Plan: | Landelijk Gebied Weesp |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0457.BP0200LG-oh01 |
Natuurbeschermingswet
Op 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Deze wet is een wijziging op de eerdere Natuurbeschermingswet 1998 waardoor ook internationale verplichtingen uit Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en diverse verdragen (bijvoorbeeld het Verdrag van Ramsar betreffende de bescherming van wetlands) in de nationale regelgeving zijn verankerd.
Het merendeel van de beschermde gebieden bestaat uit gebieden die zijn aangewezen of aangemeld voor de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, de “Natura 2000-gebieden”. Voor elk Natura 2000-gebied is een aanwijzingsbesluit opgesteld waarin is opgenomen voor welke soorten en/ of habitattypen het betreffende gebied van belang is. In deze aanwijzingsbesluiten zijn instandhoudingsdoelstellingen (IHD) gedefinieerd. Deze beschrijven per soort of habitattype wat de doelen zijn om de natuurwaarden in een “gunstige staat van instandhouding” te brengen of te behouden. In een Natura 2000-beheerplan moet vervolgens aangegeven worden hoe deze doelen in ruimte en tijd gerealiseerd worden en wat de beoogde resultaten in samenhang met het bestaande gebruik zijn. De beheerplannen van het Naardermeer en de Oostelijke Vechtplassen (relevant voor dit bestemmingsplan) zijn nog niet afgerond.
Van nieuwe activiteiten in de vorm van projecten en/ of plannen die in of rondom een Natura 2000-gebied plaatsvinden, moet getoetst worden of deze mogelijk negatieve effecten hebben op de soorten en/ of habitattypen en daarmee ingaan tegen de IHD.
Flora- en faunawet
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen, alsmede de soortbeschermingsparagrafen uit de Natuurbeschermingswet. Tevens is een deel van de verplichtingen op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en weidevogelgebieden
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Eventuele effecten op de EHS moeten voorkomen worden of in ieder geval gecompenseerd worden. De binnen dit bestemmingsplan Landelijk Gebied gelegen EHS-gebieden betreffen in hoofdzaak de gronden van het aan de oostzijde van het plangebied gelegen Natura 2000 gebied Naardermeer. Hiernaast zijn enkele kleinere gebieden nabij de forten Uitermeer en Hinderdam en aan de noordzijde langs het spoor aangeduid als EHS gebied.
Figuur 5.4. Ligging EHS en weidevogelgebieden (bron: provincie Noord-Holland)
Naast de EHS zijn in Noord-Holland ook bepaalde gebieden die van belang zijn voor weidevogels planologisch beschermd. Dit zijn aansluitend aan de EHS liggende gebieden die in de Gebiedsplannen Programma Beheer zijn begrensd als 'ruime jas beheergebied' met een weidevogeldoelstelling. Deze gebieden moeten een bestemming krijgen die voortzetting van het agrarisch gebruik mogelijk maakt.
In en grenzend aan het plangebied zijn Natura 2000 gebieden gelegen. Het betreft het Naardermeer en de Oostelijke Vechtplassen. In de directe omgeving binnen een straal van 3 km is tevens het Markermeer & IJmeer gelegen.
Figuur 5.5 Ontwerp-kaarten Natura 2000-gebieden Oostelijke Vechtplassen en Naardermeer
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is. Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Met passende maatregelen kan de aanvraagprocedure voor een ontheffing voorkomen worden. Voor soorten van 'tabel 2' geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door het ministerie goedgekeurde gedragscode. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een belang behorende bij het beschermingsregime waaronder de soort beschermd wordt.
Ecologische Hoofdstructuur en Weidevogelgebieden
Het overgrote deel van het plangebied is aangewezen als weidevogelgebied. Dit gebied heeft in het bestemmingsplan de functie Agrarisch - landschappelijke waarden en natuurlijke waarden. Dit komt goed overeen met de weidevogelfunctie. Er ligt een aantal bedrijven waar een tweede bedrijfswoning gebouwd mag worden. Omdat het slechts om een klein oppervlak gaat, staat dit de functie als weidevogelgebied niet in de weg.
Er ligt in het plangebied geen ecologische verbindingszone. Alleen net ten zuiden en direct ten noorden van het plangebied liggen ecologische verbindingszones. Aan de zuidzijde moet de Vecht kunnen functioneren als verbindingszone voor soorten als de Ringslang, de Waterspitsmuis en diverse vlindersoorten. Binnen het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die invloed zullen hebben op deze verbindingen.
Natuuronderzoek Fort Uitermeer
In het kader van de ontwikkelingen ter plaatse van Fort Uitermeer is een natuurtoets uitgevoerd (Natuur op Fort Uitermeer, Zoon Ecologie, rapportnummer 20121008, d.d. 8 oktober 2012). In de Natuurtoets wordt geconcludeerd dat het inrichtingsplan op onderdelen de ecologische situatie verbeterd, maar dat er ook enige nadelen zijn. Er wordt daarbij wel opgemerkt dat er geen significante negatieve invloed op de EHS is. Verder wordt aangegeven dat het torenfort op dit moment geheel ongeschikt is als verblijfsplaats voor nachtactieve vleermuizen en broedvogels vanwege de aanwezige onregelmatige belichting van de omgeving met felle schijnwerpers. Door aanpassing van deze lampen zullen de negatieve effecten echter niet meer significant zijn. In de Natuurtoets worden daarnaast diverse aanbevelingen gedaan om de nadelen van het plan op te heffen dan wel te verzachten.
In het geval er met minder verstorende verlichting wordt gewerkt, zodanig dat broedvogels en vleermuizen niet negatief worden beïnvloed, zal er geen overtreding van de Flora- en faunawet plaatsvinden. Het goed ontwikkelde fortbos zal zoveel mogelijk behouden worden om het leefgebied van bosdieren (baardvleermuizen, ruige dwergvleermuizen, gewone grootoorvleermuizen en bosuilen) intact te laten. Er vindt in dat geval eveneens geen overtreding van de Flora- en faunawet plaats.
Voor alle soorten geldt de zorgplicht. Ingrepen dienen zodanig plaats te vinden dat de schade aan soorten beperkt wordt. Bij de uitvoering dient rekening te worden gehouden met kwetsbare perioden van soorten. Alle soorten die tijdens de ingreep worden aangetroffen dienen verplaatst of beschermd te worden, zodat zij behouden kunnen blijven.
Het bestemmingsplan heeft grotendeels een conserverend karakter. In die zin wordt verwacht dat de voorschriften uit de Flora- en faunawet niet worden overtreden. Er is dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek. Afgezien van de herinrichting van Fort Uitermeer vinden geen wijzigingen plaats in de bestemmingen van en nabij EHS en Natura2000 gebieden. Ter bescherming van deze gebieden en de weidevogelgebieden is in dit bestemmingsplan een passend vergunningstelsel opgenomen.
Indien in het plangebied een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, dient vooraf onderzoek plaats te vinden naar de effecten op beschermde soorten en indien nodig ontheffing aangevraagd te worden. Om uit te sluiten dat beschermde dier- en/of plantensoorten benadeeld worden dienen bestaande vegetaties (bomen, singels, houtwallen), oude gebouwen en waterpartijen gehandhaafd te worden. De belangrijke bestaande groenstructuren in het plangebied zijn opgenomen in het bestemmingsplan in de bestemming groen en natuur.
In het Natuuronderzoek ten behoeve van de ontwikkelingen rondom Fort Uitermeer wordt aangegeven dat er geen significante negatieve effecten op de EHS zijn. In het onderzoek worden daarnaast diverse aanbevelingen gedaan om de nadelen van het plan op te heffen dan wel te verzachten. Mits gebruik wordt gemaakt van minder verstorende verlichting en het fortbos zoveel mogelijk wordt behouden, zal er geen sprake zijn van een overtreding van de Flora- en faunawet. Geconcludeerd kan worden dat het aspect ecologie geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Ter bescherming van de natuurlijke en ook de landschappelijke waarden is in dit bestemmingsplan een vergunningenstelsel opgenomen om deze waarden te beschermen, in stand te houden dan wel verder te ontwikkelen (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).
Zonder een dergelijke vergunning is het niet toelaatbaar bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren.