direct naar inhoud van Regels
Plan: Kostverlorenstraat 95
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0473.WpKostverloren95-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het wijzigingsplan Kostverlorenstraat 95 met identificatienummer NL.IMRO.0473.WpKostverloren95-VA01 van de gemeente Zandvoort.

1.2 wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Kostverlorenstraat e.o., zoals door de gemeenteraad op 23 juni 2015 is vastgesteld met identificatienummer NL.IMRO.0473.BPKOSTVERLOREN14-VA01 van de gemeente Zandvoort.

1.4 aanbouw

Een aan het hoofdgebouw gebouwde en daaraan ondergeschikte en afzonderlijke ruimte, waarmee het rechtstreeks in verbinding staat.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan-huis-verbonden-beroep

Een dienstverlenend beroep of vrij beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 aan-huis-verbonden-bedrijf

Een bedrijfsmatige activiteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.9 achtergevelrooilijn

De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.10 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 antennedrager

Antennemast of andere constructie waaraan een antenne is bevestigd.

1.12 archeologisch waardevol gebied

De aan het gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied mogelijk voorkomende overblijfselen uit de oude tijd.

1.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan dan wel gebouwd is of kan worden krachtens een verleende vergunning voor het bouwen;
  • b. gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals krachtens een vergunning voor het gebruik is toegestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. bestaande aantal: het aantal zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan.
1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijgebouw

Een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw.

1.18 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

De begane grond of verdieping van een gebouw, met uitsluiting van kelder, onderhuis, zolder of vliering.

1.21 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.26 dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.27 dakkapel

Een uitbouw in een hellend dakvlak, waarbij zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde een dakvlak aanwezig dient te zijn.

1.28 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten op commerciële dan wel niet-commerciële basis, niet zijnde een seksinrichting.

1.30 erf

De oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het bouwvlak en uitgezonderd de tot 'Tuin' bestemde gronden.

1.31 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 gestapelde woning

Een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.33 hoofdgebouw

Gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.34 huishouden

Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.35 kap

Een dak bestaande uit twee of meer hellende dakvlakken.

1.36 kunstwerken

Werken van beeldende kunst.

1.37 kelder

Een afgedekt gedeelte van een gebouw, waarvan meer dan de helft van de inhoud beneden peil is gelegen.

1.38 logiesverstrekking

Het gedurende een korte periode aanbieden en verstrekken van nachtverblijf aan ten hoogste vier personen per nacht voor toeristische doeleinden.

1.39 luifel

Een uitstekend afdak aan een gebouw.

1.40 peil
  • a. voor een bouwwerk, dat grenst aan de weg(en), de hoogte van de kruin van de weg(en);
  • b. voor de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk.
1.41 praktijkruimte

Een werkruimte voor het uitoefenen van een beroep.

1.42 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.43 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische of pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 twee-aaneen gebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee-aaneen gebouwde woningen.

1.45 uitbouw

Een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve van de uitbreiding van de hoofdfunctie, zonder dat daarbij een afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw wordt toegevoegd.

1.46 verticale diepte (van een gebouw)

De diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil.

1.47 voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.48 voorgevelrooilijn

De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw is getrokken en het verlengde daarvan. Bij een hoekperceel wordt ook de denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel die naar het openbaar gebied is gekeerd en het verlengde daarvan gezien als voorgevelrooilijn.

1.49 vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning of functie.

1.50 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
indien zich op een gebouw een of meer naar de openbare weg gekeerde zijden van het gebouw, één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50 procent van de dakvlakbreedte, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak, wordt de snijlijn van het buitenwerks gevelvlak van de dakkapel met het buitenwerks dakvlak van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken (inclusief overbouwingen) en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de plaatsing, afstanden en maten

De regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op het in horizontale zin uitsteken van bouwdelen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, dakoverstekken, kozijnen en afvoerpijpen tot een maximale diepte van 0,3 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en open erven;

alsmede:

  • b. parkeren, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Binnen de bestemming 'Tuin' gelden de volgende algemene regels:

  • a. als gebouwen c.q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan: stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer mag bedragen dan 1,50 m en de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 10 m²;
  • b. onverminderd het bepaalde onder a zijn eveneens toegestaan erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer dan 1,50 m en de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 5 m² mag bedragen en de afstand tot het openbare gebied minimaal 1,00 m bedraagt; voor zover deze oppervlakte door bestaande bouwdelen wordt overschreden, wordt deze overschrijding betrokken bij het bepalen van de bebouwingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 4.2.3 onder c;
  • c. onverminderd het bepaalde onder a en b zijn eveneens dakoverstekken toegestaan met een maximale horizontale diepte van 1,50 m;
  • d. de bouwhoogte van de onder a en b genoemde gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • e. de op grond van het bepaalde onder sub d toegelaten bouwhoogte mag alleen worden overschreden door hellende dakvlakken, balustrades en architectonische en bouwkundige detailleringen, waarbij de overschrijding niet meer mag bedragen dan 1,00 m;
  • f. de balkons mogen worden voorzien van een balustrade met een hoogte van maximaal 1,20 m doch mogen niet worden voorzien van een overkapping.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen de bestemming 'Tuin' gelden de volgende regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.
3.2.3 Siervijvers

Voor het aanleggen van siervijvers geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de gronden met de bestemming 'Tuin'.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Erker en/of veranda's

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a en b voor het toestaan van grotere erkers en/of veranda's met de mogelijkheid van het realiseren van een balkon op het dak van de erker en/of veranda, onder de voorwaarden dat:

  • a. de diepte van het bouwwerk maximaal 2,5 m mag bedragen;
  • b. de afstand tot het openbare gebied minimaal 2,5 m dient te bedragen;
  • c. een erker (gesloten met wanden) een breedte mag hebben van maximaal 2/3 van de voorgevel;
  • d. een veranda de volledige breedte van de voorgevel mag hebben;
  • e. de erker of veranda moet passen in het bebouwingsbeeld van de straat;
  • f. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden (waaronder lichtinval, schaduwwerking) van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot de in lid 3.1 bedoelde gronden geldt dat:

  • a. onoverdekt parkeren alleen is toegestaan achter de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw, behoudens op een hiervóór gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel achter de voorgevelrooilijn aanwezige parkeergelegenheid;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Tuin - parkeren' een gebruik ten behoeve van onoverdekt parkeren vóór de voorgevelrooilijn toegestaan;
  • c. voor wat betreft het parkeren dient voorts voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 10.3.1 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 voor onoverdekt parkeren voor de voorgevelrooilijn, onder de voorwaarden dat:

  • a. de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin' voor de voorgevelrooilijn minimaal 6,00 m dient te bedragen;
  • b. de breedte per bouwperceel minimaal 6,00 m dient te bedragen ter plaatse van de gronden die grenzen aan en/of georiënteerd zijn op de Kostverlorenstraat;
  • c. ter plaatse van de gronden die grenzen aan en/of georiënteerd zijn op de Kostverlorenstraat: de oppervlakte van de gronden met de bestemming 'Tuin' voor de voorgevelrooilijn voor ten hoogste 50% mag worden gebruikt voor parkeren;
  • d. niet op andere wijze kan worden geparkeerd op het eigen bouwperceel;
  • e. ter plaatse van het hoofdgebouw geen sprake is van de aanduiding "cultuurhistorische waarden";
  • f. het veilig en doelmatig gebruik van de weg niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 4 Wonen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • b. aan het wonen ondergeschikte aan-huis-verbonden-beroepen;
  • c. bij het wonen bijbehorende bouwwerken, zoals aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. logiesverstrekking, waarbij het bepaalde in lid 4.4.2 van toepassing is;

alsmede:

  • e. tuinen en erven;
  • f. parkeren;
  • g. voetpaden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Binnen de bestemming 'Wonen - 1' gelden de volgende algemene regels:

  • a. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil.
4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) als genoemd in 4.1 gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de voorgevels van nieuwbouw aan de Kostverlorenstraat dient op de Kostverlorenstraat georiënteerd te worden en de voorgevels van nieuwbouw aan de Max Eeuwestraat dient op de Max Eeuwestraat georiënteerd te worden;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer bedragen dan 6,00 m, indien sprake is van een geheel platte afdekking;
  • g. indien een hoofdgebouw van een kap wordt voorzien, mag de dakhelling niet meer bedragen dan 55°;
  • h. indien een hoofdgebouw van een kap wordt voorzien mag in de kap een dakkapel worden gerealiseerd, waarbij de breedte van de dakkapel aan de voor- of naar de openbare weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 50% van de dakvlakbreedte, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak; in geval van een vrijstaande dakkapel op een niet naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw dient aan beide zijden tenminste 0,50 m van de rand van het dakvlak gesitueerd te zijn.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag per hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - vrijstaand” buiten het bouwvlak maximaal 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. op de ingevolge onder b toegelaten oppervlakten worden in mindering gebracht:
    • 1. de oppervlakte van binnen de bestemming 'Tuin' bestaande en te handhaven bijgebouwen en aan- en uitbouwen, tenzij:
      • de bebouwing de in artikel 3.2.1 onder b vermelde oppervlakte niet overschrijdt;
      • deze bebouwing de oppervlakte, toegelaten bij afwijking op grond van artikel 3.3.1 niet overschrijdt;
  • d. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan, die niet mag worden voorzien van dakkapellen;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen;
  • f. indien een bijgebouw, aan- of uitbouw van een kap wordt voorzien, mag de dakhelling niet meer bedragen dan 55°;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer bedragen dan 3,00 m, indien sprake is van een geheel platte afdekking;
  • h. indien een balkon c.q. op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw een dakterras wordt opgericht, dan mag de overschrijding van de achterste bouwgrens maximaal 1,50 m bedragen met een maximum oppervlakte van 10 m².
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.
4.2.5 Siervijvers en zwembaden

Voor het bouwen van siervijvers en zwembaden gelden de volgende regels:

  • a. voor het aanleggen van siervijvers geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van het erf;
  • b. voor het realiseren van zwembaden gelden de volgende regels:
    • 1. per hoofdgebouw is één zwembad toegestaan;
    • 2. het zwembad mag ten hoogste 4% - met een maximum van 100 m² - van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    • 3. de afstand van het zwembad tot de perceelsgrenzen dient tenminste 5,00 m te bedragen;
    • 4. de afstand van het zwembad tot de grens van de openbare weg dient tenminste 15,00 m te bedragen;
    • 5. indien ten behoeve van het zwembad een overkapping wordt gerealiseerd, mag de bouwhoogte van de overkapping niet meer bedragen dan 2,00 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Kapvorm

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder f voor andere kapvormen tot een dakhelling van 60o onder de voorwaarden dat:

  • a. de vormgeving en situering van de kap geen onevenredige belemmering van lichttoetreding op nabijgelegen percelen mogen vormen;
  • b. de vormgeving en situering van de kap geen afbreuk mogen doen aan het stedenbouwkundige ensemble.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan-huis-verbonden-beroepen

De in lid 4.1 bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 1 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroep gerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.
4.4.2 Logiesverstrekking

De in lid 4.1 bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor logiesverstrekking, onder de voorwaarden dat:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  • b. per hoofdgebouw per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf mag worden verstrekt;
  • c. de logiesverstrekking naar de aard en/of visueel geen afbreuk mag doen aan het karakter van het hoofdgebouw;
  • d. de logiesverstrekking geen nadelige invloed mag uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen mag veroorzaken in de directe omgeving;
  • e. de logiesverstrekking geen afbreuk mag doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt dient te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • f. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.
4.4.3 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 10.3.1.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken aan-huis-verbonden-bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden-bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 1 is opgenomen deze regels, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m² mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfs gerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapelde woningen, ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • b. aan het wonen ondergeschikte aan-huis-verbonden-beroepen;
  • c. bij het wonen bijbehorende bouwwerken, zoals aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. logiesverstrekking, waarbij het bepaalde in lid 5.4.2 van toepassing is;

alsmede:

  • e. voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'Cultuurhistorische waarden';
  • f. tuinen en erven;
  • g. parkeren;
  • h. voetpaden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Binnen de bestemming 'Wonen - 2' gelden de volgende algemene regels:

  • a. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil.
5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) als genoemd in 5.1 gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. het aantal woningen mag niet meer dan 9 bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag per hoofdgebouw maximaal 30% van het erf bedragen, met een maximum van 100 m²;
  • c. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan, die niet mag worden voorzien van dakkapellen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen;
  • e. indien een bijgebouw, aan- of uitbouw van een kap wordt voorzien, mag de dakhelling niet meer bedragen dan 55°;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer bedragen dan 3,00 m, indien sprake is van een geheel platte afdekking;
  • g. indien een balkon c.q. op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw een dakterras wordt opgericht, dan mag de overschrijding van de achterste bouwgrens maximaal 1,50 m bedragen met een maximum oppervlakte van 10 m².
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.
5.2.5 Cultuurhistorische waarden

Ter plaatse van de aanduiding 'Cultuurhistorische waarden' geldt, in afwijking van de bouwregels die voor de ter plaatse geldende bestemming gelden, dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.5 onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pand;
  • c. de gemeentelijke welstandscommissie een positief advies geeft.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan-huis-verbonden-beroepen

De in lid 5.1 bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 1 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroep gerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.
5.4.2 Logiesverstrekking

De in lid 5.1 bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor logiesverstrekking, onder de voorwaarden dat:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  • b. per hoofdgebouw per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf mag worden verstrekt;
  • c. de logiesverstrekking naar de aard en/of visueel geen afbreuk mag doen aan het karakter van het hoofdgebouw;
  • d. de logiesverstrekking geen nadelige invloed mag uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen mag veroorzaken in de directe omgeving;
  • e. de logiesverstrekking geen afbreuk mag doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt dient te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • f. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.
5.4.3 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 10.3.1.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken aan-huis-verbonden-bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden-bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 1 is opgenomen deze regels, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m² mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfs gerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwregels
  • a. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    • 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m² betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
  • b. aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde onder b sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

6.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    • 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist van het bevoegd gezag:
    • 1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    • 2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    • 6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 7. diepploegen;
    • 8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    • 9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    • 10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • b. Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    • 1. de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijden, genoemd in lid 6.2;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 6.4 bedoeld, is verleend;
    • 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • c. Een vergunning zoals bedoeld onder a wordt in ieder geval verleend, indien:
    • 1. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

7.2 Bouwregels
  • a. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    • 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m² betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
  • b. aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde onder b sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

7.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    • 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist van het bevoegd gezag:
    • 1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    • 2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    • 6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 7. diepploegen;
    • 8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    • 9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    • 10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • b. Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    • 1. de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijden, genoemd in lid 7.2;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 7.4 bedoeld, is verleend;
    • 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • c. Een vergunning zoals bedoeld onder a wordt in ieder geval verleend, indien:
    • 1. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met het oog op de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, een goede milieusituatie, het woongenot, stedenbouwkundige aspecten en de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • a. de goothoogte van gebouwen;
  • b. de afmetingen en plaats van de bebouwing.
9.2 Bestaande maten
9.2.1 Maximale maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, diepte, oppervlakte, inhoud van bouwwerken en/of afstand van bouwwerken tot enige grens, die in overeenstemming met op dat moment geldende wet- of regelgeving tot stand zijn gekomen, het in de bouwregels voorgeschreven maximum overschrijdt, dan geldt de goothoogte, bouwhoogte, diepte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toelaatbaar.

9.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, diepte, oppervlakte, inhoud van bouwwerken en/of afstand van bouwwerken tot enige grens, die in overeenstemming met op dat moment geldende wet- of regelgeving tot stand zijn gekomen, het in de bouwregels voorgeschreven minimum overschrijdt, dan geldt de goothoogte, bouwhoogte, diepte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal toelaatbaar.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor klare of onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, waaronder niet verstaan wordt het opslaan van bouwmaterialen en andere hulpmaterialen voor het bouwen ten behoeve van de uitvoering van werken ter plaatse, voor de duur van de uitvoering;
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden als stort of opslagplaats voor puin of afvalstoffen;
  • e. het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van uitoefening van een seksinrichting;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige c.q. recreatieve woning, behoudens die situaties waar het desbetreffende gebruik op grond van de planregels is toegestaan;
  • g. het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van een seksinrichting;
  • h. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.
10.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken verlenen voor het bepaalde in lid 10.1 sub g en toestaan dat de gronden, water en bouwwerken en/of opstallen worden gebruikt voor de uitoefening van een seksinrichting, mits:

  • a. de vestiging van een seksinrichting tot gevolg heeft dat twee seksinrichtingen op een afstand van meer dan 250 m van elkaar zijn gevestigd;
  • b. voor de bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein/erf behorende tot de seksinrichting aanwezig is, met als gevolg dat door het bezoek aan de seksinrichting in de directe omgeving van de seksinrichting geen onaanvaardbare parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen ontstaat;
  • c. de wegen die naar de seksinrichting leiden geschikt zijn voor het verwerken van het verkeer van en naar de seksinrichting;
  • d. de seksinrichting aan de buitenzijde niet is/wordt uitgerust door middel van opvallende (verlichte) reclameborden en aanduidingen die uit een oogpunt van landschapsschoon of dorpsschoon niet aanvaardbaar zijn;
  • e. de seksinrichting niet wordt uitgeoefend in de vorm van een raamprostitutiebedrijf;
  • f. in dezelfde straat zich niet meer dan één seksinrichting vestigt.
10.3 Parkeren
10.3.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregel Parkeernormennota 2012 gemeente Zandvoort, en indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die zijn vastgelegd in de onder b bedoelde beleidsregel.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken voor:

  • a. het oprichten van gebouwen voor algemeen nut, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte daarvan niet meer bedraagt dan 3,00 m;
  • b. overschrijdingen van de grenzen van het bouwvlak met maximaal 2,00 m, door ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen en dergelijke;
  • c. het overschrijden van de regels inzake bouwhoogte, goothoogte, dakhelling, bedrijfsvloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met maximaal 10%, indien hier architectonische of medische redenen aan ten grondslag liggen;
  • d. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%;
  • e. geringe afwijkingen in het beloop van een weg of groenstrook of van de begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting blijkt dat de afwijkingen in het belang van de verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen niet meer dan 4,00 m bedragen;
  • f. het toelaten van een hogere milieucategorie uit de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) of het toelaten van een niet in de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) genoemde milieucategorie, mits de milieuhinder qua aard en omvang gelijk is aan die van een in dit plan toegelaten bedrijfsactiviteit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 12.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 12.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. 12.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 12.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. 12.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Kostverlorenstraat 95 van de gemeente Zandvoort.