direct naar inhoud van Regels
Plan: Centrum Zandvoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0473.BpCENTRUM-VA01

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Centrum Zandvoort als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0473.BpCENTRUM-VA01 van de gemeente Zandvoort.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan het hoofdgebouw gebouwde en daaraan ondergeschikte en afzonderlijke ruimte, waarmee het rechtstreeks in verbinding staat.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep volgens de lijst van aan huis gebonden beroepen opgenomen in bijlage 1 van de planregels of vrij beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijfsmatige activiteit volgens de lijst van aan huis gebonden bedrijven opgenomen in bijlage 1 van de planregels, die in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtergevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.9 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 antennedrager

antennemast of andere constructie waaraan een antenne is bevestigd.

1.11 archeologisch waardevol gebied

de aan het gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied mogelijk voorkomende overblijfselen uit de oude tijd.

1.12 automatenhal

een bedrijf gericht op de exploitatie van speel- en gokapparatuur, zoals een flipperkasten- en fruitautomatenhal, een snookergelegenheid of een casino, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze functie.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.16 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.17 bedrijfswoning

een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting;

1.18 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan danwel gebouwd is of kan worden krachtens een verleende vergunning voor het bouwen;
  • b. gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals krachtens een vergunning voor het gebruik is toegestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. bestaande aantal: het aantal zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijbehorende voorzieningen

al dan niet gebouwde voorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikt aan en ten dienste van de bestemming, welke bijdragen aan een doelmatig gebruik van de gronden en/of gebouwen, met dien verstande dat deze voorzieningen niet mogen leiden tot een substantiële wijziging en/of beperking van het gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming en voorts geen hinder voor de omgeving mogen veroorzaken.

1.22 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw:

1.23 bioscoop

een bedrijf in hoofdzaak gericht op het geven van filmvoorstellingen, alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze functie.

1.24 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

de begane grond of een verdieping van een gebouw met uitsluiting van kelder, onderhuis, zolder of vliering. Voor zover over de eerste bouwlaag wordt gesproken in het kader van gebruik, wordt onder eerste bouwlaag tevens de kelder begrepen.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.32 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.33 dakkapel

Een uitbouw in een hellend dakvlak, waarbij zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde een dakvlak aanwezig dient te zijn.

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet verstaan een vuurwerkbedrijf.

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten op commerciële dan wel niet-commerciële basis, niet zijnde een seksinrichting.

1.36 erf

de oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het bouwvlak en uitgezonderd de tot 'Tuin' bestemde gronden.

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.39 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt.

1.40 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde regels.

1.41 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

1.42 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde regels.

1.43 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.44 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.

1.45 horecabedrijf categorie 1

een aanloopgericht horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.46 horecabedrijf categorie 2

een restaurant, zijnde een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken of

een cafetaria en/of snackbar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren en dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt.

1.47 horecabedrijf categorie 3

een café en/of bar, zijnde een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt.

1.48 horecabedrijf categorie 4

een bar/dancing, zijnde een bar waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs.

1.49 horecabedrijf categorie 5

een hotel, zijnde een bedrijf of instelling waar iemand tegen betaling voornamelijk toeristisch kan overnachten voor een kortdurend verblijf en waar (eventueel) bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en waarbij de gast voor overige voorzieningen volledig wordt verzorgd.

1.50 horizontale diepte

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht van af de naar de weg gekeerde gevel.

1.51 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen en waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.52 kap

een dak bestaande uit twee of meer hellende dakvlakken.

1.53 kunstwerken

werken van beeldende kunst.

1.54 logiesverstrekking

het gedurende een korte periode per jaar aanbieden of verstrekken van nachtverblijf aan ten hoogste vier personen per nacht voor toeristische doeleinden.

1.55 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal)-medische, (sociaal)-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.56 milieucategorie

een milieucategorie zoals is aangegeven in de 'Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 2 van de regels).

1.57 onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken of in het ongerede geraakte voer- en vaartuigen, woonschepen of arken, caravans, tentwagens en kampeerauto's voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te maken, als ook tenten.

1.58 peil
  • a. voor een bouwwerk dat grenst aan de weg(en): de hoogte van de kruin van de weg(en);
  • b. voor andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk.
1.59 pension

een woning waarvan meer dan 4 bedden gebruikt worden voor de verhuur voor kortdurend (zakelijk) toeristisch nachtverblijf per nacht met daarbij behorende verstrekking van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

1.60 praktijkruimte

een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen.

1.61 recreatiewoning

een bijgebouw (behorend bij het hoofdgebouw dat bestemd is voor wonen) dat gebruikt wordt voor recreatief verblijf en dat gedurende het gehele jaar door door wisselende personen wordt gebruikt.

1.62 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.63 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische of pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekswinkel, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.64 siervijver

bouwwerk geen gebouw zijnde of een werk voor uitsluitend het houden van vissen en/of waterplanten.

1.65 standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een verkooppunt van drank en of (etens)waren, dat verrijdbaar is of geplaatst is op wielen.

1.66 uitbouw

een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve van de uitbreiding van de hoofdfunctie, zonder dat daarbij een afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw wordt toegevoegd.

1.67 verticale diepte van gebouwen

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil.

1.68 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw is getrokken en het verlengde daarvan. Bij een hoekperceel wordt ook de denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel die naar het openbaar gebied is gekeerd en het verlengde daarvan gezien als voorgevelrooilijn.

1.69 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.70 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en of de daarvoor benodigde stoffen.

1.71 waterkering

een dijk, duin of werk of aaneenschakeling hiervan, welke over een bepaalde lengte de functie heeft water te keren.

1.72 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.73 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

1.74 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw gelegen is.

1.75 zwembad

een in de open lucht gesitueerd bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het niet bedrijfsmatig zwemmen en niet bedrijfsmatig recreëren, mits ondergeschikt aan de woonfunctie.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 afstand tot de perceelsgrens

de afstand van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot een perceel- of bestemmingsgrens wordt gemeten tussen die grens en enig punt van dat bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.1.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

de som van het oppervlak van alle bouwwerken binnen een bouwperceel, een bouwvlak of een ander terrein.

2.1.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ventilatiekanalen, lichtkoepels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande:

  • a. indien zich op een gebouw, aan één of meer van de naar de weg gekeerde zijden van het gebouw, één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de snijlijn van het buitenwerks gevelvlak met het buitenwerks dakvlak van de dakkapel als goot c.q. druiplijn, boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel aangemerkt;
  • b. indien de dakhelling steiler is dan 55° - (of 60 ° na afwijking) - wordt de bovenrand van het dak als goot aangemerkt .

2.1.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.7 lengte, breedte of diepte van een gebouw

tussen de verticale projecties van de buitenzijden van de gevels c.q. de lijnen door het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren.

2.1.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Plaatsing, afstanden en maten

De regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op het in horizontale zin uitsteken van bouwdelen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, dakoverstekken, kozijnen en afvoerpijpen tot een maximale diepte van 0,3 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven zoals bedoeld in 1.15 en die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de milieucategorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. wonen, een aan-huis-verbonden beroep en logiesverstrekking;
  • c. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

alsmede voor:

  • d. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • e. parkeren;
  • f. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Binnen de bestemming 'Bedrijf' gelden de volgende algemene regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd.

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergrondse parkeergarages ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw geheel plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • e. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. dakkapellen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. indien geplaatst in de voorgevel of overige gevels gericht op openbaar gebied bedraagt de breedte van de dakkapel ten hoogste 50% van het betreffende dakvlak, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak;
    • 2. indien geplaatst in overige gevels niet gericht op openbaar gebied wordt de dakkapel ten minste 0,5 m uit de randen van het dakvlak geplaatst.

3.2.3 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer bedragen dan 3,00 m, indien sprake is van een geheel platte afdekking;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • i. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

3.2.5 Cultuurhistorische waarden

In afwijking van dan wel in aanvulling op de bouwregels geldt ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

3.2.6 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in 18.1

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Cultuurhistorisch waarden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pand zoals blijkt uit het als Bijlage 3 toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke adviescommissie een positief advies geeft.

3.3.2 Dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

De in lid 3.1 onder b bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 2 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroepgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

3.4.2 Logiesverstrekking

De in lid 3.1 bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor logiesverstrekking, onder de voorwaarden dat:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  • b. per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf mag worden verstrekt.
  • c. de logiesverstrekking naar de aard en/of visueel geen afbreuk mag doen aan het karakter van het hoofdgebouw;
  • d. de logiesverstrekking geen nadelige invloed mag uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen mag veroorzaken in de directe omgeving;
  • e. de logiesverstrekking geen afbreuk mag doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt dient te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • f. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.

3.4.3 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 19.3

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 2 is opgenomen bij deze regels, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfsgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

3.5.2 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij de gemeentelijke adviescommissie.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Maatschappelijk', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 9 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vergezeld gaat van een exploitatieplan, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

3.7.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet op de ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Bedrijf’ ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' wordt gewijzigd naar de bestemming ‘Centrum -2 ’, waarbij:

  • a. detailhandel is toegestaan in de eerste bouwlaag en wonen is toegestaan in de tweede en hogere bouwlaag;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 10 m respectievelijk 13 m bedraagt;
  • c. de wijziging stedenbouwkundig goed inpasbaar is;
  • d. geen onevenredig nadelige effecten op de omgeving optreden.

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel in de eerste bouwlaag;
  • b. wonen, een aan-huis-verbonden beroep en logiesverstrekking:
    • 1. uitsluitend op de verdiepingen, met dien verstande dat opgangen en bergingen wel in de eerste bouwlaag zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens op de begane grond.
  • c. een automatenhal, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - automatenhal';
  • d. bedrijven zoals bedoeld in 1.15 en die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de milieucategorieën 1 en 2 in de eerste bouwlaag, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • e. dienstverlening in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • f. een bioscoop, ter plaatse van de aanduiding 'bioscoop';
  • g. horecabedrijven categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1';
  • h. horecabedrijven categorie 1 en 2 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • i. horecabedrijven categorie 1 t/m 3 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3;
  • j. horecabedrijven categorie 1 t/m 4 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4;
  • k. horecabedrijven categorie 5, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';
  • l. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • m. een pension, ter plaatse van de aanduiding 'pension';
  • n. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • o. tevens voor beeldbepalende panden en beeldbepalende ensembles ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend';

alsmede voor:

  • p. ondergeschikte horeca bij detailhandel en dienstverlening;
  • q. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • r. parkeren;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage-verdieping' ten hoogste:
    • 1. 100% van het bouwvlak voor de begane grond;
    • 2. 60% van het bouwvlak voor de verdiepingen;
  • c. ter plaatse van bouwpercelen met de aanduiding 'gevellijn' dienen hoofdgebouwen met de voorgevel te worden gebouwd in de naar de aanduiding 'gevellijn' gekeerde bouwgrens;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw geheel plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • f. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • g. dakkapellen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. indien geplaatst in de voorgevel of overige gevels gericht op openbaar gebied bedraagt de breedte van de dakkapel ten hoogste 50% van het betreffende dakvlak, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak;
    • 2. indien geplaatst in overige gevels niet gericht op openbaar gebied wordt de dakkapel ten minste 0,5 m uit de randen van het dakvlak geplaatst.

4.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer bedragen dan 3,00 m, indien sprake is van een geheel platte afdekking;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • i. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten of lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

4.2.4 Cultuurhistorische waarden en beeldbepalende panden

In afwijking van dan wel in aanvulling op de bouwregels geldt ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

4.2.5 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels, maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in 18.1

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Cultuurhistorische waarden en beeldbepalende panden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pand zoals blijkt uit het als Bijlage 3 toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke adviescommissie een positief advies geeft.

4.3.2 Bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b en toestaan dat ook voor de verdiepingen geldt dat tot 100% van het bouwvlak mag worden gebouwd, mits:

    • 1. geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
    • 2. dit geen onevenredige achteruitgang betekent voor de aangrenzende percelen, zoals inkijk, lichtinval en openheid.

4.3.3 Dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder f en een dakhelling van ten hoogste 60% toestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.

4.3.4 Hogere hoogte t.p.v. 'specifieke bouwaanduiding-hogere hoogte'

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- hogere hoogte' afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1, onder e onder de voorwaarden dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12m;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

4.3.5 Bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- afwijkende hoogte' afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d onder de voorwaarden dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15m;
  • b. de goothoogte niet meer bedraagt dan de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangeduide hoogte;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

De in lid 4.1 onder b bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 2 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroepgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

4.4.2 Logiesverstrekking

De in lid 4.1 onder b bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor logiesverstrekking, onder de voorwaarden dat:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  • b. per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf mag worden verstrekt.
  • c. de logiesverstrekking naar de aard en/of visueel geen afbreuk mag doen aan het karakter van het hoofdgebouw;
  • d. de logiesverstrekking geen nadelige invloed mag uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen mag veroorzaken in de directe omgeving;
  • e. de logiesverstrekking geen afbreuk mag doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt dient te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • f. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.

4.4.3 Ondergeschikte horeca

Ondergeschikte horeca bij detailhandel en dienstverlening, zoals bedoeld in lid 4.1 onder p, is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het horecadeel bedraagt niet meer dan 30% van de totale (verkoop)vloeroppervlakte;
  • b. het horecadeel dient onlosmakelijk te zijn verbonden met de winkel/het dienstverlenend bedrijf;
  • c. het horecadeel mag niet meer beslaan dan 50% van de breedte van de voorgevel;
  • d. het horecadeel mag niet geëxploiteerd worden door een ander dan degene die de winkel/het dienstverlenend bedrijf exploiteert;
  • e. de openingstijden van het horecadeel zijn gelijk aan de openingstijden van de winkel/het dienstverlenend bedrijf;
  • f. het horecadeel mag geen eigen zelfstandige ingang hebben;
  • g. reclame-uitingen voor het horecadeel zijn niet toegestaan;
  • h. het schenken van alcohol is niet toegestaan;
  • i. ten behoeve van het horecadeel is een terras niet toegestaan.

4.4.4 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 19.3

4.4.5 Overige gebruiksregels

Het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken ten behoeve van centrumdoeleinden

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1 sub g, h en i en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor horecabedrijven tot en met categorie 4, mits;
    • 1. hiermee de leegstand van panden wordt voorkomen;
    • 2. de aantrekkelijkheid en levendigheid van de straat of het plein wordt verbeterd;
  • b. het bepaalde in lid 4.1 sub a, e, g, h en i en toestaan dat - voor zover nog niet legaal aanwezig - detailhandel, dienstverlening of horeca in de tweede bouwlaag wordt gevestigd, mits:
    • 1. de betreffende functie in de eerste bouwlaag aanwezig is;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;

4.5.2 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 2 is opgenomen bij deze regels, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfsgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

4.5.3 Afwijken ten behoeve van wonen op de begane grond

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het wonen op begane grond, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande winkelstructuur;
  • b. er geen sprake is van een beperking van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij de gemeentelijke adviescommissie.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat de aanduiding 'wonen' van de verbeelding wordt verwijderd indien de woonfunctie ter plaatse in de eerste bouwlaag niet meer aanwezig is.

4.7.2 Toevoeging aanduiding 'wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat de aanduiding 'wonen' wordt toegevoegd ter plaatse van de Kosterstraat mits er geen sprake is van een beperking van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel in de eerste bouwlaag;
  • b. dienstverlening in de eerste bouwlaag;
  • c. maatschappelijke voorzieningen in de eerste bouwlaag;
  • d. wonen, een aan-huis-verbonden beroep en logiesverstrekking:
    • 1. uitsluitend op de verdiepingen, met dien verstande dat opgangen en bergingen wel in de eerste bouwlaag zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens op de begane grond;
  • e. een automatenhal, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - automatenhal';
  • f. bedrijven zoals bedoeld in 1.15 en die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de milieucategorieën 1 en 2 in de eerste bouwlaag, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • g. horecabedrijven categorie 1 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1';
  • h. horecabedrijven categorie 1 en 2 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • i. horecabedrijven categorie 1 t/m 3 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3;
  • j. horecabedrijven categorie 1 t/m 4 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4;
  • k. een pension, ter plaatse van de aanduiding 'pension';
  • l. een verkooppunt voor consumentenvuurwerk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkooppunt van vuurwerk';
  • m. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • n. tevens voor beeldbepalende panden en beeldbepalende ensembles ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend';

alsmede voor:

  • o. ondergeschikte horeca bij detailhandel en dienstverlening;
  • p. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • q. parkeren;
  • r. aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage-verdieping' ten hoogste::
    • 1. 100% van het bouwvlak voor de begane grond;
    • 2. 60% van het bouwvlak voor de verdiepingen;
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw geheel plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • e. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. dakkapellen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. indien geplaatst in de voorgevel of overige gevels gericht op openbaar gebied bedraagt de breedte van de dakkapel ten hoogste 50% van het betreffende dakvlak, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak;
    • 2. indien geplaatst in overige gevels niet gericht op openbaar gebied wordt de dakkapel ten minste 0,5 m uit de randen van het dakvlak geplaatst.
  • g. de eerste bouwlaag van gebouwen mag niet worden bebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'.

5.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer bedragen dan 3,00 m, indien sprake is van een geheel platte afdekking;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • i. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten of lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

5.2.4 Cultuurhistorische waarden en beeldbepalende panden

In afwijking van dan wel in aanvulling op het bepaalde in de bouwregels geldt ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

5.2.5 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels, maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in 18.1

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Cultuurhistorische waarden en beeldbepalende panden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4 onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pand zoals blijkt uit het als Bijlage 3 toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke adviescommissie een positief advies geeft.

5.3.2 Bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder b en toestaan dat ook voor de verdiepingen geldt dat tot 100% van het bouwvlak mag worden gebouwd, mits:

    • 1. geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
    • 2. dit geen onevenredige achteruitgang betekent voor de aangrenzende percelen, zoals inkijk, lichtinval en openheid.

5.3.3 Dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 onder e en een dakhelling van ten hoogste 60% toestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

De in lid 5.1 onder d bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 2 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroepgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

5.4.2 Logiesverstrekking

De in lid 5.1 onder d bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor logiesverstrekking, onder de voorwaarden dat:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  • b. per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf mag worden verstrekt.
  • c. de logiesverstrekking naar de aard en/of visueel geen afbreuk mag doen aan het karakter van het hoofdgebouw;
  • d. de logiesverstrekking geen nadelige invloed mag uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen mag veroorzaken in de directe omgeving;
  • e. de logiesverstrekking geen afbreuk mag doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt dient te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • f. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.

5.4.3 Ondergeschikte horeca

Ondergeschikte horeca bij detailhandel en dienstverlening, zoals bedoeld in lid 5.1 onder o, is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het horecadeel bedraagt niet meer dan 30% van de totale (verkoop)vloeroppervlakte;
  • b. het horecadeel dient onlosmakelijk te zijn verbonden met de winkel/het dienstverlenend bedrijf;
  • c. het horecadeel mag niet meer beslaan dan 50% van de breedte van de voorgevel;
  • d. het horecadeel mag niet geëxploiteerd worden door een ander dan degene die de winkel/het dienstverlenend bedrijf exploiteert;
  • e. de openingstijden van het horecadeel zijn gelijk aan de openingstijden van de winkel/het dienstverlenend bedrijf;
  • f. het horecadeel mag geen eigen zelfstandige ingang hebben;
  • g. reclame-uitingen voor het horecadeel zijn niet toegestaan;
  • h. het schenken van alcohol is niet toegestaan;
  • i. ten behoeve van het horecadeel is een terras niet toegestaan.

5.4.4 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 19.3

5.4.5 Overige gebruiksregels

Het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 2 is opgenomen bij deze regels, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfsgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

5.5.2 Afwijken ten behoeve van centrumdoeleinden

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1 sub g, h en i en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor horecabedrijven tot en met categorie 4, mits;
    • 1. hiermee de leegstand van panden wordt voorkomen;
    • 2. de aantrekkelijkheid en levendigheid van de straat of het plein wordt verbeterd;
  • b. het bepaalde in lid 5.1 sub a, b, c, g, h, i en j en toestaan dat - voor zover nog niet legaal aanwezig - detailhandel, dienstverlening of horeca in de tweede bouwlaag wordt gevestigd, mits:
    • 1. de betreffende functie in de eerste bouwlaag aanwezig is;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.

5.5.3 Afwijken ten behoeve van wonen op de begane grond

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het wonen op begane grond, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande winkelstructuur;
  • b. er geen sprake is van een beperking van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' en specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij de gemeentelijke adviescommissie.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Toevoeging aanduiding 'wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat de aanduiding 'wonen' wordt toegevoegd ter plaatse van de Swaluëstraat mits er geen sprake is van een beperking van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel in de eerste bouwlaag;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': wonen, een aan-huis-verbonden beroep en logiesverstrekking;

alsmede voor:

  • c. ondergeschikte horeca;
  • d. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • e. parkeren.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw geheel plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • c. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • d. dakkapellen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. indien geplaatst in de voorgevel of overige gevels gericht op openbaar gebied bedraagt de breedte van de dakkapel ten hoogste 50% van het betreffende dakvlak, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak;
    • 2. indien geplaatst in overige gevels niet gericht op openbaar gebied wordt de dakkapel ten minste 0,5 m uit de randen van het dakvlak geplaatst.

6.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer bedragen dan 3,00 m, indien sprake is van een geheel platte afdekking;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • i. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten of lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

6.2.4 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in 18.1

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

De in lid 6.1 onder b bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 2 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroepgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

6.4.2 Logiesverstrekking

De in lid 6.1 onder b bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor logiesverstrekking, onder de voorwaarden dat:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  • b. per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf mag worden verstrekt.
  • c. de logiesverstrekking naar de aard en/of visueel geen afbreuk mag doen aan het karakter van het hoofdgebouw;
  • d. de logiesverstrekking geen nadelige invloed mag uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen mag veroorzaken in de directe omgeving;
  • e. de logiesverstrekking geen afbreuk mag doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt dient te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • f. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.

6.4.3 Ondergeschikte horeca

Ondergeschikte horeca bij detailhandel, zoals bedoeld in lid 6.1 onder c, is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het horecadeel bedraagt niet meer dan 30% van de totale verkoopvloeroppervlakte;
  • b. het horecadeel mag niet geëxploiteerd worden door een ander dan degene die de winkel exploiteert.
  • c. het horecadeel mag niet meer beslaan dan 50% van de breedte van de voorgevel;
  • d. de openingstijden van het horecadeel zijn gelijk zijn aan de openingstijden van de winkel,
  • e. het horecadeel mag geen eigen zelfstandige ingang hebben;
  • f. reclame-uitingen voor het horecadeel op de gevel zijn niet toegestaan;
  • g. de verkoop van alcohol is niet toegestaan;
  • h. een terras voor of bij het pand mag niet gerealiseerd worden.

6.4.4 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 19.3

6.4.5 Overige gebruiksregels

Het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 2 is opgenomen bij deze regels, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfsgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. wonen, een aan-huis-verbonden beroep en logiesverstrekking;
  • d. horecabedrijven categorie 5, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';
  • e. een pension, ter plaatse van de aanduiding 'pension';
  • f. een antennemast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
  • g. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • h. een sportzaal in de eerste bouwlaag en daaronder ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal';
  • i. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • j. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.

alsmede voor:

  • k. ondergeschikte horeca bij dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen;
  • l. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • m. parkeren.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergrondse parkeergarages ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de eerste bouwlaag van gebouwen mag niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw geheel plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • f. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • g. dakkapellen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. indien geplaatst in de voorgevel of overige gevels gericht op openbaar gebied bedraagt de breedte van de dakkapel ten hoogste 50% van het betreffende dakvlak, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak;
    • 2. indien geplaatst in overige gevels niet gericht op openbaar gebied wordt de dakkapel ten minste 0,5 m uit de randen van het dakvlak geplaatst.

7.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer bedragen dan 3,00 m, indien sprake is van een geheel platte afdekking;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • i. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m.

7.2.3 Nutsvoorzieningen

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' zijn nutsvoorzieningen toegestaan tot een bouwhoogte van 4 m.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en overkapping zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, lichtmasten of reclameobjecten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de hoogte van de antennemast bedraagt ten hoogste 50 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

7.2.5 Cultuurhistorische waarden

In afwijking van dan wel in aanvulling op het bepaalde in de bouwregels geldt ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

7.2.6 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in 18.1

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Cultuurhistorisch waarden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.5 onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pand zoals blijkt uit het als Bijlage 3 toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke adviescommissie een positief advies geeft.

7.3.2 Dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder f om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

De in lid 7.1 onder c bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 2 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroepgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

7.4.2 Logiesverstrekking

De in lid 7.1 onder c bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor logiesverstrekking, onder de voorwaarden dat:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  • b. per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf mag worden verstrekt.
  • c. de logiesverstrekking naar de aard en/of visueel geen afbreuk mag doen aan het karakter van het hoofdgebouw;
  • d. de logiesverstrekking geen nadelige invloed mag uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen mag veroorzaken in de directe omgeving;
  • e. de logiesverstrekking geen afbreuk mag doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt dient te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • f. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.

7.4.3 Ondergeschikte horeca

Ondergeschikte horeca, zoals bedoeld in lid 7.1 onder k, is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het horecadeel bedraagt niet meer dan 30% van de totale vloeroppervlakte;
  • b. het horecadeel dient onlosmakelijk te zijn verbonden met het dienstverlenend bedrijf/de maatschappelijke voorziening;
  • c. het horecadeel mag niet meer beslaan dan 50% van de breedte van de voorgevel;
  • d. het horecadeel mag niet geëxploiteerd worden door een ander dan degene die het dienstverlenend bedrijf/de maatschappelijke voorziening exploiteert;
  • e. de openingstijden van het horecadeel zijn gelijk aan de openingstijden van het dienstverlenend bedrijf/de maatschappelijke voorziening;
  • f. het horecadeel mag geen eigen zelfstandige ingang hebben;
  • g. reclame-uitingen voor het horecadeel zijn niet toegestaan;
  • h. het schenken van alcohol is niet toegestaan;
  • i. ten behoeve van het horecadeel is een terras niet toegestaan.

7.4.4 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 19.3

7.4.5 Overige gebruiksregels

Het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 2 is opgenomen bij deze regels, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfsgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.
7.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij gemeentelijke adviescommissie .
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat voorkomende functieaanduidingen worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven categorie 1 tot en met 2 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • b. horecabedrijven categorie 1 tot en met 3 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  • c. horecabedrijven categorie 5, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';
  • d. een pension ter plaatse van de aanduiding 'pension';
  • e. wonen, een aan-huis-verbonden beroep en logiesverstrekking op de verdiepingen, waarbij opgangen en bergingen op de begane grond zijn toegestaan;
  • f. tevens voor beeldbepalende panden en beeldbepalende ensembles ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend';

alsmede voor:

  • g. tuinen;
  • h. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • i. parkeren.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de eerste bouwlaag van gebouwen mag niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw geheel plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • d. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • e. dakkapellen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. indien geplaatst in de voorgevel of overige gevels gericht op openbaar gebied bedraagt de breedte van de dakkapel ten hoogste 50% van het betreffende dakvlak, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak;
    • 2. indien geplaatst in overige gevels niet gericht op openbaar gebied wordt de dakkapel ten minste 0,5 m uit de randen van het dakvlak geplaatst.

8.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer bedragen dan 3,00 m, indien sprake is van een geheel platte afdekking;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • i. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

8.2.4 Beeldbepalende panden

In afwijking van dan wel in aanvulling op het bepaalde in de bouwregels geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

8.2.5 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in 18.1

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Beeldbepalende panden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.4 onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pand zoals blijkt uit het als Bijlage 3 toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke adviescommissie een positief advies geeft.

8.3.2 Dakhelling

burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder d om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

De in lid 8.1 onder e bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 2 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroepgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

8.4.2 Logiesverstrekking

De in lid 8.1 onder e bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor logiesverstrekking, onder de voorwaarden dat:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  • b. per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf mag worden verstrekt.
  • c. de logiesverstrekking naar de aard en/of visueel geen afbreuk mag doen aan het karakter van het hoofdgebouw;
  • d. de logiesverstrekking geen nadelige invloed mag uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen mag veroorzaken in de directe omgeving;
  • e. de logiesverstrekking geen afbreuk mag doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt dient te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • f. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.

8.4.3 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 19.3

8.4.4 Overige gebruiksregels

Het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 2 is opgenomen bij deze regels, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfsgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.
8.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij gemeentelijke adviescommissie .

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. (zorg)woningen met een aan-huis-verbonden beroep en logiesverstrekking;
  • c. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • d. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • e. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • f. tevens voor beeldbepalende panden en beeldbepalende ensembles ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend';

alsmede voor:

  • g. tuinen;
  • h. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • i. parkeren.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw geheel plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • d. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • e. dakkapellen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. indien geplaatst in de voorgevel of overige gevels gericht op openbaar gebied bedraagt de breedte van de dakkapel ten hoogste 50% van het betreffende dakvlak, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak;
    • 2. indien geplaatst in overige gevels niet gericht op openbaar gebied wordt de dakkapel ten minste 0,5 m uit de randen van het dakvlak geplaatst.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

9.2.3 Cultuurhistorische waarden en beeldbepalende panden

In afwijking van dan wel in aanvulling op het bepaalde in de bouwregels geldt ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

9.2.4 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in 18.1

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Cultuurhistorisch waarden en beeldbepalende panden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.3 onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pand zoals blijkt uit het als Bijlage 3 toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke adviescommissie een positief advies geeft.

9.3.2 Dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder d om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

De in lid 9.1 onder b bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 2 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroepgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

9.4.2 Logiesverstrekking

De in lid 9.1 onder b bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor logiesverstrekking, onder de voorwaarden dat:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  • b. per woning hoofdgebouw per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf mag worden verstrekt.
  • c. de logiesverstrekking naar de aard en/of visueel geen afbreuk mag doen aan het karakter van het hoofdgebouw;
  • d. de logiesverstrekking geen nadelige invloed mag uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen mag veroorzaken in de directe omgeving;
  • e. de logiesverstrekking geen afbreuk mag doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt dient te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • f. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.

9.4.3 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 19.3

9.4.4 Overige gebruiksregels

Het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 2 is opgenomen bij deze regels, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfsgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.
9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' en 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij de gemeentelijke adviescommissie.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en open erven;
  • b. voetpaden;
  • c. parkeren;

alsmede voor:

  • d. een terras behorende bij een horecabedrijf of pension, ter plaatse van de aanduiding 'terras'.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouwen c.q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:
    • 1. stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, balkons, veranda's en afdaken, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer mag bedragen dan 1,5 m en de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;
    • 2. dakoverstekken, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    • 3. erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer dan 1,50 m en de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 5 m² mag bedragen en de afstand tot het openbare gebied minimaal 1,00 m bedraagt;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 geldt voor erkers en serres op gronden grenzend aan de openbare weg van de Kostverlorenstraat en Koninginneweg - in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw - dat deze een diepte hebben van maximaal 2,5 meter over ten hoogste 2/3 van de breedte van de voorgevel. Het overige deel mag in gebruik zijn als veranda. De afstand tussen de erker, serre en/of veranda en de openbare weg mag hierbij niet kleiner zijn dan 2,5 meter;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder 3 en 4 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - brede erker' de breedte van de erker aan de voorzijde dezelfde breedte mag hebben als de breedte van de voorgevel mits het bebouwingspercentage maximaal 65 % bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de onder a. onder 3 en 4 genoemde gebouwen en overkappingen, met uitzondering van balkons, mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. de op grond van het bepaalde onder b toegelaten bouwhoogte mag alleen worden overschreden door hellende dakvlakken, balustrades en architectonische en bouwkundige detailleringen, waarbij de overschrijding niet meer mag bedragen dan 1,2 m;
  • d. balkons, erkers en serres mogen worden voorzien van een balustrade met een hoogte van maximaal 1,2 m doch mogen niet worden voorzien van een overkapping.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. in afwijking van het hiervoor bepaalde bedraagt de bouwhoogte van de tuinmuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- tuinmuur' ten hoogste de bouwhoogte van de ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige bouwhoogte;
  • e. in afwijking van het hiervoor bepaalde bedraagt de bouwhoogte van de erfafscheiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- hogere erfafscheiding' ten hoogste de bouwhoogte van de ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige bouwhoogte.

10.2.3 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels, maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in 18.1

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Erkers, serres, veranda's en balkons

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor het toestaan van grotere erkers, serres en/of veranda's met de mogelijkheid van het realiseren van een balkon op het dak, indien:

  • a. de diepte van het bouwwerk mag maximaal 2,5m bedragen;
  • b. de afstand tot het openbare gebied dient ten minste 2,5m te bedragen;
  • c. een erker en serre (gesloten met wanden) mag maximaal een breedte hebben van 2/3 van de voorgevel;
  • d. een veranda mag volledig de breedte hebben van de voorgevel;
  • e. de erker, serre of veranda moet passen in het bebouwingsbeeld van de straat;
  • f. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden (waaronder lichtinval, schaduwwerking) van de aangrenzende gronden.

10.3.2 Reclame, luifels en zonneschermen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor het toestaan van reclameuitingen, luifels en zonneschermen.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het onoverdekt parkeren op eigen erf voor de voorgevel of het denkbeeldige verlengde daarvan is niet toegestaan, tenzij het parkeren betreft op een voor de voorgevel gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel achter de voorgevelrooilijn aanwezige parkeergelegenheid;
  • b. het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Onoverdekt parkeren

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4 voor onoverdekt parkeren voor de voorgevelrooilijn, onder de voorwaarden dat:

  • a. de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin' voor de voorgevelrooilijn minimaal 6,00 m dient te bedragen;
  • b. de breedte per bouwperceel minimaal 6,00 m dient te bedragen ter plaatse van de gronden die grenzen aan de Kostverlorenstraat en de Zeestraat ;
  • c. ter plaatse van de gronden die grenzen aan de Kostverlorenstraat en de Zeestraat de oppervlakte van de gronden met de bestemming 'Tuin' voor de voorgevelrooilijn voor ten hoogste 50% mag worden gebruikt voor parkeren;
  • d. niet op andere wijze kan worden geparkeerd op het eigen bouwperceel;
  • e. ter plaatse van het hoofdgebouw geen sprake is van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • f. het veilig en doelmatig gebruik van de weg niet onevenredig wordt geschaad.

10.5.2 Nieuwe terrassen ten behoeve van pensions

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 om nieuwe terrassen ten behoeve van pensions toe te staan, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. onoverdekte parkeervoorzieningen;
  • d. garagebox, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • e. een muziektent, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning-muziekkoepel';
  • f. een bergbezinkbassin ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • g. evenemententerreinen, marktplaatsen, standplaatsen en terrassen;
  • h. verblijfsgebieden;
  • i. bermen;
  • j. groenvoorzieningen;

alsmede voor:

  • k. bijbehorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • l. ondergeschikt gebruik ten behoeve van aangrenzende bestemmingen, waaronder tuinen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geveltuin';
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de monumentale bomen;
  • n. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m², waarbij de volgende uitzonderingen gelden:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn garageboxen toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning-muziekkoepel' is een muziektent toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 6,5 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage worden gebouwd;
  • c. gevelreclames aan hoofdgebouwen gelegen in andere bestemmingen zijn toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. tussen 2,2 m ten opzichte van maaiveld en de onderzijde van het raamkozijn op de eerste verdieping;
    • 2. maximaal één gevelreclame per 6 m gevel;
    • 3. maximaal 0,8 m uit de gevel van het hoofdgebouw.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten of lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogten van de terrasschermen mag niet hoger zijn dan de (aansluitende) eerste bouwlaag met een maximum van 4 m;
  • d. voor terrassen geldt dat:
    • 1. een terras mag uitsluitend worden geplaatst direct aansluitend tegen de voor- en/of zijgevel van het pand ten behoeve waarvan het terras wordt geëxploiteerd;
    • 2. de breedte van een terras mag niet meer bedragen dan de breedte van de voor- of zijgevel van het pand.
    • 3. op het trottoir een vrije ruimte van 1,20 m vrij blijft;
  • e. ter plaatse van de Kerkstraat geldt in afwijking van het bepaalde onder d dat een vrije ruimte van ten minste 4.00 m blijft behouden;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

11.2.3 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in 18.1

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bebouwing in de openbare ruimte om hinder in de vorm van bereikbaarheid en onevenredige visuele hinder te voorkomen.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Erkers en balkons

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor het toestaan van markiezen, erkers en/of balkons, etc ten behoeve van de aangrenzende bestemming indien:

  • a. de diepte van het bouwwerk maximaal 2m bedraagt;
  • b. een erker (gesloten met wanden) maximaal een breedte heeft van 2/3 van de voorgevel;
  • c. de hoogte van balustrades van balkons maximaal 1,20m bedraagt;
  • d. het bouwdeel vanaf ten minste de eerste verdieping wordt gebouwd;
  • e. de erker of balkon past in het bebouwingsbeeld van de straat en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden (waaronder lichtinval, schaduwwerking) van de aangrenzende gronden.

11.4.2 Reclame, luifels en zonneschermen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor het toestaan van reclameuitingen, luifels en zonneschermen.

11.5 Specifieke gebruiksregels

De gronden binnen deze bestemming mogen worden gebruikt voor:

  • a. standplaatsen, voor zover het maximaal 4 betreft;
  • b. evenementen, voor zover het tijdelijke al dan niet periodieke evenementen betreft, zoals muziekfestivals;
  • c. terrassen bij horecabedrijven, mits:
    • 1. grenzend aan een horecabedrijf;
    • 2. grenzend aan de bestemming Tuin met de aanduiding 'terras'.

De bouwwerken binnen deze bestemming mogen worden gebruikt voor:

  • d. aangrenzende bestemmingen, voor zover deze bouwwerken deel uitmaken van bouwwerken binnen de aangrenzende bestemming en tot stand zijn gekomen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, in die zin dat de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Gemengd', mits:

  • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 7 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • 2. de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vergezeld gaat van een exploitatieplan, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

Artikel 12 Wonen - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • b. twee-onder-een-kapwoningen en/of vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • c. drie of meer aaneengesloten woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd'
  • d. boven- en benedenwoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-boven- en benedenwoning';
  • e. aan-huis-verbonden beroepen;
  • f. logiesverstrekking;
  • g. detailhandel in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • h. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • i. horecabedrijven categorie 1 tot en met 2 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • j. horecabedrijven categorie 1 tot en met 3 in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  • k. bedrijven zoals bedoeld in 1.15 en die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de milieucategorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • l. een pension, ter plaatse van de aanduiding 'pension';
  • m. een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • n. een recreatiewoning op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-eenlaagse recreatiewoning';
  • o. sportvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  • p. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • q. tevens voor beeldbepalende panden en beeldbepalende ensembles ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend'.

alsmede voor:

  • r. tuinen en erven;
  • s. parkeren;
  • t. voetpaden.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een overschrijding van 1,2 m ten behoeve van een hekwerk is toegestaan;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw geheel plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 15' aan de achterzijde van het hoofdgebouw een maximale goothoogte van 6m;
  • e. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak.
  • f. indien een hoofdgebouw van een kap wordt voorzien mag in de kap een dakkapel worden gerealiseerd, waarbij de breedte van de dakkapel aan de voor- of naar de openbare weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 50% van de dakvlakbreedte, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak; in geval van een vrijstaande dakkapel op een niet naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw dient aan beide zijden tenminste 0,50 m van de rand van het dakvlak gesitueerd te zijn.

12.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer bedragen dan 3,00 m, indien sprake is van een geheel platte afdekking;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen voor zwembaden ten hoogste 2 m bedraagt;
  • h. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • i. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m.

12.2.3 Specifieke bouwregels bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende specifieke bouwregels:

  • a. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b, c en e- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 75% van het erf, waarbij de maximaal bouwhoogte voor ten hoogste 35 m² ten hoogste 5,5 m bedraagt;
  • b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 3' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b, c en e- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 70% van het erf, waarbij de maximaal bouwhoogte voor ten hoogste 36 m² ten hoogste 5,5 m bedraagt;
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 4' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b, c en e- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 60% van het erf, waarbij de maximaal bouwhoogte voor ten hoogste 16 m² ten hoogste 5,5 m bedraagt;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 5' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 60% van het erf;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 6' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 55% van het erf;
  • f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 7' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b, c en e- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 50, % van het erf;
  • g. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 8' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 55% van het erf;
  • h. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 9' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 45% van het erf;
  • i. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 10' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 65% van het erf;
  • j. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 11' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b, c en e- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 56% van het erf, waarbij de maximaal bouwhoogte voor ten hoogste 14 m² ten hoogste 5,5 m bedraagt;
  • k. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 12' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 60% van het erf;
  • l. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 13' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 85% van het erf;
  • m. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 14' bedraagt - in afwijking van het bepaalde in lid 12.2.2 onder sub b- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel buiten het bouwvlak niet meer dan 75% van het erf.

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van een zwembad bedraagt ten hoogste 4% van het oppervlak van het erf, met een maximum van 100 m²;
  • c. per perceel is ten hoogste 1 zwembad toegestaan;
  • d. de afstand van het zwembad tot de:
    • 1. perceelgrenzen bedraagt ten minste 5 m;
    • 2. openbare weg bedraagt ten minste 15 m;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • g. in afwijking van het hiervoor bepaalde bedraagt de bouwhoogte van de tuinmuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- tuinmuur' ten hoogste de hoogte van de ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige bouwhoogte.

12.2.5 Cultuurhistorische waarden en beeldbepalende panden

In afwijking van dan wel in aanvulling op het bepaalde in de bouwregels geldt ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

12.2.6 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in 18.1

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van erfbebouwing om te voorkomen dat storende invloed wordt uitgeoefend op het bebouwingsbeeld dat waarneembaar is vanaf de openbare verkeers- en verblijfsruimte en openbaar groen. Hiertoe worden twee bebouwingstypen onderscheiden; hoofdgebouwen waarbij geen enkele zijerfgrens aan openbaar gebied grenst en hoofdgebouwen waarbij een zijerfgrens aan openbaar gebied grenst.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Cultuurhistorisch waarden en beeldbepalende panden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.5 onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pand zoals blijkt uit het als Bijlage 3 toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke adviescommissie een positief advies geeft.

12.4.2 Dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder e om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.

12.4.3 Bouwvlak t.p.v. 'specifieke bouwaanduiding - bouwvlak-1'

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- bouwvlak-1' afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder a teneinde een woning toe te staan op het achtererf, onder de voorwaarden dat:

  • a. afwijking uitsluitend mogelijk is ter plaatse van de bestaande loods;
  • b. de afmetingen zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in acht worden genomen;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte ten hoogste 3m respectievelijk 6m bedraagt;
  • d. geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Aan-huis-verbonden beroep

De in lid 12.1 bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 2 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroepgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

12.5.2 Logiesverstrekking

De in lid 12.1 bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor logiesverstrekking, onder de voorwaarden dat:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  • b. per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf mag worden verstrekt.
  • c. de logiesverstrekking naar de aard en/of visueel geen afbreuk mag doen aan het karakter van het hoofdgebouw;
  • d. de logiesverstrekking geen nadelige invloed mag uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen mag veroorzaken in de directe omgeving;
  • e. de logiesverstrekking geen afbreuk mag doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt dient te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • f. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.

12.5.3 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 19.3

12.5.4 Overige gebruiksregels
  • a. het bestaand aantal woningen mag niet worden vergroot;
  • b. het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
12.6.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.5.4 onder a voor het vergroten van het toegestane aantal woningen door middel van woningsplitsing, onder voorwaarden dat:

  • a. het hoofdgebouw ten minste dient te beschikken over een oppervlakte van 180 m2, waarbij de oppervlakte van de kapverdieping, kelder en/of souterrain niet wordt meegerekend;
  • b. het hoofdgebouw in maximaal 3 aparte woningen mag worden gesplitst waarbij de oppervlakte per woning tenminste 60 m2 dient te zijn;
  • c. de woningen voor permanente bewoning dienen te worden gebruikt;
  • d. voor het parkeren voldaan dient te worden aan het bepaalde in artikel 19.3;
  • e. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.

12.6.2 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 2 is opgenomen bij deze regels, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfsgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.
12.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij de gemeentelijke adviescommissie.
12.8 Wijzigingsbevoegdheid
12.8.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, in die zin dat de voorkomende functieaanduidingen worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 13 Wonen - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapelde woningen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. logiesverstrekking;
  • d. detailhandel in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • e. dienstverlening in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • f. maatschappelijke voorzieningen in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • a. bedrijven zoals bedoeld in 1.15 en die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de milieucategorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • b. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • c. tevens voor beeldbepalende panden en beeldbepalende ensembles ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend';

alsmede voor:

  • d. tuinen en erven;
  • e. parkeren;
  • f. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • g. voetpaden.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergrondse parkeergarages ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. woningen worden gestapeld gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw geheel plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • f. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak.
  • g. indien een hoofdgebouw van een kap wordt voorzien mag in de kap een dakkapel worden gerealiseerd, waarbij de breedte van de dakkapel aan de voor- of naar de openbare weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 50% van de dakvlakbreedte, gemeten aan de onderzijde van het dakvlak; in geval van een vrijstaande dakkapel op een niet naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw dient aan beide zijden tenminste 0,50 m van de rand van het dakvlak gesitueerd te zijn;

13.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer bedragen dan 3,00 m, indien sprake is van een geheel platte afdekking;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen voor zwembaden ten hoogste 2 m bedraagt;
  • h. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • i. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van een zwembad bedraagt ten 4% van het oppervlak van het erf, met een maximum van 100 m²;
  • c. per perceel is ten hoogste 1 zwembad toegestaan;
  • d. de afstand van het zwembad tot de:
    • 1. perceelgrenzen bedraagt ten minste 5 m;
    • 2. openbare weg bedraagt ten minste 15 m;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

13.2.4 Cultuurhistorische waarden en beeldbepalende panden

In afwijking van dan wel in aanvulling op het bepaalde in de bouwregels geldt ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

13.2.5 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt het bepaalde in 18.1

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Cultuurhistorisch waarden en beeldbepalende panden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.4 onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pand zoals blijkt uit het als Bijlage 3 toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke adviescommissie een positief advies geeft.

13.3.2 Dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder f om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.

13.3.3 Bouwvlak t.p.v. 'specifieke bouwaanduiding-bouwvlak-2'

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- bouwvlak-2' afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder a teneinde woningen toe te staan op het achtererf, onder de voorwaarden dat:

  • a. afwijking uitsluitend mogelijk is ter plaatse van de bestaande bebouwing;
  • b. de afmetingen zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in acht worden genomen;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

De in lid 13.1 bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor aan-huis-verbonden-beroepen, onder de voorwaarden dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 2 is opgenomen bij de regels, of daarmee naar aard en invloed vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en/of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het beroep door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van beroepgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-beroep niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

13.4.2 Logiesverstrekking

De in lid 13.1 bedoelde gronden mogen gebruikt worden voor logiesverstrekking, onder de voorwaarden dat:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt in het hoofdgebouw;
  • b. per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf mag worden verstrekt.
  • c. de logiesverstrekking naar de aard en/of visueel geen afbreuk mag doen aan het karakter van het hoofdgebouw;
  • d. de logiesverstrekking geen nadelige invloed mag uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen mag veroorzaken in de directe omgeving;
  • e. de logiesverstrekking geen afbreuk mag doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt dient te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • f. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.

13.4.3 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 19.3

13.4.4 Overige gebruiksregels
  • a. het bestaand aantal woningen mag niet worden vergroot;
  • b. het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend activiteiten uit milieucategorie 1 van de Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten, zoals die als Bijlage 2 is opgenomen bij deze regels, zijn toegestaan;
  • b. de activiteiten uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand in overwegende mate behouden blijft;
  • d. in totaal maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m2 mag worden gebruikt;
  • e. de activiteiten naar aard en of visueel geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf door één van de bewoners van het hoofdgebouw wordt uitgeoefend;
  • g. geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop van bedrijfsgerelateerde producten;
  • h. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden-bedrijf niet is toegestaan;
  • j. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.
13.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij de gemeentelijke adviescommissie.
13.7 Wijzigingsbevoegdheid
13.7.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, in die zin dat de voorkomende functieaanduidingen worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

14.2 Bouwregels
  • a. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    • 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
  • b. aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde onder b sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

14.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    • 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist:
    • 1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    • 2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    • 6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 7. diepploegen;
    • 8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    • 9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    • 10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • b. Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    • 1. de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijden, genoemd in lid 14.2;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 14.4 bedoeld, is verleend;
    • 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • c. Een vergunning zoals bedoeld onder a wordt in ieder geval verleend, indien:
    • 1. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 toe te voegen of te verwijderen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

15.2 Bouwregels
  • a. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    • 1. de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken in geval de oppervlakte van het project meer dan 500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
  • b. aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde onder b sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
15.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

15.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    • 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist:
    • 1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    • 2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    • 6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 7. diepploegen;
    • 8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    • 9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    • 10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • b. Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    • 1. de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijden, genoemd in lid 15.2;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 15.4 bedoeld, is verleend;
    • 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • c. Een vergunning zoals bedoeld onder a wordt in ieder geval verleend, indien:
    • 1. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek of een waardestellend rapport kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. de aanvrager een waardestellend rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 toe te voegen of te verwijderen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 16.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

18.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten (zoals afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, hellingshoeken, etc) afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
18.2 Nadere eisen
18.2.1 Nadere eisen in verband met inpandig parkeren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in geval het parkeren wordt opgenomen in de hoofdbebouwing, met het oog op het straat- en bebouwingsbeeld, nadere eisen te stellen aan de vormgeving van de wijze waarop inpandig parkeren in hoofdgebouwen geschiedt.

18.2.2 Overige nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn met het oog op de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, een goede milieusituatie, het woongenot en de verkeersveiligheid bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • a. de goothoogte van gebouwen;
  • b. de afmetingen en plaats van de bebouwing.
18.3 Ondergronds bouwen

Ten aanzien van ondergronds bouwen gelden -tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald- de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak én voor zover bovengronds een gebouw aanwezig is;
  • b. de verticale diepte van ondergrondse gebouwen, met uitzondering van ondergrondse parkeergarages, bedraagt ten hoogste 4 m ten opzichte van peil;

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

19.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor klare of onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, waaronder niet verstaan wordt het opslaan van bouwmaterialen en andere hulpmaterialen voor het bouwen ten behoeve van de uitvoering van werken ter plaatse, voor de duur van de uitvoering;
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden als stort of opslagplaats voor puin of afvalstoffen;
  • e. het gebruik van gronden voor bedrijfsopslag, tenzij dit plaatsvindt achter de voorgevel van hoofdgebouwen;
  • f. het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van uitoefening van een seksinrichting;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige c.q. recreatieve woning;
  • h. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.
19.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 19.1 sub f en toestaan dat de gronden, water en bouwwerken en/of opstallen worden gebruikt voor de uitoefening van een seksinrichting, mits:
    • 1. de vestiging van een seksinrichting tot gevolg heeft dat twee seksinrichtingen op een afstand van meer dan 250 m van elkaar zijn gevestigd;
    • 2. voor de bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein/erf behorende tot de seksinrichting aanwezig is, met als gevolg dat door het bezoek aan de seksinrichting in de directe omgeving van de seksinrichting geen onaanvaardbare parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen ontstaat;
    • 3. de wegen die naar de seksinrichting leiden geschikt zijn voor het verwerken van het verkeer van en naar de seksinrichting;
    • 4. de seksinrichting aan de buitenzijde niet is/wordt uitgerust door middel van opvallende (verlichte) reclameborden en aanduidingen die uit een oogpunt van landschapsschoon of dorpsschoon niet aanvaardbaar zijn;
    • 5. de seksinrichting niet wordt uitgeoefend in de vorm van een raambedrijf;
    • 6. in dezelfde straat zich niet meer dan 1 seksinrichting vestigt.
19.3 Parkeren

Voldoende parkeergelegenheid

  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregel Parkeernormennota 2012 gemeente Zandvoort, en indien deze beleidsregel gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die zijn vastgelegd in de in lid 19.3 onder b bedoelde beleidsregel.

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

20.1 Geluidszone - Circuit

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - Circuit' zijn geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toegestaan, tenzij de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van het circuit van Zandvoort op de gevels van het betreffende gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

21.1 Afwijkingsregels - Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het oprichten van gebouwen voor algemeen nut, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte daarvan niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. overschrijdingen van het bouwvlak met maximaal 2 m, door ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen en dergelijke. Deze mogelijkheid geldt niet voor het vergroten van luifels en dergelijke van de panden aan de grote Krocht;
  • c. het overschrijden van de regels inzake bouwhoogte, goothoogte, dakhelling, bedrijfsvloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met maximaal 10%, indien hier architectonische of medische redenen aan ten grondslag liggen;
  • d. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%;
  • e. geringe afwijkingen in het beloop van een weg of groenstrook of van de begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting blijkt dat de afwijkingen in het belang van de verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen niet meer dan 4 m bedragen.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

22.1 Wijziging cultuurhistorisch waardevol

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen teneinde de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' en 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend' te verwijderen dan wel toe te voegen , met dien verstande dat:

  • a. verwijdering uitsluitend is toegestaan indien bescherming van de panden middels een andere regeling of verordening afdoende is gewaarborgd, dan wel door burgemeester en wethouders is besloten dat het betreffende pand of ensemble geen extra bescherming behoeft;
  • b. toevoeging uitsluitend is toegestaan indien dit een gevolg is van een besluit van de gemeenteraad tot aanwijzing van een gebouw als monument of van het college als beeldbepalend pand of behorend tot een beeldbepalend ensemble.
22.2 Wijziging ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' kan worden gewijzigd in een woonbestemming ten behoeve van de realisering van een vrijstaande of geschakelde woning of gestapelde woningen, met dien verstande dat:

  • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
  • 2. de niet-woonfunctie is beëindigd;
  • 3. het parkeren op eigen erf of ondergronds tot een maximum diepte van 4 m beneden peil, dient plaats te vinden;
  • 4. de goothoogte niet meer dan 6 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen, of ten hoogste de hoogte zoals aangegeven met de betreffende maatvoeringsaanduiding;
  • 5. de wijziging stedenbouwkundig en ruimtelijk goed inpasbaar is;
  • 6. geen onevenredig nadelige effecten op de omgeving optreden.

Artikel 23 Algemene procedureregels

23.1 Procedureregel afwijken bij omgevingsvergunning

Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

23.2 Procedureregels bij wijzigen

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

23.3 Procedureregels bij het stellen van nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eisen is de volgende procedure van toepassing.

  • a. het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentehuis ter inzage.
  • b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
  • c. de bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
  • d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
24.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' geldt dat - in afwijking van de regeling uit dit bestemmingsplan - de bouwwerken in gebruik mogen zijn als zelfstandig pension. Dit gebruik mag uitsluitend worden voortgezet door diegene die het gebouw in eigendom heeft ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Zodra het eigendom van de woning overgaat op een ander, vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als zelfstandig pension.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Bestemmingsplan Centrum Zandvoort

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van d.d. 23 januaru 2018.

De griffier, De voorzitter,

…………… ………………