sport, maatschappelijk en cultuur & ontspanning. Voor ondergeschikte detailhandel gelden dezelfde uitgangspunten als voor ondergeschikte horeca.

Er is sprake van ondergeschikte horeca en detailhandel als:

  • 1. de horeca-/detailhandelsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en deze niet meer dan 25% van de totale oppervlakte beslaat met een maximum van 100 m²;
  • 2. de openingstijden afgestemd zijn op de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • 3. er geen sprake is van een aparte ingang (de toegang tot de horeca-/detailhandelsactiviteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit).

Verder mag de activiteit niet worden uitgevoerd door derden, mag geen alcohol worden geschonken en mag er geen aparte reclame voor worden gemaakt. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld het ijsje op de kinderboerderij of een drankje in de sportkantine.

4.7 Infrastructuur en parkeren

In deze paragraaf volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van verkeer, parkeren en (ondergrondse) infrastructuur.

4.7.1 Zaans Verkeer Vervoer Plan (ZVVP)

Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad met een overgrote meerderheid het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten de het bestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.

Voor bedrijvenlocaties dient te worden gezorgd dat het openbaar vervoer en de fiets een goed alternatief zijn. Deze inzet van alternatieven is nodig om te voorkomen dat het wegennet dichtslibt met woon-werkverkeer, waardoor er economische schade ontstaat voor het economisch weggebonden verkeer. Voor het bereiken van dit beleidspunt wordt ingezet op het creëren van overdekte/afgesloten fietsenstallingen bij ieder bedrijf.

4.7.2 Verkeersplan

Op grond van afspraken uit het convenant Duurzaam Veilig, gesloten tussen Rijk, Provincie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten, is het Verkeersplan Zaanstad tot stand gekomen. Het verkeersplan is op 25 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld. Het belangrijkste onderdeel van dit plan is de wegcategorisering van de binnen de gemeente gelegen wegen. Doel van het categorisering van wegen is te komen tot voor de weggebruiker herkenbaar wegtypes en het daarbij behorende gedrag.

De hoogste categorie is de stroomweg. Deze weg is gericht op het snel laten doorstromen van het verkeer. De laagste categorie wordt gevormd door de erftoegangswegen. Dit zijn hoofdzakelijk wegen in woongebieden. De weg wordt gebruikt door auto's en fietsers. Het verkeer moet echter ook rekening houden met spelende kinderen en overstekende voetgangers. Van de weggebruiker wordt een lage snelheid verwacht. De inrichting van de weg moet dit duidelijk maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van drempels of versmallingen. De tussenliggende categorie is de gebiedsontsluitingsweg. Deze vormen een schakel tussen de stroomwegen en de erftoegangswegen. Vaak vormen zij ook een verbinding tussen verschillende delen van de stad. De wegen dienen grotere stromen verkeer af te wikkelen. Doorstroming is belangrijk; de snelheid ligt echter duidelijk lager dan op stroomwegen.

In 2003 is de wegcategorisering geactualiseerd op basis van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen die zich op landelijk niveau hebben voorgedaan. De hieruit resulterende wegcategoriseringskaart met bijbehorende inrichtingseisen is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 februari 2004.

4.7.3 Fietsnota

Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen. In 2015 moet 35% van het aantal verplaatsingen met de fiets plaatsvinden. Dit onder andere ter verbetering van het milieu en ter verlichting van de autodruk in de verblijfsgebieden. Ook moet de (verkeers)veiligheid van en voor de fietser versterkt worden.

Zaanstad doet al veel dingen op het gebied van de fiets in Zaanstad. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Westerwindpad en zeer recentelijk nog het realiseren van een OV-fiets uitgiftepunt op station Krommenie-Assendelft. Er moet echter meer gebeuren. Vandaar dat er een fietsnota is opgesteld met een Actie Plan Fiets dat concrete maatregelen omvat. Enkele maatregelen zijn bijvoorbeeld de aanleg van (ontbrekende) fietspaden, verbetering van wegbewijzering, verbetering van het fietsparkeren en diefstalpreventie.

De fietsnota Zaanstad is tot stand gekomen met raadpleging van diverse belangengroepen, zoals de Fietsersbond, Veilig Verkeer Nederland, de Ondernemerskring Zaanstreek en de wijkoverlegorganen.

4.7.4 Parkeernota

In februari 2010 is de Parkeernota Zaanstad 2009 vastgesteld in de gemeenteraad. De parkeernota is in twee delen gesplitst. De belangrijkste punten uit het eerste deel van de parkeernota;

  • Bouwplannen kunnen getoetst worden aan nieuwe actuele parkeernormen. Hiermee wordt voorkomen dat parkeeroverlast op de omgeving wordt afgewenteld zonder dat de ontwikkelaar moet voorzien in te veel parkeerplaatsen;
  • Voor de sterk stedelijke zone A en B (Inverdan en het gebied tussen de Wibautstraat en de Provincialeweg en de Vincent van Goghweg en de Den Uylbrug) krijgen ontwikkelaars de keus; óf het parkeren wordt gerealiseerd op eigen terrein óf de eis wordt afgekocht bij de gemeente. Het parkeren of realiseren van parkeerplaatsen op het terrein van derden is niet meer mogelijk in dit gebied. Het afkopen van de parkeereis wordt voor iedereen mogelijk, dus ook als de parkeerdruk hoog is. Voor Indervan-West en Saendelft kan, wanneer de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven proactief een regiem worden ingevoerd met betaald parkeren of parkeren voor vergunninghouders.

Deel twee van de parkeernota zal later worden uitgewerkt en zich meer toespitsen op betaald parkeren, speciale tarieven voor milieuvriendelijke auto's en betalen naar gebruik in de stad. Ook wordt in deel twee van de nota aandacht besteedt aan buurtgarages en parkeren op afstand.

4.8 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

4.8.1 Erfgoed
4.8.1.1 Cultuurhistorische waardenkaart

In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.

Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).

De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.

Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).

Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast.

4.8.1.2 Erfgoedvisie `Erfgoed in ontwikkeling' 2011

In deze visie zijn de uitgangspunten van het nieuwe landelijke beleid (modernisering monumentenzorg) vertaald naar een gemeentelijk beleidskader. De visie beschrijft hoe we cultuurhistorische waarden opnemen in het bestemmingsplan en biedt mogelijkheden voor een bouwhistorische verwachtingskaart met een aanlegvergunning. In deze erfgoedvisie worden de hoofdlijnen uitgezet voor een gemeentelijke visie voor erfgoed.

4.8.1.3 Erfgoedverordening

Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Omdat de nieuwe verordening ook een archeologische deel bevat is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening.

In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.

Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.

4.8.2 Archeologie
4.8.2.1 Nota archeologie Zaanstad

In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet 1988 verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in projectafwijkingsbesluiten en afwijkingsbesluiten van het bestemmingsplan.

4.8.2.2 Historische geografie plangebied

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad 2006 zijn de volgende gebieden van belang:

Oud-Zaanden (AR3)

Het rond 1155 verwoeste dorp Oud-Zaanden heeft in dit gebied gelegen. In 1737 en 1905 zijn resten van dit dorp teruggevonden. De precieze omvang van de nederzetting is niet bekend. Oud-Zaanden heeft een rol gespeeld in de kolonisatie van het Noord-Hollandse veengebied. Is daarom van regionaal belang.

Overtoom en Veldweg, inclusief dijksloot (onderdeel BG2)

Onderdeel van de zeedijk langs het IJ en als zodanig behorend tot het oorspronkelijke waterkeringstelsel in de Zaanstreek. Als belangrijke structuurdragende elementen in het Zaanse landschap van regionaal belang. De gehele zeedijk is van regionale waarde en vanwege de herkenbare rol in de ontstaansgeschiedenis van het gebied aangewezen als provinciaal monument.

4.8.2.3 Verwachtingswaarde plangebied

De bescherming van archeologische waarden is geregeld via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, onderdeel van de Monumentenwet 1998. Het voorliggende bestemmingsplan zal in dat kader ook een functie vervullen.

Volgens de Archeologienota Zaanstad 2009, volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord-Holland (2000) en volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de gemeente Zaanstad (2006) zijn de volgende gebieden van archeologisch belang:

Westzanerdijk en Overtoom (AR 16).

De Westzanerdijk en de Overtoom vormen samen een oud bewoningslint, mogelijk reeds daterend uit de Late Middeleeuwen. Verwacht kan worden dat resten van laat-middeleeuwse bewoning nog in de bodem aanwezig zijn. Van regionaal b

Overtoom, Assendelver Zeedijk en Groene Dijk (AR 30).

De Overtoom, de Assendelver Zeedijk en de Groene Dijk zijn middeleeuwse zeedijken die in de loop der eeuwen zijn aangepast en opgehoogd. De oorspronkelijke middeleeuwse dijken liggen onder de huidige dijken en geven informatie over de middeleeuwse dijkbouw in de Zaanstreek. Van regionaal belang.

Voor het dijklichaam, dat tevens beschermd provinciaal monument is, geldt dat elke verstoring van de bodem dieper dan 50 cm, in principe vooraf gegaan moet w orden door maatregelen om de archeologie te beschermen. Op de kaart wordt het dijklichaam aangeduid met de WR A-5.

Voor het buitendijkse gebied geldt dat elke verstoring van de bodem met een oppervlak groter dan 50 m² en dieper dan 80 cm maatregelen genomen moeten worden om de archeologie in de bodem te beschermen. Op de kaart wordt het dijklichaam aangeduid met WR A-4

De waarden WR A-4 en WR A-5 zijn gebaseerd op onderstaande tabel uit de Archeologienota Zaanstad 2009:

Aanduiding in het bestemmingsplan
 
Grootte van de verstoring van oppervlak waarboven archeologie maatregelen verplicht zijn   Verstoringsdiepte waar beneden archeologie maatregelen verplicht zijn   Ligging  
Waarde archeologie WR A-1  
50 m2  

50 m2  
Oude bewoningslinten en kernen  
Waarde archeologie WR A-2  
2000 m2  

30 m2
 
Buitengebied  
Waarde archeologie WR A-3  
2000 m2  

20 m2
   
Buitengebied in het westen van Krommenie en Assendelft  
Waarde archeologie WR A-4  
50 m2  

80 m2  
Buitendijkse gebieden langs de Voorzaan en het voormalige IJ  
Waarde archeologie WR A-5  
0 m2  
m2
50  
Rond oude kerken, oude schansen, oude dijken en de monding van de Zaan en de Dam  

4.8.2.4 Vertaling naar bestemmingsplan

De aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden worden in het bestemmingsplan conform het beschreven beleid beschermd.

Met betrekking tot de archeologische waarden binnen het plangebied is het gewenst om het beleid te volgen zoals dat vastgelegd is in het Verdrag van Malta, de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) en de vertaling daarvan naar gemeentelijk niveau in de Archeologienota Zaanstad (2009). Wat betreft de archeologische waarden moet worden voorkomen dat deze worden aangetast door graafwerkzaamheden. In de nieuwe Monumentenwet wordt de status van archeologisch belangwekkende gebieden scherper geregeld en worden aan ingrepen in de bodem extra voorwaarden gesteld. Het is van belang dat dit bestemmingsplan daarin ook een functie vervult. Het is gewenst om de archeologisch belangrijke gebieden aan te geven op de verbeelding. Ook is het van belang dat voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) in bepaalde gevallen een vergunning wordt geëist waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen.

Binnen het gebied zijn er 3 Waarde - Archeologie aanwezig. Op de verbeelding en in de regels zijn deze opgenomen: Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Archeologie 5.

Voor deze drie gebieden geldt dat wanneer er niet voldaan kan worden aan de voorwaarden, de verstoorder een archeologisch vooronderzoek zal moeten laten uitvoeren om vast te laten stellen of in de bodem van het terrein dat verstoord wordt een archeologische vindplaats ligt. Is dit het geval, dan kan de verstoorder zijn bouwplan of werkzaamheden aanpassen om verstoring van de vindplaats te voorkomen. Kan of wil de verstoorder dit niet, dan moet hij de vindplaats laten opgraven.

4.8.3 Cultuurhistorie en monumentenzorg
4.8.3.1 Monumenten

De provinciale en gemeentelijke monumenten, die in het plangebied liggen zijn als monument aangeduid op de verbeelding. Het betreft een signaleringsfunctie: in de planregels behoeft geen regeling te worden opgenomen; de panden zijn reeds beschermd via:

  • 1. de Provinciale Monumentenverordening 1996
  • 2. de Erfgoedverordening Zaanstad 2010.

In het plangebied bevinden zich geen rijksmonumenten.

Provinciale monumenten

Het in het plangebied liggende gedeelte van de Overtoom maakt deel uit van de als provinciaal monument aangewezen Noorder IJ- en Zeedijken.

Gemeentelijk monument

In het plangebied bevindt zich als gemeentelijke monumenten de fabrieksschoorsteen op het terrein van Norit en het voormalige Bruynzeel complex aan de Pieter Ghijsenlaan te Zaandam. Dit complex bestaand uit twee delen:

  • deel 1: de gebouwen aan de Pieter Ghijsenlaan 12 tot en met 14 a-d (hallen 6 tot en met 10 en F), de hallen 12 tot en met 16, het tussenliggende laboratorium met loopbrug en het kantoorgebouw van de voormalige schaverij aan de Pieter Ghijsenlaan 12D;
  • deel 2: de hallen 31, 32, 33 en 51, aan de Pieter Ghijsenlaan 20 (ook wel vermeld als Oud Saenden of G. Bolkade 39).

Deel 1 is beschermd vanwege de monumentale waarden, zowel exterieur als interieur. Deel 2 is beschermd op structuurniveau, wat betreft het beeldbepalende karakter van de hallen en de ligging aan het water, de draagconstructies en de kenmerkende onderdelen zoals de inpandige havens en de loopkraan.

Potentieel beeldbepalende panden

In het plangebied bevinden zich geen benoemde potentiële beeldbepalende panden.

4.9 Overige onderwerpen

4.9.1 Beleidsregel grootschalige reclamemasten

Grootschalige reclamemasten zijn masten van 10 m en hoger met reclame-uitingen. Grootschalige reclamemasten passen niet binnen iedere omgeving: het omringende landschap moet de maat en schaal van deze objecten aan kunnen.

Binnen Zaanstad zijn geen nieuwe potentiële locaties die de maat en schaal van grootschalige reclamemasten aan kunnen. Bij de locatiekeuze van deze masten wordt daarom gekozen voor ruimtelijke kwaliteit. Dit heeft als gevolg dat nieuwe grootschalige reclamemasten in Zaanstad niet worden toegestaan. De beleidsregel vormt het kader bij te nemen besluiten over mogelijk te plaatsen grootschalige reclamemasten.

4.9.2 Nota kleine windturbines

Op 28 oktober 2008 is de nota kleine windturbines in Zaanstad door het college aangenomen. De nota is vervolgens ter kennisname aan de raad aangeboden.

Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. Naar aanleiding van dit besluit is in de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie de volgende definitie opgenomen:

Windturbines: een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica’s hiervan;

Dit heeft gevolgen voor het Zaanse beleid, in die zin dat windturbines met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter niet zijn toegestaan.

Zie ook paragraaf 3.2.3. Beleidskader Wind op Land.

4.9.3 GSM beleid Zaanstad

Het GSM beleid is op 16 november 1999 door burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad vastgesteld. De gemeente Zaanstad werkt mee aan de plaatsing van zendinstallaties.

Uitgangspunt is dat er geen 'witte vlekken' mogen ontstaan. Voor het plaatsen van een zendinstallatie kan een omgeveingsvergunning voor bouwen nodig zijn. Voor plaatsing van omgevingsvergunningplichtige zendinstallaties spelen de stedenbouwkundige aspecten een belangrijke rol, zoals landschappelijke en ruimtelijke inpassing, horizonvervuiling, openbare ruimte en ook de welstandseisen.

Omdat elke stad en dus ook Zaanstad is opgebouwd uit verschillende functies en gebiedstyperingen is ervoor gekozen om Zaanstad te verdelen in vier categorieën, waarbij per categorie aparte richtlijnen gelden. De vier categorieën zijn kantoorgebieden, gebieden rond infrastructuur, woongebieden en buitengebieden. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • plaatsing bij voorkeur niet in het woongebied en/of op woongebouwen;
  • plaatsing wel toegestaan op andere bouwwerken dan woongebouwen indien voor een dekkend netwerk noodzakelijk;
  • reeds geplaatste zendinstallaties op woongebouwen zullen te zijner tijd moeten worden verplaatst;
  • bij voorkeur één hogere mast boven meerdere kleine masten;
  • geen zendmasten in beschermd dorpsgezicht;
  • exploitanten dienen zoveel mogelijk gebruik te maken van gezamenlijke opstelpunten.

Hoofdstuk 5 Uitgangspunten

5.1 Stedenbouwkundige aspecten/ uitgangspunten

De volgende specifieke stedenbouwkundige uitgangspunten zijn van toepassing:

Het plangebied beslaat een deel van de gemeente Zaanstad dat hoofdzakelijk uit bedrijfsterrein bestaat. Aangezien voor de toekomst wordt voorzien dat het gebied deze functie hoofdzakelijk zal behouden zijn de voor het gebied van toepassing zijnde uitgangspunten uit de gebiedsprofielen van de Structuurvisie bij het maken van het bestemmingsplan aangehouden.

Hierbij wordt gezocht naar een goede verhouding tussen het zorg dragen van voldoende mogelijkheden om op deze terreinen een gezonde bedrijfsvoering mogelijk te maken en tegelijkertijd deze mogelijkheden te reguleren om een goede ruimtelijke inrichting van het gebied te waarborgen. Hierbij worden vanuit stedebouwkundig oogpunt de bestaande ruimtelijke kwaliteiten in het bestemmingsplan gewaarborgd en getracht te verbeteren. Tevens is van belang hierbij te zorgen dat eventuele negatieve effecten van deze bedrijvigheid op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.

Hetzelfde geldt wat dat betreft voor andere in het gebied aanwezige functies: het onderzoeken van ontwikkel/uitbreidingsmogelijkheden die bij het goed laten functioneren van de bestemde percelen aansluiten en door de ruimtelijke kwaliteit van het geheel te bewaken en te zorgen dat mogelijkheden geen of zo min mogelijk negatieve effecten op de omgeving hebben.

Als basis worden hierbij de mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplanregelingen als vertrekpunt genomen. De regelingen worden geactualiseerd naar aanleiding van huidige situatie, huidig beleid op verschillende terreinen en wijze van bestemmen. Op sommige plekken worden hiermee meer mogelijkheden gerealiseerd (flexibeler, globaler) en op andere plekken worden, wanneer daarvoor ruimtelijk een gegronde reden is, terreinen op een meer gedetailleerde wijze bestemd.

Dit laatste is bijvoorbeeld gebeurt op plekken waar de aanleg van de Zuidelijke Randweg ervoor gezorgd heeft dat terreinen die eerst de achterkant van een gebied vormden nu vanwege hun ligging direct in het zicht vanaf een belangrijke ontsluiting van de stad meer bewaking van de ruimtelijke kwaliteit behoeven. Hierbij worden gebieden niet op slot gezet, maar zijn bebouwingsmogelijkheden voorzien van nadere ruimtelijke randvoorwaarden, zodat verdere ontwikkeling van het gebied mogelijk wordt gemaakt. Dit speelt met name binnen deelgebied Zuiderhout.

5.1.1.1 HoogTij

Ten noorden gelegen van het Noordzeekanaal zijn verschillende gebieden ontstaan met elk een eigen functie en ruimtelijke uitstraling. Voorbeelden zijn de Nauernasche polder en de bestaande bedrijventerreinen. Deze gebieden worden van elkaar gescheiden door waterlopen, zoals de verschillende zijkanalen. De gebieden kunnen beschouwd worden als autonome schakels.

Gebiedsuitgangspunten

De Westzanerpolder, met daarin gelegen het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein HoogTij, is ook zo'n schakel met een eigen functie, dynamiek en ruimtelijke betekenis.

Voor het gebied zijn de uitgangspunten voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein vastgelegd in de Bebouwingsleidraad Bedrijvenpark HoogTij. In dit document is het gebied opgedeeld in verschillende zones waarvoor verschillende uitgangspunten zijn geformuleerd. Op dit moment wordt door de gemeente gewerkt aan het herijken van de bebouwingsleidraad. De insteek hierbij is het in grote lijnen aansluiten op ruimtelijke kwaliteitseisen die in de bestaande bebouwingsleidraad reeds zijn benoemd. Het gaat daarbij voornamelijk om het in stand houden van de uitgangspunten voor de randen van HoogTij naar de omgeving toe. Voor de “binnenkant” van de gebieden wordt getracht vooral meer flexibiliteit te geven. Het gaat daarbij dan vooral om het meer flexibel maken van de verkaveling van het gebied. De zoneringen uit de bebouwingsleidraad zijn als zodanig niet meer gedetailleerd naar het bestemmingsplan vertaald.

Opbouw gebied

De indeling van HoogTij is opgebouwd op een wijze waarbij de ruimtelijke structuur zich oriënteert op het Noordzeekanaal. Hierbij worden voor de bebouwing aan de noordzijde van het gebied relatief kleinere hoogtes mogelijk gemaakt. Aan de zuidkant van het gebied, langs het Noordzeekanaal is het realiseren van veel grotere hoogtes (maximaal 35 meter) mogelijk gemaakt. Er is wat dat betreft globaal een opgaande lijn van noord naar zuid in het gebied te herkennen in de mogelijkheden qua volume. Hiermee wordt aangesloten op de kleinere schaal van de aanwezige elementen aan de noordzijde van het gebied (woonomgeving) alsmede worden deze daarmee herkenbaar gehouden (dijklichaam). Op diverse plekken in het gebied wordt gestreefd om bijzondere locaties qua bouwhoogte ruimtelijk te accentueren om als zodanig de (ontsluitings)structuur van het plangebied beter leesbaar te maken. Hiertoe zijn mogelijkheden binnen de bestemmingsvlakken opgenomen.

In de zuidwestelijke hoek van HoogTij is een zone gereserveerd bedoeld voor havengebonden bedrijvigheid met mogelijkheden voor grotere volumes en hogere milieucategorieën. Op de hoek van Zijkanaal D en het Noordzeekanaal is daarbij een hoogteaccent van 40 meter mogelijk gemaakt. Met betrekking tot de havengebonden bedrijvigheid wordt voorzien dat dit activiteiten zijn die overwegend plaatsvinden op grote verharde oppervlakten en/of in grote bedrijfshallen. Op de verharde oppervlakten vindt vooral opslag en overslag plaats (bijvoorbeeld containers).

De opzet van HoogTij is zo dat vooral vanaf de Westzanerweg een representatief ruimtelijk beeld ontstaat. Hiertoe worden de terreinen voor op- en overslag afgeschermd met zowel landschappelijke ingrepen zoals een dijklichaam als door het realiseren van bedrijfsbebouwing langs de weg. Het hoogteaccent op de zuidwestelijke hoek van het haventerrein speelt een belangrijke rol in deze afschermende werking vanaf de westelijke kant. Tevens is dit een plek die niet alleen de entree van het bedrijventerrein vormt maar tevens als entree van de stad. Dit markante punt is wanneer men vanuit het westen de stad benaderd al van ver zichtbaar en past goed bij de schaal van het Noordzeekanaal en van het achtergelegen havengebied. Markante bebouwing op deze plek in de vorm van een hoogte-accent met bijzondere eigentijdse architectonische en kwalitatief hoogwaardige uitstraling maakt van deze entree een herkenningspunt op een wijze zoals pakhuis De Vrede aan de oostkant een herkenningspunt vormt voor de stad

Bebouwingsstructuur

De mogelijkheden voor bedrijfspanden variëren in bouwhoogte van laag (maximaal 9, tot incidenteel 12 m) langs de noordelijke randen tot hoog (maximaal 35 m) in de zone langs het Noordzeekanaal. Waarbij aan het Zijkanaal D een hoogteaccent van 40 m mogelijk is. Wat betreft de bedrijfsomvang is sprake van een schaalverloop van groot naar klein. In de zone langs het Noordzeekanaal wordt omvangrijke bebouwing met een havengebonden uitstraling mogelijk gemaakt. In het noorden wordt gemikt op wat meer kleinschalige en duurzame bebouwing in aansluiting op de ecologische zone langs de dijk.

Het instellen van een minimale bouwhoogte langs een groot deel van de Westzanerweg draagt bij aan een herkenbare ruimtelijke opbouw van het gebied in oost-weststroken en een samenhangend beeld langs de Westzanerweg.

Er wordt gestreefd om bijzondere locaties qua bouwhoogte ruimtelijk te accentueren om als zodanig de (ontsluitings)structuur van het plangebied beter leesbaar te maken. Hiertoe zijn mogelijkheden binnen de bestemmingsvlakken opgenomen.

Blauw/groene kruis

In het gebied wordt een blauw/ groen kruis aangelegd, dat een sterke en herkenbare structurerende uitstraling zal hebben voor het bedrijfsterrein. Het blauwe element bestaat uit een waterbassin, dat ten noorden van de Westzanerweg wordt gerealiseerd. In dit waterbassin vindt een deel van de waterberging van het gebied plaats. Ook heeft het water een functie in de ecologische waterzuivering, met name van het water dat van de Westzanerweg afkomstig is.

Het bassin zorgt tenslotte voor een rustige en fraaie voorgrond voor de gebouwen, die langs de noordelijke ventweg worden gerealiseerd.

Het groene element is een parkzone (Westzanerpark), die de dijkzone de Overtoom en de Noordzeekanaaldijk met elkaar op een centraal punt in de polder verbindt. Dit park ligt laag noordelijk van de Westzanerweg, maar loopt aan de zuidzijde in een aantal terrassen omhoog en mondt uit op een markant punt op niveau van de dijk langs het Noordzeekanaal, namelijk tegenover de ingang van de Amerikahaven. Het park heeft een functie voor de pauzerecreatie en vormt de kwalitatieve drager voor een fietsverbinding naar het Noordzeekanaal vanaf de Overtoom.

Gedifferentieerde randzone

De Westzanerpolder kent randen met de omgeving, die onderling duidelijk verschillen. De zuidrand richt zich op het Noordzeekanaal en wordt gevormd door de Noordzeekanaaldijk met een hoogte van ca. 4 m, maar ook door een lange zeehaven. De bebouwing van HoogTij grenst vrij dicht aan deze dijk en kan daar over het algemeen een stevige maat krijgen, die is afgestemd op de maatvoering van het kanaal. De noordrand bestaat uit de Overtoom, die een bochtig verloop heeft. De grens wordt gevormd door deze dijk en een natuurstrook die daar direct naast is gesitueerd. Aan het oostelijk deel van de Overtoom is bebouwing aanwezig, die grenst aan de bebouwingskern van Westzaan rond het zuidelijke deel van het Zuideinde. De westrand en oostrand worden bepaald door de Zijkanalen D en E met daarlangs dijkjes in een redelijke groene setting en met een recreatieve functie.

Ontsluitingsstructuur

Bij het ontwerp van de verkeersstructuren in HoogTij wordt uitgegaan van de principes en wegcategorisering die horen bij "Duurzaam Veilig". Een deel van de infrastructuur is al aangelegd, maar het grootste deel nog niet.

De Westzanerweg is geclassificeerd als een gebiedsontsluitingsweg A binnen de bebouwde kom (70 km/h) met een profielbreedte van 7,00 m voor de hoofdrijbaan en aan beide zijden vrijliggende fietspaden en parallelwegen. De fietspaden zullen in twee richtingen te berijden zijn om oversteekbewegingen over de Westzanerweg tot een minimum te beperken. Om conflicten tussen fietsers en vrachtverkeer te voorkomen, zullen de parallelwegen waar aanwezig, niet gecombineerd worden met fietsroutes maar zullen deze een eigen verhardingsstrook krijgen. Tussen de hoofdrijbaan van de Westzanerweg en de parallelweg en het fietspad ligt een brede groenstrook en een waterpartij. Dit totale profiel zal ca. 89 m breed worden.

De hoofdontsluitingswegen van het bedrijvenpark (zijstraten van de Westzanerweg) zijn geclassificeerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom (50 km/h). Het profiel van deze wegen zal uit duurzaamheidsoverwegingen relaitef smal gedimensioneerd worden, om zoveel mogelijk openbaar groen te kunnen concentreren langs de Westzanerweg en in de centrale groenstrook.

De Westzanerweg vormt de hoofdontsluiting van het gebied. Zowel oostelijk als westelijk gaat deze weg over in wegen met een soortgelijke verkeersfunctie. Het aantal zijwegen ter ontsluiting van de deelgebieden moet beperkt blijven vanwege de doorstroomfunctie van deze weg. Er zijn op twee plaatsen aansluitingen voor het bedrijfsterrein middels rotondes met een onderlinge afstand van ca. 500 m. Als de verkeersdrukte in de toekomst groter wordt dan de capaciteit van rotondes kunnen deze in de toekomst worden omgebouwd tot met verkeerslichten geregelde kruisingen. De verkeersintensiteit van de Westzanerweg is nu 8000 motorvoertuigen per etmaal en zal bij een volbezet bedrijvenpark volgens de prognoses in 2020 op ca. 20.000 motorvoertuigen per etmaal uitkomen. De Westzanerweg zal tot die tijd met het huidige profiel van tweemaal een rijstrook de hoeveelheid verkeer kunnen verwerken. Pas na 2020 zal een verdubbeling van het aantal rijstroken nodig kunnen zijn. Daarnaast is er een aansluiting gerealiseerd vanaf de Overtoom, via de Veldweg en het Rak, op de Westzanerweg. Dit ter ontlasting van de nauwe doorgang op het gedeelte van de Overtoom/Westzanerdijk naar de Hoofdtocht in bedrijventerrein Westerspoor.

Bij de nadere invulling van het gebied is het uitgangspunt dat de bedrijfsgebouwen alle aan de voorzijde toegankelijk worden gemaakt voor autoverkeer. Het zware vrachtverkeer kan straks op veel plaatsen de bedrijfsgebouwen bereiken via zogenaamde laad- en loswegen. Deze wegen worden aan de achterzijden van de grootschalige bedrijven gesitueerd en zijn vooral bedoeld voor vrachtverkeer en hebben een louter functionele en ruim gedimensioneerde inrichting.

De exacte opdeling van de deelgebieden is en zal ook in de toekomst afhankelijk zijn van de gewenste en gevraagde perceelgrootte van bedrijven. Daarom is slechts de hoofdontsluitingsstructuur in het gebied als zodanig bestemd. Binnen de grotere vlakken die de bestemming Bedrijven hebben gekregen wordt het realiseren van ontsluitingsstructuren van een lagere orde mogelijk gemaakt zodat de invulling en verkaveling van deze gebieden nog flexibel is.

Zuidelijke Randweg

In het oostelijk gelegen bedrijventerrein Westerspoor is de 'Zuidelijke Randweg' inmiddels

gerealiseerd die functioneel overgaat in de Westzanerweg (ook een gebiedsontsluitingsweg A). De Zuidelijke Randweg heeft overal een zelfde beeld. De wegstructuur is gelijk in Westerspoor en HoogTij. Er is dan sprake van een weg met als hoofdfunctie een gebiedsontsluiting van de beide industriegebieden en in beperkte mate een doorgaande stroomfunctie. Het wordt dus geen nieuwe rijksweg. De Zuidelijke Randweg kent twee maal een rijstrook en een reservering voor twee maal twee rijstroken. Dit zal pas naar verwachting na 2020 nodig zijn.

Overige verkeersaspecten

Fietsverkeer wordt merendeels gecombineerd met de binnenwegen van het bedrijfsterrein. Op de Westzanerweg zelf zijn geen fietsers toegestaan. Op de parallelwegen langs de

Westzanerweg wel en daar worden fietsbanen gemarkeerd. In een afzonderlijk fietspad is voorzien vanaf de oostelijke (bedrijfsterrein)ontsluitingsrotonde naar de Veldweg nabij Zijkanaal E. Bij de rotondes komen aparte oversteekplaatsen voor fietsers om de noordelijke en zuidelijke deelgebieden met elkaar te verbinden.

Als logische fietsroute van en naar de westkant van het industrieterrein geldt de route over de Kanaaldijk tot de binnenweg halverwege het noordelijke deelgebied, met een vervolg op de westelijke (bedrijfsterrein)ontsluitingsweg. In dit noordelijke deelgebied is ook een kortsluitroute voorzien naar de bufferzone.

Voor de oostkant van het plangebied is vanuit de bufferzone (vanaf de Veldweg) een kortsluitroute met een fietsbrug voorzien naar de fietsroute in de (noord-zuid) groenzone. Voor de oversteek met de Westzanerweg ist daarbij inmiddels voorzien in een fietsbrug zodat de fietsroute voortgezet kan worden naar het Noordzeekanaal en over de kanaaldijk.

Op de binnenwegen (uitgezonderd de echte laad- en loswegen) en in de groene dragers zijn wandelpaden geprojecteerd. Daarnaast kunnen de genoemde fietsroutes door wandelaars worden benut.

Ten behoeve van het realiseren van openbaar vervoerverbindingen bevinden zich op de Westzanerweg bushaltes. De bushaltes liggen direct na de rotondes van de Westzanerweg met de hoofdontsluitingswegen. Ieder bedrijf op het terrein ligt dan op redelijke loopafstand van deze haltes. Het gebied wordt met een buslijn met een halfuursdienst bediend tussen Zaandam, Beverwijk en Wijk aan Zee. In de toekomst zal daar waarschijnlijk nog een buslijn bij komen vanuit Saendelft naar Zaandam via de Westzanerweg waardoor de bediening met openbaar vervoer nog beter zal worden.

Parkeren, laden/lossen en het manoeuvreren van het (vracht)verkeer dient op grond van de Bouwverordening en de Nota bouwen en parkeren op eigen terrein plaats te vinden; ten behoeve van een optimale bereikbaarheid voor langzaam verkeer worden directe verbindingsroutes gecreëerd in oostelijke, noordelijke en westelijke richting.

Gestreefd wordt naar een verkeersveilige inrichting (duurzaam veilig); de bereikbaarheid per openbaar vervoer (bus) zal worden geoptimaliseerd. Er wordt gelet op voetpaden naar de bushaltes.

Waterstructuur

De hoofdstructuur van het toekomstige watersysteem bestaat uit een aaneengesloten ring. Aan de west-, noord- en oostzijde van het plangebied vormt het watersysteem de overgang van het plangebied naar de omgeving. De zuidkant van het watersysteem wordt gevormd door twee watergangen aan weerszijden van de Westzanerweg. Door het aaneengesloten karakter is circulatie van het water mogelijk en vormt het watersysteem een verbindend element door het hele plangebied. Het water kan zo een lang traject afleggen, dat gunstig is voor de waterkwaliteit.

Natuur en groenstructuur

Het water in de Westzanerpolder is van het type matig brak polderwater. Dit is met name het gevolg van brakke kwel vanuit het Noordzeekanaal, waarbij een duidelijke gradiënt in zoutgehalte optreedt van zuid naar noord. Daarnaast vindt kwel plaats vanuit de noordelijk gelegen polder Westzaan. Het watertype matig brak polderwater kent in potentie een soortenarm maar specifieke flora en macrofauna. Er zijn foeragerende vogels, zoals watervogels en steltlopers.

De Westzanerpolder vormt een schakel tussen het Noordzeekanaal en de noordelijk gelegen Polder Westzaan. Deze polder kent een rijke schakering aan vegetatiestructuren in een verlandingsreeks. Voorkomende typen zijn: graslanden, plantenrijk rietland, vogelrijk rietland in verlandend water, vogelrijk rietland op vaste bodem, bos en water. In water komen alleen vegetaties voor op plaatsen waar geen bagger opwervelt. De botanisch meest waardevolle vegetaties vallen binnen het plantenrijke rietland en liggen wat verder weg in het gebied. Ook komen er nog plaatselijk brakwatervegetaties voor binnen de verlandingsreeks. Ook de graslanden herbergen hier en daar nog zilte soorten. Doordat het milieu aan het verzoeten is zullen zeldzame, aan brakwater gebonden levensgemeenschappen op den duur verdwijnen. De meeste kansen voor natuurontwikkeling bieden de binnen- en buitenranden van de polder. De bufferzone en de dijkzone wordt daarom op een ecologische wijze ingericht. De drogere plaatsen op de dijken zijn geschikt voor ontwikkeling van soortenrijke dijkgraslanden. Vooral de dijk aan de Overtoom heeft gezien de lengte van de droge dijkvoet en het extensieve beheer plaatselijk een belangrijke vegetatie. Dergelijke vegetaties hebben ook waarde voor de recreatie.

Het Westzanerpark heeft vooral een functie als groengebied met recreatief medegebruik. Plaatselijk zullen zich ecologische waarden ontwikkelen. Een apart onderdeel van de groenstructuur vormen de bomenlanen. De twee belangrijkste bomenlanen zijn de inprikkers vanaf de rotondes in de Westzanerweg.

Justitiële Inrichting

Aan de noordzijde van de Westzanerweg, direct westelijk van de meest oostelijke rotonde is realisatie van de toekomstige Justitiële Inrichting (JI) voorzien. Hiervoor wordt uitgegaan van een grootschalig stramien. De gedachte is om in de uitwerking van het bouwplan van de JI, de wat kleinere schaal en maat van het landschap en van de omringende bedrijfsbebouwing weer voelbaar te maken door middel van het aanbrengen van geleding in gebouwen en onderdelen van het complex en door middel van architectonische middelen. Voor alle zijden van het complex die zichtbaar zijn vanaf de Westzanerweg is het uitgangspunt dat deze een representatieve uitstraling krijgen. Voor de JI zijn hiertoe een aanvullende stedenbouwkundige randvoorwaarden gemaakt.

Landschappelijke inpassing hoge industriele bouwwerken

Uitzonderlijk hoge bouwwerken, zoalswindturbines, kranen en silo's kunnen met name in het zuiden van het plangebied gerealiseerd worden. Inzet is een opstelling die past bij de bestaande lijnen, vormen en elementen in het landschap en/of het stedenbouwkundige plan.

Dit betekent een globale lijnopstelling van identieke objecten die goed waargenomen kunnen worden vanaf de Westzanerweg. Gerelateerd aan de mogelijkheden binnen 'HoogTij' gaat de voorkeur uit naar een globale lijnopstelling met ten minste drie windturbines, passend op lijnen in het stedebouwkundige plan. Omdat dit plan geënt is op de landschappelijke onderlegger van de Westzanerpolder zal sprake zijn van versterking van de landschappelijke en stedebouwkundige structuur. Wat betreft de vormgeving wordt één type windturbine aanbevolen. Overeenkomst in kleur draagt bij aan een samenhangend beeld. De kleur mag niet opzichtig zijn om dominantie op het bedrijvenpark te voorkomen. Geadviseerd wordt om te kiezen voor grijswit met als voordeel een kameleon werking op de veranderende lucht.

Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. De gemeente is gebonden aan dit beleid, in die zin, dat het eigen beleid hierdoor niet ten uitvoer gebracht kan worden en beperkt blijft tot wat provinciaal is toegestaan. Als het provinciaal beleid in de toekomst verruimd wordt, zal gekeken worden wat de meest geëigende procedure is om windturbines binnen de gemeente te realiseren. De geplande windturbines op HoogTij zijn dan ook niet meer opgenomen in het bestemmingsplan.

Zones

Bij het herzien van de bebouwingsleidraad voor het bedrijventerrein HoogTij wordt het aantal te onderscheiden zones teruggebracht naar 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0018.jpg"

De verdeling in verschillende zones wordt bepaald door de opzet van de hoofdstructuur van HoogTij en de keuze om de sturing op de ruimtelijke kwaliteit te concentreren op de naar deze hoofdstructuur gekeerde randen.

Er ontstaan zo verschillende zone's met elk een eigen karakter en kenmerken. Dit heeft ook betrekking op de typologie van bedrijven, die in het gebied ontwikkeld kunnen worden. Afhankelijk van de zone zijn er richtlijnen voor bebouwingstypologie, oriëntatie, situering, rooilijnen, parkeeroplossingen, beeldkwaliteit e.d. Reden is net verkrijgen van de beoogde kwalitatieve meerwaarde bij nadere uitwerking en uitgifte van gronden.

HoogTij wordt verdeeld in 5 te onderscheiden zones, waarvan hieronder een korte globale typering volgt:

A. Deze zone wordt begrensd door de Westzanerweg in het zuiden, het Zijkanaal D in het westen, de dijk in het noorden en de parkzone in het oosten. 

Het betreft een zone met een groot oppervlak in de 2e (nog niet ontwikkelde) fase van het bedrijventerrein HoogTij. Ten aanzien van de verkaveling van het gebied is een grote mate van flexibiliteit wenselijk.

  • Vanaf de Westzanerweg wordt de ontsluiting van de zone geregeld via de daar aanwezige afslag van de rotonde. De bebouwing die gericht is op de Westzanerweg heeft een representatieve functie. Hierom worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien de te realiseren volumes zoals minimale gevelvulling, hoogte, architectonische kwaliteit en dergelijke.
  • De westrand van de zone vormt het visitekaartje voor het bedrijfsterrein en heeft een zorgvuldige verdeling van bebouwd en onbebouwd gebied waarbij gestreefd wordt naar een sterke onderlinge samenhang van de bedrijvenclusters. De westelijke en zuidelijke rand van de zone raken elkaar op een punt dat een entree van het bedrijventerrein vormt. Hier is in volume een hoger markant element mogelijk.
  • De noordrand van de zone sluit aan op de groen/blauwe bufferzone onder de dijk. De bebouwingstructuur in deze rand moet qua schaal en vormgeving inspelen op de kleinschaligheid en het groene karakter langs de Westzanerdijk. Dit geldt ook voor de inrichting van het terrein.
  • De rand van het gebied die aansluit op het park zal moeten worden gevormd door representatieve gebouwen die een oriëntatie op het park hebben.

B: Deze zone wordt begrensd door het Noordzeekanaal in het zuiden, de Westzanerweg in het noorden en het park in het oosten.

Het betreft een zone bedoeld voor havengebonden bedrijvigheid met mogelijkheden voor grotere volumes en hogere milieucategorieën.

  • Aan de zijde van het Noordzeekanaal wordt een laad- en loskade gerealiseerd. De sturing op de ruimtelijke kwaliteit is aan deze rand van de zone gering.
  • Vanaf de Westzanerweg wordt de ontsluiting van de zone geregeld via de daar aanwezige afslag van de rotonde. De noordelijke rand van de zone die gericht is op de Westzanerweg heeft een representatieve functie. De combinatie van grootschalige havengebonden bedrijvigheid met het realiseren van voldoende ruimtelijke kwaliteit is lastig. Hierom wordt de kwaliteit in het zicht vanaf de Westzanerweg op de zone in deze rand opgelost met het realiseren van een dijklichaam langs de weg in combinatie met sturen op terreinen voor op- en overslag verder op afstand van de weg.
  • De westelijke en noordelijke rand van de zone raken elkaar op een punt dat een entree van het bedrijventerrein vormt. Hier is in volume een hoger markant element mogelijk.
  • Voor de rand van het gebied die aansluit op het park is van belang dat ook hier een representatieve oplossing wordt gezocht in de kwaliteit in het zicht vanaf de Westzanerweg en vanuit het park. Het park tussen Westzanerweg en Kanaaldijk vormt een meer autonoom element en wordt in een drietal oplopende terrassen aangelegd. Hierdoor bevindt de opgave zich vooral in de noordelijke hoek van deze rand. Een mogelijke oplossingsrichting zou hier het realiseren van voorgevels kunnen zijn of een combinatie met het dijklichaam aan de noordzijde van de zone.

C: Deze zone wordt begrensd door de Westzanerweg in het zuiden, het park in het westen, de dijk in het noorden en de weg vanaf de rotonde, met daarachter de naastgelegen zone E.

Het grootste deel van de zone wordt voorzien als bouwlocatie voor de justitiële inrichting (JI).

  • De JI zal worden gerealiseerd omringd met een muur van zo'n 5m. In de uitwerking hiervan zal in combinatie met de te realiseren gebouwen gezorgd moeten worden voor voldoende representatieve zijden. Het gaat hierbij vooral om de randen die gekeerd zijn naar het park en de Westzanerweg.
  • De noordrand van de zone sluit aan op de groen/blauwe bufferzone onder de dijk. De bebouwingstructuur in deze rand moet qua schaal en vormgeving inspelen op de kleinschaligheid en het groene karakter langs de Westzanerdijk. Dit geldt ook voor de inrichting van het terrein.

D: Deze zone wordt begrensd door het Noordzeekanaal in het zuiden, het park in het westen, de Westzanerweg in het noorden en globaal het Zijkanaal E in het oosten.

Het betreft een gebied waar voor een deel reeds bedrijven zijn gerealiseerd en reeds in grote lijnen een verkaveling met stratenpatroon is opgezet. Hierdoor is in de uitgifte in dit gebied relatief minder flexibiliteit aanwezig. Voor wat betreft mogelijkheden qua volume en milieucategorie is in deze zone veel differentiatie aanwezig.

  • Aan de zijde van het Noordzeekanaal wordt op de kanaaldijk een fietspad gerealiseerd. Voor het oostelijk deel van deze rand is het mogelijk promenadefuncties te realiseren.
  • Aan de zijde van het park is van belang dat hier een representatieve oplossing wordt gezocht in de kwaliteit in het zicht vanaf de Westzanerweg en vanuit het park. Het park tussen Westzanerweg en kanaaldijk vormt een meer autonoom element en wordt in een drietal oplopende terrassen aangelegd. Hierdoor bevindt de opgave zich vooral in de noordelijke hoek van deze rand waar randvoorwaarden worden gesteld ten aanzien van onder andere minimale gevelvulling, hoogte, architectonische kwaliteit en dergelijke.
  • Vanaf de Westzanerweg wordt de ontsluiting van de zone geregeld via de daar aanwezige afslag van de rotonde. De noordelijke rand van de zone die gericht is op de Westzanerweg heeft een representatieve functie. Hierom worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien de te realiseren volumes zoals minimale gevelvulling, hoogte, architectonische kwaliteit en dergelijke.

E: Deze zone wordt begrens door de Westzanerweg in het zuiden, de weg vanaf de rotonde, met daarachter de naastgelegen zone C in het westen, onbebouwde erven van woningen en volkstuintjes in het noorden en globaal het Zijkanaal E in het oosten.

Deze zone is voor een deel reeds bebouwd. De oostelijke helft van de zone is bestemd voor kleinschalige representatieve bedrijven met bijbehorende kantoren in verzamelgebouwen voor adviesdiensten en creatieve diensten. Vanwege de nabijgelegen kleinschalige woonbebouwing van de zuidelijke dorpskern van Westzaan rond de aantakking van het Zuideinde op de Overtoom is in deze zone plaats voor bedrijven van lagere milieucategorieën en wat betreft bouwvolume een relatief kleinere korrelgrootte. Vanaf de oostelijke entree van het bedrijventerrein (de brug over Zijkanaal E) vormt het deelgebied een duidelijk visitekaartje waardoor er in zijn algemeenheid meer aandacht wordt gevraagd voor de ruimtelijke kwaliteit.

Vanaf de rotonde doorsnijd een verbinding naar de Overtoom het gebied.

  • De zuidelijke rand van de zone aan de Westzanerweg heeft een representatieve functie. Hierom worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien de te realiseren volumes zoals minimale gevelvulling, hoogte, architectonische kwaliteit en dergelijke. Er zijn hier reeds een aantal representatieve gebouwen gerealiseerd.
  • De oostelijke en westelijke rand hebben hiermee vergelijkbare uitgangspunten.
  • De noordelijke rand van de zone behoeft vanwege de ligging aan achterkanten en volkstuintjes minder sturing op representativiteit.

5.1.1.2 Westerspoor

Het bedrijvengebied is voor het grootste deel ingevuld en bebouwd. De meeste dynamiek is te verwachten aan de zuidzijde van de Hoofdtocht, waar nog relatief veel onbebouwde ruimte is, vooral langs het tracé van de Zuidelijke randweg en de verbinding daar vanaf met de Hoofdtocht. Verder is er een initiatief voor een invulling van het noordelijke deel van de bedrijvenstrook tussen de Houtveldweg en de Albert Heijnweg. Voor het overige zal de dynamiek naar verwachting liggen in kleinere aanpassingen aan, en uitbreiding van, bestaande bebouwing, al dan niet in combinatie met functieveranderingen.

Om de toekomstige ontwikkeling en dynamiek enerzijds te kunnen faciliterenen en anderzijds zo goed mogelijk ruimtelijk te kunnen sturen zijn er een aantal stedenbouwkundige uitgangspunten en aandachtspunten geformuleerd. Ze vormen de spelregels waarbinnen het bedrijvengebied zich het komende decennium verder kan ontwikkelen. De uitgangspunten zijn zo goed mogelijk vertaald naar de bestemmingsplankaart en voorschriften. Het gaat om de volgende punten:

  • Het mogelijk maken en bevorderen van intensief ruimtegebruik, gecombineerd met geclusterde parkeervoorzieningen. Dit wordt vooral bewerkstelligt door een hoog bebouwingspercentage mogelijk te maken, eventueel in combinatie met een grotere bouwhoogte. Het geldt voor de gebieden met een wat meer grootschalige structuur aan de zuidzijde van de Hoofdtocht dicht bij het Noordzeekanaal en langs het Schiethavenkanaal.
  • Behoud en waar mogelijk versterking van de huidige ruimtelijke opbouw en karakteristiek in noord-zuidrichting. De bouwhoogte, korrelgrootte & schaal van bebouwing nemen toe (kunnen toenemen) naarmate de bedrijven dichter bij het grootschalige Noordzeekanaal liggen en op grotere afstand liggen van het kleinschalige gebied rondom de Westzanerdijk. Hiermee wordt Westerspoor-Zuid stedenbouwkundig zorgvuldig ingepast in z'n omgeving. Er ontstaat een “zachte” overgang naar het Westzanerdijkgebied en een stevige schaal langs het Noordzeekanaal.

Voor de bedrijvenstrook tussen de Penningweg en de Hoofdtocht betekent dit een kleine beperking van de bouwhoogte ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. De strook is onderdeel van de relatief kleinschalige zone die grenst dicht aan het Westzanerdijkgebied. De zone is al “vol” verkaveld. Verdere verdichting is nadelig voor het beeld en de overgang naar de dijkzone. Daarbij sluit de hoogte van de strook aan bij de hoogte van een vergelijkbare smalle strook in deelgebied HoogTij. Langs de hoofdontsluiting ontstaat zo een samenhangend beeld.

  • Behoud en het waar mogelijk versterken van de huidige groen(- en water)structuur en voorwaarden scheppen om deze zo goed mogelijk toegankelijk en representatief te maken. De groenstructuur draagt bij aan de nodige geleding en herkenbaarheid van het gebied. Ook bevordert een toegankelijke groenstructuur het dagelijks en recreatief gebruik. De oever van het zijkanaal E vormt een belangrijke schakel in dit recreatieve groene netwerk.
  • De mogelijkheid scheppen om zichtlocaties bij entreegebieden en knopen in de hoofd(verkeers)structuur te versterken en te markeren. Hiermee kan de stedenbouwkundige structuur worden versterkt en beter leesbaar en herkenbaar worden.
  • Het verruimen van de bestemming van de bedrijvenstrook bij de Albert Heijnweg naar kantoren. De plek vormt namelijk een prominente entreezone voor Zaandam West, waaronder ook het stationsgebied.

5.1.1.3 Oud Zaenden

Het bedrijvengebied Oud Zaenden is vrijwel geheel ingevuld en in gebruik. Dynamiek is hier slechts te verwachten bij vertrek van een of meerdere van de grote aanwezige bedrijven. Wanneer een dergelijke situatie ontstaat zijn er kansen voor ontwikkelingen voor Oud Zaenden als schakel tussen Inverdan en Zuiderhout. In het kader van dit bestemmingsplan is er geen aanleiding hiervoor mogelijkheden te bieden.

5.1.1.4 Zuiderhout

Voor het gebied Zuiderhout-Zuid wordt weinig dynamiek verwacht. Wanneer in de toekomst het oostelijk van het gebied gelegen Hembrugterrein wordt herontwikkeld zal dit vooral langs de Provincialeweg extra dynamiek opleveren.

Zuiderhout-Noord daarentegen is een gebied waar veel dynamiek is en wordt verwacht. Het gaat hoofdzakelijk om de herstructurering en herontwikkeling van de voormalige Bruynzeelterreinen voor onder andere de IKEA en Meters Zaandam. Hiervoor zijn de gemeentelijke nota's voor het terrein leidend. Het gaat dan hoofdzakelijk om PDV-functies.

5.2 Bedrijvigheid

De Economische Structuurvisie (ESV) beschrijft de economische ambities van Zaanstad en de koers die Zaanstad wil bevaren naar realisatie van deze ambities. Tevens geeft de ESV een afwegingskader/uitgangspunten voor toekomstige (economische) deelnota's en feitelijke initiatieven. De ESV richt zich op de versterking van de perifere bedrijventerreinen door te stellen dat deze terreinen een helder profiel moeten hebben waarbij de economische functies voorrang hebben. Dit in tegenstelling tot de kleine binnenstedelijke terreinen waar vormen van mening van wonen en werken kan worden toegestaan.

Voor het plangebied spelen met name de volgende ambities een rol:

  • de huidige overslagfuncties in de haven (Noordzeekanaal en langs de Zaan) zoveel mogelijk te handhaven en te versterken, maar ook te werken aan versterking van de belevingswaarde;
  • de mogelijkheden voor verspreide werkgelegenheid en wijkeconomie te vergroten;
  • te streven naar kwaliteitsverbetering, differentiatie, intensivering en verduurzaming van perifere, grootschalige bedrijventerreinen;
  • de bestaande PDV-locaties te handhaven en een nadere afweging te maken over de ruimtelijke situering van GDV.

Het bestemmingsplan heeft betrekking op de drie grootschalige perifere bedrijventerreinen HoogTij, Westerspoor en Zuiderhout. De hoofdkoers voor deze gebieden is als volgt geformuleerd:

  • Zuiderhout is en wordt verder ontwikkeld voor onder meer perifere detailhandel (PDV) en eventueel grootschalige detailhandel op termijn.
  • Voor de Kanaalzone West (Westerspoor en HoogTij) wordt met het oog op de lange termijn en de knelpunten uit de Ruimtelijke Milieuvisie een dubbele zonering voorgesteld in zowel oost-westrichting als noord-zuidrichting, in beide gevallen lopend van lichtere naar zwaardere milieuhindercategorieën. Vanzelfsprekend dienen de natte kavels op HoogTij te worden aangewend voor bedrijven die veel goederenvervoer over water hebben. Met het oog op versterking van het food-cluster is die sector hierbij een 'preferred customer', zonder dat er overigens van reserveringen sprake is. Daarbij kan het zowel om nieuwe vestigingen gaan als om verplaatsingen.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan hebben ook de vigerende regelingen een rol gespeeld. Zoals aangegeven in 4.2 zal het karakter van het plangebied zich de komende tien jaar naar verwachting niet drastisch wijzigen.

Lichte bedrijvigheid

In het buitengebied van Zaanstad is geen ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen. Dit vereist een doelmatig en duurzaam omgaan met de huidige terreinen. Door de ruimtelijke opbouw en de menging van wonen en werken in Zaanstad zijn weinig locaties geschikt voor bedrijven die behoren tot de zwaardere milieucategorieën.

Een recente behoefteraming van de Metropoolregio Amsterdam geeft aan dat de regio Zaanstreek-Waterland qua vraag naar en aanbod van bedrijventerrein kwantitatief niet in balans is. Er is een overschot van ongeveer 65 hectare bedrijventerrein. Dit is hoofdzakelijk modern gemengd bedrijventerrein.

Er is echter een tekort aan terrein voor zware industrie (gemengd plus terreinen) . De kwalitatieve match loopt dus uit het spoor. De ruimtevraag in de regio Zaanstreek-Waterland is vooral afkomstig vanuit het cluster logistiek. Dat is bedrijvigheid die vraagt om grote kavels met goede bereikbaarheid. Deze zijn beperkt beschikbaar. Het is dus wenselijk hiervoor ruimte te reserveren. De grotere, goed bereikbare kavels geschikt ook voor de zware milieu categorieën liggen in het zuidelijk deel van het plangebied. Deze locaties zijn in die zin 'gelabeld' dat de vestiging van bedrijven uit de categorieën 1 en 2 daar is uitgesloten. Voor dergelijke lichte bedrijven is elders in Zaanstad, ook binnenstedelijk, voldoende vestigingsruimte beschikbaar.

5.3 Kantoren

De uit 2004 daterende gemeentelijke Structuurvisie kantoren 2004 schrijft voor, dat er geen kantoren buiten het Inverdan-gebied worden ontwikkeld. Ook de onlangs vastgestelde ESV heeft als uitgangspunt het weren van nieuwe solitaire kantoorvestigingen van perifere bedrijventerreinen. Dergelijke vestigingen zijn volgens de vigerende regelingen zijn in het plangebied niet toegestaan. Desondanks staan in het oostelijk deel van Westerspoor een aantal kantoorgebouwen. Omdat niet wordt verwacht dat het gebruik van deze panden tijdens de komende planperiode van 10 jaar zal worden beëindigd, wordt het gebruik voor zelfstandige kantoorfuncties en zakelijke dienstverlening positief bestemd. Ook hebben zich verspreid in Westerspoor, vooral op de verdieping van bedrijfsverzamelgebouwen, een aantal kleinschalige zelfstandige dienstverleners gevestigd. Mede vanwege de stagnatie van in de kantoorontwikkeling in het Inverdan-gebied. Ook deze zijn positief bestemd.

Om dezelfde reden is voor Zuiderhout de mogelijkheid opgenomen de eerste verdieping van gebouwen met de bestemming Gemengd-1 als solitaire kantoorruimte en zakelijke dienstverlening te gebruiken. Om verdergaand oneigenlijk gebruik van de gronden bestemd voor bedrijventerrein te voorkomen is de regel opgenomen dat maximaal 50% van gebouwen voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt en het overige voor bedrijfmatige activiteiten, showroom of opslagruimte.

5.4 Detailhandel

Voor detailhandel is er provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid vastgesteld. Het provinciaal detailhandels- en leisurebeleid is op 9 februari 2009 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De kern van het beleid is, dat er een positieve grondhouding is naar nieuwe ontwikkelingen, voor zover die de bestaande ruimtelijke detailhandelstructuur aanvullen en versterken. Uitgangspunt in het provinciaal beleid is verder, dat detailhandel op bedrijventerreinen moet worden voorkomen.

De Regionale Adviescommissie Detailhandel Noord-Holland Zuid (RAC NHZ) die de provincie Noord-Holland adviseert geeft in haar brief van 17 april 2013 aan de RAC NHZ het een goede gedachte vindt dat Zaanstad kiest voor de verdere ontwikkeling van Zuiderhout. Dit is immers al een geruime tijd goed functionerende sterke locatie. Bovendien is Zuiderhout ook in het provinciale beleid aangewezen als een perifere (PDV) winkellocatie die onderdeel vormt van de regionale detailhandelsstructuur.

In de ruimtelijke structuurvisie 2020 van Zaanstad staat dat het verder doorontwikkelen van het zuidelijke deel van de stad prioriteit heeft. Concreet gaat het om Zuiderhout, het Hembrugterrein en Hoogtij.


PDV-locatie Zuiderhout

Zuiderhout ligt aan de zuidkant van Zaanstad. In het zuidwestelijke deel van het terrein zijn voornamelijk industriële bedrijven gevestigd. Het merendeel van het bestaande winkelaanbod bevindt zich in het noordelijke deel van Zuiderhout, nabij de Zaanse binnenstad. Het vormt in die zin onderdeel van de stedelijke structuur en is minder te beschouwen als een perifere locatie in de oorspronkelijke betekenis van het woord.

Volgens het in 1997 vastgestelde bestemmingsplan Zuiderhout zijn het deel 'Op 't Spoor', de strook langs de Pieter Ghijsenlaan en Oud Zaenden bedoeld voor perifere detailhandel. Het gaat hier om een aantal met name genoemde branches, waaronder detailhandel in personenauto's en motorfietsen, andersoortige detailhandel wordt uitgesloten. Ook het laatste deel van het voormalige Bruynzeelterrein tussen Pieter Ghijsenlaan en Schiethavenkanaal is in het gemeentelijke beleid bedoeld als locatie voor perifere detailhandel. Een deel van het gebied is reeds op basis van een projectafwijkingsbelsuit gerealiseerd.

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet voor het hele gebied tussen Provincialeweg, Zuidelijke Randweg en Schiethavenkanaal in het gebruik als onderdeel van de bestemming Gemengd-1 in de mogelijkheid van PDV. In tegenstelling tot het bestemmingsplan Zuiderhout is het aantal vierkante meters bvo dat voor PDV gebruikt mag worden aan een limiet gebonden.Deze norm is bepaald op basis van het bvo dat ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan voor PDV in gebruik, vergund, aangevraagd of verkocht was.

De gedachte dat PDV zich beperkt tot een aantal met name genoemde branches is inmiddels verlaten. Volgens de huidige inzichten gaat het om detailhandel in volumineuze en/of brand- en explosiegevaarlijke goederen, dergelijke winkels zijn niet inpasbaar in binnensteden en wijkwinkelcentra. In het bestemmingsplan is een duidelijke definitie opgenomen van perifere detailhandel, zonder limitatieve opsomming van toegelaten producten. De basis van de definitie ligt in de aard en omvang van de goederen (volumineus). Dit in tegenstelling tot de klassieke definities, waarin expliciet branches worden benoemd.

In het noordelijk deel zijn de meeste PDV- winkels gevestigd. De nadruk ligt op winkels voor woninginrichting en bouwmarkten. Het verzorgingsgebied omvat voornamelijk Zaandam, Oostzaan en in mindere mate Koog aan de Zaan en Zaandijk. Zuiderhout vervult hiernaast ook een belangrijke bovenlokale functie. Een kwart van de omzet is afkomstig van buiten de gemeente Zaanstad. Door de aanwezigheid van lokale helden als Loods 5, de Vrijbuiter (voorheen Kampeerwinkel) en ketenbedrijf Hornbach onderscheidt het aanbod op Zuiderhout zich duidelijk van andere perifere winkellocaties, wat de regionale toevloeiing van koopkracht verklaart.

Het laatste deel van het voormalige Bruynzeelgebied wordt naar verwachting in de loop van 2013 en 2014 geherstructureerd en getransformeerd. De ontwerpomgevingsvergunning voor de herbestemming van de voormalige loodsen 12 t/m 16 oostelijk van de Stormhoek tot PDV-locatie is in mei 2013 ter inzge gelegd. IKEA heeft in maart 2013 het grootste deel van dit terrein aan het Schiethavenkanaal gekocht en verwacht medio 2014 met de bouwwerkzaamheden te beginnen. De vestiging van IKEA leidt tot een aanzienlijke toename van de bovenregionale aantrekkings-kracht en de lokale koopkrachtbinding. Dit zorgt voor een groter verzorgingsbereik waardoor de omzeteffecten over een veel groter gebied worden verdeeld. Met de komst van IKEa zal de positie van Zuiderhout als goed functinerend perifeer winkelgebied verder worden versterkt. Hierdoor zal sprake zijn van een forse groei van het bezoekersaantal, uit een herkomst gebied dat veel groter is dan in de huidige situatie. Dit zal indirect een positief effect voor Zaandam-Centrum kunnen betekenen.

Zaanstad is zich bewust van de ontwikkelingen in de detailhandel, waarbij de economische crisis, leegstand, overbewinkeling en de opkomende internethandel een belangrijke rol spelen. Volgens onderzoeken betekent het feit dat er in Zaanstad en de regio kwantitatief geen ontwikkelruimte is vanwege de hoeveelheid leegstaand vloeroppervlak elders niet dat er daarom op Zuiderhout-noord geen nieuwe winkels gebouwd/geopend kunnen worden. Juist waar weinig marktruimte aanwezig is, is vernieuwing en versterking noodzakelijk om aanbod aan de veranderende vraag aan te passen. Zaanstad kiest ervoor de marktdynamiek op verantwoorde wijze te faciliteren. Het feit dat er weinig marktruimte is dwingt tot het maken van keuzes. Dit betekent vol inzetten op bewezen locaties (Inverdan en Zuiderhout) en waar mogelijk afbouwen van niet goed functionerende locaties. Zuiderhout is een winkelgebied waarvan de kern al goed tot zeer goed functioneert en waar de leegstand beperkt is. Alleen al in die zin onderscheidt het gebied zich van veel omringende perifere winkelgebieden. Ook behoort Zuiderhout nu al tot de grotere perifere winkelgebieden en onderscheidt het zich van de omliggende perifere winkelgebieden door de combinatie van lokale helden en de aanwezigheid van enkele ketenbedrijven met bovenlokale aantrekkingskracht. Met de komst van IKEA zal Zuiderhout deze positie versterken.

Zaanstad zal zich daarnaast blijven inspannen om het winkelgebied Inverdan te versterken. 'Bedrijven Zuid' alleen betrekking heeft op PDV. Voor deze vorm van detailhandel is volgens het daar geldende bestemmingsplan in Inverdan niet toegestaan. Inverdan leent zich niet voor PDV en het nieuwe bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV) op Zuiderhout. Ondanks een mogelijke overlap is het onderscheid tussen GDV en PDV voldoende helder. Bovendien wordt er in het algemeen van uitgegaan dat PDV door haar aard en bezoekmotief niet concurrerend is met het stadscentrum. Daar heeft het winkelen meer een recreatief karakter.
Zuiderhout en Noorderveld verschillen van elkaar qua omvang en functioneren. Er is geen sprake van twee gelijkwaardige centra. Wanneer er in het Runshoppingcentrum op Noorderveld sprake is van langdurige structurele leegstand dan moet de conclusie worden getrokken dat voor invulling breder moet worden gekeken dan alleen detailhandelsfuncties. In het nieuwe bestemmingsplan Noorderveld wordt dit gefaciliteerd door ook andere functies dan detailhandel mogelijk te maken. Het is verder aan de eigenaar om de mogelijkheden te benutten die hiermee geboden worden. Het beperken van een goed functionerende locatie om een zwakkere locatie te beschermen past niet in de visie van de gemeente.

Versterking van de perifere detailhandlesfunctie in Zuiderhout-noord kan volgens onderzoeken mogelijk gevolgen hebben voor de detailhandel in het zuid-oostelijk deel, de strook tussen de Provincialeweg en de Gerrit Kiststraat.Dit zal naar verwachting echter niet leiden tot onaanvaardbare leegstand en/of verloedering. Tot op heden blijkt de veerkract en dynamiek ook van dit deel voldoende groot te zijn. In de onlangs door verhuizing van Karwei en Kwantum naar de Stormhoek leeggekomen panden zijn inmiddels bedrijven uit de auto- en motorbranche gevestigd. Bovendien biedt de multifunctionele bestemming Gemengd-1 naast PDV nog een ruim aantal andere gebruiksmogelijkheden. En de strook ligt tegenover het Hembrug terrein De ontwikkelingen in dit bijzondere gebied. zullen hun uitstraling hebben naar de tegenoverliggende percelen en daarvan kunnen profiteren.

 

PDV-GDV

Voor de bestaande perifere detailhandel locaties (PDV) zoals Zuiderhout en het Run Shopping Centre Noorderveld (RSC) wordt het beleid ten aanzien van PDV/GDV in 2013 geactualiseerd. Inverdan is de enige locatie in Zaanstad waar momenteel grootschalige detailhandel (GDV) is toegestaan. De actualisatie behandelt tevens de vraag of uitbreiding van GDV wenselijk is. De gemeente overweegt om in beperkte mate buiten Inverdan grootschalige detailhandel toe te staan. Conform provinciaal en regionaal beleid is hierbij gekozen voor verdere versterking van kansrijke locaties. Zuiderhout-noord leent zich als gevolg van bovengemiddeld functioneren en ligging ten opzichte van zowel woonbebouwing als het centrum hier het beste voor. Voor het terrein Zuiderhout wordt een nadere afweging gemaakt over de ruimtelijke situering van Grootschalige Detailhandelvestiging (GDV). Belangrijke randvoorwaarden zijn de handhaving van de fijnmazigheid van de Zaanse detailhandelsstructuur en de kansrijkheid van de locaties. Hierover heeft echter nog geen besluitvorming door de raad plaatsgevonden.Dit bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijke vestiging van GDV.

Westerspoor en Hoogtij

Behalve een tuincentrum is er volgens het huidige bestemmingsplan in Westerspoor geen detailhandel toegestaan. Wegens gebrek aan ruimte op Zuiderhout heeft de Raad in 1998 een planologisch kader vastgesteld, waarbij werd bepaald dat in het gebied rondom de Penningweg en Tienlingstraat voor zes exact aangewezen locaties op grond van artikel 19 WRO vrijstelling kon worden verleend ten behoeve van bedrijven die personenauto's, fietsen, motorfietsen en/of caravans verkopen. Uit een bedrijveninventarisatie is gebleken dat er zich in het gebied ten noorden van de Hoofdtocht aanzienlijk meer van dergelijke bedrijven hebben gevestigd. En incidenteel ook zuid van de Hoofdtocht.

Er is in het bestemmingsplan voor gekozen om in het gehele gebied noord van de Hoofdtocht, tussen Ringweg en Albert Heijnweg detailhandel in personenauto's en motorfietsen toe te staan. Ook is deze vorm van gebruik toegevoegd aan de adressen waar volgens de gegevens van de KvK op 1 januari 2012 een autohandel was gevestigd (maatbestemming).

In HoogTij is geen detailhandel toegestaan. Alleen voor de Zaanse Promenade langs het Noordzeekanaal wordt gedacht aan publiekstrekkende functies, zoals een verzamelcomplex met daarin showrooms, toonzalen e.d. Het bestemmingsplan biedt deze mogelijkheid.

E-commerce

Een nieuwe vorm van verkoop is die via internetwinkels. Afhaalpunten van internetwinkels kunnen zich op bedrijventerreinen vestigen binnen perifere detailhandelslocaties. Deze afhaalpunten hebben opslag en distributie als primaire bedrijfsactiviteit, en mogen zich niet ontwikkelen tot complete winkels met een uitgebreide etalagefunctie en productadvisering. Dit betekent voor dit bestemmingsplan dat afhaalcentra zijn toegestaan binnen de bestemming Gemengd-1.

Internetwinkels zonder fysiek contact zijn wel toegestaan. Dat wil zeggen dat de internetwinkel geen uitstraling van een 'gewone' winkel mag hebben: er mogen geen etalages of uitstallingen zijn, geen schappen waar de producten zijn uitgestald en er mag niet ter plaatse betaald worden.

5.5 Duurzaamheid

Het Nederlandse energiebeleid wordt sterk beïnvloed door internationale ontwikkelingen en het Europese energiebeleid. Deze doelen zijn na het verschijnen van het Kyoto protocol nog steeds opgenomen in het energiebeleid. Ook de EU heeft doelen gesteld en afspraken gemaakt voor elke lidstaat met betrekking tot duurzame energie. Zo moet Nederland 6 % van het totaal aan opgewekte elektriciteit, duurzaam opwekken (PCCC, 2005).

Het Ministerie van Economische Zaken heeft echter als doelstelling dat in 2010 9% van de opgewekte elektriciteit duurzaam moet zijn. Verder moet 17% van de elektriciteit duurzaam worden opgewekt in 2020 en moet de totale energie (dus ook warmte) voor 10% uit duurzaam opgewekte energie bestaan (de Lange, 2001). Voor de invulling van deze doelen is in het Nederlandse energiebeleid naar voren gekomen dat ca. 42-45% van de duurzame energie afkomstig zal zijn van het gebruik van biomassa. Voor de productie van elektriciteit verwacht men dat ongeveer ¾ van de gestelde 9% duurzaam afkomstig zal zijn van biomassa. Er zijn verschillende energieproductietechnologieën die als brandstof biomassa gebruiken voorhanden, namelijk verbranding, vergisting en vergassing.

De gemeenteraad van Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van duurzaamheid. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en behoort tot de top 10 van milieuvriendelijkste gemeenten in Nederland. Om dit te bereiken komen in dit bestemmingsplan een viertal duurzaamheidaspecten omtrent energieopwekking aan de orde. In de navolgende paragrafen worden deze duurzaamheidaspecten uitgewerkt.

Windenergie

Grote windturbines

Het landschap en de bebouwde omgeving worden op veel plaatsen in Zaanstad als te kwetsbaar beoordeeld om overal binnen de gemeente grote windturbines (40 m en hoger) op te richten. Op het talud van de Hemspoortunnel, in de nabijheid van de Gerrit Bolkade is reeds een grote windturbine in bedrijf. Het bestemmingsplan Bedrijvenpark Westzanerpolder biedt de mogelijkheid om op een drietal locaties in deelgebied HoogTij windturbines met een masthoogte van 80 m en een rotordiam van 66 m op te richten. Om de gemeentelijke klimaatdoelstellingen in 2020 te halen is forse uitbreiding van de potentiele capaciteit noodzakelijk.

In de Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans (RSV) zijn acht zoeklocaties voor windturbines benoemd. Vier van deze zoeklocatie zijn, vanwege de ligging en het provinciale beleid, door Zaanstad benoemd als primaire zoeklocaties voor windturbines en hebben daarmee de voorkeur. Het betreft de volgende vier locaties: HoogTij, Westerpoort, Zuiderhout en Nauerna (buiten plangebied),

Omdat in de Ruimtelijke Structuurvisie Zichtbaar Zaans zoeklocaties voor windturbines zijn opgenomen, was het noodzakelijk een Milieu Effect Rapportage behorende bij een plan (planMER) en een Passende Beoordeling Windturbines Zaanstad op te stellen. De PlanMER beschrijft en beoordeelt de mogelijke milieueffecten van de zoeklocaties voor windturbines. In de Passende Beoordeling Windturbines worden de milieueffecten op Natura 2000 gebieden onderzocht.

De resultaten van de planMER maken duidelijk dat de afweging over zoeklocaties voor windturbines vooral gaat tussen landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de bijdrage die windturbines leveren aan de klimaatneutraliteit- en duurzaamheiddoelstellingen in Zaanstad.

In het planMER wordt het landschappelijk effect van de zoeklocaties langs het Noordzeekanaal positief beoordeeld vanwege een versterking van het contrast tussen stad en land.

De windturbines hebben een gering effect op de historische geografie van het landschap. Bij de aanleg van kabels en leidingen moet wel rekening gehouden worden met de archeologische waarden. De patronen in het veenweidegebied worden niet aangetast en blijven door de transparantie van de windparken goed zichtbaar.

Bij plaatsing van windturbines moet rekening worden gehouden met de geluidbelasting, slagschaduw, risicozonering en verstoring van de bodem die veroorzaak wordt door de plaatsing van windturbines.

Conclusie van het planMER is dat op de zoeklocaties langs het Noordzeekanaal met passende of compenserende maatregelen windturbines gerealiseerd kunnen worden. Wel moet er bij uitwerking van de zoeklocaties naar concrete voorstellen een nadere afweging op beleidsvelden plaatsvinden. Deze nadere afweging kan er toe leiden dat er uiteindelijk besloten wordt in een zoekgebied af te zien van plaatsing.

Uit de Passende beoordeling Windturbines Zaanstad blijkt dat indien maatregelen worden genomen, de zoeklocaties langs het Noordzeekanaal met zekerheid geen significante effecten op Natura-2000 gebieden veroorzaken.

Het bestemmingsplan Westzanerpolder bood voor het haventerrein in HoogTij de mogelijkheid voor 3 turbines. Provinciale Staten hebben echter op 17 december 2012 besloten om te kiezen voor een restrictief beleid voor windenergie op land. Er mag geen uitbreiding plaatsvinden van het aantal windturbines op land. De gemeente is gebonden aan dit beleid, in die zin, dat het eigen beleid hierdoor niet ten uitvoer gebracht kan worden en beperkt blijft tot wat provinciaal is toegestaan. Als het provinciaal beleid in de toekomst verruimd wordt, zal gekeken worden wat de meest geëigende procedure is om windturbines binnen de gemeente te realiseren.

De geplande windturbines op HoogTij zijn dan ook niet meer opgenomen in het bestemmingsplan.

Zonnepanelen of -collectoren

Het opwekken van elektriciteit met zonlicht is een duurzame methode die vrijwel overal toe te passen is. Elke woning, gebouwencomplex of onbebouwde gronden kunnen PV*-paneel (PV staat voor Photo Voltaïc) geplaatst worden. Met een PV-paneel kunnen zonnestralen opgevangen worden en omgezet worden in elektriciteit. PV-cellen zijn een gemakkelijke en milieuvriendelijke manier om stroom op te wekken.

Uit diverse publicaties blijkt ook dat zonne-energie in zijn geheel en de zonnepanelenindustrie in het bijzonder voornamelijk in Duitsland aan een grote opmars bezig zijn. Als gevolg hiervan nemen ook de investeringen in deze industrietak in andere Europese landen zoals België, Frankrijk, Italië en Spanje inmiddels fors toe. Deze stormachtige ontwikkeling in deze vrij nieuwe, schone industrietak leek tot voor kort vrijwel aan Nederland voor bij te gaan. Maar daar lijkt verandering in te komen.

In bepaalde gevallen is het plaatsen van een zonnepaneel of -collector vergunningsvrij. Hierover zal dan ook niets worden opgenomen in het bestemmingsplan.

5.6 Wonen

Soms is er sprake van een historisch gegroeide situatie, die in de Zaanstreek vaak voorkomt. Industrie en bedrijven hebben zich bijvoorbeeld ontwikkeld rondom bestaande woningen, woningen en bedrijvigheid zijn gelijk opgegaan vanwege hun onderlinge afhankelijkheid, of er was sprake van dienst- of bedrijfswoningen.

Sedert 2000 hanteert Zaanstad het uitgangspunt dat geen nieuwe (bedrijfs-)woningen worden toegestaan in industriegebieden als Zuiderhout- en Westerspoor-zuid en HoogTij. Dit beleid isin 2009 vastgelegd in de Ruimtelijke milieuvisie. Conform dit beleid zijn de bestaande bedrijfswoningen voorzien van een maatbestemming en bevat het bestemmingsplan niet de mogelijkheid nieuwe woningen op te richten.

5.7 Horeca

De bestemming Gemengd-1 omvat mede de mogelijkheid van gebruik voor horecadoeleinden behorend tot categorie 1. Dit is conform bestemmingsplan Zuiderhout. Ondersteunende horeca is alleen mogelijk indien wordt voldaan aan de daarvoor geldende beleidsregels, vastgesteld door de burgemeester op De aanwezige discotheken zijn als zodanig bestemd en hebben categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten.

5.8 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Met betrekking tot de archeologische waarden binnen het plangebied is het gewenst om het beleid te volgen zoals dat vastgelegd is in het Verdrag van Malta, de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) en de vertaling daarvan naar gemeentelijk niveau in de Archeologienota Zaanstad (2009). Wat betreft de archeologische waarden moet worden voorkomen dat deze worden aangetast door graafwerkzaamheden. In de nieuwe Monumentenwet wordt de status van archeologisch belangwekkende gebieden scherper geregeld en worden aan ingrepen in de bodem extra voorwaarden gesteld. Het is van belang dat dit bestemmingsplan daarin ook een functie vervult.

De archeologisch belangrijke gebieden zijn aangegeven op de verbeelding. Ook is het van belang dat voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) in bepaalde gevallen een vergunning wordt geëist waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen.

Op de verbeelding en in de regels is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. In hoofdstuk 4.8 wordt verder ingegaan op de beleidsstukken van archeologie.

5.9 Ontwikkelingen

In het plangebied worden de komende tijd een aantal ontwikkelingen verwacht. In HoogTij zal gestart worden met de bouw van de JI. Vooruitlopend op het bestemmingsplan ten behoeve van deze bouw is een projectafwijkingsbesluitprocedure 1e fase doorlopen.

Voor de aanleg van de kade langs het Noordzeekanaal ten behoeve van het haventerrein is reeds een onherroepelijke bouwvergunning verleend. Het bestemmingsplan Bedrijvenpark Westzanerpolder voorziet ten behoeve van de aanleg van het haventerrein in een uit te werken bestemming. De desbetreffende locatie is in dit bestemmingsplan direct bestemd voor haven- en havengebonden bedrijven.

Buiten de invulling van de laatste nog beschikbare kavels worden voor Westerspoor, buiten het reguliere verloop van bedrijven en bedrijfsactiviteiten geen bijzonder ontwikkelingen verwacht.

De eigenaar van Hemkade 48 heeft plannen zijn perceel en het aangrenzende terrein tussen Noordzeekanaal en vroegere Balkenhaven transformeren in een totaalconcept voor ontspanning, dance en leisure dat het hele jaar rond mensen zal trekken en een breed scala biedt aan evenementen en voorzieningen. De plannen verkeren nog in een prematuur stadium. De benodigde onderzoeken zijn nog niet verricht.

Voor het ten oosten van het plangebied gelegen Hembrugterrein wordt onderzoek gedaan naar ontwikkel- en gebruiksmogelijkheden. Daarbij wordt rekening gehouden met de in het plangebied aanwezige functies. Hetzelfde geldt voor de ontwikkelingen op/rond de afvalstort Nauerna.

Hoofdstuk 6 Milieuaspecten

In deze paragraaf komen de uitkomsten en de resultaten voor het bestemmingsplan verrichte onderzoeken aan de orde.

6.1 Resultaten uit milieuonderzoek

Door de afdeling Milieu van de gemeente Zaanstad is een onderzoek uitgevoerd naar de milieuaspecten in het bestemmingsplan Bedrijven Zuid. Het plangebied is onderverdeeld in 4 deelgebieden, namelijk:

  • 1. Oud Zaenden;
  • 2. Zuiderhout;
  • 3. Westerspoor;
  • 4. HoogTij.

Het milieuonderzoek is per deelgebied uitgevoerd voor de volgende milieuaspecten:

  • Geluid
  • Schiphol
  • Externe veiligheid
  • Geur
  • Luchtkwaliteit
  • Bedrijven
  • Bodem
  • Natuurwaarden

De belangrijkste conclusies zijn hieronder weergegeven.

6.1.1 Oud Zaenden

Geluid

Binnen het deelgebied Oud Zaenden zijn de aspecten Industrielawaai, Railverkeerslawaai en Wegverkeerslawaai onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

Industrielawaai;

  • Het deelgebied maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein 'Industrieterrein Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken'. Binnen het deelgebied Oud Zaenden bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.
  • Het deelgebied Oud Zaenden ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Westpoort in Amsterdam. Binnen de geluidszone op het deelgebied Oud Zaenden bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Railverkeerslawaai;

  • Het deelgebied ligt binnen geluidszone van het spoortraject Zaandam-Uitgeest. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied Oud Zaenden geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Wegverkeerslawaai.

  • Het deelgebied ligt volledig binnen de geluidszone van de Provincialeweg. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied Oud Zaenden geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Conclusie

Geluid vormt ten aanzien van het deelgebied Oud Zaenden geen belemmering voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.

Externe veiligheid

Binnen het deelgebied Oud Zaenden zijn de risicodragende activiteiten bij inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen door het bestemmingsplan onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen binnen het deelgebied:
Er bevinden zich binnen het deelgebied geen inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen buiten het deelgebied:

Chemtura, Ankerweg 18 in Amsterdam.

Chemtura is een producent van gewasbeschermingsmiddelen en heeft tot doel het produceren van fijnchemicaliën, het formuleren, granuleren en verpakken van halffabricaten en eindproducten.

Plaatsgebonden Risico

Uit de QRA van het bedrijf, uitgevoerd door bureau Tebodin d.d. 28 maart 2006, blijkt dat de PR -contour van 10-6 /jaar van het bedrijf grotendeels binnen het eigen bedrijfsterrein ligt. Buiten het terrein reikt deze contour maximaal enkele tientallen meters over het aangrenzende water. De afstand tussen de grens van het plangebied en het bedrijf Chemtura bedraagt circa 1000 meter. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Oud Zaenden.

Groepsrisico

Uit de beoordeling van het Veiligheidsrapport door de Provincie NH wordt geconcludeerd dat de effectafstand van 4,2 kilometer niet kan worden beschouwd als het invloedsgebied (1% letaliteit) voor Chemtura. De Provincie NH geeft in feite aan dat het invloedsgebied ligt op ongeveer 1 km afstand van het bedrijf en overeenkomt met de plaatsgebonden risicocontour van 1.10-9/jaar. Voor de beoordeling van het groepsrisico wordt voor het onderhavige bestemmingsplan uitgegaan van de plaatsgebonden risicocontour van 1.10-9/jaar als invloedsgebied (1% letaliteit).

De plaatsgebonden risicocontour van 1.10-9 grenst nagenoeg aan het plangebied, maar deze grens wordt niet overschreden. In verband hiermee hoeft voor Chemtura geen verantwoording van het groepsrisico voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid te worden uitgevoerd.
Chemtura vormt geen belemmering voor het deelgebied Oud Zaenden.

Geactualiseerd veiligheidsrapport, d.d. 24 juni 2011, documentnummer: 3412005

Inmiddels heeft in het kader van de revisie van de milieubeheervergunning op 24 juni 2011 een actualisatie plaatsgevonden van Veiligheidsrapport BRZ099. De procedure voor de revisie van de milieubeheervergunning is nog niet afgerond, waardoor het veiligheidsrapport nog de status van concept heeft. Voor de volledigheid is voor het onderhavige bestemmingsplan alvast op het nieuwe veiligheidsrapport geanticipeerd.

Plaatsgebonden risico geactualiseerd veiligheidsrapport

Uit het geactualiseerde veiligheidsrapport blijkt, dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ruim buiten de grens van het plangebied blijft. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Oud Zaenden.

Groepsrisico geactualiseerd veiligheidsrapport

Tevens blijkt, dat uit het geactualiseerde veiligheidsrapport dat het invloedsgebied op 925 meter van de inrichting ligt. De afstand tussen de grens van het plangebied en het bedrijf Chemtura bedraagt circa 1100 meter. Hierdoor ligt ook volgens het geactualiseerde veiligheidsrapport het invloedsgebied buiten het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid. In verband hiermee hoeft ook op basis van het geactualiseerde veiligheidrapport voor Chemtura geen verantwoording van het groepsrisico voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid te worden uitgevoerd.

Chemtura vormt ook op basis van het geactualiseerde veiligheidsrapport geen belemmering voor het deelgebied Oud Zaenden.

BP Terminal Amsterdam

Het invloedsgebied van BP Terminal ligt volgens de Risicokaart van de Provincie NH buiten het deelgebied Oud Zaenden. Er vindt voor dit deelgebied geen toetsing plaats van de externe veiligheid.
BP Terminal Amsterdam vormt geen belemmering voor het deelgebied Oud Zaenden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;

Het deelgebied Oud Zaenden ligt langs de Provincialeweg N203. In de nieuwe route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Provincialeweg N203 niet meer opgenomen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied Oud Zaenden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor.

Het deelgebied Oud Zaenden ligt op ruim 200 meter afstand van de spoorlijn Amsterdam – Zaandam. Hiermee ligt het deelgebied buiten de toetsingszone van 200 meter als gevolg van deze spoorlijn met betrekking tot de externe veiligheid.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water.

Het deelgebied ligt buiten de toetsingszone van 200 meter van het Noordzeekanaal en de Zaan. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied.

Transportleidingen

In het deelgebied bevinden zich geen hogedruk transportleidingen van de Gasunie.

Geur

Voor de ontwikkeling van het deelgebied Oud Zaenden zal voor het aspect geur rekening moeten worden gehouden met het bedrijf Exter BV. De geuroverlast vanuit het verleden is echter drastisch afgenomen door het toepassen van actieve koolfilters voor het zuiveren van de afgassen van de aromafabriek.

Luchtkwaliteit

Door het adviesbureau Tauw is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de som van de achtergrondconcentratie, de bijdrage van het verkeer en de bijdrage van de directe emissies van de relevante bedrijven nergens leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de meest kritische componenten NO2 en PM10, zoals in de Wet luchtkwaliteit is opgenomen.

Daarnaast blijkt uit de Monitoringstool, dat er ten opzichte van het jaar 2011 een afname plaatsvindt van de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020. Aangezien er in deelgebied Oud Zaenden geen grote luchtverontreinigende ontwikkelingen zijn te verwachten, zal voor dit deelgebied de concentratie van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020 volgens de prognoses ook afnemen.

Bedrijven
De Zaanse Betonmortelcentrale past niet binnen de toelaatbaarheid van het deelgebied in verband met de afstand tot het gebied Houthavenkade. Het bedrijf is op basis van de milieuvergunning toelaatbaar op deze locatie en zal een maatbestemming krijgen.

De overige bestemmingen, weergegeven in bijlage 3.1 van het milieuonderzoek, zijn in het deelgebied Oud Zaenden toelaatbaar.

De bedrijven buiten het deelgebied vormen geen belemmering voor de ontwikkeling binnen het deelgebied.

Bodem

Op het terrein aan Oud Zaenden 10, waar onder andere een hout- en plaatmateriaalzagerij, een betonmortelcentrale met eigen benzinepompinstallatie, een benzineservicestation en een autoreparatiebedrijf gevestigd zijn (geweest), zijn in de bodem matige verontreinigingen met minerale olie en aromaten aangetoond. Er is voor het terrein in 1993 een saneringsplan opgesteld. Voor zover bekend is de locatie nooit gesaneerd.

Natuurwaarden

Het deelgebied Oud Zaenden is voornamelijk conserverend van aard. Er zijn momenteel geen nieuwe ontwikkelingen bekend binnen dit gebied. In geval van ontwikkelingen dient in het kader van de Flora- en faunawet rekening te worden gehouden met de volgende algemene aspecten:

  • Bij sloop, renovaties en dakherstel zal aan broedplaatsen van gierzwaluwen, maar ook aan de eventuele aanwezigheid van vleermuizen, aandacht moeten worden geschonken. Sloop of renovatie van gebouwen waarin mogelijk gierzwaluwen nestelen, dient bij voorkeur niet te worden uitgevoerd van begin april tot half augustus, de broedperiode van deze vogelsoort.
  • Vleermuizen kunnen bijna het gehele jaar in spleten van bomen of in spouwmuren van gebouwen voorkomen. Aanbevolen wordt in een vroegtijdig stadium van de planning van sloop- of renovatiewerkzaamheden vast te stellen of er vleermuizen in het gebouw zitten. Indien een vleermuisverblijf wordt aangetroffen, kan het beste gewacht worden met de aanvang van de werkzaamheden tot de vleermuizen hun zomer- dan wel winterverblijf hebben verlaten. In het algemeen is de meest geschikte periode om werkzaamheden uit te voeren van half augustus tot eind oktober.
  • Voor wat betreft het verwijderen van vegetaties wordt geadviseerd bomen en struiken altijd te controleren op de aanwezigheid van vogelnesten, vogels in hun winterslaapplaats en vleermuizen (holle bomen). Vegetaties kunnen het beste verwijderd worden buiten het broedseizoen, d.w.z. van augustus tot maart. Geadviseerd wordt in alle jaargetijden na te gaan of er beschermde planten of dieren als kleine zoogdieren en amfibieën in het te verwijderen groen aanwezig zijn.

Met betrekking tot de habitattoets kan worden gesteld dat Oud Zaenden niet grenst aan een Natura-2000 gebied. De habitattoets heeft dan ook geen betrekking op Oud Zaenden.

6.1.2 Zuiderhout

Geluid

Binnen het deelgebied Zuiderhout zijn de aspecten Industrielawaai, Railverkeerslawaai en Wegverkeerslawaai onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

Industrielawaai:

  • Het deelgebied maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein 'Industrieterrein Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken' Binnen het deelgebied Zuiderhout zijn inrichtingen, als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, uitgesloten. Het bedrijventerrein maakt echter wel deel uit van het gezoneerde industrieterrein 'Industrieterrein Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken'. Binnen het deelgebied Zuiderhout bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.
    Vestiging van inrichtingen, als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, dienen expliciet in het bestemmingsplan te worden uitgesloten voor het deelgebied Zuiderhout, zoals momenteel ook in de het vigerende bestemmingsplan Zuiderhout is opgenomen.
  • Het deelgebied Zuiderhout ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Westpoort in Amsterdam. Binnen de geluidszone op het deelgebied Zuiderhout bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Railverkeerslawaai;

  • Het deelgebied ligt binnen geluidszone van het spoortraject Zaandam-Uitgeest. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied Zuiderhout geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Wegverkeerslawaai.

  • Het deelgebied ligt voor een deel binnen de geluidszone van de Provincialeweg, de Zuidelijke Randweg en de Pieter Ghijsenlaan. Binnen deze geluidszones bevinden zich in het deelgebied Zuiderhout geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Conclusie

Geluid vormt ten aanzien van het deelgebied Zuiderhout geen belemmering voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.

Externe veiligheid

Binnen het deelgebied Zuiderhout bevindt zich een aantal activiteiten, dat betrekking heeft op het aspect externe veiligheid, namelijk:

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen binnen het deelgebied;

Norit, Pieter Ghijsenlaan 42

Norit is een producent van actieve kool. Norit valt op basis van de vigerende milieubeheervergunning onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), omdat de opslag van gevaarlijke stoffen hierin niet is begrensd op maximaal 10.000 kg. De werkelijke hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen bedraagt momenteel minder dan 10.000 kg. Het bevoegde gezag (Provincie Noord-Holland) heeft aan Norit Nederland B.V. gevraagd een revisievergunning in het kader van de Wet milieubeheer in te dienen, omdat de huidige vergunning per 1 januari 2011 is verlopen en omdat er binnen de inrichting nieuwe activiteiten plaatsvinden. Om de risico's van de activiteiten voor de omgeving in kaart te brengen heeft Norit Nederland voor de revisievergunningaanvraag Wet milieubeheer door DHV een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) laten opstellen.

Plaatsgebonden risico

De PR 10-5/jaar van Norit ligt in zijn geheel binnen de inrichtinggrens. De PR 10-6/ jaar contour ligt voor een groot deel binnen de inrichting. Ten westen van de inrichting ligt de PR 10-6/jaar contour voor een klein deel buiten de inrichtinggrens. Binnen de PR 10-6/jaar contour bevinden zich geen (geprojecteerde beperkt en beperkt) kwetsbare objecten. Buiten de inrichtingsgrens mogen zich binnen de PR 10-6/jaar contour geen (beperkt) kwetsbare objecten vestigen.

Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Zuiderhout.

Groepsrisico

Het groepsrisico als gevolg van Norit veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico met een factor 3,54 x10-8 per jaar ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. De installaties voldoen aan de Best Beschikbare Technieken (BBT).

Het betreft binnen het invloedsgebied voornamelijk een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen is binnen een gebouw aanwezig. Binnen het invloedsgebied van Norit op Zuiderhout zullen geen grote ontwikkelingen meer plaatsvinden. Hierdoor zal er in het deelgebied Zuiderhout geen relevante toename van het groepsrisico plaatsvinden.

Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van Norit voor het deelgebied Zuiderhout verantwoord is.

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen buiten het deelgebied;

Buiten het deelgebied bevinden zich de volgende bedrijven, die ten aanzien van externe veiligheid ook invloed hebben op het deelgebied Zuiderhout:

Chemtura, Ankerweg 18 in Amsterdam.

Chemtura is een producent van gewasbeschermingsmiddelen en heeft tot doel het produceren van fijnchemicaliën, het formuleren, granuleren en verpakken van halffabricaten en eindproducten.

Plaatsgebonden Risico

Zoals al is omschreven voor het deelgebied Oud Zaenden blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ruim buiten de grens van het plangebied blijft. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Zuiderhout.

Groepsrisico

Ook voor het groepsrisico geldt hetzelfde, als is omschreven voor het deelgebied Oud Zaenden. Het invloedsgebied van Chemtura ligt buiten het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid. In verband hiermee hoeft voor Chemtura geen verantwoording van het groepsrisico voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid te worden uitgevoerd. Chemtura vormt geen belemmering voor het deelgebied Zuiderhout.

BP Terminal Amsterdam
BP Terminal Amsterdam betreft een inrichting ten behoeve van tankopslag en blending van olieproducten. Op 21 mei 2008 is er naar aanleiding van een uitbreiding van BP Terminal Amsterdam en een aanvraag voor een veranderingsvergunning in het kader van de Wet milieubeheer door Royal Haskoning een QRA, versie 9R1012.01, opgesteld. Volgens de Risicokaart van de Provincie NH bedraagt de effectafstand van de opslagtank voor butaan (de gasbollen) 3300 meter en voor de opslag van brandbare vloeistoffen 1550 meter. Uit de genoemde QRA blijkt dat het maatgevende scenario het in 10 minuten uitstromen van de opslagtanks 2151 en 2152 is. De operationele inhoud van deze tanks bedraagt per tank 2640 m3 met butaan. Het invloedsgebied bedraagt volgens de QRA voor deze tanks 1550 meter. Ten behoeve van de veranderingsvergunning in het kader van de Wet milieubeheer is door het RIVM bepaald dat het maatgevende scenario voor de tanks 2151 en 2152 ligt op 2000 meter bij een gaswolkexplosie. Hierbij is volgens de milieuvergunning wel uitgegaan van 3300 m3 in plaats van de genoemde 2640 m3.

Het deelgebied Zuiderhout ligt op ongeveer 2250 meter van de BP Terminal Amsterdam en valt dus buiten het invloedsgebied. BP Terminal Amsterdam vormt geen belemmering voor het deelgebied Zuiderhout.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;

De Zuidelijke Randweg doorsnijdt het deelgebied Zuiderhout. Deze weg is opgenomen in de nieuwe route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico
Voor zowel de huidige, als de toekomstige situatie is een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 niet aanwezig.

Groepsrisico
In het onderzoek van Arcadis ten behoeve van de aanpassing van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de nieuwe ontwikkelingen langs de Zuidelijke Randweg meegenomen. Voor beide ontwikkelingen is in het kader van artikel 19 van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) een verantwoording voor het groepsrisico opgesteld. Hiervoor is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek Waterland.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied Zuiderhout.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor.

Het deelgebied Zuiderhout ligt op ruim 200 meter afstand van de spoorlijn Amsterdam – Zaandam. Hiermee ligt het deelgebied buiten de toetsingszone van 200 meter als gevolg van deze spoorlijn met betrekking tot de externe veiligheid.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water.

Het deelgebied ligt gedeeltelijk binnen de toetsingszone van 200 meter van het Noordzeekanaal, maar buiten de toetsingszone van de Zaan.

Plaatsgebonden Risico
Uit de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ter hoogte van het deelgebied Zuiderhout niet buiten de oevers van het Noordzeekanaal ligt.

Het Basisnet water kent geen externe veiligheidsknelpunten nu en in de toekomst met een tijdshorizon van 2030.

Groepsrisico
Het groepsrisico ligt volgens de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 ter hoogte van het deelgebied Zuiderhout op een score van -7.31, indien zich 1000 personen/ha zich in dit deelgebied langs het Noordzeekanaal bevinden. Bij zo'n lage score is er van een groepsrisico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water geen sprake.

Het Noordzeekanaal valt volgens het Basisnet Water onder de rode categorie. Dit betekent:

  • geen nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen de waterlijn;
  • een plasbrandaandachtsgebied van 40 meter landinwaarts vanaf de waterlijn.

Binnen het plasbrandaandachtsgebied van 40 meter dient aan de vestiging van kwetsbare objecten een zorgvuldige afweging ten grondslag te liggen. Bij deze afweging dient de behoefte tot het realiseren van die kwetsbare objecten in het plasbrandaandachtsgebied te worden onderbouwd, waarbij ook mogelijke alternatieve locaties worden beschouwd. Daarnaast of in samenhang met deze afweging dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de bestrijdbaarheid van een plasbrand (hulpverlening & zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw). Het Basisnet Water is opgenomen in Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Concreet betekent dit dat beperkt kwetsbare objecten zich mogen vestigen binnen het plasaandachtsgebied, maar dat voor kwetsbare objecten een zorgvuldige afweging dient plaats te vinden. Het is overigens wel aan te bevelen om bij elke nieuwe ontwikkeling binnen het plasbrandaandachtsgebied voldoende vluchtwegen/(nood)uitgangen te creëren, die bij voorkeur niet gericht zijn, c.q. leiden naar de risicobronnen.

Transportleidingen

In het deelgebied bevinden zich geen hoge druk transportleidingen van de Gasunie.

Geur

Binnen het deelgebied Zuiderhout bevinden zich geen geurgevoelige objecten, zodat met het aspect geur geen rekening hoeft te worden gehouden.

Luchtkwaliteit

Door het adviesbureau Tauw is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de som van de achtergrondconcentratie, de bijdrage van het verkeer en de bijdrage van de directe emissies van de relevante bedrijven nergens leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de meest kritische componenten NO2 en PM10, zoals in de Wet luchtkwaliteit is opgenomen.

Daarnaast blijkt uit de Monitoringstool, dat er ten opzichte van het jaar 2011 een afname plaatsvindt van de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020. Aangezien er in deelgebied Zuiderhout geen grote luchtverontreinigende ontwikkelingen zijn te verwachten, zal voor deze deelgebieden de concentratie van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020 volgens de prognoses ook afnemen.

Bedrijven
Norit Nederland BV past niet binnen de toelaatbaarheid van het deelgebied in verband met de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen langs de Pieter Ghijsenlaan en de Hemkade. Het bedrijf is op basis van de milieuvergunning toelaatbaar op deze locatie en zal een maatbestemming krijgen.

Ikea is voornemens om aan de Stormhoek in Zaandam een nieuwe vestiging van het bedrijf te gaan realiseren. In verband hiermee zijn voor de relevante milieuaspecten geluid, luchtkwaliteit en flora & fauna onderzoeken uitgevoerd. Uit de onderzoeken blijkt, dat Ikea op de locatie inpasbaar is in het bestemmingsplan.

De overige bestemmingen, weergegeven in bijlage 3.2 van het milieuonderzoek, zijn in het deelgebied Zuiderhout toelaatbaar.

De bedrijven buiten het deelgebied vormen geen belemmering voor de ontwikkeling binnen het deelgebied.

Bodem

Op de locatie Pieter Ghijsenlaan 12, aangeduid als Bruynzeel bedrijfsterrein, zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. De locatie bestaat uit diverse deellocaties die afzonderlijk van elkaar onderzocht zijn:

  • Voor het noordelijke deel van de locatie is een beschikking afgegeven (ernstig, niet urgent). De bovengrond is hier sterk verontreinigd met zware metalen. Voor zover bekend is de sanering nog niet uitgevoerd;
  • Op het zuidelijke deel van de locatie is een sanering uitgevoerd door de sintellaag af te graven;
  • Ter plaatse van de P. Ghijsenlaan 12c is in grond en grondwater minerale olie en PAK boven de interventiewaarde aangetoond. Deze verontreinigingen zijn niet volledig afgeperkt;
  • Uit een verkennend onderzoek ter plaatse van het Bruynzeel Deuren terrein blijkt dat naast een matige tot ernstige verontreiniging met zware metalen en PAK in de bovengrond, op een aantal locaties ernstige verontreinigingen zijn aangetoond: de blusvijver, de geluidswal, het ketelhuis en hal E. Op een deel van deze deellocaties dient de verontreiniging nader onderzocht te worden;
  • Bij een nulsituatieonderzoek door Ecocontrol (01-09-2002) is ter plaatse van een ondergrondse tank minerale olie boven de interventiewaarde aangetoond in het grondwater.

Op de locatie Balkenhaven Zaandam, gelegen aan de S. Spiersweg, is sprake van een stortplaats (stort van hoogovenslakken en slib in havenbekken) die geïsoleerd is d.m.v. een wand en afdekking. Het grondwater in de stortplaats is sterk verontreinigd met arseen en naftaleen. Het grondwater wordt gemonitord.

Ter plaatse van de Zaanderhorn is sprake van een voormalige stortplaats van Bruynzeel. De grond en het grondwater zijn sterk verontreinigd. Het grondwater is in drie rondes gemonitord. Conclusie is dat het stortmateriaal de kwaliteit van het grondwater beïnvloedt en dat het grondwater nader onderzocht dient te worden.

Natuurwaarden

Binnen het deelgebied Zuiderhout vinden een aantal nieuwe ontwikkelingen plaats. Zoals uit het onderzoek van Van der Goes & Groot blijkt is Zuiderhout minder interessant voor de natuurwaarden. In geval van de ontwikkelingen dient in het kader van de Flora- en faunawet rekening te worden gehouden met de volgende algemene aspecten:

  • Bij sloop, renovaties en dakherstel zal aan broedplaatsen van gierzwaluwen, maar ook aan de eventuele aanwezigheid van vleermuizen, aandacht moeten worden geschonken. Sloop of renovatie van gebouwen waarin mogelijk gierzwaluwen nestelen, dient bij voorkeur niet te worden uitgevoerd van begin april tot half augustus, de broedperiode van deze vogelsoort.
  • Vleermuizen kunnen bijna het gehele jaar in spleten van bomen of in spouwmuren van gebouwen voorkomen. Aanbevolen wordt in een vroegtijdig stadium van de planning van sloop- of renovatiewerkzaamheden vast te stellen of er vleermuizen in het gebouw zitten. Indien een vleermuisverblijf wordt aangetroffen, kan het beste gewacht worden met de aanvang van de werkzaamheden tot de vleermuizen hun zomer- dan wel winterverblijf hebben verlaten. In het algemeen is de meest geschikte periode om werkzaamheden uit te voeren van half augustus tot eind oktober.
  • Voor wat betreft het verwijderen van vegetaties wordt geadviseerd bomen en struiken altijd te controleren op de aanwezigheid van vogelnesten, vogels in hun winterslaapplaats en vleermuizen (holle bomen). Vegetaties kunnen het beste verwijderd worden buiten het broedseizoen, d.w.z. van augustus tot maart. Geadviseerd wordt in alle jaargetijden na te gaan of er beschermde planten of dieren als kleine zoogdieren en amfibieën in het te verwijderen groen aanwezig zijn.

Met betrekking tot de habitattoets kan worden gesteld dat Zuiderhout niet grenst aan een Natura-2000 gebied. De habitattoets heeft dan ook geen betrekking op Zuiderhout.

6.1.3 Westerspoor

Geluid

Binnen het deelgebied Westerspoor zijn de aspecten Industrielawaai, railverkeerslawaai en wegverkeerslawaai onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

Industrielawaai:

  • Het deelgebied maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein 'Industrieterrein Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken'. Ten noorden van de Hoofdtocht zijn inrichtingen, als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, uitgesloten. Het bedrijventerrein ten noorden van de Hoofdtocht maakt echter wel deel uit van het gezoneerde industrieterrein 'Industrieterrein Achtersluispolder, Westerspoor-Zuid en omstreken'. Binnen het deelgebied Westerspoor bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.
    Vestiging van inrichtingen, als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, dienen expliciet in het bestemmingsplan te worden uitgesloten voor het gebied ten noorden van de Hoofdtocht, zoals momenteel ook in de het vigerende bestemmingsplan Westerspoor Zuid is opgenomen.
  • Het deelgebied Westerspoor ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Westpoort in Amsterdam. Binnen de geluidszone op het deelgebied Westerspoor bevinden zich geen geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Railverkeerslawaai:

  • Het deelgebied ligt voor een klein deel binnen de geluidszone van het spoortraject Zaandam-Uitgeest. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied Westerspoor geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Wegverkeerslawaai:

  • Het deelgebied ligt voor een deel binnen de geluidszone van de Albert Heijnweg, de Hoofdtocht, de Verbindingstocht en de Zuidelijke Randweg. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied Westerspoor geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen.

Conclusie

Geluid vormt ten aanzien van het deelgebied Westerspoor voor de aspecten industrie-, railverkeer- en wegverkeerslawaai geen belemmering voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.

Externe veiligheid

Binnen het deelgebied Westerspoor bevinden zich een aantal activiteiten, dat betrekking heeft op het aspect externe veiligheid, namelijk:

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen binnen het deelgebied.

Hilton Meats, Grote Tocht 31.

Hilton Meats valt onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) door de aanwezigheid van ammoniak als koudemiddel in de koel- en vriesinstallaties. Hilton Meats BV heeft de volgende koelinstallaties in gebruik:
- nieuwbouw: indirecte koelinstallatie met 240 kg NH3;
- oudbouw 1ste etage/machinekamer: indirecte/directe koelinstallatie met 2000 kg NH3;
- oudbouw technische dienst: indirecte koelinstallatie met 120 kg NH3.
De gezamenlijke hoeveelheid ammoniak bedraagt 2360 kg.

Plaatsgebonden Risico
De plaatsgebonden risicocontour van 10–6 ligt op de terreingrens van de inrichting. Hierdoor wordt voldaan aan de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico van 10–6 per jaar.

Groepsrisico
Volgens het REVI is de grens van het invloedsgebied voor Hilton Meats niet relevant. Het groepsrisico, de mogelijkheden voor rampbestrijding en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking hoeven niet te worden verantwoord.

Albert Heijn BV, Hoofdtocht 1.

Albert Heijn BV valt onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) door de aanwezigheid van ammoniak als koudemiddel in de koel- en vriesinstallaties. Albert Heijn BV heeft 3 koelinstallaties, elk met een inhoud van 1150 kg met 1 gezamelijk afscheidervat, type 1, temperatuur tussen -25 en - 5. NH3 De gezamenlijke hoeveelheid ammoniak bedraagt 3450 kg.


Plaatsgebonden Risico
De plaatsgebonden risicocontour van 10–6 ligt op de terreingrens van de inrichting. Hierdoor wordt voldaan aan de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico van 10–6 per jaar.

Groepsrisico
Volgens het REVI is de grens van het invloedsgebied voor Albert Heijn BV niet relevant. Het groepsrisico, de mogelijkheden voor rampbestrijding en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking hoeven niet te worden verantwoord.

Texaco Tankstation, Ducaatstraat 43;

Het tankstation Texaco betreft een verkooppunt van motorbrandstoffen. Hierbij vindt tevens verkoop van LPG plaats.

Plaatsgebonden Risico

Voor het Texaco Tankstation is een QRA opgesteld. Op basis van deze QRA wordt voldaan aan de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico van 10–6 per jaar.

Groepsrisico

Voor de verantwoording van het groepsrisico is op basis van de QRA een notitie voor de verantwoordingsplicht opgesteld door het adviesbureau Oranjewoud. Hieruit blijkt dat het groepsrisico ruimschoots beneden de oriëntatiewaarde ligt. In de verantwoording zijn maatregelen opgenomen ter beperking van het groepsrisico, zoals het aanpassen van de opstelplaats en het opnemen van venstertijden voor de aflevering van LPG.

In het plangebied zijn voornamelijk personen aanwezig met een normale zelfredzaamheid. Volgens het onderzoek van het adviesbureau Oranjewoud is de scoring voor zelfredzaamheid van de aanwezige personen in deze omgeving optimaal.

Voor de zelfredzaamheid, bestrijding en de hulpverlening is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. Uit dit advies blijkt samengevat het volgende:

Zelfredzaamheid.

Bij een explosie (of BLEVE) is het belangrijk dat de burgers niet hun ramen en deuren sluiten. Door de drukgolf kunnen namelijk rondvliegende scherven en objecten ontstaan, met als gevolg gewonden of zelfs dodelijke slachtoffers. Als een explosie dreigt, is de beste oplossing om het effectgebied te ontvluchten. Het is belangrijk een veilige plek op te zoeken buiten het bereik van rondvliegende delen zoals glas. Na de explosie kunnen er secundaire branden ontstaan.

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.

Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding. In geval van een incident binnen het LPG-tankstation Texaco kunnen de hulpdiensten de locatie goed en van twee zijden benaderen.

Bij een inzet, bijvoorbeeld bij een brandbestrijding, zal de brandweer in eerste instantie afleggen op de ondergrondse bluswaterleiding (primaire bluswatervoorziening). Voor een adequate bluswatervoorziening gelden de eisen uit de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding in 2003. Uit het advies van de brandweer Zaanstad blijken in het bestemmingsplangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig te zijn voor het deelgebied Westerspoor.

Conclusie verantwoording groepsrisico Texaco Tankstation

Het groepsrisico als gevolg van het zelftankstation Texaco veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico een factor 0.0125 onder de oriëntatiewaarde ligt. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking en voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van een LPG tankstation op deze locatie verantwoord is.

Eurofill Holding BV, Grote Tocht 99

Eurofill is een aerosol fabriek. Hier worden in opdracht van derden diverse soorten aerosol producten zoals bijv. deodorant, remreiniger, motorstarter e.a. afgevuld en verzonden naar de opdrachtgever. Eurofill valt momenteel onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen) o.b.v. de lichte categorie. Het bedrijf is hierdoor niet verplicht om een veiligheidsrapport op te stellen.

Plaatsgebonden Risico

De maatgevende risicocontour voor de grenswaarde van het plaatsgebonden risico van 1.10-6/jr. wordt veroorzaakt door de scenario's breuk van de losslang van de tankauto met brandbaar gas (maximale effectafstand ongeveer 44 m) en het instantaan falen van de ingeterpte tanks. De maatgevende risicocontour ligt aan de oost- en zuidzijde buiten het terrein van de inrichting.

Binnen de contour bevindt zich aan de oostzijde een beperkt kwetsbaar object (een kantoor voor minder dan 50 personen). Het beperkt kwetsbare object bevindt zich binnen de 10-6 contour maar buiten de 10-5 contour van een inrichting waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het BEVI een milieuvergunning is verleend. De beschreven situatie wordt niet geregeld in het Besluit. Deze situatie wordt, omdat het een beperkt kwetsbaar object in een bestaande situatie betreft, als toelaatbaar aangemerkt.

Groepsrisico

Het maatgevende scenario is de instantane uitstroming van de ingeterpte tank van 13,5 ton propaan met een straal van 203.6 meter. Het groepsrisico ligt beneden de oriëntatiewaarde. De installaties voldoen aan de Best Beschikbare Techniek (BBT).

Het betreft hier een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen binnen het deelgebied Westerspoor is in een gebouw aan het werk en daardoor beschermd tegen de warmtestraling. Binnen het invloedsgebied van Westerspoor zullen geen grote ontwikkelingen meer plaatsvinden, omdat het industrieterrein nagenoeg volgebouwd is. Hierdoor zal er in het deelgebied Westerspoor geen relevante toename van het groepsrisico plaatsvinden.

Voor de zelfredzaamheid, bestrijding en de hulpverlening is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. Uit dit advies blijkt samengevat het volgende:

Zelfredzaamheid.

Bij een explosie (of BLEVE) is het belangrijk dat de burgers niet hun ramen en deuren sluiten. Door de drukgolf kunnen namelijk rondvliegende scherven en objecten ontstaan, met als gevolg gewonden of zelfs dodelijke slachtoffers. Als een explosie dreigt, is de beste oplossing om het effectgebied te ontvluchten. Het is belangrijk een veilige plek op te zoeken buiten het bereik van rondvliegende delen zoals glas. Na de explosie kunnen er secundaire branden ontstaan.

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.

Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding.

Bij een inzet, bijvoorbeeld bij een brandbestrijding, zal de brandweer in eerste instantie afleggen op de ondergrondse bluswaterleiding (primaire bluswatervoorziening). Voor een adequate bluswatervoorziening gelden de eisen uit de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding in 2003. Uit het advies van de brandweer Zaanstad blijken in het bestemmingsplangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig te zijn voor het deelgebied Westerspoor.

Conclusie verantwoording groepsrisico Eurofill BV

Het groepsrisico als gevolg van Eurofill BV veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking en voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van Eurofill in het deelgebied Westerspoor verantwoord is.

Bruins Veem BV, Gerrit Bolkade 43

Bruins Veem BV is opgenomen op de Risicokaart van de Provincie NH, als een inrichting dat onder het BEVI valt op basis van de opslag van meer dan 10 ton calciumchloride. De opgeslagen stof calciumchloride is niet brandbaar en behoort niet tot de klasse van ADR goederen. Het betreft een zout. De calciumchloride wordt buiten apart opgeslagen, dus niet samen met brandbare stoffen. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat Bruins Veem BV volgens de gewijzigde BEVI niet wordt aangemerkt als een bedrijf dat onder het BEVI valt.

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen buiten het deelgebied.

Buiten het deelgebied bevinden zich de volgende bedrijven, die ten aanzien van externe veiligheid ook invloed hebben op het deelgebied Westerspoor:

Chemtura, Ankerweg 18 in Amsterdam.

Chemtura is een producent van gewasbeschermingsmiddelen en heeft tot doel het produceren van fijnchemicaliën, het formuleren, granuleren en verpakken van halffabricaten en eindproducten.

Plaatsgebonden Risico

Zoals al is omschreven voor het deelgebied Oud Zaenden blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ruim buiten de grens van het plangebied blijft. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Zuiderhout.

Groepsrisico

Ook voor het groepsrisico geldt hetzelfde, als is omschreven voor het deelgebied Oud Zaenden. Het invloedsgebied van Chemtura ligt buiten het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid. In verband hiermee hoeft voor Chemtura geen verantwoording van het groepsrisico voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid te worden uitgevoerd.

Chemtura vormt geen belemmering voor het deelgebied Westerspoor.

BP Amsterdam Terminal

BP Amsterdam Terminal is een bedrijf waar brandbare vloeistoffen worden opgeslagen. De inrichting bestaat uit een tankenpark voor opslag van gassen en aardolieproducten, installaties voor mengen en behandelen van ýproducten, steigers en laadplaatsen voor overslag, alsmede kantoren.

Plaatsgebonden Risico

Uit de QRA van BP Amsterdam Terminal blijkt dat de PR -contour van 10-6 /jaar van het bedrijf niet binnen de gemeentegrens van de gemeente Zaanstad ligt. De afstand tussen de grens van het plangebied en de terreingrens van BP Amsterdam Terminal bedraagt circa 500 meter. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied Westerspoor.

Groepsrisico

Het maatgevende scenario is het in 10 minuten uitstromen van de opslagtanks 2151 of 2152. De operationele inhoud van deze tanks bedraagt per tank 2640 m3 met butaan. Het invloedsgebied bedraagt volgens de QRA voor deze tanks 1550 meter. Ten behoeve van de veranderingsvergunning in het kader van de Wet milieubeheer is door het RIVM bepaald dat het maatgevende scenario voor de tanks 2151 en 2152 ligt op 2000 meter bij een gaswolkexplosie. Het groepsrisico ligt beneden de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico als gevolg van de BP Terminal Amsterdam veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico een factor 0.111 onder de oriëntatiewaarde ligt. De installaties voldoen aan de Best Beschikbare Technieken (BBT). Er zijn volgens de Provincie N-H, de vergunningverlenende instantie, redelijkerwijs geen aanvullende bronmaatregelen mogelijk om het groepsrisico verder te beperken.

Het betreft binnen het invloedsgebied een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen binnen het deelgebied Westerspoor zal in een gebouw aan het werk zijn en daardoor beschermd tegen de warmtestraling. Binnen het invloedsgebied van Westerspoor zullen geen grote ontwikkelingen meer plaatsvinden. Hierdoor zal er in het deelgebied Westerspoor geen relevante toename van het groepsrisico plaatsvinden.

Voor de zelfredzaamheid, bestrijding en de hulpverlening is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. Uit dit advies blijkt samengevat het volgende:

Zelfredzaamheid.

In het plangebied zijn voornamelijk personen aanwezig met een normale zelfredzaamheid. Voor de zelfredzaamheid is advies gevraagd bij de RBZW. Hierin is ten aanzien van de zelfredzaamheid het volgende opgenomen:

Bij een explosie (of BLEVE) is het belangrijk dat de burgers niet hun ramen en deuren sluiten. Door de drukgolf kunnen namelijk rondvliegende scherven en objecten ontstaan, met als gevolg gewonden of zelfs dodelijke slachtoffers. Als een explosie dreigt, is de beste oplossing om het effectgebied te ontvluchten. Het is belangrijk een veilige plek op te zoeken buiten het bereik van rondvliegende delen zoals glas. Na de explosie kunnen er secundaire branden ontstaan. Bij dit scenario is het belangrijk dat niet het WAS (waarschuwing- en alarmeringssysteem) wordt ingeschakeld, omdat men dan naar aanleiding van de landelijke voorlichtingscampagne ('Denk vooruit') naar binnen vlucht en ramen en deuren sluit.

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.

Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding.

Bij een inzet, bijvoorbeeld bij een brandbestrijding, zal de brandweer in eerste instantie afleggen op de ondergrondse bluswaterleiding (primaire bluswatervoorziening). Voor een adequate bluswatervoorziening gelden de eisen uit de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding in 2003. Uit het advies van de brandweer Zaanstad blijken in het bestemmingsplangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig te zijn voor het deelgebied Westerspoor.

Conclusie verantwoording groepsrisico BP Amsterdam Terminal

Het groepsrisico als gevolg van BP Amsterdam Terminal veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. De installaties voldoen aan BBT. Er zijn volgens de Provincie N.-H, de vergunningverlenende instantie, redelijkerwijs geen aanvullende bronmaatregelen mogelijk om het groepsrisico verder te beperken. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking en voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van BP Amsterdam Terminal ten opzichte van het deelgebied Westerspoor verantwoord is.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

De nieuwe Zuidelijke Randweg loopt door het deelgebied Westerspoor. Deze weg is opgenomen in de nieuwe route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico

Voor zowel de huidige, als de toekomstige situatie is een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 niet aanwezig.

Groepsrisico

Het groepsrisico als gevolg van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door het deelgebied Westerspoor veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit het onderzoek Externe Veiligheid Route Vervoer Gevaarlijke Stoffen van Arcadis blijkt dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Het betreft hier een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen binnen het deelgebied Westerspoor is in een gebouw aan het werk en daardoor beschermd tegen de warmtestraling.

Binnen het invloedsgebied van Westerspoor zullen geen grote ontwikkelingen meer plaatsvinden, omdat het industrieterrein nagenoeg volgebouwd is. Hierdoor zal er in het deelgebied Westerspoor geen relevante toename van het groepsrisico plaatsvinden.

Voor de zelfredzaamheid, bestrijding en de hulpverlening is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. Uit dit advies blijkt samengevat het volgende:

Zelfredzaamheid.

Bij een dreigende explosie is het belangrijk dat de burgers niet hun ramen en deuren sluiten. Door de drukgolf kunnen namelijk rondvliegende scherven en objecten ontstaan, met als gevolg gewonden of zelfs dodelijke slachtoffers. Als een explosie dreigt, is de beste oplossing om het effectgebied te ontvluchten. Het is belangrijk een veilige plek op te zoeken buiten het bereik van rondvliegende delen zoals glas. Na de explosie kunnen er secundaire branden ontstaan.

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.

  • Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding.
  • Bij een inzet, bijvoorbeeld bij een brandbestrijding, zal de brandweer in eerste instantie afleggen op de ondergrondse bluswaterleiding (primaire bluswatervoorziening). Voor een adequate bluswatervoorziening gelden de eisen uit de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding in 2003. Uit het advies van de brandweer Zaanstad blijken in het bestemmingsplangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig te zijn voor het deelgebied Westerspoor.
  • Het is aan te bevelen om bij de indeling van het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten te projecteren binnen het 100% letaal effectgebied van enig incidentscenario, zowel bij het vervoer van gevaarlijke stoffen als bij de Bevi-inrichtingen. Concreet betekent dit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen dat er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 90 meter aan de weerszijden van de route gevaarlijke stoffen worden toegestaan.

Conclusie verantwoording groepsrisico vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Het groepsrisico als gevolg van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door het deelgebied Westerspoor veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit het onderzoek Externe Veiligheid Route Vervoer Gevaarlijke Stoffen van Arcadis blijkt dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat het vervoer van gevaarlijke stoffen langs het deelgebied Westerspoor verantwoord is.

Als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen adviseert de RBZW om geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 90 meter aan de weerszijden van de route gevaarlijke stoffen toe te staan. Voor nieuwe de ontwikkelingen binnen het deelgebied Westerspoor zal dit in overweging worden genomen.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied Westerspoor.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

De spoorlijn Amsterdam – Zaandam loopt door het deelgebied Westerspoor. Hierdoor bevindt zich een gedeelte van het deelgebied binnen de toetsingszone van 200 meter van deze spoorlijn met betrekking tot de externe veiligheid.

Door Prorail is op 5 december 2003 de 'Prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor' uitgebracht. Hierin is een prognose opgenomen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Voor Zaanstad stelt Prorail dat voor wat betreft de externe veiligheid uitgegaan kan worden van de beleidsvrije marktprognose van 0 voor de risicobenadering, waardoor er geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 en is het groepsrisico als gevolg van de spoorlijn niet van toepassing.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Amsterdam – Zaandam vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Het deelgebied ligt gedeeltelijk binnen de toetsingszone van 200 meter van het Noordzeekanaal, maar buiten de toetsingszone van de Zaan.

Plaatsgebonden Risico

Uit de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ter hoogte van het deelgebied Westerspoor niet buiten de oevers van het Noordzeekanaal ligt.

Het Basisnet water kent geen externe veiligheidsknelpunten nu en in de toekomst met een tijdshorizon van 2030.

Groepsrisico

Het groepsrisico ligt volgens de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 ter hoogte van het deelgebied Westerspoor op een score van -5,49, indien zich 1000 personen/ha zich in dit deelgebied langs het Noordzeekanaal bevinden. Bij zo een lage score is er van een groepsrisico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water geen sprake.

Het Noordzeekanaal valt volgens het Basisnet Water onder de rode categorie. Dit betekent:

  • geen nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen de waterlijn;
  • een plasbrandaandachtsgebied van 40 meter landinwaarts vanaf de waterlijn.

Binnen het plasbrandaandachtsgebied van 40 meter dient aan de vestiging van kwetsbare objecten een zorgvuldige afweging ten grondslag te liggen. Bij deze afweging dient de behoefte tot het realiseren van die kwetsbare objecten in het plasbrandaandachtsgebied te worden onderbouwd, waarbij ook mogelijke alternatieve locaties worden beschouwd. Daarnaast of in samenhang met deze afweging dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de bestrijdbaarheid van een plasbrand (hulpverlening & zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw). Het Basisnet Water is opgenomen in Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Concreet betekent dit dat beperkt kwetsbare objecten zich mogen vestigen binnen het plasaandachtsgebied, maar dat voor kwetsbare objecten een zorgvuldige afweging dient plaats te vinden. Het is overigens wel aan te bevelen om bij elke nieuwe ontwikkeling binnen het plasbrandaandachtsgebied voldoende vluchtwegen/(nood)uitgangen te creëren, die bij voorkeur niet gericht zijn, c.q. leiden naar de risicobronnen.

Transportleidingen

In het deelgebied bevinden zich geen hoge druk transportleidingen van de Gasunie.

Geur

Binnen het deelgebied Westerspoor bevindt zich een aantal geuremitterende bedrijven. Hiervan kunnen de volgende bedrijven geurinvloed hebben op de dichtstbijzijnde woningen:

Adres   Nr.   Naam   SBI-code 1993   SBI-code 2008   Milieucategorie geur   Algemene toelaatbaarheid locatie   opmerkingen  
Rechte Tocht   2   Sun Chemical O+R   243   203   4.2   4.1   Maatbestemming  
Ringweg   330   A-Ware (voor heen Schipper Kaas)   1551.5   1051.5   4.1   2   Maatbestemming  

Deze bedrijven krijgen een maatbestemming op de verbeelding. Op de langere termijn is de verwachting dat door de geurreducerende maatregelen, die zullen worden opgenomen in de milieuvergunningen, de geuremissie van de bedrijven zal afnemen. Hierdoor zal de mate van geurhinder ook geleidelijk afnemen.

Buiten het deelgebied bevindt zich op relatief grote afstand 1 geuremitterend bedrijf, namelijk Cargill BV aan de Coenhavenweg 1 in Amsterdam. Het betreft een sojaverwerkingsbedrijf in de haven van Amsterdam. Op deze locatie worden sojabonen geperst (gecrusht) en wordt de ruwe olie gewonnen voor verdere raffinage of voor proteïnemeel in samengestelde diervoeding. Bij dit proces komt geur vrij.

Voor het deelgebied Westerspoor heeft het genoemde bedrijf geen consequenties, omdat er zich binnen het deelgebied Westerspoor geen geurgevoelige objecten bevinden.

Luchtkwaliteit

Door het adviesbureau Tauw is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de som van de achtergrondconcentratie, de bijdrage van het verkeer en de bijdrage van de directe emissies van de relevante bedrijven nergens leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de meest kritische componenten NO2 en PM10, zoals in de Wet luchtkwaliteit is opgenomen.

Daarnaast blijkt uit de Monitoringstool, dat er ten opzichte van het jaar 2011 een afname plaatsvindt van de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020. Aangezien er in deelgebied Westerspoor geen grote luchtverontreinigende ontwikkelingen zijn te verwachten, zal voor deze deelgebieden de concentratie van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020 volgens de prognoses ook afnemen.

Bedrijven
Sun Chemical O+R, A-Ware Zaandam BV (voorheen Schipper Kaas) en De Zaanse Puin Recycling B.V. passen niet binnen de toelaatbaarheid van het deelgebied in verband met de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen langs de Ringweg en de Westzanerdijk. De bedrijven zijn op basis van de milieuvergunning toelaatbaar op deze locatie en zullen een maatbestemming krijgen.

De overige bestemmingen, weergegeven in bijlage 3.3 van het milieuonderzoek, zijn in het deelgebied Westerspoor toelaatbaar.

De bedrijven buiten het deelgebied vormen ook geen belemmering van de ontwikkeling binnen het deelgebied.

Bodem

In het deelgebied Westerspoor zijn op een aantal onderzochte locaties in de grond sterk verhoogde concentraties aan zware metalen, PAK en minerale olie aangetroffen. Het grondwater is plaatselijk sterk verontreinigd met o.a. fenolen, minerale olie en aromaten. Dit deelgebied staat niet op de asbestkansenkaart aangemerkt als zijnde asbestverdacht.

Ter plaatse van de Grote Tocht 99 (Eurofill) is het grondwater sterk verontreinigd met aromaten en VOCl. De grondwaterverontreiniging is in het verleden gesaneerd; Er is een ernstige restverontreiniging achtergebleven die is afgeperkt. De verontreiniging wordt periodiek gemonitord Vooralsnog lijkt er geen sprake van verspreiding naar overige percelen en is er dus geen noodzaak voor aanvullende sanering.

Natuurwaarden

Binnen het deelgebied Westerspoor vinden weinig nieuwe ontwikkelingen plaats. Zoals uit het onderzoek van Van der Goes & Groot blijkt is Westerspoor minder interessant voor de natuurwaarden. In geval van de ontwikkelingen dient in het kader van de Flora- en faunawet rekening te worden gehouden met de volgende algemene aspecten:

  • Bij sloop, renovaties en dakherstel zal aan broedplaatsen van gierzwaluwen, maar ook aan de eventuele aanwezigheid van vleermuizen, aandacht moeten worden geschonken. Sloop of renovatie van gebouwen waarin mogelijk gierzwaluwen nestelen, dient bij voorkeur niet te worden uitgevoerd van begin april tot half augustus, de broedperiode van deze vogelsoort.
  • Vleermuizen kunnen bijna het gehele jaar in spleten van bomen of in spouwmuren van gebouwen voorkomen. Aanbevolen wordt in een vroegtijdig stadium van de planning van sloop- of renovatiewerkzaamheden vast te stellen of er vleermuizen in het gebouw zitten. Indien een vleermuisverblijf wordt aangetroffen, kan het beste gewacht worden met de aanvang van de werkzaamheden tot de vleermuizen hun zomer- dan wel winterverblijf hebben verlaten. In het algemeen is de meest geschikte periode om werkzaamheden uit te voeren van half augustus tot eind oktober.
  • Voor wat betreft het verwijderen van vegetaties wordt geadviseerd bomen en struiken altijd te controleren op de aanwezigheid van vogelnesten, vogels in hun winterslaapplaats en vleermuizen (holle bomen). Vegetaties kunnen het beste verwijderd worden buiten het broedseizoen, d.w.z. van augustus tot maart. Geadviseerd wordt in alle jaargetijden na te gaan of er beschermde planten of dieren als kleine zoogdieren en amfibieën in het te verwijderen groen aanwezig zijn.

Met betrekking tot de habitattoets kan worden gesteld dat Westerspoor niet grenst aan een Natura-2000 gebied. De habitattoets heeft dan ook geen betrekking op Zuiderhout.

6.1.4 HoogTij

Geluid

Binnen het deelgebied HoogTij zijn de aspecten Industrielawaai, Railverkeerslawaai en Wegverkeerslawaai onderzocht. Hieruit blijkt het volgende:

Industrielawaai:

  • Het deelgebied maakt deel uit van het koepelbestemmingsplan geluidszone Bedrijvenpark Westzanerpolder. Binnen de op de verbeelding aangegeven geluidszone is het realiseren van woningen en andere bouwwerken ten behoeve van geluidgevoelige bestemmingen als bedoeld in artikel 4 van het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen (Wet geluidhinder) en het realiseren van terreinen als bedoeld in artikel 4a van genoemde Besluit niet toegestaan.
  • Het deelgebied HoogTij ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Westpoort in Amsterdam.
  • Er zijn geen geluidsgevoelige ontwikkelingen te verwachten binnen het deelgebied HoogTij. Industrielawaai vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Railverkeerslawaai;

  • Het deelgebied ligt buiten de geluidszone van het spoortraject Zaandam-Uitgeest. Railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Wegverkeerslawaai.

  • Het deelgebied voor een deel binnen de geluidszone van de Westzanerweg. Binnen deze geluidszone bevinden zich in het deelgebied HoogTij geen geluidsgevoelige ontwikkelingen. Wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Conclusie

Geluid vormt ten aanzien van het deelgebied HoogTij voor de aspecten industrie-, railverkeer- en wegverkeerslawaai geen belemmering voor het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.

Externe veiligheid

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen binnen het deelgebied.

Er bevinden zich binnen het deelgebied HoogTij geen inrichtingen waarop het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen van toepassing is.

Nieuw te vestigen BEVI bedrijven op HoogTij.

Het toestaan van bedrijven op het industrieterrein HoogTij, die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) vallen, dient in principe te worden uitgesloten. Er kan worden gekozen om een deel van het deelgebied HoogTij te reserveren voor de BEVI bedrijven. Hierbij moet worden gedacht aan een gebied, zo ver mogelijk van de nog te vestigen justitiële inrichting en de woonboten langs Zijkanaal D. In de onderstaande figuur is de meest geschikte locatie voor BEVI bedrijven weergegeven. Van eventueel nieuw te vestigen BEVI bedrijven mag de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 niet buiten het gearceerde gebied treden.

Figuur. Op het gearceerde gebied zijn BEVI bedrijven toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0019.jpg"

Vestiging Justitiële Inrichting op HoogTij.

Op basis van het advies van de Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland, het advies van de Brandweer Zaanstad (inzake bluswater en bereikbaarheid), de hoogte van het groepsrisico en op basis van maatschappelijke en financiële afwegingen wordt geadviseerd dat het risico verantwoord is indien de maatregelen worden genomen, zoals die in het milieuonderzoek zijn opgenomen. Met inachtneming van de genoemde maatregelen in het milieuonderzoek wordt het risico aanvaardbaar geacht. Hierbij wordt opgemerkt dat de Dienst Justitiële Inrichtingen ook een eigen verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot de veiligheid van de justitiabelen. De Dienst Justitiële Inrichtingen kan dan ook het veiligheidsniveau op een hoger peil brengen door het toepassen van verdergaande maatregelen. Het advies van de Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland kan hiervoor als leidraad dienen.

Risicodragende activiteiten bij inrichtingen buiten het deelgebied.

Chemtura, Ankerweg 18 in Amsterdam.

Zowel de plaatsgebonden risicocontour van 10-6, als het invloedsgebied ligt niet over het deelgebied van HoogTij. Chemtura vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

BP Amsterdam Terminal (BAT), Hornweg 10 in Amsterdam.

Plaatsgebonden risico
Uit de QRA van BP Terminal BV blijkt dat de PR -contour van 10-6 /jaar van het bedrijf niet binnen de gemeentegrens van de gemeente Zaanstad ligt. De afstand tussen de grens van het plangebied en BP Amsterdam Terminal bedraagt circa 500 meter. Het Plaatsgebonden Risico vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Groepsrisico
Het maatgevende scenario, de mate van het groepsrisico en maatregelen zijn voor dit bedrijf al beschreven in de paragraaf voor Westerspoor.

Zelfredzaamheid.

De mate van zelfredzaamheid is voor dit bedrijf al beschreven in de paragraaf voor Westerspoor.

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.
De mate van bestrijdbaarheid en hulpverlening is voor dit bedrijf al beschreven in de paragraaf voor Westerspoor.

Conclusie verantwoording groepsrisico BP Amsterdam Terminal
Het groepsrisico als gevolg van BP Amsterdam Terminal veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de QRA blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. De installaties voldoen aan BBT. Er zijn volgens de Provincie N-H, de vergunningverlenende instantie, redelijkerwijs geen aanvullende bronmaatregelen mogelijk om het groepsrisico verder te beperken. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking en voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van BP Amsterdam Terminal ten opzichte van het deelgebied HoogTij verantwoord is.

Amsterdam Container Terminal

Plaatsgebonden risico  

Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Groepsrisico

Maatgevend scenario is het toxische scenario. In de praktijk vindt er relatief weinig overslag van containers plaats. Als gevolg hiervan zal in de praktijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vele malen kleiner zijn, dan berekend volgens de QRA. Een toename van 40 personen/ha zal niet leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

Zelfredzaamheid.

In het plangebied zijn voornamelijk personen aanwezig met een normale zelfredzaamheid. Voor de zelfredzaamheid is advies gevraagd bij de RBZW. Hierin is ten aanzien van de zelfredzaamheid het volgende opgenomen:

Bij een vrijgekomen toxische wolk zullen burgers moeten schuilen, mits ramen, deuren en (eventuele) ventilatiesystemen gesloten kunnen worden. Indien dit niet mogelijk is, is het raadzaam het effectgebied te ontvluchten (haaks op de windrichting). Het is van belang dat de bevolking tijdig gewaarschuwd wordt. Dit kan met behulp van het zogenaamde waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS).

Bestrijdbaarheid en hulpverlening.

Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding.

Bij een inzet, bijvoorbeeld bij een brandbestrijding, zal de brandweer in eerste instantie afleggen op de ondergrondse bluswaterleiding (primaire bluswatervoorziening). Voor een adequate bluswatervoorziening gelden de eisen uit de “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding in 2003. Uit het advies van de brandweer Zaanstad blijken in het bestemmingsplangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig te zijn voor het deelgebied HoogTij.

Voor een toxisch scenario geldt dat deze zich snel kan ontwikkelen. Voor toxische gassen kan alleen aan bronbestrijding worden gedaan indien het om een lekkage gaat. Door (nieuwe) gebouwen binnen het invloedsgebied volgens het 'safe haven' principe te bouwen (afsluitbare deuren, ramen en ventilatiesysteem) kan er voor langere tijd geschuild worden in geval van een calamiteit met giftige stoffen.

Conclusie verantwoording groepsrisico Amsterdam Container Terminal
Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Het groepsrisico als gevolg van Amsterdam Container Terminal veroorzaakt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Een toename van 40 personen/ha zal ook niet leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde. De installaties voldoen aan BBT. Daarnaast kan worden gesteld dat de aanwezige personen worden aangemerkt als zelfredzaam. Tevens zijn er geen significante afwijkingen van de landelijke richtlijnen met betrekking tot de repressieve dekking en voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Op basis hiervan wordt geconcludeerd, dat de aanwezigheid van Amsterdam Container Terminal ten opzichte van het deelgebied HoogTij verantwoord is.

VOPAK Terminal Westpoort BV, Westpoortweg 480 in Amsterdam.

Zowel de plaatsgebonden risicocontour van 10-6, als het invloedsgebied komt niet over het deelgebied van HoogTij heen. VOPAK vormt geen belemmering voor het deelgebied HoogTij.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

De Westzanerweg loopt door het deelgebied HoogTij. Deze weg is opgenomen in de nieuwe route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico
Voor zowel de huidige, als de toekomstige situatie is een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 niet aanwezig.

Groepsrisico
Het groepsrisico als gevolg van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door het deelgebied HoogTij veroorzaakt bij een personendichtheid van 40 personen/ha geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit het onderzoek Externe Veiligheid Route Vervoer Gevaarlijke Stoffen van Arcadis blijkt dat het groepsrisico meer dan 10 % onder de oriëntatiewaarde ligt.

Om het groepsrisico te verminderen kunnen de volgende maatregelen worden genomen:

  • De veiligheidsmaatregelen voor de transportmiddelen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen worden op grond van de Wet vervoer van gevaarlijke stoffen toereikend geacht. In verband hiermee kunnen geen extra maatregelen voor de transportmiddelen worden opgenomen.
  • Het verkleinen van de effecten kan worden verkregen door het aanbrengen van constructieve maatregelen aan gebouwen. Dit geldt uitsluitend voor nieuwe gebouwen.
  • Het groepsrisico beperkt kan worden door de dichtheid van het aantal arbeidsplaatsen per ha te verkleinen. In verband hiermee kan met name langs de Westzanerweg worden gestreefd naar een lage bezettingsgraad van de te vestigen bedrijven. Om dit te bereiken mogen binnen 90 meter vanaf de Westzanerweg zich, behoudens de justitiële inrichting, uitsluitend beperkt kwetsbare objecten vestigen. Beperkt kwetsbare objecten hebben per definitie een lagere bezettingsgraad dan kwetsbare objecten.
  • Binnen 90 meter vanaf de Westzanerweg mag zich geen kinderdagverblijf vestigen. Hiermee dient met de vestiging van een facility point rekening te worden gehouden.

Het betreft hier een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen binnen het deelgebied HoogTij zal in een gebouw aan het werk zijn en daardoor beschermd tegen de warmtestraling. Voor de zelfredzaamheid is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland. In het advies van de RBZW is het volgende opgenomen met betrekking tot de zelfredzaamheid:

  • Bij een dreigende explosie is het belangrijk dat het WAS niet geactiveerd wordt. Dit heeft een averechtse werking op het beperken van het aantal slachtoffers. Men dient namelijk juist het effectgebied te ontvluchten. Voor het scenario van een toxische wolk moet wel het WAS systeem worden geactiveerd en kan worden ingegrepen op de overheidscampagne “Denk vooruit”. (Opmerking: dit betreft geen ruimtelijke ordeningsaspect)
  • Op grond van het Bouwbesluit en de Bouwverordening zijn nooduitgangen verplicht. Door het situeren van minimaal één nooduitgang van de risicobron af, kan men sneller het effectgebied ontvluchten. Alle (nieuwe) (nood-) uitgangen dienen in voldoende mate aan te sluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied.
  • De zelfredzaamheid kan worden bevorderd door zorg te dragen voor een goede ontvluchting in verband met secundaire branden. Bij de inrichting van het plangebied is het gewenst dat er ten minste twee vluchtwegen, haaks op de risicobronnen zijn, waarvan altijd één van de bron af is gericht.

Voor de bestrijding en de hulpverlening is advies gevraagd bij de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland.

In het advies van de RBZW is het volgende opgenomen met betrekking tot de bestrijdbaarheid en de hulpverlening:

  • Voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer zich adequaat voorbereid. Deze voorbereiding is gebaseerd op de landelijke Leidraad ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn de operationeel leidinggevenden, opgeleid en geoefend voor deze specifieke ongevalsbestrijding.

Het advies van brandweer Zaanstad op te volgen met betrekking tot de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen.

  • (Nieuwe) bedrijven en/of instellingen een noodplan (inclusief ontruimingsplan) laten opstellen, waarin de op te volgen acties worden vastgelegd die uitgevoerd moeten worden bij interne- en externe calamiteiten. (Dit betreft geen aspect dat betrekking heeft op de ruimtelijke ordening.)
  • Het jaarlijks beoefenen van het noodplan (ontruimingsplan). (Dit betreft geen aspect dat betrekking heeft op de ruimtelijke ordening.)
  • Het is aan te bevelen om bij de indeling van het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten te projecteren binnen het 100% letaal effectgebied van enig incidentscenario, zowel bij het vervoer van gevaarlijke stoffen als bij de Bevi-inrichtingen. Concreet betekent dit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen dat er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 90 meter aan de weerszijden van de route gevaarlijke stoffen worden toegestaan.

Conclusie verantwoording groepsrisico vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Het groepsrisico als gevolg van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door het deelgebied HoogTij veroorzaakt bij een personendichtheid van 40 personen/ha geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Om het groepsrisico te verminderen kunnen de maatregelen worden genomen, zoals is opgenomen in het milieuonderzoek. Het betreft hier een industriële omgeving met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen binnen het deelgebied HoogTij zal in een gebouw aan het werk zijn en daardoor beschermd tegen de warmtestraling. Door de RBZW wordt met betrekking tot de ruimtelijke ordening aanbevolen om binnen 90 meter aan weerzijden van de route gevaarlijke stoffen geen (beperkt) kwetsbare objecten toe te staan. Voor nieuwe ontwikkelingen binnen het deelgebied HoogTij zal dit met betrekking tot beperkt kwetsbare objecten in overweging worden genomen, aangezien het hier een industrieterrein betreft en beperkt kwetsbare objecten per definitie een lagere bezettingsgraad hebben dan kwetsbare objecten.

Met name door de maatregelen ter beperking van het groepsrisico en de opmerkingen, zoals die door de Regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland zijn gemaakt, wordt geconcludeerd, dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg in het deelgebied HoogTij verantwoord is. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied HoogTij.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Het deelgebied bevindt zich, met betrekking tot de externe veiligheid, buiten de toetsingszone van 200 meter van de spoorlijn Amsterdam – Zaandam.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Amsterdam – Zaandam vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het deelgebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Het deelgebied ligt gedeeltelijk binnen de toetsingszone van 200 meter van het Noordzeekanaal, maar buiten de toetsingszone van de Zaan.

Plaatsgebonden Risico

Uit de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 ter hoogte van het deelgebied HoogTij niet buiten de oevers van het Noordzeekanaal ligt.

Het Basisnet water kent geen externe veiligheidsknelpunten nu en in de toekomst met een tijdshorizon van 2030.

Groepsrisico

Het groepsrisico ligt volgens de Risicoatlas Hoofdvaarwegen van 20 februari 2003 ter hoogte van het deelgebied HoogTij op een score van -5,09, indien zich 1000 personen/ha zich in dit deelgebied langs het Noordzeekanaal bevinden. Bij zo een lage score is er van een groepsrisico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water geen sprake.

Het Noordzeekanaal valt volgens het Basisnet Water onder de rode categorie. De betekenis hiervan is al omschreven in de paragraaf van Westerspoor. Dit betekent dat beperkt kwetsbare objecten zich mogen vestigen binnen het plasaandachtsgebied, maar dat voor kwetsbare objecten een zorgvuldige afweging dient plaats te vinden. Het is overigens wel aan te bevelen om bij elke nieuwe ontwikkeling binnen het plasbrandaandachtsgebied voldoende vluchtwegen/(nood)uitgangen te creëren, die bij voorkeur niet gericht zijn, c.q. leiden naar de risicobronnen.

Transportleidingen

In het deelgebied bevinden zich geen hoge druk transportleidingen van de Gasunie.

Geur

Voor geuremitterende bedrijven, die zich binnen het deelgebied HoogTij willen vestigen, worden in de milieuvergunning verregaande geurreducerende maatregelen opgenomen.

Binnen het deelgebied HoogTij bevinden geen geurgevoelige objecten. Ten noorden van het deelgebied bevindt zich Westzaan. Met de locatiekeuze van een geuremitterend bedrijf zal rekening worden gehouden door middel van de milieuzonering. Hierdoor zullen geuremitterende bedrijven niet in de directe nabijheid van geurgevoelige objecten, zoals woningen, zich kunnen vestigen.

Luchtkwaliteit

Door het adviesbureau Tauw is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de som van de achtergrondconcentratie, de bijdrage van het verkeer en de bijdrage van de directe emissies van de relevante bedrijven nergens leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden voor de meest kritische componenten NO2 en PM10, zoals in de Wet luchtkwaliteit is opgenomen. Daarnaast is HoogTij opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit als een IBM-project (In Betekenende Mate project).

Uit de Monitoringstool blijkt, dat er ten opzichte van het jaar 2011 een afname plaatsvindt van de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen voor de jaren 2015 en 2020. Daarnaast is deelgebied HoogTij opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit als een IBM-project (In Betekenende Mate project). Hierdoor hoeft voor HoogTij geen luchtkwaliteitonderzoek te worden uitgevoerd.

Bedrijven
Uit de bedrijvenlijst in bijlage 3.4 van het milieuonderzoek voor deelgebied HoogTij blijkt, dat alle momenteel gevestigde bedrijven passen binnen de toelaatbaarheid van het deelgebied. De bedrijven zijn in het bezit van een actuele milieuvergunning die voldoende waarborgen biedt om de omliggende woningen te beschermen tegen milieuoverlast. Nieuw te vestigen bedrijven zullen op basis van de milieuzonering worden toegelaten. Bedrijven met een hogere milieucategorie zullen door middel van de milieuzonering verder van de woningen worden gevestigd.

De bedrijven buiten het deelgebied vormen ook geen belemmering van de ontwikkeling binnen het deelgebied.

Bodem

In het deelgebied HoogTij zijn op een aantal onderzochte locaties in de grond sterk verhoogde concentraties aan asbest, zware metalen, PAK en minerale olie aangetroffen. HoogTij staat niet op de asbestkansenkaart aangemerkt als zijnde asbestverdacht.

Voor de locaties Veldweg 279 en Kanaaldijk 32-36 is een saneringsplan ingediend. Het is niet duidelijk of sanering werkelijk heeft plaatsgevonden.

De Westzanerpolder Fase 1 (Wbb locatie ZA047901094) is bouwrijp gemaakt voor bestemming 'bedrijven'.

Natuurwaarden

Binnen het deelgebied HoogTij gaan veel ontwikkelingen plaatsvinden. Zoals uit het onderzoek van Van der Goes & Groot blijkt is HoogTij zeer interessant voor de natuurwaarden. Binnen het deelgebied kunnen zwaar beschermde soorten uit de soortgroepen planten, vissen, amfibieën, vogels en (kleine) zoogdieren voorkomen. Aangezien bij uitvoer van de plannen naar verwachting verboden van de Flora- en faunawet zullen moeten worden overtreden zal bij de uitvoerring van het bestemmingsplan waarschijnlijk voorzien moeten worden in compensatie voor zwaar beschermde soortgroepen. Om het plan uitvoerbaar te maken is het aan te bevelen hiervoor op voorhand een 'compensatiegebied' aan te wijzen. Gezien de gevonden resultaten en gezien de ligging van het Natura 2000-gebied Polder Westzaan lijkt de strook gelegen tegen de noordelijke dijk met daarin gevangen het in dit rapport beschreven 'recreatiegebiedje' hiervoor het meest geschikt.

Uit de habitattoets met betrekking tot de Natuurbeschermingswet 1998 blijkt dat er rekening moet worden gehouden met zeer vervuilende industrie of hoge extra lichtbelasting binnen het deelgebied HoogTij in verband met de directe ligging aan het Natura 2000-gebied.

In geval van de ontwikkelingen dient in het kader van de Flora- en faunawet rekening te worden gehouden met de volgende algemene aspecten:

  • Bij sloop, renovaties en dakherstel zal aan broedplaatsen van gierzwaluwen, maar ook aan deeventuele aanwezigheid van vleermuizen, aandacht moeten worden geschonken. Sloop of renovatie van gebouwen waarin mogelijk gierzwaluwen nestelen, dient bij voorkeur niet te worden uitgevoerd van begin april tot half augustus, de broedperiode van deze vogelsoort.
  • Vleermuizen kunnen bijna het gehele jaar in spleten van bomen of in spouwmuren van gebouwen voorkomen. Aanbevolen wordt in een vroegtijdig stadium van de planning van sloop- of renovatiewerkzaamheden vast te stellen of er vleermuizen in het gebouw zitten. Indien een vleermuisverblijf wordt aangetroffen, kan het beste gewacht worden met de aanvang van de werkzaamheden tot de vleermuizen hun zomer- dan wel winterverblijf hebben verlaten. In het algemeen is de meest geschikte periode om werkzaamheden uit te voeren van half augustus tot eind oktober.
  • Voor wat betreft het verwijderen van vegetaties wordt geadviseerd bomen en struiken altijd te controleren op de aanwezigheid van vogelnesten, vogels in hun winterslaapplaats en vleermuizen (holle bomen). Vegetaties kunnen het beste verwijderd worden buiten het broedseizoen, d.w.z. van augustus tot maart. Geadviseerd wordt in alle jaargetijden na te gaan of er beschermde planten of dieren als kleine zoogdieren en amfibieën in het te verwijderen groen aanwezig zijn.

Hoofdstuk 7 Wateraspecten

7.1 Beleidskader

7.1.1 Nationaal Waterplan 2009-2015

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het beleid in dit plan is gericht op:

  • 1. een goede bescherming tegen overstroming;
  • 2. het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte;
  • 3. het bereiken van een goede waterkwaliteit;
  • 4. het veiligstellen van strategische watervoorraden.
7.1.2 Nationaal Bestuursakkoord Water

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen Rijk (Ministerie van Verkeer en Waterstaat), Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In juni 2008 zijn de afspraken uit het oude NBW van 2003 geactualiseerd. Kern van het NBW is samenwerken aan het op orde brengen en houden van het watersysteem in 2015, en daarbij anticiperen op klimaatveranderingen. Er zijn kwantitatieve normen geformuleerd, waaraan het watersysteem in 2015 moet voldoen. De waterbeheerder moet aangeven op welke punten het watersysteem niet voldoet aan deze nieuwe normen.

7.1.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015 Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren

Het Waterplan 2010 - 2015 is op 16 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. De strategische waterdoelen van de provincie zijn:

  • 1. het waarborgen van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principes van preventie, gevolgschade beperken en rampenbeheersing;
  • 2. het zorgen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem wordt versterkt en zo ook de beleving van het water door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie.
  • 3. het zorgen voor schoon en voldoende water.
  • 4. het zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem, door middel van integrale gebiedsontwikkeling.
7.1.4 Zaans blauw, waterplan Zaanstad

Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad is in februari 2006 tot stand gekomen in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zaans Blauw heeft o.a. als doelstelling om te komen tot een goed, beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem van voldoende kwaliteit dat op de gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Het waterplan omvat een Uitvoeringsprogramma met projecten om:

  • 1. de afstemming en de samenwerking tussen beheerders, beleidsmakers en gebruikers die direct en indirect met het water te maken hebben, te verbeteren;
  • 2. de waterkwaliteit en -kwantiteit integraal en duurzaam te verbeteren en zo nodig in ruimtelijke plannen vast te leggen;
  • 3. te communiceren over de uitgangspunten van het waterplan, zowel in- als extern.

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Zaans Blauw werken Zaanstad en HHNK momenteel samen aan de Waterbank Zaans Blauw, dat het binnen strikte randvoorwaarden mogelijk maakt om waterberging buiten het ruimtelijk plangebied te realiseren.

7.1.5 Watertoets: ruimte voor water

De handreiking watertoetsproces 3 is in de zomer van 2009 vastgesteld in het Nationaal Water Overleg met de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (rijk), Interprovinciaal overleg (IPO), Unie van Waterschappen (UvW) en Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG). Met deze vaststelling is het de formele en algemene leidraad voor de toepassing van het watertoetsproces geworden.

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21ste eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om de afweging van waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.

De nieuwe Derde handreiking voor de watertoets is aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het Nationaal Waterplan. De handreiking watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en nieuwe beleidsafspraken.

Een aantal inhoudelijke aspecten van het watertoetsproces, zoals waterkwaliteit, klimaat en waterveiligheid, zijn beleidsmatig in ontwikkeling. Handreikingen voor het operationeel omgaan met besluiten over deze aspecten, komen in appendices die integraal onderdeel worden van deze handreiking.

7.2 Bestaand watersysteem

7.2.1 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke regel- en wetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Rijkswaterstaat is zowel waterkwaliteits-, waterkwantiteits- als vaarwegbeheerder. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

7.2.2 Gebiedskenmerken

Het plangebied ligt in drie waterhuishoudkundige eenheden. Deze zijn:

  • de Westzanerpolder (HoogTij)
  • De Zaandammerpolder ( Westerspoor)
  • Amsterdam-Rijn-, Noordzeekanaalboezem (Noordzeekanaal, zijkanalen en Zuiderhout)

De dijklichamen van de Overtoom, Willem Hooftkade, de Kanaalkade en Gerrit Bolkade, allen gelegen binnen het bestemmingsplan, maken onderdeel uit van de primaire kering Dijkring 13.

De Zaandamdammerpolder en de Westzanerpolder zijn bij de aanleg van het Noordzeekanaal (1864) ontstaan. Buitendijksgebied langs het voormalige IJ is toen ingepolderd ten behoeve van de landbouw. Begin jaren negentig is de Zaandammerpolder heringericht als industriegebied. De waterhuishouding is toen minimaal aangepast en draagt nog de sporen van het agrarische verleden met veel verschillende peilvlakken.

De herinrichting van Westzanerpolder tot industriegebied is in uitvoering. De waterhuishouding wordt aangepast aan het nieuwe gebruik.

Het industriegebied Zuiderhout was in het verleden een havengebied. Centraal in dit gebied lag de Nieuwe Haven die in open verbinding stond met het Noordzeekanaal. In de jaren tachtig van de vorige eeuw is deze haven gedempt en is het gehele gebied op gehoogd tot boven het waterpeil van het Noordzeekanaal. Het deelgebied Zuiderhout is dus geen polder.

De Amsterdam-Rijn-, Noordzeekanaalboezem strekt zich uit van Wijk bij Duurstede tot IJmuiden. Via dit watersysteem wordt door Rijkswaterstaat een groot deel van het watersurplus van westelijk Nederland afgevoerd met behulp van het spui- en gemaalcomplex IJmuiden naar zee.

Dijkring 13 beschermt Noord-Holand-Noord tegen inundatie van uit zee en bij het falen van de zeekering bij IJmuiden.

7.2.3 Waterkeringen

Het dijklichaam van de Overtoom heeft een dubbelfunctie. Het moet het peilverschil tussen de Polder Westzaan en de Westzanerpolder in stand houden en het beschermd Noord-Holland-Noord tegen inundatie vanuit het Noordzeekanaal c.q. de zee. De laatste functie bepaalt de afmetingen van deze dijk. Het dijklichaam maakt onderdeel uit van de voormalige Noorder Y en Zeedijk. Dit landschappelijke element heeft de status van monument.

De dijklichamen van de Kanaaldijk beschermen HoogTij tegen inundatie van uit het Noordzeekanaal, maar hebben als regionale waterkering een lagere veiligheidsnorm dan Dijkring 13 (primaire waterkering). HoogTij is in deze zin buitendijksgebied.

Bij de realisatie van Westerspoor en de aanleg van de Hemtunnel is voor dit deelgebied de primaire kering verlegd van de Westzanerdijk naar de Kanaalkade. Rond het deelgebied Zuiderhout zijn geen dijken aangelegd.

De dijklichamen hebben in het bestemmingsplan de aanduiding 'vrijwaringszone-dijk'.

Voor het graven in een dijk, het oprichten van de bebouwing of anderszins de standzekerheid van een dijk beïnvloeden is ontheffing op de keur van het hoogheemraadschap noodzakelijk. Bedoelde regelgeving is van toepassing op het gehele dijklichaam en de invloedszones.

7.2.4 Bodem en grondwater

De grondwaterstanden binnen het plangebied zijn voor het overgrote deel direct afhankelijk van het peil van het oppervlaktewater, de hoogteligging van het maaiveld ten opzichte van het waterpeil en de afstand tot oppervlaktewater.

Bij de realisatie van de bedrijventerreinen zijn de verschillende voormalige landbouwpolders opgehoogd. Verder zijn en worden bij de ingebruikname van percelen drainages en regenwaterafvoeren gelegd afhankelijk van het gewenste gebruik.

In het algemeen kan gesteld worden dat de bestemmingen van percelen niet beïnvloed worden door de grondwaterstand.

De kwaliteit van het grondwater wordt niet bemeten. De kwaliteit van het grondwater beïnvloedt de bestemmingen ook niet.

7.2.5 Oppervlaktewater

In het overgrote deel van de Westzanerpolder is het waterpeil NAP - 4,40 m. Nabij de dijkvoet van Overtoom, in de ecologische zone is het waterpeil NAP- 3,70 m. Deze peilopzetting (van NAP-4,40 m naar NAP-3,70 m) zal in het grootste gedeelte van de polder toegepast gaan worden bij de realisatie van bedrijventerrein HoogTij. Deze peilopzetting is met name noodzakelijk om opbarsting van de ondergrond tegen te gaan. Voor de bebouwing langs Veldweg blijft het oorspronkelijke waterpeil gehandhaafd.

Tot de realisatie van HoogTij wordt de polder bemalen door een gemaal aan de oostzijde van polder. Het Hoogheemraadschap heeft onderzoek verricht naar diverse opties voor de toekomstige bemaling van de polder. Daaruit is gekomen dat de waterhuishouding dusdanig wordt aangepast dat het huidige gemaal aan de oostzijde van de polder gehandhaafd kan worden.

Zaandammerpolder

De waterpeilen in de Zaandammerpolder zijn zeer divers en aangegeven op onderstaande tekening. De waterstand in deze peilvlakken worden geregeld door stuwtjes. Een teveel aan water stroomt af, via deze stuwtjes naar het laagst gelegen peilvlak (NAP-4,55m) en wordt vandaar uitgemalen naar het Zijkanaal E.

In de Zaandammerpolder was niet voldoende waterberging. Er waren te weinig vierkantenms oppervlaktewater in relatie tot het aantal vierkantenms verharding. Bij realisatie van de Zuidelijke Randweg is dit probleem groetendeels opgelost. Bij toekomstige infrastructurele werken zal dit aspect opnieuw bezien worden. Bij deze bestemmingsplanactualisatie werden er geen mogelijkheden gevonden die onvolkomenheid op te lossen. Het tekort aan waterberging heeft geen directe invloed op de bestemmingen.

Alle watergangen dienen voor de ontwatering en afwatering van de percelen, de berging van regenwater en de afvoer van het watersurplus naar de poldergemalen. Alle watergangen hebben in die zin dezelfde functie, maar hoe groter het afstromend gebied hoe groter het belang.

Het dempen van oppervlaktewater c.q het wijzigen van de loop van watergangen is niet toegestaan zonder keurontheffing van het hoogheemraadschap. Verder beïnvloedt de oprichting van bebouwing en het veranderen van groen in verharding ook de waterhuishouding. De toename van verharding moet, in overleg met het hoogheemraadschap, gecompenseerd worden door het graven van extra oppervlaktewater. Ook de toename van verhardingsoppervlakte in het Zuiderhout beinvloedt het watersysteem van het Noordzeekanaal en kan alleen in overleg met Rijkswaterstaat gerealiseerd worden.

7.2.6 Riolering

In Westerspoor / Zaandammerpolder liggen verschillende stelsel. Rond de oudere bebouwing liggen gemengde stelsels (waarbij het regenwater en afvalwater door één buis worden afgevoerd). Rond de nieuwere bebouwing liggen gescheiden stelsels. Bij dit stelsel wordt het regenwater geloosd in het oppervlaktewater, het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering in Amsterdam. Verder liggen er in Westerspoor rioolpersleidingen van het Hoogheemraadschap waardoor het overgrote deel van het afvalwater van Zaanstad wordt afgevoerd naar de zuivering in Amsterdam.

In HoogTij / Westzanerpolder ligt en wordt een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd. Het afvalwater wordt via persleidingen afgevoerd naar de waterzuivering. De vrijverval riolen zijn in beheer bij de bedrijfsorganisatie van dit industrieterrein. De rioolgemalen en de persleidingen zijn in beheer bij de gemeente Zaanstad.

De riolering in het Zuiderhout wordt gekenmerkt door een uitgebreid net van persleidingen voor de afvoer van afvalwater. Bij de realisatie van dit industrieterrein is het leeflaag-principe toegepast en was het niet mogelijk vrijverval stelsels aan te leggen. Het regenwater wordt geloosd in het oppervlaktewater.

Binnen het plangebied zullen de rioleringssystemen de aankomende jaren niet essentieel wijzigen. De woningen aan de Hemkade en het horecabedrijf North Sea Venue moet nog worden aangesloten op de gemeente riolering.

7.2.7 Aandachtspunten met betrekking tot waterkeringen en oppervlaktewater

Het doel van het systeem van watergangen en dijken is te wonen en te leven beneden zeeniveau. Het hoogheemraadschap beheert deze watersystemen en veranderingen aanbrengen in de waterhuishouding mag alleen met een watervergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Een watervergunning moet aangevraagd worden als door de realisatie een ruimtelijk plan:

  • een kering of dijk wordt beïnvloed,
  • sloten worden gedempt of verlegd,
  • er een toename van verhard oppervlakte (daken en verharding) van meer dan 800 m² wordt mogelijk gemaakt of,
  • de uitvoering van het onderhoud van watergangen beïnvloed wordt.

Het aanbrengen van steigers wordt door het hoogheemraadschap getoetst de keur in verband met het onderhoud (riet en drijfvuil verwijderen, baggeren) van het oppervlaktewater. Een object in het water leidt tot vuilophoping en kunnen de doorvaarbaarheid en manoeuvreerruimte van onderhoudsvaartuigen verminderen. Voor de aanleg van steigers is een watervergunning noodzakelijk. Voor een steiger van 1 meter breed en 6 meter lang, onder de voorwaarde dat er 6 meter vrije doorvaartbreedte overblijft, is een melding voldoende.

7.3 Watertoets met betrekking tot het plangebied

7.3.1 Verwerking in het bestemmingsplan

Over het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zuid is op diverse momenten overleg geweest met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De ingebrachte opmerkingen zijn in het bestemmingsplan verwerkt. De ontwikkeling van HoogTij in de Westzanerpolder vormde een belangrijk gespreksonderwerp. HHNK zal, indien voldaan wordt aan een aantal voorwaarden ten aanzien van het verstevigen van het dijlichaam, toestemming verlenen voor het bouwen nabij de waterkering langs het Noordzeekanaal.Er is overeenstemming over het verleggen van de waterkering naar de noordkant van het aan te leggen haventerrein.

Ten opzichte van de vigerende regelingen voorziet het bestemmingsplan niet in uitbreiding van het mogelijk te verharden of te bebouwen oppervlak.

Omdat de hoeveelheid oppervlaktewater (aantal m²) in verhouding moet blijven met de hoeveelheid verharding (aantal m²), zal al het aanwezige oppervlaktewater binnen het bestemmingsplan de bestemming "Water" moeten krijgen.

In de gebieden grenzend aan de bestemming "Water" is, daar waar mogelijk, binnen de aangegeven bestemming ook de bestemming "Water" aangegeven om de realisatie van extra waterberging mogelijk te maken.

Verder liggen binnen het bestemmingsplan gebied enkele boezemkeringen. Zoals eerder aangeduid zijn deze keringen, inclusief de beschermingszone, aangeduid als waterstaatkundig werk. Binnen het bestemmingsplangebied liggen verder geen waterstaatskundige objecten waar een nadere aanduiding voor vereist is.

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in zijn eigen beleidsdocumenten vastgelegd dat zij aanstuurt op het bestemmen van waterkeringen in bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan zullen de primaire en de secundaire waterkering worden beschermd door middel van een aanduiding op de verbeelding en een beschermingsregeling in de regels.

Tevens waardeert het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het zeer dat wanneer veranderingen zich voordoen van het grondgebruik, de inrichting bij het realiseren van bouwwerken waarbij het belang van het Hoogheemraadschap in het geding kan zijn, de vergunning verlenende overheid (in casu de gemeente) in voorkomende gevallen daar op wijst. Vanuit deze invalshoek is het wenselijk dat op de verbeelding van het bestemmingsplan de voor het hoogheemraadschap belangrijkste watergangen (de hoofdwatergangen) die geen specifiek op het behoud van water gerichte aanduiding krijgen, namelijk "hoofdwatergang", waarbij in de regels wordt gestimuleerd tot overleg met het Hoogheemraadschap.

Verder is het van belang dat oppervlaktewatercapaciteit en de wateropnamecapaciteit van open grond binnen het plangebied zoveel mogelijk wordt gehandhaafd. Dit draagt bij aan een duurzaam beheer van het oppervlaktewater. Wanneer gronden worden bebouwd of voorzien van een gesloten verharding, dient het verlies van dit stukje capaciteit als gevolg van bijvoorbeeld stedelijke ontwikkeling dient te worden gecompenseerd, zal de gemeente geen regeling in het plan opnemen die voorziet in het realiseren van nieuwe waterberging als gevolg van uitbreiding van de oppervlakte verharding of bebouwing.

7.3.2 Conclusie

In het kader van de watertoets heeft er een overleg plaatsgehad met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De ingebrachte opmerkingen door het hoogheemraadschap zijn in het bestemmingsplan verwerkt.

Hoofdstuk 8 Beschrijving bestemmingsregeling

8.1 Bestemmingsregeling

8.1.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.

De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk 1 Inleidende regels van de regels). De algemene regels, waaronder ontheffings- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 Algemene regels van de bij het plan behorende regels. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bevat tenslotte de overgangs- en slotbepalingen.

In algemene zin kan worden opgemerkt dat op de verbeelding om reden van kenbaarheid ook de monumenten zijn aangeduid.

De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.

8.1.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan is grotendeels gericht op het behoud van de bestaande situatie. Dit betekent dat het de bestaande functies nauwkeurig vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en globaliteit. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimt qua bouw- en gebruiksregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen dat het gemeentebestuur door middel van het verlenen van ontheffingen kan afwijken van bestemmingsplan.

8.1.3 Regels algemeen

De regels zijn gegroepeerd in drie hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
  • 2. Bestemmingsregels
  • a. Hoofdgroepen van bestemmingen
  • b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen
  • c. Functieaanduidingen
  • d. Bouwaanduidingen
  • 3. Algemene regels

Waar nodig is op enkele artikelen een nadere toelichting opgenomen.

8.1.3.1 Inleidende regels

In dit artikel Begrippen worden de begrippen gedefinieerd, die worden gebruikt in het bestemmingsplan.

Wijze van meten
Bij het toepassen van de regels wordt op de in artikel geregelde wijze gemeten.

8.1.3.2 Bestemmingsregels

a. Hoofdgroepen van bestemmingen

Bedrijventerrein (BT)

Aangezien het grootste gedeelte van het plangebied dit bestemmingsplan uit bedrijventerrein bestaat, is dit de meest voorkomende bestemming.

Er is voor gekozen om met 4 Bedrijventerrein bestemmingen te werken.

  • Bedrijventerrein -1: de locaties waar bedrijven, die behoren tot de milieucategorieën 1 t/m 5.1 zijn toegestaan;
  • Bedrijventerrein -2: de locaties waar bedrijven, die behoren tot de milieucategorieën 1 en 2 niet zijn toegestaan;
  • Bedrijventerrein -3: naast bedrijven, die behoren tot de milieucategorieën 1 t/m 4.1 is ook de-tailhandel in personenauto's en motoren toegestaan;
  • Bedrijventerrein -4: het haventerrein.

Bedoeld voor de zwaardere categorie bedrijven (categorie 3.1 tot en met 5.1), waaronder havengebonden bedrijven. Ter plaatse van de aanduiding 'havenbedrijf' mogen uitsluitend havengebonden bedrijven zich vestigen. In de regels kunnnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken om bedrijven in categorie 2 toe te staan, mits zij havengerelateerd dan wel havengebonden zijn.

Milieuzonering

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn, om te beginnen, bedrijven toegestaan die zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van de regels. Door middel van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie ##' is per bestemmingsvlak aangegeven welke categorie bedrijven, waar is toegestaan.

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn bij de diverse bedrijven voor de diverse milieufactoren, zoals geur, stof en geluid, afstandsmaten aangegeven. Het gaat daarbij om afstanden van bedrijven tot woonbebouwing die is gelegen in een 'rustige woonwijk' (of uiterlijk op de rand daarvan). De bij een bepaald bedrijf aangegeven grootste afstand is bepalend voor de categorie-indeling. De toelichting op deze Staat is te vinden in bijlage 1 bij deze toelichting. De onderbouwing van de manier waarop in dit plan is omgegaan met de toegelaten milieucategorieën is te vinden in paragraaf 1 (bedrijven en milieuzonering).

Bedrijfsfuncties zijn ingedeeld in categorieën van licht naar zwaar te weten van categorie 1 tot en met 5.1. Het gebied betreft bestaand stedelijk- en industrieel gebied. In woongebieden zijn uitsluitend categorie 1 functies toegestaan. Categorie 2 bedrijven zijn vanwege de beperkte milieubelasting toelaatbaar tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, indien hier sprake is van gemengde functies.

De lichte categorieën bevinden zich vooral in het noorden van het plangebied. In het zuiden, richting Noordzeekanaal, is zware industrie gesitueerd.

Het komt voor dat op de gronden met de bedrijventerreinbestemming een bestaand bedrijf in een hogere milieucategorie valt dan op de betreffende plaats ingevolge de milieuzonering als recht is toegestaan. Door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijvigheid - ##' wordt exact aangegeven welk type bedrijvigheid ter plaatse van de aanduiding is toegestaan. Hierdoor kan dit (zwaardere) bedrijf op de desbetreffende locatie gehandhaafd blijven. Eenzelfde soort bedrijf mag dan op die plek nog terugkomen, maar geen andere soorten bedrijven uit een hogere categorie.

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken:

  • om bedrijven toe te laten uit één of meer categorieën hoger dan de op het perceel opgenomen categorieën, voorzover die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kunnen worden te behoren tot de volgens op dat perceel toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein;
  • om bedrijven aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein' toe te voegen en opgenomen bedrijven en bedrijfsoorten in te delen bij een andere categorie.

Bij deze bestemming zijn ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de bedrijfsvoering toegestaan.

Het bouwen mag slechts plaatsvinden in de daarvoor aangegeven bouwvlakken. Buiten de bouwvlakken mag niet worden gebouwd, met uitzondering van omgevingsvergunningvrije bouwwerken. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien is het van belang dat deze ruimte open blijft.

Geluidzone industrie

Een groot gedeelte van het plangebied Bedrijven Zuid is gezoneerd in de zin van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan die 'in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Het gezoneerde bedrijventerrein is op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wet geluidhinder'. Met de benaming van deze gebiedsaanduiding wordt aangesloten op de terminologie uit de Wet geluidhinder. In de regels is bepaald dat binnen deze zone de geluidzoneringsplichtige bedrijven, zeg maar de 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan.

Rond de zone 'wetgevingszone - wet geluidhinder' wordt op de verbeelding een 'geluidzone - industrie' aangegeven. Op grond van de Wet geluidhinder dient een dergelijke zone rond een zone 'wetgevingszone - wet geluidhinder' te worden aangegeven, om de zone te markeren waarbuiten de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) mag bedragen. Daarmee worden de woningen en andere geluidgevoelige objecten buiten de geluidzone in principe gevrijwaard van ontoelaatbare geluidsoverlast vanwege het bedrijventerrein. Voor het industrieterrein en de daarop aanwezige woningen gelden geen geluidsnormen.

In de regels is eveneens bepaald waar de geluidzoneringsplichtige inrichtingen (de artikel 41 Wgh inrichtingen/ A-inrichtingen) uitgesloten zijn. Dit is noordelijk van de Hoofdtocht (binnen de bestemming Bedrijven - 3 en binnen het deelgebied Zuiderhout.

Bedrijfswoningen

Bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd middels een functieaanduiding 'bedrijfswoning' of met een maatvoeringsaanduiding, waarbij dan het maximaal aantal bedrijfswoningen is vastgelegd. Er is voor twee verschillende aanduidingen gekozen, omdat de bedrijfswoningen met de aanduiding 'bedrijfswoning' solitair zijn (1 stuk) en die waar de maatvoeringsaanduiding is gebruikt een grote groep bedrijfswoningen bij elkaar zijn (Ducaatstraat/ Penningweg). Deze woningen mogen binnen de gestelde bouwregels worden nieuw gebouwd.

Nieuwe bedrijfswoningen zijn binnen de bestemmingen niet mogelijk, conform gemeentelijk beleid.

Justitiële inrichting

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' is een functieaanduiding voor een justitiële inrichting opgenomen. Voor deze inrichting gelden de opgenomen bouwregels niet. Tevens is er de mogelijkheid om een ringmuur van 5 m te realiseren. Voor de justitiële inrichting is een aparte projectafwijkingsprocedure doorlopen.

Horeca

Binnen de bestemming Bedrijventerrein - 2 is de discotheek North Sea Venues opgenomen met een functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 3' van de Staat van Horeca-activiteiten. Hiervoor is gekozen, omdat horeca tot en met categorie 3 niet mogelijk is binnen de bedrijventerrein bestemming.

Algemeen is binnen de bestemmingen Bedrijventerrein 1 - 3 in de deelgebieden HoogTij en Westerspoor horeca in lichtere categorie toegestaan met een maximaal van 1000m2 per deelgebied. Hierbij zijn hotels uitgesloten.

Binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' zijn promenadefuncties toegestaan, waaronder ook horeca en ook een hotel. Hieis geen maximum aantal m2 voor horeca opgenomen.

Autobedrijven

Binnen 'Bedrijventerrein - 3' is detailhandel in auto's en motoren toegestaan. Voor degene die in een andere bestemming zitten is een functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 opgenomen. Op deze plaatsen mag dan ook detailhandel in auto's en motoren plaatsvinden.

E-commerce

Digitale verkoop van bv. ter plaatse geproduceerde of opgeslagen goederen zonder fysiek contact past op een voor bedrijfsdoeleinden bestemde locaties. Daarom is internetverkoop zonder fysiek contact opgenomen binnen de Bedrijfsterreinen bestemming. In de begrippen is een duidelijke omschrijving opgenomen wat mag.

Gemengd 1 (GD-1)

De in het gebied voorkomende voorzieningen zoals bedrijven (max categorie 3.2), perifere detailhandel, zakelijke dienstverlening, sport/fitness en lichte horeca, krijgen een bestemming 'Gemengd-1'. Functies binnen deze bestemming zijn uitwisselbaar. Zuiderhout Noord is aangewezen als perifere detailhandelslocatie.

Onder lichte horeca wordt in dit verband verstaan: bedrijven die in beginsel alleen overdag en ´s avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria´s, ijssalons en dergelijke. Aan de toelichting van het bestemmingsplan is in bijlage Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten een toelichting opgenomen.

Middelzware en zware horeca worden in een aparte bestemming opgenomen, te weten de bestemming "Horeca".

E-commerce

Digitale verkoop van bv. ter plaatse geproduceerde of opgeslagen goederen zonder winkelfunctie past op een voor bedrijfsdoeleinden bestemde locaties. Een afhaalcentrum voor digitaal bestelde producten wordt beschouwd als een vorm van detailhandel, met verkeersaantrekkende werking. Gelet op het karakter van het gebied past een dergelijke functie op Zuiderhout, binnen de delen met de bestemming Gemengd - 1.

Gemengd 2 (GD-2)

Deze gronden zijn bestemd voor wonen en bedrijven tot maximaal categorie 2. Alle andere functies zijn niet toegestaan. De inhoud van een woning bedraagt 500 m3, met uitzondering van de afwijkingsbevoegdheid om voor de Veldweg 301 meer dan 500 m3 toe te staan.

Groen (G)

Groen dat een min of meer structureel karakter heeft moet gehandhaafd blijven. Het gaat dan om groen dat fungeert als groene buffer of afscheiding tussen wegen, functies of wijken en groen dat van belang is voor de groene (be)leefbaarheid van een gebied. Ook plantsoenen en bijbehorende waterpartijen zijn toegestaan. In het bestemmingsplan krijgen deze gronden de bestemming 'Groen (G)'. Verder is met name de Groenbestemming in het noorden van het plangebied HoogTij van belang. Hierop zit ook de functieaanduiding natuurwaarde. Dit gebied is een overgangsgebied tussen het bedrijventerrein en Nauerna.

Binnen Groen is aan de zuidkant van HoogTij bij de aanlanding van de brug richting het Noordzeekanaal een horecavestiging mogelijk in de categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten. Deze horecavestiging wordt geintegreerd in het ontwerp van deze groenzone.

Het overige groen in de wijk, zoals bermen, krijgt de bestemming 'Verkeer (V)' of 'Verkeer - Verblijfsgebied (V-VG)'.

Horeca (H)

Binnen deze bestemming is horeca toegestaan tot en met categorie 3 zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten met bijbehorende parkeer- en bijbehorende voorzieningen

Lexion Venue aan de Kleine Steng 20, is een multifunctioneel horecacentrum en gevestigd binnen deze horecabestemming.

Kantoor (K)

De bestemming Kantoor is van toepassing op het adres Albert Heijnweg 1 (het voormalige Aholdhoofdkantoor).

Binnen de bestemming Kantoor worden bedrijfsmatig diensten verleend waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

Recreatie (R)

Binnen deze bestemming komen volkstuinen voor (met een aanduiding) en dagrecreatieve voorzieningen waaronder speelvoorzieningen.

Tuin (T)

Op gronden met de bestemming 'Tuin' (doorgaans voortuin) mag in beginsel niets worden gebouwd. Uitzondering hierop vormen uiteraard de omgevingsvergunningsvrije bouwwerken zijn geregeld en het bouwen van een erker/serre. Daar waar een aanduiding 'garage” is opgenomen is een garagebox toegestaan.

Stedenbouwkundig gezien is het niet wenselijk om voor de voorgevelrooilijn bebouwing op te richten. Bijbehorende bouwwerken grenzend aan openbaar gebied kunnen immers grote invloed hebben op de begrenzing van en het bebouwingsbeeld vanuit de openbare ruimte.

Tuin-Woonschepenligplaats (T-W)

De voor 'Tuin - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de aangrenzende woonschepenligplaats; overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

Op het perceel Kanaaldijk 5 Rood is binnen deze bestemming een maatvoeringsaanduiding opgenomen. Ter plaatse mag er maximaal 200 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd.

Verkeer (V)

Binnen deze bestemming is de functie voor het afwikkelen van verkeer het belangrijkst. De wegen die als belangrijkste functie het afwikkelen van verkeer hebben zijn: de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen. Daarnaast zijn ook voet- en fietspaden, bermen, parkeer- en groenvoorzieningen, water- en oevervoorzieningen, onder- en bovengrondse inzamelplaatsen voor afval, geleiding, beveiliging en regeling voor verkeer, een brug, een tunnel en straatmeubilair mede inbegrepen. Wel is functieaanduiding specifieke vorm van verkeer – 1' opgenomen voor walvoorzieningen mogelijk te maken ten behoeve van de bestemming Tuin - Woonschepenligplaats.

Verkeer-Railverkeer (V-R)

Voor deze bestemming geldt dat er spoorvoorzieningen zijn bestemd voor de spoorlijn Amsterdam - Den Helder. Daarnaast zijn ook viaducten, (spoor)tunnels, geluidschermen en overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming toegestaan.

Verkeer-Verblijfsgebied (V-V)

Bij 'Verkeer-Verblijfsgebied' gaat het om wegen en gebieden met verblijfsfunctie en buurtontsluitingswegen. Ook parkeerplaatsen, bruggen en groenvoorzieningen worden met dit artikel mogelijk gemaakt. De verschillende functies zijn uitwisselbaar: daar waar nu parkeerplaatsen zijn, kan groen gerealiseerd worden, een woonstraat kan verbreed worden en daarmee groen laten verdwijnen en vice versa. Een zeer flexibele regeling dus zodat bij een reconstructie van een gebied of het nieuw aanleggen van parkeerplaatsen niet telkens een afwijkings- of wijzigingsprocedure gevolgd hoeft te worden.

Water (WA)

Deze bestemming is gelegd op het water dat deel uitmaakt van de hoofdwaterstructuur binnen de gemeente. Dit water is belangrijk voor de waterbergings- en aan/ afvoerfunctie binnen een gebied.

Water - 1 (WA - 1)

Er is voor gekozen om het Noordzeekanaal, de zijkanaal D en E en het Schiethavenkanaal de bestemming Water - 1 te geven. Dit water is van een andere orde dan het water binnen de gemeente. Het is met name bedoeld voor havenactiviteiten, laden/ lossen van schepen en (haven) op en overslag. Er mogen ook kranen worden opgericht ten behoeve van de bestemming Water of ten dienste van het gebruik van de aangrenzende gronden.

Ter plaatse van de functieaanduiding 'haven' is een kade voor de haven opgenomen, waarbinnen havengebonden activiteiten mogen plaatsvinden.

Water-Woonschepenligplaats (WA-WL)

De gronden bestemd voor Water-Woonschepenligplaats zijn bestemd voor zowel woonschepen, dus zowel voor woonboten als woonarken. In het artikel zijn regels gegeven voor de afmetingen van de woonboten. Woonschepen mogen uitsluitend binnen de grenzen van de stroken met de aanduiding 'woonschepenligplaats' aanwezig zijn. Per woonschip mogen op en aan de oever bijbehorende voorzieningen zoals vlonders, steigers en terrassen, worden gebouwd of aanwezig zijn tot een totale oppervlakte van maximaal 20 m2. Onder bepaalde voorwaarden is kantoor/praktijk/aan huis verbonden beroepen toegestaan.

Wonen (W)

Alleen bestaande woningen zijn opgenomen als bestemming Wonen.

In de regels zijn de standaardregels van toepassing, welke normaliter gelden in de bestemming Wonen.

De achtertuinen aan de Veldweg hebben de aanduiding 'erf' gekregen. Er zijn geen bouwvlakken opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen alleen bijbehorende bouwwerken worden opgericht.

b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen

De in het plangebied voorkomende hoofdgroep van dubbelbestemmingen al dan niet bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen zijn de volgende:

Waarde - Archeologie 1/Waarde - Archeologie 4 / Waarde - Archeologie 5 (WR-A)
Voor de in het plangebied aanwezige terrein van archeologische waarde is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de in het gebied te verwachten archeologische sporen. Hiervoor geldt dat daar waar de dubbelbestemming samenvalt met de hoofdbestemming primair de regels van de dubbelbestemming gelden. Bij samenloop van diverse hoofdgroepen van dubbelbestemmingen is in elke hoofdgroep van dubbelbestemming een artikel opgenomen met een voorrangsregeling.

Binnen het plangebied zijn drie verschillende begrenzingen van archeologische waarden opgenomen, namelijk:

Aanduiding in het bestemmingsplan:   Grootte van de verstoring van oppervlak waarboven archeologie maatregelen verplicht zijn   Verstoringsdiepte waar beneden archeologie maatregelen verplicht zijn   Ligging  

WR - A1  

50 m²  

50 cm
 

Oude bewoningslinten en kernen.  
WR - A4   50 m²   80 cm   Buitendijkse gebieden langs de Voorzaan en het voormalige IJ  
WR - A5   0 m²   50 cm   Rond oude kerken, oude schansen, oude dijken en de monding van de Zaan en de Dam  

Waterstaat - Waterkering (W-W)

Voor de in het plangebied aanwezige primaire en regionale waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.

Waterstaat - Waterkering - Voorlopig

Op de verbeelding is een voorlopige Waterstaat - Waterkering opgenomen. De bestaande dijklichaam is nog opgenomen op de verbeelding. Voor het zuidelijk deel van HoogTij (bestemming Bedrijventerrein - 4) moet nog een dijkverleggingsprocedure worden gevolgd om de dijk/ waterkering te verleggen richting de Westzanerweg. Daar is al de nieuwe dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Maar omdat deze nog niet gerealiseerd is is er voor gekozen ook de huidige waterkering nog op te nemen met een voorlopige bestemming.

c. Functieaanduidingen

In het plangebied komen functieaanduidingen voor zoals genoemd op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.

Een aantal functieaanduidingen zijn al toegelicht onder de hierboven opgenomen bestemmingen. Hieronder volgen nog een paar:

  • cultuurhistorische waarde

de monumenten binnen het plangebied hebben een functieaanduiding gekregen. Er zijn verder geen regels opgenomen, omdat zij door andere wetgeving reeds worden beschermd.

  • tuincentrum (tc)

binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 3' is er tevens een tuincentrum mogelijk. Binnen de begripsomschrijving en de regel wordt aangegeven wat er binnen het tuincentrum aan basisassortiment en nevenassortiment mogelijk is. Voor wat betreft het nevenassortiment is er voor gekozen om dit 15% van het verkoopvloeroppervlak te laten zijn. Het tuincentrum mag maximaal 9000 m2 groot zijn. Hier bovenop mag het tuincentrum een medische en niet medische dierenverzorging voorziening realiseren met een maxium van 1000 m2.

  • verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

aan de Hoofdtocht is een LPG tankstation met wasstraat gevestigd. Dit station heeft een veilgiheidszone-lpg. Daar binnen mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd dan gebruikt of laten gebruiken.

  • windturbines

Alleen de windturbine bij de Gerrit Bolkade is opgenomen. De hoogte is vastgelegd zoals deze tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan was.

d. Bouwaanduidingen

specifieke bouwaanduiding - 1

Ter plaatse van deze aanduiding is een reclamezuil toegestaan.

8.1.3.3 Algemene regels

Waar nodig is op enkele artikelen een andere toelichting opgenomen.

Anti-dubbeltelregel
Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

Algemene aanduidingsregels

Gezoneerd industrieterrein

Doel van deze regel is te voorkomen dat gebouwen worden gerealiseerd ter plaatse van gronden waar de geluidsbelasting ten gevolge van een industrieterrein op gevels van gebouwen de aanvaardbare normen overschrijdt.

Veiligheidszone - bevi

Binnen deze regel wordt aangegeven dat er binnen een veiligheidszone - bevi geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd.

Vrijwaringszone - vaarweg

Hierin wordt aangegeven wanneer er advies gevraagd moet worden aan het Centraal Nautisch Beheer.

Algemene bouwregels

Deze regel vormt het sluitstuk van de bestemmingsplansystematiek in die zin, dat deze regel alle het bouwen dat strijdig is met de aan de gronden gegeven bouwmogelijkheden verbiedt. In dit artikel zijn enkele regels opgenomen die gelden, zoals parkeernormen.

Algemene gebruiksregels

Deze regel vormt het sluitstuk van de bestemmingsplansystematiek in die zin, dat deze regel alle gebruik dat strijdig is met de aan de gronden gegeven bestemming verbiedt. In dit artikel zijn enkele specifieke vormen van gebruik als verboden gebruik aangemerkt. Daaronder valt onder meer het verbod op seksinrichtingen behalve op gronden waar dit expliciet is toegestaan.

Algemene afwijkingsregels

Hierin zijn onder meer afwijkingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van het oprichten van bijvoorbeeld antennemasten voor mobiele telefonie, beperkte overschrijdingen van bouwgrenzen, het toelaten van nieuwe nutsgebouwtjes etc.

Overgangsrecht

De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Bij de overgangsregels zijn ook persoonlijk overgangsrecht opgenomen voor twee woningen binnen het gebied.

Slotregel

Deze regel geeft de naam van het bestemmingsplan weer.

8.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.

De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. .

Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning' en 'sloopvergunning' zijn vervangen door omgevingsvergunning (indien noodzakelijk is deze term aangevuld ten behoeve van bouwen en/of slopen), de term 'aanlegvergunning' is vervangen door omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en tenslotte de term 'ontheffing' is vervangen door afwijking van de bouwregels/gebruiksregels.

8.2.1 Voorgevelrooilijn ('gevellijn')

Eén van de uitgangspunten voor het begrippenkader is het zoveel mogelijk aansluiten op andere relevante wetgeving zoals de Woningwet, de Wabo en het Bor. In de Wabo wordt ervan uitgegaan dat elke woning maar één voorgevel heeft. Verder wordt de voorgevelrooilijn als volgt gedefinieerd: de voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, beheersverordening of gemeentelijke bouwverordening. Het is van belang om in het bestemmingsplan (of beheersverordening) duidelijk aan te geven waar de voorgevelrooilijn is gelegen. Dit geldt met name voor de regeling met betrekking tot erfafscheidingen omdat afhankelijk van de ligging ten opzichte van de voorgevelrooilijn deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, al dan niet vergunningsvrij zijn. Alle overige bouwwerken worden niet gerelateerd aan de voorgevelrooilijn maar aan het achtererfgebied van de woning.

In principe kan een woning op een hoek twee voorgevelrooilijnen hebben: één in het verlengde van de voorgevel en één in het verlengde van de zijgevel van de woning, die is gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied. Gelet op het bovenstaande is de systematiek in de bestemmingsplannen als volgt:

  • Op de verbeelding staan bouwvlakken aangeduid door voor-, achter- en zijgevelbouwgrenzen. Binnen deze bouwvlakken mogen de hoofdgebouwen worden gebouwd. Er is geen verplichting om ook in deze grenzen te bouwen.
  • Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt bepaald waar de voorgevel van een gebouw is gelegen. Dit is voor dit bestemmingsplan af te leiden uit de bestemming Tuin. De voorgevels zijn hieraan gelegen.
  • Omdat hoofdgebouwen niet in de bouwgrens behoeven te worden gebouwd kunnen zich situaties voordoen dat deze achter de bouwgrens gelegen zijn. Vergunningsplichtige bijbehorende bouwwerken in de zin van bijgebouwen moeten altijd drie meter achter de voorgevel en de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan te worden gebouwd (de voorgevelrooilijn) .
  • Gelet op het begrip voorgevelrooilijn dat in de Wabo (en Bor) geïntroduceerd is en afkomstigstig is uit de gemeentelijke bouwverordening, betekent dat op hoekpercelen de zijgevellijn (de lijn, die gelegen is langs de feitelijke zijgevel en het verlengde daarvan op een bouwperceel) ook als voorgevelrooilijn wordt beschouwd. Het hoekperceel kent dus twee voorgevelrooilijnen. Daarmee zijn bijvoorbeeld erfafscheidingen van meer dan 1 meter, die gelegen zijn voor deze voorgevelrooilijn niet bouwvergunningsvrij.

Overigens wanneer gesproken wordt over zijgevel dan wordt hiermee de fysieke zijgevel van een hoofdgebouw bedoeld. In het juridische kader bestaat het begrip 'zijgevel' niet. Alleen de begrippen achtererfgebied en voorerfgebied worden gehanteerd waarbij de voorgevelrooilijn aangeeft waar het voorerfgebied eindigt en het achtererfgebied begint of vice versa.

8.2.2 Vergunningvrij bouwen

Vergunningvrij bouwen mag in principe vanaf de voorgevelrooilijn. Voor vergunningplichtige bouwwerken bij Wonen hanteert de gemeente de eis van 3 meter achter de voorgevelrooilijn indien grenzend aan het openbaar gebied. Door het hanteren van deze eis is het duidelijk dat bijvoorbeeld een bijbehorend bouwwerk (aan- of uitbouw) in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, ook gezien vanaf de voorgevel.

Het is belangrijk het volgende in overweging te nemen bij vergunningsvrij bouwen. Een 'erf' is dat gedeelte waarop reeds een hoofdgebouw staat dat bijvoorbeeld de bestemming Wonen heeft en waarbij de bebouwingsmogelijkheden op het 'erf' in voldoende ruimtelijk opzicht direct behoren bij en in functioneel opzicht ten dienste staat van, en/of in feitelijk opzicht direct aansluitend is aan het hoofdgebouw. Onder een 'erf' kan een perceel samenvallen met een erf, maar kan een perceel ook meer omvatten.

Voor de beantwoording van de vraag of een vergunningvrij bouwwerk in de zin van de Wabo kan worden aangemerkt, is het vereist dat het vergunningvrije bouwwerk op (rond) hetzelfde perceel staat als dat waarop het hoofdgebouw zich bevindt. De omstandigheid dat iemand eigenaar is van zowel het afgesloten gedeelte van het perceel (bijvoorbeeld een weiland) als van het bebouwde deel van het perceel voor de beantwoording van de vraag of sprake is van 'een perceel, waarop zich een gebouw bevindt is niet zonder meer doorslaggevend. Ook de omstandigheid dat sprake is van een kadastrale eenheid is niet zonder meer doorslaggevend.

8.3 De Wet ruimtelijke ordening

Dit is bestemmingsplan is opgesteld op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro), die zijn ingevoerd op 1 juli 2008 en volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008) inclusief digitaliseringsplicht per 1 januari 2010. Dit houdt onder andere in dat de Wet ruimtelijke ordening de strafbepaling en de algemene gebruiksbepaling is neergelegd, zodat deze niet meer opgenomen hoeven te worden in de planregels. Ondertussen is er nieuwe SVBP2012 opgesteld.

De SVBP2012 bevat een aantal voorschriften die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent ondermeer dat niet meer wordt gesproken van voorschriften maar van regels. Tevens zijn er een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in het artikel aangaande begrippen. Ook schrijft de SVBP2012 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan bijvoorbeeld de wijze van meten en het gebruik van functieaanduidingen en gebiedsaanduidingen.

In het Besluit ruimtelijke ordening is een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels. De regelingen hebben als gevolg dat het bestemmingsplan wat betreft vorm en de inhoud enigszins kan afwijken van de tot nu toe eerdere gebruikelijke wijze van opstellen.

8.4 Bestemmingsplanprocedure

De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke Ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De wetgever gaat uit van een procedure zonder voorontwerbestemmingsplan. Als gemeente kun je er voor kiezen om wel de voorontwerpbestemmingsplanfase te doorlopen.

In de gemeentelijke procedure zijn verschillende fasen te onderscheiden:

  • Voorbereidingsprocedure

In een voorontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen de gemeente. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt voor overleg gezonden aan de in artikel 3.1.1 Bro genoemde instanties. Tevens kunnen er diverse (informele) informatiebijeenkomsten binnen het plangebied georganiseerd worden voor bewoners, belangstellenden en belanghebbenden.
De gemeente reageert vervolgens op het overleg ex artikel 3.1.1 Bro door in de toelichting van het plan op de gemaakt op- en aanmerkingen in te gaan en aan te geven welk standpunt de gemeente daarover inneemt.

  • Vaststellingsprocedure

Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Tijdens de terinzagelegging kan een informatiebijeenkomst worden gehouden voor bewoners, ondernemers, belangstellenden en belanghebbenden.

Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken (dit is een termijn van orde) na de termijn van terinzagelegging vast.

  • Beroepsprocedure

Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de I&M inspectie een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de I&M inspectie wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

8.5 Gekozen planvorm

Het bestemmingsplan vervult in dit plangebied in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie en staat in beperkte mate ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op het behoud van de aanwezige functies en te beschermen waarden, ook omdat het feit dat zich in het plangebied binnen de wettelijke planperiode geen ontwikkelingen voordoen.

Op grond van artikel 3.1.3 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in:

  • 1. een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
  • 2. bij of krachtens wet kunnen bestemmingen worden voorgeschreven;
  • 3. bij of krachtens wet kunnen regels worden voorgeschreven;
  • 4. voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings-, en afwijkingsbepalingen.

8.6 Handhaving

In algemene zin geldt dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Dit houdt in dat er niet mag worden gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en verder dat het gebruik in overeenstemming moet zijn met wat de bestemming toestaat.

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan.
    Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
  • 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan.
    De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling.
    Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten daarom niet meer regelen dan noodzakelijk is.
  • 4. Actief handhavingsbeleid.
    Gewijzigde maatschappelijke inzichten (de rampen in Enschede en Volendam) hebben ertoe geleid dat aan handhaving een hogere prioriteit wordt toegekend. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het bestemmingsplan berust bij het gemeentebestuur. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.


Handhaving is te onderscheiden in toezicht en controle enerzijds en het opleggen van sancties anderzijds. Het eerste is gericht op preventie (vooraf), het andere op repressie (achteraf). Toezicht is van belang om eventuele overtredingen van de regels te signaleren en daar op te reageren, hetzij via voorlichting en/of waarschuwing, hetzij via sancties. Handhaving is onder te verdelen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het voorkomen of ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld neergelegd in het bestemmingsplan. Strafrechtelijke handhaving is gericht op het straffen van een overtreder die in strijd handelt met de wettelijke regels.

Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden. Een nieuw bestemmingsplan, waarin eenduidige bestemmingen zijn weergegeven en waarin naar aanleiding van de feitelijke situaties voor een positieve benaderingswijze is gekozen, versterkt de mogelijkheid tot handhaving.

In Zaanstad wordt op het overtreden van de regels uit een bestemmingsplan uitsluitend opgetreden vanuit het bestuursrecht. De gemeente handhaaft dus niet strafrechtelijk op overtredingen van het bestemmingsplan. Indien bestuursrechtelijk handhavend wordt opgetreden kan het gemeentebestuur kiezen om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen aan de overtreder. Een last onder bestuursdwang houdt in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn (dit is een termijn die een overtreder krijgt om de overtreding zelf te beëindigen) de overtreding nog bestaat, het gemeentebestuur zelf de overtreding opheft op kosten van de overtreder. Als er wordt gekozen voor een last onder dwangsom dan houdt dit in dat als na het verstrijken van de begunstigingstermijn de overtreding nog bestaat, de overtreder een geldbedrag aan de gemeente is verschuldigd tot een bij het besluit bepaald maximum bedrag. Heeft een last onder dwangsom niet het gewenste effect (de overtreding blijft bestaan) dan kan daarna ook nog een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

8.7 Planmer-plicht

In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of er sprake is van een planmer-plicht. Er is sprake van een planmer-plicht indien sprake is van de volgende situatie:

  • 1. indien het bestemmingsplan activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt waarmee drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. kunnen worden overschreden, is het bestemmingsplan planmer-plichting;
  • 2. indien een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde is, het bestemmingsplan eveneens planmer-plichtig is.

In het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die onder het besluit-mer vallen.

Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden, dat een passende beoordeling voor het gebied niet noodzakelijk is en er daarom geen reden bestaat voor een plan-mer.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Over het voorontwerpbestemmingsplan wordt geen inspraak gehouden. Deze keuze is mede gemaakt omdat in het bestemmingsplan de bestaande situatie als uitgangspunt is genomen en slechts in beperkte mate ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

De inspraakverplichting is met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) uit 2005 en met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 niet veranderd en dus komen te vervallen. Dit is vervolgens bij raadsbesluit van 21 september 2006 overgenomen in de Inspraakverordening van de gemeente Zaanstad.

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-overleg aan haar overlegpartners toegezonden.

Het ontwerpbestemmingsplan Bedrijven Zuid heeft met ingang van 28 februari 2013 t/m 10 april 2013 voor een ieder ter inzage gelegen.

De Nota zienswijzen is als bijlage 1 toegevoegd. In de Nota zienswijzen is tevens de Nota ambtshalve wijzigingen opgenomen.

9.2 Economische uitvoerbaarheid

In het kader van de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is nadrukkelijk naar de situatie in dit plangebied gekeken.

Het nog in ontwikkeling zijnde deel van het plangebied is met name opgesteld voor zwaardere bedrijven categorieën. Ook voorziet het plan in de aanleg van een haventerrein. Recente onderzoeken hebben uitgewezen dat in de regio een tekort bestaat.

Het planschaderisico is afhankelijk van het bestemmingsplan zoals dit door de raad zal worden vastgesteld. Indien nodig zal hiervoor vanuit de gemeentelijke (algemene) middelen een voorziening worden getroffen. De opgenomen wijzigingsbevoegdheid zal alleen worden toegepast indien de financiële uitvoerbaarheid kan worden aangetoond en anterieure overeenkomst wordt gesloten.

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd zal zijn, het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 lid 2 Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 10 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:

1. VROM-inspectie, regio Noord-West

2. Rijkswaterstaat, dienst Noord-Holland

3. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

4. Ministerie van Defensie, dienst Gebouwen, Werken en Terreinen

5. Ministerie van Economische Zaken, regio Noord-West

6. Provincie Noord-Holland

7. Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied

9. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

10. Kamer van Koophandel Amsterdam

12. KPN Vastnet

13. NUON

14. N.V. Nederlandse Gasunie

16. Milieufederatie Noord-Holland

18. Gemeentelijke monumentencommissie

19. Regionale brandweer Zaanstreek Waterland

20. Lokale brandweer Zaanstad

21. GGD Zaanstreek-Waterland

22. Gemeente Amsterdam, dienst ruimtelijke ordening

23. Wijkoverleggen in gebied

24. Ondernemersverenigingen in gebied

De ingekomen reacties zijn van een antwoord voorzien. In Bijlage 2 is de Reactienota Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro opgenomen.