Plan: | Zaanse Schans e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3752BP-0303 |
Wegverkeerslawaai
Artikel 74 van de Wet geluidhinder bepaalt dat wegen geluidszones hebben. Wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt en wegen gelegen op een woonerf hebben geen geluidszone. Binnen het plan Zaanse Schans en omstreken hebben de meeste wegen een lage verkeersintensiteit en een maximumsnelheid van 30 km per uur.
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de geluidszone van de Leeghwaterweg. Binnen de geluidszone kan niet zonder meer nieuwe geluidsgevoelige bebouwing worden gerealiseerd. Indien maatregelen ter beperking van de geluidsbelasting niet of onvoldoende mogelijk zijn dan kunnen in bepaalde situaties hogere waarden worden vastgesteld. In het Besluit geluidhinder worden de situaties en de maximaal toelaatbare hogere waarden vermeld.
Voor de bepaling van de geluidsbelasting als gevolg van de Leeghwaterweg is gebruik gemaakt van de Standaard Rekenmethode 1 van het Reken- en Meetvoorschrift Verkeerslawaai 2002. De geluidscontouren van 63 dB, 58 dB, 53 dB, en 48 dB zijn in tabel 1.5 van het milieuonderzoek (zie de desbetreffende bijlage bij deze toelichting) vermeld. Hierbij is uitgegaan van de situatie zonder afscherming als gevolg van bebouwing (vrije veld situatie).
Binnen de geluidszone van de Leeghwaterweg bevindt zich een perceel waar woningbouw gerealiseerd kan worden. Deze plannen zijn nog niet concreet uitgewerkt, maar vooruitlopend hierop is voor deze percelen de geluidsbelasting al berekend. Voor deze locatie wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden, maar er wordt wel ruimschoots voldaan aan de maximaal toelaatbare grenswaarde van 63 dB. Locatie 1 heeft in het vigerende bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan Zaanse Schans' al de bestemming 'Bebouwing A'. Door het respecteren van de rechten uit het vigerende bestemmingsplan door middel van het opname in dit bestemmingsplan hoeft voor de geplande woningen op locatie ter plaatse van de bestemming 'Woongebied 1 - Zaanse Schans - Zonnewijzerspad' geen procedure voor een hogere grenswaarde te worden gevoerd.
Industrielawaai
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de geluidszones van de volgende gezoneerde industrieterreinen:
De geluidbelasting ten gevolge van de genoemde industrieterreinen op de bestaande woningen binnen het plangebied bedraagt volgens het saneringsprogramma voor industrielawaai minder dan 55 dB(A).
Binnen de geluidszone van een gezoneerde industrieterrein bevindt zich een perceel waar woningbouw gerealiseerd kan worden. Deze locatie (Woongebied 1 – Zaanse Schans – Zonnewijzerspad) heeft in het vigerende bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan Zaanse Schans' al de bestemming 'Bebouwing A'. Door het respecteren van de rechten uit het vigerende bestemmingsplan door middel van opname in dit bestemmingsplan, hoeft voor de geplande woningen op locatie ter plaatse van de bestemming 'Woongebied 1 - Zaanse Schans - Zonnewijzerspad' geen procedure voor een hogere grenswaarde te worden gevoerd.
Spoorweglawaai
Het plangebied ligt op ruim 500 m afstand van de spoorlijn Zaandam-Alkmaar en dus ver buiten de geluidszone van deze spoorlijn. In verband hiermee vindt er geen toetsing aan de normen voor het spoorweglawaai plaats.
Het plangebied bevindt zich geheel buiten het beperkingengebied vanwege het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol.
Voor woningen (nieuw en bestaand) binnen het plangebied dient toetsing plaats te vinden aan het plaatsgebonden risico en is er een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. De gevolgen van deze aspecten zijn voor het bestemmingsplan onderzocht.
In de directe omgeving buiten het plangebied bevinden zich twee inrichtingen die een verhoogd risico met zich meebrengen. Het betreffen Aarhus Kalshamns en ADM Cocoa. De twee inrichtingen vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), in verband met de aanwezigheid van ammoniakkoelinstallaties. Uit het milieuonderzoek blijkt dat er voor de twee inrichtingen geen plaatsgebonden risicocontour buiten de terreingrenzen van de inrichtingen voorkomt. Het invloedsgebied van de installaties blijft ook binnen de terreingrenzen. Hierdoor hoeft er voor de genoemde inrichtingen geen verantwoording voor het groepsrisico plaats te vinden. De inrichtingen buiten het plangebied die onder het BEVI vallen, vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van een weg, waarop vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het betreft een klein deel van de Guisweg, de Julianabrug en de Leeghwaterweg. In opdracht van de Regionale Brandweer Zaanstreek Waterland is door Tebodin BV in 2006 een Risico inventarisatie Vervoer Gevaarlijke Stoffen Zaanstreek-Waterland voor het wegvervoer uitgevoerd. Uit de conclusie van het rapport blijkt dat in het gebied Zaanstreek-Waterland het risico tengevolge van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geen overschrijdingen van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico en de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico veroorzaakt. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de spoorlijn Zaandam - Uitgeest. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Zaandam - Uitgeest vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
De locatie grenst aan de Zaan. Hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In april 2005 is door TNO een onderzoek uitgevoerd naar de risico's ter plaatse van de Wilhelminasluis. Dit is het drukste baanvak van de Zaan binnen de gemeente Zaanstad. Het onderzoek heeft geresulteerd in het rapport 'Risicoanalyse van het transport van gevaarlijke stoffen ter plaatse van de Wilhelminasluis in Zaandam'. Uit dit onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico lager is dan 10-7 per jaar. Dit betekent dat er langs de Zaan, vanuit het oogpunt van het plaatsgebonden risico, geen belemmeringen voor woonbebouwing zijn. Ook zijn er geen beperkingen ten aanzien van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Er is geen sprake van groepsrisico. De conclusie dat er geen groepsrisico optreedt, wordt bepaald door enerzijds de lage vervoersfrequentie van gevaarlijke stoffen over de Zaan en anderzijds de relatief geringe schadeafstanden bij een plasbrand. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water, in casu de Zaan, vormt dus geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Er bevindt zich in het plangebied een 8 bar gasleiding langs de volgende wegen: Guisweg, Julianabrug (in de Zaan), Leeghwaterweg. Tevens bevinden zich in het plangebied twee hogedruk gasleidingen van 40 bar van de Gasunie, namelijk één langs de Leeghwaterweg en één in noord/zuidrichting door de Kalverpolder (zie figuur 6: “Situering leidingen”). De diameter van de gasleiding langs de Leeghwaterweg bedraagt 16 inch.
Door de KEMA is in opdracht van de Gasunie in januari 2010 een risicoberekening uitgevoerd in verband met de vervanging van een gedeelte van een hoge druk gasleiding onder de Zaan. Het nieuwe beleid van het ministerie van VROM voor onder andere aardgastransportleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen, in werking getreden op 1 januari 2011. In het plangebied wordt buiten de breedte van de buisleiding de richtwaarde van 10-6 per jaar met betrekking tot het plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten niet overschreden. Aan weerszijden van de leiding ligt een belemmeringenstrook van 5 meter gemeten vanuit het hart van de leiding.
Het groepsrisico binnen het bestemmingsplangebied Zaanse Schans is het hoogst ter hoogte van het tracé dat wordt vervangen en ter hoogte van het St. Michaelcollege. Zoals ook al door de Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland wordt opgemerkt, beslaat het deel dat wordt vervangen slechts een korte periode en is ruimtelijk niet relevant voor het bestemmingsplan. In de advisering van de Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland worden nagenoeg uitsluitend maatregelen genoemd die betrekking hebben op het vervangen van de hoge druk gasleiding. Dit betreffen met name organisatorische maatregelen die voor het bestemmingsplan ruimtelijk niet relevant zijn. Verder veroorzaakt de hoge druk gasleiding nergens een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de grafiek in de figuur voor het groepsrisico ter hoogte van het St. Michaelcollege blijkt dat het groepsrisico een factor 0,06 onder de oriëntatiewaarde ligt. Volgens het 'Beleidskader verantwoording groepsrisico gemeente Zaanstad', valt deze situatie onder het lichte verantwoordingstraject. Het betreft hier een school voor het voortgezet onderwijs met een zelfredzame populatie. Het grootste deel van de aanwezige personen bevindt zich tijdens de lesuren binnen het schoolgebouw en is daardoor beschermd tegen de warmtestraling. Het groepsrisico in dit traject wordt aanvaarbaar beschouwd, omdat er algemene generieke risicobeperkende maatregelen zijn getroffen. De gasleiding ligt op een dusdanige diepte, dat er geen 10-6 contouren aanwezig zijn. De risico's van de groepen zijn voldoende beperkt.
Langs de Leeghwaterweg en de Enge Wormer Ringdijk bevinden zich 50 KV leidingen van Nuon.
Bovengenoemde leidingen zijn - met een vrijwaringszone (ter breedte van 5 meter aan weerszijden van de leidingen) - met een dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen.
Er zijn geen wettelijke normen of grenswaarden voor de geurbelasting. Het landelijk geurbeleid is er op gericht dat in 2000 niet meer dan 12% van de bevolking hinder ondervindt van geur en dat er in 2010 geen ernstig gehinderden meer zullen voorkomen.
In Zaanstad ligt dat volgens de Zaanpeiling 2006 gemiddeld zo rond de 38%. Het plangebied wordt redelijk zwaar belast als gevolg van enkele geuremitterende bedrijven rondom het plangebied. Het betreft voornamelijk levensmiddelenindustrie. Uit het TLO Zaanpeiling 2006 blijkt dat voor het gebied Zaandijk het aantal geurgehinderden ligt op 80%. In de aanpak van de geurbelasting worden bij de bedrijven met een relevante geurverspreiding in het kader van de vergunningverlening Wet milieubeheer maatregelen ter beperking van de geurverspreiding voorgeschreven. Op de langere termijn mag dan ook verwacht worden dat de geuremissies van de bedrijven zullen afnemen.
Geur vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Als bijlage bij het milieuonderzoek is aandacht besteed aan de luchtkwaliteit met een onderzoek naar de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. Uit de berekeningen blijkt dat overal binnen het plangebied ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden, zoals die zijn opgenomen in de luchtkwaliteitseisen van Bijlage 2 van de Wet milieubeheer.
De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Er is een inventarisatie uitgevoerd naar de binnen het plangebied bestaande bedrijven. In het plangebied komen naast woningen op beperkte schaal ook enkele bedrijven en andere niet-woonfuncties voor. In bijlage 1 van het milieuonderzoek zijn de bestaande bedrijven en functies binnen het plangebied vermeld.
De toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten is voor het beschermd dorpsgezicht Gortershoek gekoppeld aan de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - Functiemenging', voor de afzonderlijke bedrijfslocaties langs het noordelijk deel van de Kalverringdijk aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein. Beide Staten zijn gebaseerd op de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
Algemene toelaatbaarheid
De kleinschalige locaties aan de oostoever van de Zaan zijn aangemerkt als bedrijventerrein met het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden kunnen daarom met een stap worden verlaagd. De milieucategorieën 3.1 en 3.2 worden als maximum toelaatbaar geacht. Op de verbeelding is aangeduid waar de desbetreffende categorieën gelden.
De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:
Voor de Gortershoek wordt categorie B als maximum toelaatbaar geacht.
Beoordeling gevestigde bedrijven
In bijlage 1.1 van het milieuonderzoek is de lijst van alle bestaande bedrijven binnen het plangebied opgenomen. Per bedrijf is de milieucategorie bepaald op basis van de VNG bedrijvenlijsten. Met behulp hiervan is geïnventariseerd welke bedrijven binnen het plangebied passen. Geconcludeerd kan worden dat alle bedrijven passen binnen de algemene toelaatbaarheid van het betreffende gebied. Geen enkel bedrijf hoeft een maatbestemming te krijgen.
In bijlage 2 van het milieuonderzoek zijn de bedrijven weergegeven buiten het plangebied, maar met invloed binnen het plangebied. Ondanks het feit dat deze bedrijven invloed hebben op het plangebied, bieden de afgegeven milieuvergunningen voldoende waarborgen om daadwerkelijk de nadelige gevolgen voor het milieu op het plangebied te voorkomen.
Horeca
In het plangebied is op een aantal locaties horeca aanwezig. Horecabedrijven kunnen eventueel hinder voor de omgeving veroorzaken, met name door de verkeersaantrekkende werking of door geluid. De mate van hinder is vooral gerelateerd aan de openingstijden. Om de horecafunctie te reguleren wordt gebruik gemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten. In deze staat worden drie categorieën van horeca onderscheiden. Onder categorie 1 vallen "lichte" horecabedrijven, zoals restaurants en snackbars. "Middelzware" horeca, zoals cafés en zalenverhuur, wordt ingeschaald in categorie 2. Discotheken en partycentra zijn voorbeelden van "zware" horeca, die in categorie 3 worden ingeschaald. Lichte en middelzware horeca worden in dit plangebied in principe toelaatbaar geacht op de plekken waar horeca ingevolge de gelegde bestemming toegestaan is. De maximaal toelaatbare horecacategorie is dan ook categorie 2. In bijlage 1.2 van het milieuonderzoek zijn de horeca-inrichtingen binnen het plangebied weergegeven. Hieruit blijkt dat de aanwezige horecabedrijven op basis van de geformuleerde uitgangspunten passen in het plangebied.
Het plangebied kenmerkt zich door een divers industrieel verleden. Met name op de percelen langs de Zaan hebben in het verleden onder andere een smederij, olie- en verfmolens, gort- en rijstpellerijen, een plantaardige olie- en vettenfabriek, een verffabriek, een vernisfabriek, een lakfabriek en een vetsmelterij gezeten. Op een terrein aan het Kraaienpad bevond zich in het verleden een scheepswerf. De genoemde industriële activiteiten kunnen diverse verontreinigingen in de bodem veroorzaakt hebben.
De uitgevoerde bodemonderzoeken in het gebied tonen onder meer aan dat er veelvuldig lichte tot sterke verontreinigingen voorkomen (o. a. diverse zware metalen, PAK en minerale olie). Tevens zijn er op diverse plaatsen puin en kooltjes in de grond aangetoond, wat duidt op de aanwezigheid van materiaal waarmee in het verleden dempingen en ophogingen werden uitgevoerd. De aanwezigheid van ophooglagen is een veel voorkomend verschijnsel is Zaanstad. Afhankelijk van de bedrijfsactiviteiten zijn ook mobiele verontreinigingen aangetoond zoals minerale olie en aromaten. Gezien de (kans op) aanwezige verontreinigingen dient in principe voor elk bouwplan een bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Hierop bestaan echter uitzonderingen en vrijstellingen. Dit zal per bouwplan worden beoordeeld.