direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijven Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Bedrijven Zuid van de gemeente Zaanstad.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daartegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.7 Aangewezen ligplaats

Door het college aangewezen kavel in het openbare water, al dan niet met een op de oever aangewezen terrein of gedeelte daarvan, bestemd voor het permanent afmeren van een (bepaald soort) woonschip;

1.8 Aan huis verbonden beroep c.q. bedrijf

Een dienstverlenend beroep of het verlenen van diensten, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.9 Achtererfgebied

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.10 Achtergevel

De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.11 Achtergevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.12 Afhaalcentrum

Een locatie waar de consument uitsluitend of overwegend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop.

1.13 Afvalcontainer

Een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in de Wet milieubeheer.

1.14 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.15 Antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.16 Archeologische waarde

Waarde waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.17 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.18 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

1.19 Bestaande bebouwing/ bouwwerken

Bebouwing / bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig zijn of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend danwel een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend die kan worden verleend.

1.20 Bed & breakfast

Toegestaan gebruik dat ondergeschikt is en hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 6 slaapplaatsen.

1.21 Bedrijf

Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein.

1.22 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.23 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

1.24 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, bestemd voor de permanente bewoning door één huishouden dat behoort bij en waarvan de bewoning verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op het perceel waarop de woning zich bevindt.

1.25 Beeldkwaliteitsplan

Een plan, opgesteld als aanvulling op het ruimtelijke plan dat zich doorgaans vooral richt op functionele kwaliteiten, en dat de na te streven beeldkwaliteit beschrijft; dat gebeurt onder meer door aan te geven op welke ruimtelijke kenmerken van landschap en bebouwing en landschappelijke structuren en elementen moet worden ingespeeld en welke streefbeelden daarbij gelden.

1.26 Beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  • b. bedrijfswoningen die niet behoren tot de bevi-inrichting;
  • c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • e. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.27 Bestaand gebruik

Een bouwwerk dat:

  • a. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  • b. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, waarbij de aanvraag voor dat tijdstip is gediend.
1.28 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.29 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.30 Bevi-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.31 Bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.32 Bijbehorende bouwwerken

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.33 Binnenschip

Schip, gebruikt en bestemd voor interlokaal dan wel internationaal bedrijfsmatig vervoer van goederen te water waarop de Wet vervoer binnenvaart van toepassing is.

1.34 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.35 Bouwgrens

Een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.36 Bouwhoogtescheidingslijn

Een aanduiding die de scheiding aangeeft tussen de gedeelten van een bestemmings- of bouwvlak waarop verschillende maximum bouw- en/of goothoogten zijn toegestaan.

1.37 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.38 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.39 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.40 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.41 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.42 Brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc, zoals omschrven in de NEN 2580.

1.43 Buitenopslag

Het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen.

1.44 Bulkgoederen

Onverpakte vaste en/of vloeibare goederen die in grote hoeveelheden tegelijk gestort, opgeslagen en vervoerd kunnen worden, waaronder zand, grond, grind, stenen, graan, afvalwater.

1.45 Consumentverzorgende dienstverlening

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.46 Cultuur en ontspanning

Het verrichten van activiteiten gericht op educatie, vermaak en ontspanning en naar de aard daarbij behorende toeristiche, recreatieve en culturele activiteiten, met uitzondering van horeca.

1.47 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.48 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.49 Dagrecreatie

Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.50 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.51 Dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.

1.52 Deelgebied

Onder deelgebieden in deze regels wordt de volgende gebieden met begrenzing bedoeld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0020.jpg"

1.53 Detailhandel

Inrichtingen ten behoeve van bedrijfsmatig verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan:
- in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit,
- perifere detailhandel.

1.54 Detailhandel perifeer

Vestiging van detailhandel die vanwege de omvang en/ of de aard van de gevoerde artikelen niet binnen het centrum of de wijkwinkelcentra gevestigd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld auto's, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, bouwmarkten, keukens, woninginrichting.

1.55 Dienstverlening

Inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet-commerciële diensten.

1.56 Erftoegangsweg

Een weg met een buurtontsluitende of erfontsluitende functie voor verkeer (daaronder ook begrepen langzaam verkeer).

1.57 Eerste bouwlaag (of plint)

De bouwlaag op de begane grond.

1.58 Erf

Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.59 Functiescheidingslijn

Een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies zijn toegestaan.

1.60 Garage

Een niet tot de openbare weg behorende of niet voor het openbaar verkeer toegankelijke, geheel of gedeeltelijk besloten of open ruimte of samenstel van ruimten, bestemd tot of in gebruik als stallingplaatsen.

1.61 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.62 Geluidbelasting vanwege een industrieterrein

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.63 Geluidsgevoelige functies

bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.64 Geluidgevoelig object

Woningen en andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (hierna:"Wgh") en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.

1.65 Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen

Geluidsgevoelige maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen als bedoeld in de Wet geluidhinder en Besluit Geluidhinder, zijnde:

  • leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven
  • theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
  • ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
1.66 Geluidzoneringsplichtige inrichtingen

Bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.67 Gezoneerd industrieterrein
  • terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en
  • waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken.
1.68 Groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.69 Groepsrisico

Cumulatieve kansen op overlijden per jaar van een groep personen zoals gedefinieerd in het Bevi, Bevb of Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen.

Met het groepsrisico wordt invulling gegeven aan het rijksbeleid dat niet alleen de kans op een ongeval een rol speelt bij de beoordeling van risico's (deze wordt uitgedrukt door het plaatsgebonden risico), maar ook de effecten en eventuele maatschappij ontwrichtende gevolgen daarvan.

1.70 Groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.71 Haven

Water, met aansluitende kaden, kadeterreinen en de bijbehorende kunstwerken, kranen, laad & losplaatsen palen en steigers, ingericht voor het aan- en afmeren van schepen, laden en lossen en op en overslag.

1.72 Havengebonden bedrijf
  • a. Bedrijven met een van havenvoorzieningen afhankelijke bedrijfsactiviteit en/of voor wat betreft hun aan- en/of afvoer van goederen in overwegende mate afhankelijk van het vervoer over water;
  • b. bedrijven, die faciliterend zijn voor dan wel betrokken bij bedrijven bedoeld onder a, haventerrein en/of scheepvaart.
1.73 Hogere waarde

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.74 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmeting of functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.75 Horecabedrijf

Een bedrijf, waarbinnen horeca-activiteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten.

1.76 Internetverkoop zonder winkelfunctie

Handel via internet en andere media verloopt, waarbij geen sprake is van fysiek contact tussen verkopende en kopende partij, zonder showroom, waarbij de levering van producten hoofdzakelijk plaats vindt via post of koeriersdiensten.

1.77 Kantoor(ruimte)

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van overheidsinstellingen, semi-overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.78 Kamerverhuur

Het aan meer dan vier personen bedrijfsmatig woonverblijf verschaffen, anders dan een huishouden per woning.

1.79 Kelder

Een bijzondere bouwlaag, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,50 m boven het gemiddeld aangrenzende peil is gelegen.

1.80 Kwetsbaar object
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren;
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.81 Ligplaats

Een met een schip in het water aan de walkant ingenomen plaats die daartoe als zodanig is aangewezen.

1.82 Maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.83 Maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen

Dienstverlening op het gebied van en voorzieningen voor overheid, welzijn, ouderen, (para)medische behandeling, onderwijs (waaronder begrepen jeugd/ kinder- en naschoolse opvang), sport, openbare veiligheid, cultuur en religie en vergelijkbare maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen, met uitzondering van brandweerkazernes

1.84 Monument

Aangewezen onroerend goed, (vervaardigde) zaken en terreinen welke van algemeen belang zijn als bedoeld in de Monumentenwet, provinciale dan wel gemeentelijke monumentenverordening.

1.85 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de botanische, geologische, bodemkundige, faunistische, ornithologische en biologische elementen die voorkomen in dat gebied.

1.86 Nevenassortiment tuincentrum

Artikelen die door tuincentra worden gevoerd, niet behoren tot het basisassortiment van een tuincentrum, een relatie hebben met dat basisassortiment en in overeenstemming zijn met de doelstelling van een tuincentrum. Het aanvullend assortiment van een tuincentrum, dat integraal onderdeel uitmaakt van het tuincentrum, bestaat uit vissen en andere dieren, dierenbenodigdheden, zwembaden, hengelsportartikelen, tuinkleding en -schoeisel, tuinspeelgoed en cadeau- en sfeerartikelen (niet zijnde binnenmeubilair en dergelijke).

1.87 Nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.88 Oevervoorziening

De grondkerende constructie aan en in de aan een watergang grenzende kant van een terrein.

1.89 Ondergeschikt bouwdeel

Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • b. aircoinstallaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • c. luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
1.90 Ondergrondse werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden

Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.

1.91 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m onder peil.

1.92 Ondergrondse parkeergarage

Parkeergarage gelegen onder peil.

1.93 Openbare ruimte

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.94 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.95 Parkeervoorziening

Elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer.

1.96 Parkmanagement

Collectieve voorzieningen ten behoeve van het bedrijventerrein.

1.97 Peil

Onder het peil wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  • b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.98 Planregels

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid.

1.99 Promenadefuncties

Functies zoals horeca behorend tot categorie 1, zoals bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten, recreatieve voorzieningen, kunst- en culturele voorzieningen, showrooms zonder verkoopfaciliteiten en congrescentrum.

1.100 Recreatieve voorzieningen

Gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding met uitzondering van seksinrichtingen en horecavoorzieningen.

1.101 Schip

Elk vaartuig dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water. Onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard.

1.102 Speeltoestel

Een speeltoestel als bedoeld in het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen.

1.103 Speelvoorzieningen

Voorzieningen voor speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc..) en trapvelden.

1.104 Spoorwegvoorzieningen

Dienstgebouwen, stations, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken behoeve van railvervoer.

1.105 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.106 Terras

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.107 Tuincentrum

Een detailhandelsvestiging waar de volgende goederen ten verkoop worden aangeboden:

  • boomkwekerijproducten, planten, kamerplanten, (bloem)bollen, knollen, zaden en snijbloemen;
  • gewasbeschermingsmaterialen, meststoffen, grondproducten;
  • attributen voor de verfraaiing en het onderhoud van tuinen, zoals tuingereedschappen, en daarbij nodige hulpmaterialen, zoals bestratingsmateriaal, tuinhout en vijvermateriaal;
  • tuinmeubilair, tuinhuisjes en kassen;
  • nevenassortiment, zie ook onder het begrip '1.86 Nevenassortiment tuincentrum''.
1.108 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.109 Verbeelding

Digitale of analoge kaart van het bestemmingsplan 'Bedrijven Zuid' met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden, zijn aangegeven.

1.110 Verkoopvloeroppervlak (vvo)

De voor het publiek toegankelijke ruimte waar goederen zijn tentoongesteld en/of uitgestald ten behoeve van verkoop.

1.111 Volkstuin

Een op zichzelf staand terrein voor niet commerciële sier- en/of groenteteelt.

1.112 Voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.113 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.114 Voorgevel(rooi)lijn

Denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens.

1.115 Vrijstaand bijbehorend bijgebouw

Een op zich zelfstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is.

1.116 Vuurwerkbedrijven

Inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

1.117 Waterkavel

Het watergedeelte van een woonschepenligplaats.

1.118 Watergang

Een werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede begrepen.

1.119 Waterkering

Natuurlijke of kunstige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.120 Waterstaatkundige werken

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.121 Weg

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.122 Windturbine

Een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica's hiervan.

1.123 Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden niet zijnde kamerverhuur.

1.124 Woonark

Drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw(en);

1.125 Woonboot

Drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip;

1.126 Woonschip

Woonark of woonboot, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een waterwoning;

1.127 Zakelijke dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, zoals administratie, informatie- en communicatietechnologie, marketing, reclame, advocaten, makelaars, advies- en ingenieurbureaus en training.

1.128 Zijgevel

Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.3 Bouwdiepte

Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 Bouwhoogte van een antenne-installatie

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

2.5 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.7 Brutovloeroppervlakte van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.8 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.10 Hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.11 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 Platte afdekking

Een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

2.14 Wijze van meten woonschip

De genoemde maten worden uitwendig gemeten, daar waar de grootste afstand geldt, en verder met inachtneming van het volgende:

  • lengte wordt gemeten op de plaats waar het woonschip het langst is, inclusief voorzieningen, zoals stoot-, loop- en dakranden, goten, roer, boegspriet en dergelijke;
  • breedte wordt gemeten op de plaats waar het woonschip het breedst is, inclusief
    voorzieningen zoals stoot-, loop- en dakranden, gangboorden, goten, zwaarden en dergelijke;
  • hoogte wordt gemeten in meters vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp of, indien aanwezig, opbouw. Boven de romp of opbouw uitstekende delen en eenvoudig te verwijderen onderdelen, een en ander ter beoordeling van het college, worden niet
    meegerekend;
  • diepte wordt gemeten vanaf de waterlijn tot het diepst stekende scheepsdeel;
  • oppervlakte wordt bepaald als product van de lengte en de breedte van het woonschip.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën 1 tot en met 5.1, waarbij de maximaal toegestane categorie met een functieaanduiding is weergegeven;
  • b. horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor (kleinschalige) kantoren en zakelijke dienstverlening;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'justitiële inrichting' tevens voor een justiële inrichting;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is tevens een horecacategorie tot en met maximaal categorie 3 toegestaan zoals genoemd in 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor een kantoor;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' tevens voor detailhandel in personenauto's en motoren;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' tevens voor promenadefuncties, waaronder een hotel;
  • j. ter plaatse van de functieaanduidingen zoals in de tabel genoemd: tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:

Functieaanduiding   SBI Code 2008   Adressen  
Specifieke vorm van bedrijf - 4   205903-B   Pieter Ghijsenlaan 42  
Specifieke vorm van bedrijf - 6   1051.5   Ringweg 330  

  • k. internetverkoop zonder fysiek contact;
  • l. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • m. wegen, voet- en fietspaden, laad- en losvoorzieningen manoeuvreerruimtes en overige verblijfsgebieden;
  • n. erven, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. andere bijbehorende functies, zoals (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte- koudeopslag;
  • p. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;

waarbij geldt dat:

  • q. in deelgebieden HoogTij en Westerspoor het bedrijfsvloeroppervlak aan horeca met maximaal categorie 1, zoals genoemd in Staat van Horeca-activiteiten, in totaal per deelgebied maximaal 1.000 m² mag bedragen, waarbij een hotel niet is toegestaan; Zowel binnen deelgebied HoogTij als deelgebied Westerspoor ten noorden van de Hoofdtocht mag 1000 m² worden gerealiseerd;
  • r. in de deelgebieden HoogTij, Westerspoor en Zuiderhout per deelgebied maximaal één voorziening met betrekking tot parkmanagement mag worden gebouwd;
  • s. kantoorruimte, voorzover onderdeel van en noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van het desbetreffende bedrijf, tot maximaal 50% van het brutovloeroppervlak met een maximum van 1.500 m²;
3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1 Gebouwen
  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte en het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'minimum en maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is minimaal en maximaal de aangegeven bouwhoogte en het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum breedte (m)' mag de voorgevelbreedte van de gebouwen ten hoogste 50 m bedragen en dient de afstand tussen de gebouwen ten minste 15 m te bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de zijerfscheiding ten minste 7,50 m dient te bedragen;
  • e. ter plaatse van figuur 'gevellijn' dient over ten minste 60% van de voorgevellijn in deze gevellijn te worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'justitiele inrichting' gelden de eisen zoals gesteld in lid 3.2.1 sub c, d en e niet, waarbij in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1. sub b voor maximaal 35% van het bouwperceel een maximum bouwhoogte van 18 m is toegestaan;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 500 m³;
  • h. op de gronden buiten het bouwvlak mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte vlaggenmasten: 9 m;
  • b. maximum bouwhoogte erfafscheidingen: 2,5 m;
  • c. maximum bouwhoogte andere bouwwerken: 5 m.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'justitiele inrichting' geldt voor een ringmuur een maximum bouwhoogte van 5 m.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Externe veiligheid

Ter beperking van de veiligheidsrisico's die verband houden met het vervoer van gevaarlijke stoffen en/of de vestiging van BEVI-inrichtingen kunnen nadere eisen worden gesteld aan gebouwen en/of situering van gebouwen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 sub b tot maximaal 90% bebouwd mag worden, mits er voldoende ruimte is voor (inpandige) opslag-, parkeer- en manouvreerruimte;
  • b. lid 3.2.1 sub f ten behoeve van het het doelmatig kunnen inrichten van het parkeerterrein waarbij maximaal 2,5 m achter de voorgevellijn mag worden gebouwd.
  • c. lid 3.2.2 sub c ten behoeve van de bouw van kranen, silo's en tanks tot een maximum bouwhoogte van 30 m en maximum breedte van 15 m.
3.4.1 Voorwaarden

Bij de toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 3.4 sub a wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de parkeersituatie.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruiksregels

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. buitenopslag, mits onderdeel van en noodzakelijk ten behoeve van de bedrijfsvoering mag plaatsvinden tot een maximum hoogte van 6 m;
  • b. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen dient binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting te zijn gelegen;
  • c. het groepsrisico in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting dient verantwoord te zijn;
  • d. opslag, parkeren, manouvreren, laden en lossen dient op eigen terrein plaats te vinden;
3.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik en het laten gebruiken van gronden en bebouwing ten dienste van:

  • a. detailhandel, anders dan detailhandel die een incidenteel en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels toegestaan en internetverkoop zonder fysiek contact;
  • b. vuurwerkbedrijven;
  • c. BEVI-inrichtingen, behoudens de bestaande BEVI-inrichtingen ten tijde van het tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen binnen het deelgebied Zuiderhout en ten noorden van de Hoofdtocht.
3.5.3 Toegestaan gebruik
  • a. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan detailhandel in consumentenvuurwerk, mits wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de Wet Milieubeheer en/of de Algemene Plaatselijke Verordening;
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

3.6.2 Voorwaarden
  • a. Bij toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 3.6.1 wordt getoetst of geen blijvende, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu.

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën 3.1 t/m 5.1, met dien verstande dat de maximaal toegestane categorie met een functieaanduiding is weergegeven;
  • b. horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor (kleinschalige) kantoren en zakelijke dienstverlening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is uitsluitend opslag en parkeren mogelijk;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' tevens voor een spoortunnel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' tevens voor detailhandel in personenauto's en motoren;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' tevens voor vestiging van BEVI- bedrijven;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' is één windturbine toegestaan;
  • i. ter plaatse van de functieaanduidingen zoals in de tabel genoemd: tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:

Functieaanduiding   SBI Code 2008   Adres  
Specifieke vorm van bedrijf - 7   8012-2   Ringweg 289  

  • j. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • k. wegen, voet- en fietspaden, laad- en losvoorzieningen, manouvreerruimtes en overige verblijfsgebieden;
  • l. erven, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. andere bijbehorende functies, zoals (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte - koudeopslag;
  • n. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;

waarbij geldt dat:

  • o. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' niet mag worden gebouwd;
  • p. in deelgebieden HoogTij en Westerspoor het bedrijfsvloeroppervlak aan horeca met maximaal categorie 1, zoals genoemd in Staat van Horeca-activiteiten, in totaal per deelgebied maximaal 1.000 m² mag bedragen, waarbij een hotel niet is toegestaan; Zowel binnen deelgebied HoogTij als deelgebied Westerspoor ten noorden van de Hoofdtocht mag 1000 m² worden gerealiseerd;
  • q. kantoorruimte, voorzover onderdeel van en noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van het desbetreffende bedrijf, tot maximaal 50% van het brutovloeroppervlak met een maximum van 1.500 m² mag bedragen;
4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1 Gebouwen
  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte en het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ''minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%) is ten hoogste de minimale en maximale bouwhoogte en maximale bebouwingspercentage toegestaan;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum breedte (m)' mag de voorgevelbreedte van de gebouwen ten hoogste 50 m bedragen en dient de afstand tussen de gebouwen ten minste 15 m te bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de zijerfscheiding ten minste 7,50 m dient te bedragen;
  • e. ter plaatse van figuur 'gevellijn' dient over ten minste 60% van de voorgevellijn in deze gevellijn te worden gebouwd;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 500 m³;
  • g. op de gronden buiten het bouwvlak mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor deelgebied HoogTij: maximum bouwhoogte silo's en tanks 40 m; maximum bouwhoogte kranen 65 m;
  • b. voor deelgebied Westerspoor (ten zuiden van de Hoofdtocht) en Zuiderhout: maximum bouwhoogte voor kranen, silo's en tanks van 30 m en maximum breedte van 15 m;
  • c. maximum bouwhoogte vlaggenmasten: 9 m;
  • d. maximum bouwhoogte erfafscheidingen: 2,5 m;
  • e. maximum bouwhoogte andere bouwwerken: 5 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' geldt dat de hoogte van de windturbine niet hoger mag zijn dan de ashoogte en de rotordiameter zoals die was ten tijde van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Externe veiligheid

Ter beperking van de veiligheidsrisico's die verband houden met het vervoer van gevaarlijke stoffen en/of de vestiging van BEVI-inrichtingen kunnen nadere eisen worden gesteld aan gebouwen en/of situering van gebouwen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 sub b tot maximaal 90% bebouwd mag worden, mits er voldoende ruimte is voor (inpandige) opslag-, manouvreer- en parkeerruimte;
  • b. lid 4.2.1 sub f ten behoeve van het het doelmatig kunnen inrichten van het parkeerterrein waarbij maximaal 2,5 m achter de voorgevellijn mag worden gebouwd;
  • c. lid 4.2.2 sub b ten behoeve van de maximum bouwhoogte van kranen tot maximaal 65m en voor silo's en tanks tot 40m;
  • d. lid 4.2.2 sub e ten behoeve van de bouwhoogte andere bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. lid 4.2.2 sub f ten behoeve van het opschalen van de windturbine,tot een maximale hoogte (incl. tiphoogte) van 150 m, indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 32, vierde lid van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie;
  • f. lid 4.1. voor het bouwen en als zodanig gebruiken van een benzineservicestation met naast de verkoop van benzine ook de verkoop van lpg, lng en waterstof en de daarbij behorende ondergeschikte anderssoortige detailhandel en autowasstraat.
4.4.1 Voorwaarden

Bij de toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 4.4 sub a wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de parkeersituatie.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruiksregels

Voor de in lid 4.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. buitenopslag, mits onderdeel van en noodzakelijk ten behoeve van de bedrijfsvoering mag plaatsvinden tot een maximum hoogte van 6 m;
  • b. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen dient binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting te zijn gelegen;
  • c. het groepsrisico in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting dient verantwoord te zijn;
  • d. opslag, parkeren, laden en lossen en manouvreren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mogen de gronden op de tunnelbak gebruikt worden voor opslag- en parkeerdoeleinden met een maximum hoogte van 16 m en waarbij vooraf advies wordt ingewonnen bij de spoorbeheerder voor het bepalen van maximum opslag- en parkeergewicht op de tunnelbak,
  • f. het bepaalde onder b. geldt niet voor de zuidelijke grens ter hoogte van de Zuidelijke Randweg van de bouwpercelen, waar de inrichtingen Hilton Meats, (Grote Tocht 31), Distributiecentrum Zaandam (Hoofdtocht 1) en Ahold Coffee Company B.V. (Hoofdtocht 3) zijn gevestigd.
4.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:

  • a. sexinrichtingen;
  • b. detailhandel, anders dan detailhandel die een incidenteel en ondergeschikt bestandeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels toegestaan en internetverkoop zonder fysiek contact;
  • c. vuurwerkbedrijven;
  • d. BEVI-inrichtingen, behoudens de bestaande BEVI-inrichtingen ten tijde van het tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • e. geluidzoneringsplichtige inrichtingen binnen het deelgebied Zuiderhout en ten noorden van de Hoofdtocht.
4.5.3 Toegestaan gebruik
  • a. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan detailhandel in consumentenvuurwerk, mits wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de Wet Milieubeheer en/of de Algemene Plaatselijke Verordening;
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1 sub a om een bedrijf behorend tot categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein toe te laten indien het betreffende bedrijf in verband met de benodigde bedrijfsoppervlakte groter dan 500 m² of indien de verkeersaantrekkende werking binnenstedelijk niet gewenst is;
  • b. het bepaalde in lid 4.1 om bedrijven toe te laten uit één of meer categorieën hoger dan de in lid 4.1 genoemde categorieën, voorzover die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kunnen worden te behoren tot de volgens lid 4.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein;
  • c. het bepaalde in lid 4.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein zijn genoemd, voorzover die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de volgens lid 4.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein;
4.6.2 Voorwaarden
  • a. Bij toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 4.6.1 wordt getoetst of geen blijvende, onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu.

Artikel 5 Bedrijventerrein - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën 1 tot en met 4.1, met dien verstande dat de maximaal toegestane categorie met een functieaanduiding is weergegeven;
  • b. detailhandel in personenauto's en motoren;
  • c. horeca met maximaal categorie 1, zoals genoemd in Staat van Horeca-activiteiten met een maximaal bedrijfsvloeroppervlak van 1000 m², waarbij een hotel niet is toegestaan;
  • d. parkmanagement;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor (kleinschalige) kantoren en zakelijke dienstverlening;
  • f. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'aantal wooneenheden' is ten hoogste het aangegeven aantal bedrijfswoningen toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' tevens voor een tuincentrum;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens voor een benzineservicestation met lpg-verkoop met daarbij behorende detailhandel en autowasstraat;
  • i. ter plaatse van de functieaanduidingen zoals in de tabel genoemd: tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:

Functieaanduiding   SBI Code 2008   Adres  
Specifieke vorm van bedrijf - 5   451   Tienlingstraat 20  
Specifieke vorm van bedrijf - 8   203   Rechte Tocht 2  

  • j. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • k. wegen, voet- en fietspaden, laad- en losvoorzieningen, manouvreerruimtes en overige verblijfsgebieden;
  • l. erven, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. andere bijbehorende functies, zoals (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte- koudeopslag;
  • n. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;

waarbij geldt dat:

  • o. in de deelgebied Westerspoor maximaal één voorziening met betrekking tot parkmanagement mag worden gebouwd;
  • p. kantoorruimte, voorzover onderdeel van en noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van het desbetreffende bedrijf, tot maximaal 50% van het brutovloeroppervlak met een maximum van 1.500 m² mag bedragen.
5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

5.2.1 Gebouwen
  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte en het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 500 m³;
  • d. op de gronden buiten het bouwvlak mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • e. het maximum bedrijfsvloeroppervlak van horeca mag 1000 m² bedragen, waarbij een hotel niet is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het bruto bebouwd vloeroppervlak ten behoeve van een tuincentrum mag niet meer bedragen dan 10.400 m²;
    • 2. het nevenassortiment voor het tuincentrum mag ten hoogste 15% van het winkelverkoopoppervlakte binnen bedragen;
    • 3. het bruto bebouwd vloeroppervlak van de medische, niet medische dierenverzorging en ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 1.100 m²;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte vlaggenmasten: 9 m;
  • b. maximum bouwhoogte erfafscheidingen: 2,5 m;
  • c. maximum bouwhoogte andere bouwwerken: 5 m.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Externe veiligheid

Ter beperking van de veiligheidsrisico's die verband houden met het vervoer van gevaarlijke stoffen en/of de vestiging van BEVI-inrichtingen kunnen nadere eisen worden gesteld aan gebouwen en/of situering van gebouwen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.1 sub b tot maximaal 90% bebouwd mag worden, mits er voldoende ruimte is voor (inpandige) opslag-, manouvreer- en parkeerruimte;
  • b. lid 5.2.2 sub c ten behoeve van de bouwhoogte van andere bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.4.1 Voorwaarden

Bij de toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 5.4 sub a wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de parkeersituatie.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Gebruiksregels

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. buitenopslag, mits onderdeel van en noodzakelijk ten behoeve van de bedrijfsvoering, mag plaatsvinden tot een maximum hoogte van 6 m;
  • b. opslag, parkeren, laden en lossen en manouvreren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • c. BEVI-inrichtingen zijn, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG' niet toegestaan;
5.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:

  • a. detailhandel, anders dan detailhandel die een incidenteel en ondergeschikt bestandeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels toegestaan en internetverkoop zonder fysiek contact;
  • b. vuurwerkbedrijven;
  • c. BEVI-inrichtingen, behoudens de bestaande BEVI-inrichtingen ten tijde van het tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
5.5.3 Toegestaan gebruik
  • a. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan detailhandel in consumentenvuurwerk, mits wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de Wet Milieubeheer en/of de Algemene Plaatselijke Verordening;
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1 om bedrijven toe te laten uit één of meer categorieën hoger dan de in lid 5.1 genoemde categorieën, voorzover die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kunnen worden te behoren tot de volgens lid 5.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
  • b. het bepaalde in lid 5.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein zijn genoemd, voorzover die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de volgens lid 5.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein;
  • c. het bepaalde in lid 5.1 sub g in verband met bedrijfsoppervlaktegrootte of verkeersaantrekkende werking niet binnenstedelijk past.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën 3.1 tot en met 5.1, met dien verstande dat de maximaal toegestane categorie met een functieaanduiding is weergegeven;
  • b. horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'havenbedrijf' mogen uitsluitend havengebonden bedrijven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- 2' tevens voor BEVI- inrichtingen;
  • e. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • f. wegen, voet- en fietspaden, laad- en losvoorzieningen, manouvreerruimtes en overige verblijfsgebieden;
  • g. erven, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. andere bijbehorende functies, zoals (collectieve) voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en voorzieningen ten behoeve van warmte- koudeopslag;
  • i. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;

waarbij geldt dat:

  • j. in deelgebied HoogTij het bedrijfsvloeroppervlak aan horeca met maximaal categorie 1, zoals genoemd in Staat van Horeca-activiteiten, in totaal maximaal 1.000 m² mag bedragen, waarbij een hotel niet is toegestaan; Zowel binnen deelgebied HoogTij als deelgebied Westerspoor ten noorden van de Hoofdtocht mag 1000 m² worden gerealiseerd;
  • k. kantoorruimte, voorzover onderdeel van en noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van het desbetreffende bedrijf, tot maximaal 50% van het brutovloeroppervlak met een maximum van 1.500 m2 mag bedragen;
  • l. de invloed van een havengebonden bedrijf op de omgeving mag niet groter zijn dan de invloed op de omgeving van een bedrijf dat behoort tot categorie 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein
6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

6.2.1 Gebouwen
  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte en het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
  • c. op de gronden buiten het bouwvlak mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'havenbedrijf' winnen bevoegd gezag advies in bij de vaarwegbeheerder van het Noordzeekanaal alvorens vergunning te verlenen voor het bouwen van hoofdgebouwen voor zover dit binnen de vrije ruimte van de richtlijnen vaarwegen plaatsvindt of de vrijwaringzone vaarweg van het Barro (indien van kracht).
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte vlaggenmasten: 9 m;
  • b. maximum bouwhoogte silo's en tanks 40 m; maximum bouwhoogte kranen 65 m;
  • c. maximum bouwhoogte erfafscheidingen: 2,5 m,
  • d. maximum bouwhoogte andere bouwwerken: 15 m;
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Externe veiligheid

Ter beperking van de veiligheidsrisico's die verbandhouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen en/of de vestiging van BEVI-inrichtingen kunnen nadere eisen worden gesteld aan gebouwen en/of situering van gebouwen.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.1 sub b tot maximaal 90% bebouwd mag worden, mits er voldoende ruimte is voor (inpandige) opslag-, manouvreer- en parkeerruimte;
  • b. lid 6.2.2 sub e ten behoeve van de bouwhoogte andere bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.4.1 Voorwaarden

Bij de toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 6.4 sub a wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de parkeersituatie.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Gebruiksregels

Voor de in lid 6.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. buitenopslag, mits onderdeel van en noodzakelijk ten behoeve van de bedrijfsvoering mag plaatsvinden tot een maximum hoogte van 6 m;
  • b. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen dient binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting te zijn gelegen;
  • c. het groepsrisico in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting dient verantwoord te zijn;
  • d. opslag, parkeren, laden en lossen en manouvreren dient op eigen terrein plaats te vinden;
6.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:

  • a. detailhandel, anders dan detailhandel die een incidenteel en ondergeschikt bestandeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels toegestaan en internetverkoop;
  • b. vuurwerkbedrijven.
6.5.3 Toegestaan gebruik
  • a. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan detailhandel in consumentenvuurwerk, mits wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de Wet Milieubeheer en/of de Algemene Plaatselijke Verordening;
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.1 om bedrijven toe te laten uit één of meer categorieën hoger dan de in lid 6.1 genoemde categorieën, voorzover die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kunnen worden te behoren tot de volgens lid 6.1 toegelaten categorieen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein;
  • b. het bepaalde in lid 6.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein zijn genoemd, voorzover die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de volgens lid 6.1 toegelaten categorieen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein;
  • c. het bepaalde in lid 6.1 sub a ten behoeve van bedrijven in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein, indien zij havengebonden dan wel havengerelateerd zijn;
  • d. het bepaalde in lid 6.5.1 sub a om ten behoeve van opslag een hoogte van maximaal 16 m toe te staan, mits de opslag vanuit de Westzanerweg aan het zicht wordt onttrokken door middel van afschermende bouwwerken of groen.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein ten hoogste in categorie 3.2 zijn ingedeeld;
  • b. detailhandel perifeer. Per vestiging is maximaal 15% aan nevenassortiment toegestaan;
  • c. zakelijke dienstverlening;
  • d. horeca in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. kantoren, uitsluitend vanaf de eerste verdieping ;
  • f. sport/fitness, uitsluitend vanaf de eerste verdieping;
  • g. afhaalcentra;
  • h. horeca tot en met categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten zijnde één partycentrum ter plaatse van de adressen Cornelis Ouwejanstraat 1 tot en met 25;
  • i. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning;
  • k. ter plaatse van de 'aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens voor een benzineservicestation zonder verkoop van lpg;
  • l. ter plaatse van de functieaanduidingen zoals in de tabel genoemd: een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:

Functieaanduiding   SBI Code   Adres  
Specifieke vorm van gemengd -1   2363-2   Oud Zaenden 10  

  • m. wegen, voet- en fietspaden, laad-en losvoorzieningen, manouvreerruimtes en overige verblijfsgebieden;
  • n. groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water(berging), waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming;
7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte en het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'minimum bouwhoogte' is ten minste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum breedte' mag de voorgevelbreedte van de gebouwen ten hoogste de maximaal aangegeven breedte bedragen;
  • e. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' dient over ten minste 60% van de voorgevellijn in of evenwijdig aan deze gevellijn te worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 2 mag een navigatiemast van 40 meter worden opgericht;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 500 m3.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2,5 m;
  • b. maximum bouwhoogte vlaggenmasten: 9 m;
  • c. maximum bouwhoogte andere bouwwerken: 5 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub c geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' voor betonmortelcentrale, silo's, op- en overslagvoorzieningen, kranen en keerwanden een maximum bouwhoogte van 30 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Gebruiksregels

Voor de in lid 7.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. het maximum bvo in gebruik voor detailhandel perifeer binnen het totaal van de bestemmingsvlakken Gemengd-1 mag gezamenlijk niet meer bedragen dan 190.000 m²;
  • b. buitenopslag mag plaatsvinden tot een hoogte van maximaal 3 m.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein zijn genoemd, voorzover die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de volgens lid 7.1 toegelaten categorieen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en andere bijbehorende functies.

8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan. Indien er geen bebouwingspercentage is aangegeven dan geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en maximum bouwhoogte' is voor hoofdgebouwen ten hoogste de aangegeven maximum goot- en bouwhoogte toegestaan;
  • d. de inhoud van een woning bedraagt ten hoogste 500 m3;
  • e. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'aantal wooneenheden' is ten hoogste het aangegeven aantal woningen toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte bijgebouwen' is voor bijgebouwen ten hoogste de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
  • b. maximum bouwhoogte vlaggenmasten: 6 m;
  • c. maximum bouwhoogte andere bouwwerken: 3 m;
8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1, sub e om op het perceel Veldweg 301 een woning toe te staan met een maximum inhoud van meer dan 500 m3, indien dat is gewenst in verband met het behoud van de karakteristieke vorm van het hoofdgebouw zoals die bestond ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Gebruiksregels

Voor de in lid 8.1 genoemde gronden geldt de volgende gebruiksregel:

a. buitenopslag mag plaatsvinden tot een hoogte van maximaal 3 m.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bermen; parken, plantsoenen en soortgelijke openbare groenvoorzieningen;
  • b. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen en kunstobjecten;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. toegangen tot aangrenzende percelen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' tevens voor een gemaal;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' tevens voor horecabedrijven tot maximaal horecacategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarde' tevens voor natuurwaarden;
  • k. overige voorzieningen behorend tot deze bestemming.
9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden magen uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan;
  • b. de maximum bouwhoogte erfafscheidingen 2 m;
  • c. de maximum bouwhoogte speeltoestellen 5 m;
  • d. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 m;
  • e. de maximum bouwhoogte andere bouwwerken 3 m.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. erven en terrassen;
  • e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
10.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen maximum bebouwingspercentage is aangegeven geldt een maximum bebouwingspercentage van 100%;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximum goot- en bouwhoogte toegestaan.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte erfafscheidingen: 2,5 m;
  • b. maximum bouwhoogte vlaggenmasten: 9 m en maximaal aantal bedraagt 3 vlaggen per bouwvlak;
  • c. maximum bouwhoogte andere bouwwerken: 5 m

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. bijbehorende water(berging), waterhuishoudkundige voorzieningen,gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieninge en groenvoorzieningen;
  • c. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan;
  • c. bij de bepaling van het bebouwingspercentage blijven ondergrondse bouwlagen tot een hoogte van ten hoogste 1 m buiten beschouwing.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte erfafscheidingen: 2,5 m;
  • b. maximum bouwhoogte vlaggenmasten: 9 m en maximaal aantal bedraagt 3 vlaggen per bouwvlak ;
  • c. maximum bouwhoogte andere bouwwerken: 5 m.

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen, zoals speelvoorzieningen en dierenweide;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' een volkstuinencomplex;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. parkeer-, verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  • f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
12.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

12.2.1 Gebouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de totale bebouwde oppervlakte van gebouwen en bouwwerken mag per bestemmingsvlak mag niet meer dan 200 m² bedragen;
  • b. de maximum bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
12.2.2 Gebouwen ten behoeve van volkstuinen
  • a. de totale oppervlakte van de bebouwing op de volkstuinpercelen mag per perceel niet meer dan 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van de bebouwing op de volkstuinpercelen mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de bebouwing op de volkstuinpercelen mag maximaal 4 m bedragen.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. maximum bouwhoogte speeltoestellen: 5 m;
  • c. maximum bouwhoogte andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is tevens een garage(box) toegestaan;
  • c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
13.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd, ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw is een erker/serre toegestaan;
  • b. de breedte van de erker/serre mag niet meer bedragen dan 66 % van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • c. de voorzijde van de erker/serre mag niet meer dan 1,5 meter voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw beslaan met een maximum van 50% van de diepte van de voortuin;
  • d. de hoogte van de erker/serre mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter;
  • e. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker/ serre tot een maximum van de diepte van de betreffende erker/ serre.
13.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 meter achter de voorgevellijn mag niet meer dan 2 meter bedragen met dien verstande dat de hoogte van de erfafscheiding vóór de naar de weg gekeerde gevel en het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de maximum bouwhoogte van andere bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2 ten behoeve van het maken van een bijbehorend bouwwerk, aan de zijgevel van het hoofdgebouw grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied.

13.3.2 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in lid 13.3.1 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. het bebouwingsbeeld van het aangrenzende gebied;
  • b. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • d. het openbare karakter van het aangrenzende gebied.

Artikel 14 Tuin - Woonschepenligplaats

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven behorende bij de aangrenzende woonschepenligplaats;

met de daarbijbehorende:

  • b. groenvoorzieningen, paden en water, (openbare) nutsvoorzieningen, walvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per woonschip mogen op de oever bijgebouwen en andere bouwwerken worden gerealiseerd tot een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 9 m2 en ten hoogste ten hoogste 25 m2 met dien verstande dat het maximum bebouwingspercentage 50% bedraagt;
  • b. de hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,50 m;
  • d. het bepaalde onder a. geldt niet voor bijbehorende voorzieningen zoals steigers, vlonders en terrassen, waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 0,50 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub a. mag ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte' maximaal 200 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub b. en c. is ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte en maximum bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven goothoogte en de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag over 50 % van de totale lengte van de straatzijde van de bij het woonschip behoerende oever niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor het overige niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – 1' tevens voor walvoorzieningen, zoals genoemd in artikel 14 Tuin - Woonschepenligplaats.
  • e. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. bruggen, rotondes, tunnels, viaducten;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • i. onder- en bovengrondse inzamelplaatsen voor afval;
  • j. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
15.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte terreinafscheidingen: 2 m;
  • b. maximum bouwhoogte andere bouwwerken, niet zijnde bruggen: 3 m;
  • c. maximum bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, kunstobjecten en lichtmasten 10 m;
  • d. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1' is tevens een reclamezuil toegestaan met maximum hoogte van 18 m;
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2 ten behoeve van een geluidsscherm met een maximum hoogte van 6 m.
15.3.2 Voorwaarden

Bij de toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 15.3.1 sub a wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de parkeersituatie.

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen;
  • b. met daarbij behorende viaducten, (spoor)tunnels;
  • c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
16.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

16.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte andere bouwwerken: 6 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2.1 ten behoeve van een geluidsscherm met een maximum hoogte van 6 m.
16.3.2 Voorwaarden

Bij de toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 16.3.1 sub a wordt getoetst of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de aangrenzende percelen;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de parkeersituatie.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor zowel het langzaam verkeer als buurtontsluitingswegen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen, scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • e. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;
  • b. de helling van bruggen mag niet meer dan 4% bedragen;
  • c. maximum bouwhoogte andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. maximum bouwhoogte speeltoestellen: 5 meter;
  • e. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 m;

Artikel 18 Water

18.1 Bouwregels

Op en onder de in lid 18.2 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 meter
  • c. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;
  • d. de hellingshoek van bruggen mag niet minder bedragen dan 4%;
  • e. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 18 meter bedragen.
18.2 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water(berging);
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterstaatkundige werken
  • c. waterwegen;
  • d. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • e. palen, sluizen, kaden, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. bruggen, (spoor)tunnels, dammen, taluds, steigers, duikers;
  • h. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor het aan- en afmeren of afgemeerd houden of laten aan- en afmeren of afgemeerd houden van:

  • a. schepen anders dan ten behoeve van het gebruik ten dienste van de bestemming dan wel het gebruik van de aangrenzende gronden;
  • b. woonschepen.

Artikel 19 Water - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. waterwegen;
  • e. waterstaatkundige werken;
  • f. (haven) op en overslag
  • g. sluizen, kaden, havenvoorzieningen, oeververbindingen;
  • h. palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  • i. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'haven' tevens voor haven voor zee- en binnenvaart;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. bruggen, (spoor)tunnels, dammen, taluds, steigers, duikers,
  • n. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
19.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde 5 meter;
  • b. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen 12 meter;
  • c. de doorvaarthoogte van bruggen mag niet minder dan 1,20 meter bedragen;
  • d. de hellingshoek van bruggen mag niet minder bedragen dan 4%;
  • e. de maximum bouwhoogte van bruggen 18 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van silo's 30 meter en (drijvende) kranen 65 meter bedragen.
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor het aan- en afmeren of afgemeerd houden of laten aan- en afmeren of afgemeerd houden van:

  • a. schepen anders dan ten behoeve van het gebruik ten dienste van de bestemming dan wel het gebruik van de aangrenzende gronden;
  • b. woonschepen.

Artikel 20 Water - Woonschepenligplaats

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd:

  • a. het afmeren van woonschepen;
  • b. het afmeren van plezierbootjes of (onderhouds)vlotten, behorend bij een woonschip;
  • c. drijvende bergingen en bergingen op palen of steigers;
  • d. bijbehorende afmeervoorzieningen, zonder welke het gebruik van het woonschip als woning niet goed mogelijk is;
  • e. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. water;
  • g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming voor aangewezen ligplaatsen voor woonschepen met bijbehorende afmeervoorzieningen.
20.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 20.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het maximum aantal ligplaatsen van woonschepen binnen het maataanduidingsvlak mag niet meer bedragen dan het maximum aantal aangegeven woonschepen in het maatvoeringsaanduidingvlak op de verbeelding;
  • b. de maximum afmetingen van een woonark zijn:
    • 1. lengte: 20 meter;
    • 2. breedte: 6,50 meter;
    • 3. hoogte: 5 meter boven de waterlijn;
    • 4. diepte: 2 meter onder de waterlijn.
  • c. de maximum afmetingen van een woonboot zijn
    • 1. lengte: 32 meter;
    • 2. breedte: 6,50 meter;
    • 3. hoogte: 5 meter boven de waterlijn;
    • 4. diepte: 2 meter onder de waterlijn.
  • d. de afstand tussen twee naast of achter elkaar liggende woonschepen bedraagt ten minste 5 meter. Deze tussenafstand wordt tot stand gebracht doordat met elk der woonschepen een afstand van tenminste 2,5 meter tot de daartussen gelegen waterkavelgrens in acht wordt genomen;
  • e. per woonschip mogen op en aan de oever bijbehorende voorzieningen zoals vlonders, steigers en terrassen, worden gebouwd of aanwezig zijn tot een totale oppervlakte van maximaal 20 m2, met inbegrip van de voorzieningen als bedoeld in artikel 14.2 Tuin - Woonschepenligplaats;
  • f. de hoogte van de bijbehorende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 0.50 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan, in verband met de voorzieningen als bedoeld in artikel 2.14, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 20.2. sub b, onder de punten 1 en 2 genoemde afmetingen tot maximaal 25 respectievelijk 6,875 meter, mits dat niet leidt tot overschrijding van de waterkavelgrens, genoemd in 20.2. sub d.
  • b. Het bevoegd gezag kan, in verband met de voorzieningen als bedoeld in artikel 2.14, bij omgevingsvergunning afwijken van de onder 20.2 sub c onder punten 1 en 2 genoemde afmetingen tot maximaal 40 respectievelijk 7,50 meter, mits dat niet leidt tot overschrijding van de waterkavelgrens, genoemd in 20.2. sub d.
  • c. Het college kan afwijken van het bepaalde van het bepaalde in 20.2 onder sub c, onder punt 4 voor een diepte tot 4 meter onder de waterlijn.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 20.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

  • a. woonboten, woonarken en toebehoren zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  • b. (drijvende) bergingen en (onderhouds)vlotten zijn uitsluitend toegestaan binnen de grenzen van de waterkavel;
  • c. Voor zover de gronden niet worden benut voor het innemen van een ligplaats met een woonschip, mogen ze worden gebruikt als water. Artikel 19.1 is dan van toepassing.
20.4.1 Strijdig gebruik

Tot gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor permanente buitenopslag;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor opslag-, laad- en losactiviteiten ten behoeve van handelsdoeleinden;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van de ruimte tussen woonschepen voor permanente buitenopslag;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van de ruimte tussen woonschepen voor opslag-, laad- en losactiviteiten ten behoeve van handelsdoeleinden;
  • e. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als afmeervoorziening ten behoeve van plezierbootjes, anders dan voor eigen gebruik;
20.4.2 Toegestaan gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woonschepen voor kantoor en/of praktijkruimte ten behoeve van aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten behorende tot ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein, indien en voor zover:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor-en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en erfbebouwing, met een maximum van 65 m²;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen horeca en geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

  • b. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming en de inrichting van het terrein.
21.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 21.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte en maximum bouwhoogte' is ten hoogste de toegestane maximum goothoogte respectievelijk bouwhoogte toegestaan;
  • c. een dakhelling hebben die niet kleiner is dan 20° en niet groter dan 60°,
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximum goothoogte toegestaan;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'erf' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen de bouwvlakken en op de bij de woning behorende erven die liggen binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 50% van het deel van het erf binnen deze bestemming Wonen buiten het bouwvlak tot een maximum van 75 m². Indien het oppervlak van het desbetreffende erf buiten het bouwvlak groter is dan 300 m², mag maximaal 100 m² worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de woning + 0,3 meter;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk is gelijk aan of kleiner dan die van de woning;
  • e. de nok van een bijbehorend bouwwerk ligt minstens 1,50 meter onder de nok van de woning;
  • f. bij een hoofdgebouw met kap ligt de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk minstens 1,50 meter onder de nok van de woning;
  • g. naast de woning gelegen bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan aan één zijde van de woning;
  • h. de maximum breedte van naast de woning gelegen bijbehorende bouwwerken is 60% van de breedte van de woning met een maximum van 5 meter.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, niet grenzend aan het openbaar gebied en gemeten vanaf de voorgevelrooilijn, mag niet hoger zijn dan 2 meter. Erf- en terreinafscheidingen gelegen vóór de naar de weg gekeerde gevel mogen niet hoger zijn dan 1 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte van andere bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter;
21.3 Specifieke gebruiksregels
21.3.1 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan huisgebonden beroep en bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, met een maximum van 65 m²;
  • c. ten behoeve van een huisgebonden beroep en/of bedrijf wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen horeca en geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd bed & breakfast en een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van een huisgebonden beroep en/of bedrijf;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

22.2 Bouwregels
22.2.1 Vaststelling archeologische waarden

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

22.2.2 Voorwaarden

Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder lid 22.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/of (te laten) onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden

Het onder lid 22.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor:

  • a. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van van meer dan 0,50 m onder het maaiveld;
  • b. de bouw van een bouwwerk waarvan de maximum of totale oppervlakte kleiner is dan 50 m²;
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
22.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 1, indien uit onderzoek is gebleken dat er plaatse archeologische onderzoek is bestemd.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsverguning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • b. het ontginnen, het bodemverlagen, het afgraven, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,50 m;
  • c. de bodem ophogen hoger dan 0,50 m;
  • d. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • e. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en ander leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;
  • h. het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,50 m;
  • i. het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,50 m.
22.4.2 Uitzondering

Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. een oppervlakte hebben die minder dan 50 m² bedraagt.
22.4.3 Vergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 22.4.1 kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

22.4.4 Vaststelling archeologische waarden

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

22.4.5 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 4

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

23.2 Bouwregels
23.2.1 Vaststelling archeologische waarden

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

23.2.2 Voorwaarden

Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder lid 23.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/of (te laten) onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden

Het onder lid 23.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor:

  • a. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van van meer dan 0,80 m onder het maaiveld;
  • b. de bouw van een bouwwerk waarvan de maximum of totale oppervlakte kleiner is dan 50 m²;
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
23.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 4 indien uit onderzoek is gebleken dat er plaatse archeologische onderzoek is bestemd.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • b. het ontginnen, het bodemverlagen, het afgraven, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,80 m;
  • c. de bodem ophogen hoger dan 0,80 m;
  • d. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • e. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en ander leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;
  • h. het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,80 m;
  • i. het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,80 m.
23.4.2 Uitzondering

Het in lid 23.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. een oppervlakte hebben die minder dan 50 m² bedraagt.
23.4.3 Vergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 23.4.1 kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

23.4.4 Vaststelling archeologische waarden

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

23.4.5 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 5

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

24.2 Bouwregels
24.2.1 Vaststelling archeologische waarden

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

24.2.2 Voorwaarden

Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder lid 24.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de vergunde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/of (te laten) onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.2.3 Uitgezonderde bouwwerkzaamheden

Het onder lid 24.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor:

  • a. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van van meer dan 0,50 m onder het maaiveld;
  • b. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
24.3 Nadere eisen

Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 5 indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bestaande situatie of toestand van de gronden op een diepte vanaf 0,50 m te wijzigen.

24.4.2 Uitzondering

Het in lid 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens verleende vergunning;
24.4.3 Vergunning

De in lid 24.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

24.4.4 Vaststelling archeologische waarden

De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld.

24.4.5 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en de bescherming van de waterkering;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken;
  • c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

Voor zover op de plankaart nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

25.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 25.1 genoemde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de waterkering.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2 van bouwwerken ten behoeve de op deze gronden liggende andere bestemmingen worden gebouwd. Bij het bouwen zijn de regels van de desbetreffende andere bestemming van toepassing.

25.3.2 Voorwaarden
  • a. Bij toepassing van de afwijking genoemd in lid 25.3.1 mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de belangen van de waterkering. Voorts dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij waterbeheerder;
  • b. Voor het deelgebied HoogTij geldt dat de waterkering mag worden opgehoogd conform richtlijnen van het HHNK.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 800 m²;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • d. het graven, dempen, verbreden of verdiepen van waterlopen, waterpartijen en andere wateren;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • f. het verwijderen van bomen, houtgewas, de verwijdering van bodemvegetaties, riet en andere oevervegetatie;
  • g. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden.
25.4.2 Uitzondering

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen.
25.4.3 Voorwaarden voor verlening

De in lid 25.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering - Voorlopig

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering - Voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dijklichaam;
  • b. water met een functie voor de waterhuishouding, waterberging, waterlopen, waterhuishoudkundige werken en waterstaatkundige werken;

met de daarbij behorende:

  • c. oeverstroken, oevervoorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
  • d. bruggen, dammen, taluds, duikers en steigers;
  • e. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
26.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 26.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

26.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte erfafscheidingen: 2,5 meter;
  • b. maximum bouwhoogte andere bouwwerken: 5 meter.
26.2.2 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming in lid 26.1 geldt voor een periode tot uiterlijk 27 juni 2018 of zoveel eerder als mogelijk is.

26.2.3 Definitieve bestemming

De voor 'Waterstaat - Waterkering - Voorlopig' aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in lid 26.2.2 bestemd voor:

  • a. voor de op de verbeelding opgenomen bestemming 'Water - 1 en voor het vlak met de aanduiding 'haven' (ha) op de verbeelding de bestemming 'Water - 1' als bedoeld in artikel 13 'Water - 1', met de bestemming, de bouwregels en de afwijkingsregels van de bouwregels zoals die gelden in die regel;
  • b. voor het vlak met de bestemming 'Bedrijventerrein - 4' en voor het vlak met de aanduiding 'havenbedrijf' (hab) op de verbeelding de bestemming 'Bedrijventerrein - 4' als bedoeld in artikel 6 'Bedrijventerrein - 4', de bouwregels, de afwijkingsregels van de bouwregels en de specifieke gebruiksregels zoals die gelden in die regel.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene bouwregels

Een gebouw mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om vergunning blijkt dat in, onder of nabij het gebouw voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd (zie artikel 33.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening).

Artikel 29 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:

  • 1. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
  • 2. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen en bebouwing zonder dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien (zie artikel 33.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening).
  • 3. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden ten behoeve van seksinrichtingen;
  • 4. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen, materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  • 5. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als een opslagplaats van vuurwerkverkoop;
  • 6. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als permanente standplaats voor kampeermiddelen;
  • 7. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • 8. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  • 9. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van bijbehorende bouwwerken en gebouwen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
  • 10. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten dan wel daarvoor worden gebruikt op de gronden waar dit niet uitdrukkelijk is toegestaan.

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

30.1 Gezoneerd industrieterrein
30.1.1 Bestemmingsomschrijving

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wet geluidhinder'.

30.1.2 Aanduidingsomschrijving
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone – industrie 1' is gelegen de geluidzone 'Zaandammer- en Achtersluispolder', zoals vastgesteld bij Koninklijk besluit van 18 januari 1991;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone – industrie 2' is gelegen de geluidzone ' geluidzone Bedrijvenpark Westzanerpolder', zoals vastgesteld bij Koepelbestemmingsplan bedrijvenpark Westzanerpolder;
  • c. de begrenzing van het gebied ex artikel 41 Wgh is de begrenzing van het bestemmingsplan, waarop de oander a. en b. genoemde geluidzones zijn gebaseerd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie 3' is gelegen de geluidzone van Westpoort te Amsterdam, vastgesteld in 1993 bij Koninklijk Besluit;
  • e. de aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een geluidzoneringsplichtige inrichting en het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai.
30.1.3 Bouw- en gebruiksregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functies, de nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen, functies en terreinen niet is toegestaan;
  • b. tot een gebruik, strijdig met de aanduiding 'geluidzone - industrie' wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object;
30.1.4 Afwijken van de bouw en gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in artikelen 3.1, 4.1 en 6.1 teneinde het bouwen van nieuwe geluidgevoelige bebouwing en gebruik overeenkomstig de andere bestemmingen toe te staan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

30.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde een gedeelte van de of de gehele 'geluidzone - industrie', de aanduiding 'wetgevingszone – wet geluidhinder' als bedoeld in de zin van artikel 1 Wet geluidhinder te verwijderen of te verkleinen en de bijbehorende regels en begrippen op dit punt aan te passen indien de geluidhinder veroorzakende activiteit wordt beëindigd, dan wel indien door het nemen van technische maatregelen of uit veranderde wetgeving blijkt dat de geluidzone kan worden verkleind of kan worden verwijderd.

30.2 Luchtvaartverkeerzone

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' is gelegen het gebied waarop het bepaalde in artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit van toepassing is en hier geldt een hoogtebeperking van 150 m.

30.3 Veiligheidszone - bevi

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone- bevi' mogen geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel worden gebruikt of laten gebruiken.

30.4 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel worden gebruikt of laten gebruiken.

30.5 Vrijwaringszone - vaarweg

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - vaarweg" na verplichte advisering door het Centraal Nautisch Beheer en de brandweer nadere eisen stellen aan de hoogte en de situering van bouwwerken en de opslag van materialen hoger dan 2.50 meter met het oog op:

  • a. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
  • b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  • d. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en;
  • e. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.
     

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

31.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximum brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair,vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, walradars, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
  • c. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; De afwijking is slechts dan van toepassing indien dit bedoeld is voor een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde uitvoering van het bouwwerk;
  • d. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -instensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
  • f. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt.
  • g. de in de regels toegestane maximum bouwhoogte met ten hoogste 3 m worden overschreden ten behoeve van zonnepanelen.
31.2 Voorwaarden

De afwijking kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om - overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening - het bestemmingsplan te wijzigen, voor wat betreft:

Artikel 33 Overige regels

33.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
  • b. airco-installaties, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. ventilatiekanalen, afvoerpijpen, schoorstenen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • d. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
33.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
33.3 Wet- en regelgeving

Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
34.2 Afwijken van de overgangsregels ten aanzien van bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 34.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10 %.

34.3 Overgangsregels ten aanzien van het gebruik

Het gebruik en laten gebruiken van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

34.4 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 34.3 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

34.5 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 34.3, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

34.6 Uitzonderingen op het overgangsrecht
34.6.1 Uitzondering ten aanzien van bouwwerken

Artikel 34.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

34.6.2 Uitzondering ten aanzien van gebruik

a. Artikel 34.3 is niet van toepassing op het gebruik of laten gebruiken dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

b. De panden Hemkade 48A en 51 te Zaandam mogen alleen als woning en voor woondoleienden worden gebruikt door en zolang deze zijn bewoond door resp. I.B.W.D. Moens, geboren 29 dec. 1969 en F.A.J. Groen, gb. 1 dec. 1939 en A.F. Groen-Guillazowa, geb. 12 ja. 1956.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijven Zuid van de gemeente Zaanstad.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 4 juli 2013, nr. 2013/50.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3756BP-0301_0021.jpg"