direct naar inhoud van Artikel 12 Tuin
Plan: Westzanerdijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3755BP-0307

Artikel 12 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voor- en zijtuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' is een carport toegestaan;
  • c. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 1 genoemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw is een erker/serre toegestaan;
  • b. de breedte van de erker/serre mag niet meer bedragen dan 65 % van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • c. de voorzijde van de erker/serre mag niet meer dan 1,5 meter voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw beslaan;
  • d. de hoogte van de erker/serre mag niet meer dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter bedragen;
  • e. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker/serre is toegestaan tot een maximum van 65% van de diepte van de erker/serre;
  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • g. voor carports geldt de bestaande maatvoering als maximale maatvoering.

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.3.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het maken van een bijbehorend bouwwerk, zoals bedoeld in artikel Bouwregels, aan de zijgevel van het hoofdgebouw grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied.

11.3.2 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in lid 11 lid 3.1 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. het bebouwingsbeeld van het aangrenzende gebied;
  • b. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • d. het openbare karakter van het aangrenzende gebied.