direct naar inhoud van 5.8 Water
Plan: Landelijk Gebied Weesp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.BP0200LG-oh01

5.8 Water

5.8.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan worden geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder.

De Aetsveldse Polder Oost is gelegen in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV), dat verantwoordelijk is voor waterkwantiteit- en waterkwaliteitbeheer. Het waterbeheer wordt in opdracht van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht uitgevoerd door Waternet.

Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning (op grond van het bestemmingsplan) is een initiatiefnemer wettelijk verplicht om na te gaan of het noodzakelijk is om ook een vergunning aan te vragen op grond van de Keur of de Waterwet bij de waterbeheerder.

Het bestuur van het waterschap heeft de Keur vastgesteld. De Keur AGV 2011, het Keurbesluit Vrijstellingen en de Beleidsregels zijn op 1 december 2011 in werking getreden. In het Keurbesluit Vrijstellingen staat beschreven onder welke voorwaarden bepaalde activiteiten zijn toegestaan zonder dat een keurvergunning nodig is. Wanneer de activiteit onder een verbod van de Keur valt en er geen vrijstelling op rust dan moet een vergunning worden aangevraagd. Het waterschap beoordeelt de vergunningsaanvraag en bepaalt de voorwaarden met behulp van de beleidsregels Keurvergunningen. Als regelgeving is ook de Waterschapswet van toepassing.

Op verzoek van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) is alle waterinformatie in een aparte waterparagraaf opgenomen. Dit neemt niet weg dat water integraal onderdeel is van de ruimtelijke en beleidsmatige afweging in dit bestemmingsplan.

In de subparagraafindeling is dezelfde indeling gehanteerd zoals AGV die in haar “Handleiding Watertoets en vergunningverlening” toepast (deel III, Werkwijze per planvorm). Dit om op overzichtelijke wijze in te kunnen gaan op de door AGV bij een watertoets gewenste informatie.

In deze paragraaf en subparagrafen staat informatie over de direct watergerelateerde onderwerpen. Indirect watergerelateerde onderwerpen als bijvoorbeeld natuurwaarden, water als onderdeel van de infrastructuur of het overige provinciale beleid is in andere hoofdstukken te vinden.

5.8.2 Beleidskader water

Waterbeleid voor de 21e eeuw (2000)

Het kabinetsstandpunt WB21 ('Anders omgaan met water') stelt dat het toekomstige waterbeleid sterker moet anticiperen op toekomstige ontwikkelingen in plaats van te reageren op incidenten. De veiligheid moet gewaarborgd blijven, de kans op overstromingen mag niet toenemen, wateroverlast moet worden teruggedrongen.

Het parool is: méér ruimte voor water, naast allerlei technische maatregelen.

Het beleid gaat uit van een drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren.

De volgende aanpak voor regionale systemen wordt voorgestaan:

  • watervisie opstellen met als onderdeel een waterkansenkaart die aangeeft waar ruimte voor water nodig is;
  • watertoets toepassen op ruimtelijke besluiten, zodat gevolgen voor veiligheid en wateroverlast in samenhang met gevolgen voor waterkwaliteit en verdroging in beeld gebracht worden.

Bij ruimtelijke plannen is het verplicht de watertoets uit te voeren om de effecten van de plannen voor de waterhuishoudkundige situatie in beeld te krijgen en negatieve gevolgen zo veel mogelijk te vermijden. De watertoets is een procesinstrument. Het is op te vatten als een set van spelregels voor het zorgvuldig en vroegtijdig meenemen van water in de afweging en besluitvorming van ruimtelijke plannen en besluiten. Waternet is daartoe betrokken in het planproces van dit bestemmingsplan. Toetsingscriteria in de watertoets zijn: veiligheid, regionale- en locale wateroverlast, rioleringssysteem, watervoorziening, volksgezondheid, bodemdaling, grondwateroverlast, oppervlaktewaterkwaliteit, grondwaterkwaliteit, verdroging en natte natuur (Handreiking watertoets2, 2003).

Kaderrichtlijn water

Door de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft Nederland een resultaatsverplichting voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit èn ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde KRW-waterlichamen, zijn hiertoe doelen opgesteld. De (bindende) maatregelen om de doelen te bereiken zijn vastgelegd in de stroomgebiedsplannen. Voor de overige wateren geldt minimaal het stand-stille principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen.

Stroomgebiedsvisie Amstelland (2002)

De stroomgebiedsvisie wordt opgesteld in het kader van de beheerstrategie "Omgaan met hoogwater". Deze nota bevat de geselecteerde maatregelen voor boezem en polders die de gevolgen van wateroverlast nu en in de toekomst zullen verminderen.

De visie gaat over bijna het hele beheersgebied van AGV: de Venen, de Vechtstreek, het Gooi en Amsterdam ten zuiden van het IJ. De visie laat zien hoe het gebied ingericht kan worden om anders om te gaan met water. En ook wat daarvoor nodig is. Wateroverlast, watertekort en waterverontreiniging én veiligheid en bodemdaling zijn de onderwerpen die aan bod komen. Het is een lange termijnvisie tot 2050. Het geeft aan hoe nu ingespeeld kan worden op ontwikkelingen die in de toekomst urgent zijn.

Op 8 mei 2003 heeft het algemeen bestuur van AGV ingestemd met de stroomgebiedsvisie Amstelland als beeld en waterbeleid voor de toekomst. De visie is een gezamenlijke visie van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, de provincies Utrecht en Noord-Holland, Rijkswaterstaat directie Utrecht en AGV.

Op basis van de karakteristieken van de bodem en het watersysteem enerzijds en het huidige gebruik anderzijds is voor het deelstroomgebied een streefbeeld 2050 opgesteld. Amstelland is daarbij onderverdeeld in vier deelgebieden met een verschillend karakter en verschillende streefbeelden. Het plangebied valt in het deelgebied Laag & Zomp (veenweidegebied). Per deelgebied is in de stroomgebieds-visie aangegeven wat het streefbeeld voor 2050 is en wat tot die tijd de belangrijkste ruimtelijke implicaties zijn als de streefbeelden consequent worden doorgeredeneerd.

In het streefbeeld 2050 Laag & Zomp staat centraal het zoveel mogelijk vertragen van de bodemdaling, het aanpakken van het versnipperd waterbeheer in het veenweidegebied, het beperken van de aanvoer van water van elders en het voorkomen van wateroverlast.

Uit het streefbeeld 2050 zijn specifieke watervoorwaarden af te leiden die relevant zijn voor eventuele ruimtelijke ontwikkelingen:

  • het minimaliseren van emissies naar bodem, grond- en oppervlaktewater;
  • geen besluiten nemen die leiden tot peilverlaging, met uitzondering van het volgen van de maximale maaivelddaling;
  • het niet verlagen van de grondwaterstand door drainage of onderbemaling (stedelijk gebied, infrastructuur, landbouw);
  • verstedelijking in het veenweidegebied bij voorkeur op hoger gelegen delen (oeverwallen en stroomruggen), in lagere delen mits voldoende met bodem en water kan worden meebewogen;
  • het rekening houden met (tijdelijk) hogere oppervlakte- en grondwaterpeilen (stedelijk gebied, infrastructuur, recreatievoorzieningen) en/of tijdelijke inundatie met gebiedseigen water (landbouw, natuur);
  • ruimtelijke besluiten leiden niet tot een extra bodemdaling;
  • het benutten van kansen voor peilverhoging bij natuurontwikkeling;
  • het garanderen van het functioneren van de boezemkaden.

Restauratieplan Vecht 1996-2015 (1996)

In algemene zin is het restauratieplan gericht op de verbetering van het ecologisch functioneren en daarmee op herstel van de multifunctionaliteit van de Vecht. Met het opnemen van ruimtelijk georiënteerde maatregelen ontwikkelt het RPV zich momenteel verder tot een integraal gebiedsgericht project. In 1996 is gestart met de gefaseerde uitvoering van het Restauratieplan Vecht. De uitvoering van het RPV loopt tot 2015.

In het plan is een streefbeeld voor 2015 opgesteld. Aangegeven is de dan wenselijk geachte status van de elementen van het watersysteem (water, waterbodem, oevers als ook flora en fauna) en van de geldende belangen. Tussen de actuele situatie en het streefbeeld bestaan verschillen. De verschillen worden aandachtspunten genoemd. Voor elk aandachtspunt zijn de ernst en omvang aangegeven. De aandachtspunten zijn met gerichte maatregelen op te lossen binnen de uitvoeringsperiode 1996-2015. Er zijn aandachtspunten voor wat betreft waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterbodem, oevers, flora en fauna, belangen en de bestuurlijke organisatie.

Fysieke maatregelen in het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de aanleg van natuurvriendelijke oevers, openbare aanlegplaatsen en het op de lange termijn verminderen van het aantal woonboten.

Waterbeheerplan AGV 2010-2015

Het Algemeen Bestuur keurde het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 op 17 juni 2010 goed. Dit is het eerste waterbeheerplan van het waterschap in de nieuwe zesjarige waterplancyclus van rijk, provincie en waterschap. Het waterbeheerplan heeft als titel: 'Werken aan water, in en met de omgeving'.

Het waterbeheerplan gaat in op de hoofdtaken van het waterschap: veiligheid, voldoende water, schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden.

Voor elk van deze thema's is aangegeven wat het wensbeeld is op de middellange termijn, wat de doelen zijn en de aanpak op hoofdlijnen is en op welke indicatoren de resultaten van dat taakveld zullen worden beoordeeld. In het plan zijn voor de gemeente Weesp geen specifieke actiepunten opgenomen.

Keur AGV 2011

Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft regels en richtlijnen opgesteld voor het beheer en onderhoud van alle oppervlaktewateren. Ook wordt in de Keur beschreven hoe er omgegaan moet worden met grondwateronttrekkingen waarvoor AGV bevoegd gezag is. Er gelden diverse geboden en verboden bij werken aan of bij oppervlaktewateren, oevers en beschoeiingen.

Peilbesluit Aetsveldse Polder Oost (2001)

Een peilbesluit is een rechtsgeldig document dat zekerheid verschaft over het te handhaven peil. Als beheerder van het oppervlaktewater is AGV volgens de Verordening Waterhuishouding, ingevolge artikel 22 lid 1, verplicht peilbesluiten vast te stellen.

Aanleiding voor het opstellen van het peilbesluit vormt het streven van AGV goed waterbeheer toe te passen waarvan het peilbeheer onderdeel uitmaakt. Hierbij dient dan ook een goede belangenafweging gemaakt te worden.

Een peilbesluit dient volgens de Wet op de Waterhuishouding eens in de 10 jaar te worden herzien. Alvorens de waterpeilen binnen een polder opnieuw vast te leggen, zijn onderzoeken verricht die de effecten van peilwijzigingen op de diverse belangen binnen het gebied, in beeld hebben gebracht. De toelichting die bij het peilbesluit hoort, vormt de weergave van de uitgevoerde onderzoeken. De peilkeuze wordt onder meer afgestemd op de in het Waterbeheersingsplan toegekende functies.

Waterinrichtingsplan Aetsveldse Polder oost (november 2003)

Het waterinrichtingsplan kent als doel het activeren van het nieuwe peilbesluit en het oplossen van andere waterhuishoudkundige knelpunten in de polder.

De volgende ruimtelijk relevante maatregelen worden in het waterinrichtingsplan genoemd:

  • nieuw gemaal aan de Vecht: voor het nieuw in te richten peilvak V wordt een gemaal aangelegd, dat het water direct op de Vecht uitslaat. Tussen de Molenwetering en het gemaal dient een kavelsloot te worden verbreed tot maaltocht;
  • hoofdwatersysteem: voor een goede afwatering is het verbreden van een aantal watergangen noodzakelijk. Daar waar loopzand aanwezig is worden de watergangen voorzien van flauwere oevers of oeverbeschoeiingen;
  • versterken natuurwaarden: inrichten van 1.000 meter natuurvriendelijke oevers voor natte schrale graslanden, inrichten van 500 meter natuurvriendelijke oevers met hogere begroeiing langs bebouwing Weesp;
  • peilvakken:
    • 1. Peilvak VI/VIII: voor de afwatering van deze peilvakken is een pompinstallatie nodig;
    • 2. De Horn: Naast de Gooilandseweg wordt een schotbalkstuw geplaatst.

Gemeentelijk Rioleringsplan Weesp (versie III 2007-2012)

Dit strategische beleidsdocument heeft tot doel de samenhang tussen de verschillende activiteiten op het gebied van stedelijk (afval)water en rioleringen en de daarvoor benodigde kosten te verduidelijken. De belangrijkste doelen in het plan zijn:

  • doelmatige inzameling van al het afvalwater;
  • doelmatig transport naar de zuiveringsinrichting;
  • voorkomen van vuiluitworp naar het oppervlaktewater;
  • voorkomen van vuiluitworp naar bodem en grondwater;
  • voorkomen van wateroverlast.

Vanaf 2009 mag er niet meer ongezuiverd geloosd worden. Dit houdt in dat er ook in het gebied buiten de bebouwde kom riolering moet worden aangelegd, dan wel dat er – mits daarvoor ontheffing is verleend door de provincie – individuele oplossingen (in de vorm van moderne septic tanks) worden gerealiseerd.

De gemeente heeft in 2008 alle woonschepen in de Vecht, alsmede de direct nabijgelegen woningen, een aansluiting op het rioleringssysteem geboden.

5.8.3 Kenmerken van het watersysteem en gewenste ontwikkelingen

Huidige situatie

Algemeen

In de Vechtstreek speelt het water een bijzonder belangrijke rol. De kwaliteit van het water, een relatief hoog waterpeil en kwel zijn voor de natuur van essentiële betekenis. Deze factoren zijn ook voor de land- en tuinbouw van belang, zij het dat de eisen en wensen anders liggen. Er komen bijzondere kwelvegetaties in het gebied voor. Bij eventuele verandering van de inrichting moet voorkomen worden dat het kwelwater versneld wordt afgevoerd, zodat in droge tijden onnodig veel boezemwater moet worden ingelaten.

Globaal kan worden aangegeven dat in het kader van agrarisch natuurbeheer voor meer dan de helft van het agrarisch polderdeel van de polder een beheersregeling is afgesloten met agrariërs. De bodem van het plangebied bestaat uit zeeklei op Hollandveen.

De Vecht is een vaarweg. Voorwaarden voor nautische en keurvergunningen voor inrichting en gebruik van vaarwegen is in de Nota 'Vaarwater op Orde' van AGV te vinden.

Waterkwantiteit

Het gebied kent een aantal waterkeringen. Dat zijn uiteraard de dijken langs de Vecht en het Amsterdam-Rijnkanaal. Daarnaast heeft de Lage Klompweg ten zuiden van de Gooilandseweg een waterkerende functie. De dijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal (westzijde) is een primaire waterkering, de overige waterkeringen (oostzijde en langs de Vecht, deel Lage Klompweg en de 's Gravelandse Vaart) zijn secundaire directe waterkeringen.

Aan beide kanten van de polder zit een inlaat, enerzijds vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal en anderzijds vanuit de Vecht. Het gemaal Aetsveld-Oost bevindt zich vlak buiten het plangebied (ten noorden van de Utrechtseweg). In het hoofdpeilvak is volgens de Toelichting op het ontwerppeilbesluit van de Aetsveldse Polder Oost van Waternet een peil van NAP -2,00 meter en een drooglegging van 0.80 meter. In het peilgebied rond het golfterrein en het daaraan grenzende zwembad een peil van NAP -2,25 meter. Er zijn nog enkele locaties met gestuwde gebieden. Op hoofdlijnen gezien watert het plangebied af op het Amsterdam-Rijnkanaal.

De hydrologie van de Vecht is bijzonder: tussen Utrecht en Nigtevecht is de stroomrichting noordwaarts en tussen Muiden en Nigtevecht overwegend zuidwaarts. De stroomrichting langs het plangebied is dan ook zuidwaarts. Afgevoerd wordt vlak ten zuiden van het plangebied op het Amsterdam-Rijnkanaal. Het noordelijk deel van de Vecht wordt gevoed met water uit het IJmeer. De concentratie verontreinigingen is in het noordelijk deel beduidend lager dan in het zuidelijk deel (uit: Restauratieplan Vecht). Dit geldt niet voor alle stoffen. Arseen, chloride en sulfaat bijvoorbeeld komen in het noordelijke deel in hogere concentraties voor.

Waterkwaliteit

De Aetsveldse polder is te karakteriseren als een agrarisch graslandgebied met veel kwelslootjes. In deze slootjes zijn enkele bijzondere plantensoorten volop aanwezig. Ook wat betreft macrofauna is het een bijzondere polder.

De plaatselijk aanwezige hoge natuurwaarden is het gevolg van geïsoleerd liggende slootjes die door kwelwater worden gevoed. Dit voedselarme kwelwater is nagenoeg het hele jaar door in deze sloten aanwezig.

Wanneer het waterpeil te laag staat wordt Vechtwater ingelaten, om verdroging van landbouwgewassen tegen te gaan. Dit voedselrijke water met relatief hoge chloridewaarden stroomt voornamelijk door het hoofdwatersysteem en is alleen in de zomermaanden waar te nemen. In de kwelsloten is de invloed van het inlaatwater veel minder aanwezig.

Als gevolg van de grote lokale verschillen in natuurwaarden (en daaraan gekoppeld in waterkwaliteit) is het niet gewenst één oordeel te geven over de waterkwaliteit in de gehele polder.

De overige informatie wat betreft de waterkwaliteit is afkomstig uit de Toelichting op het ontwerppeilbesluit (definitief ontwerp) van de Aetsveldse Polder Oost van Waternet (2000).

Het oppervlaktewater wordt gekwalificeerd als gradiëntrijk polderwater onder invloed van kwel. De polder heeft als nevenfunctie natuur. Aan de hand van de aanwezige zouten is het water te kwalificeren als een mengvorm tussen typisch kalkrijk water (kwel) en zout water (NAK). Dit heeft te maken met het feit dat het water in de polder onder invloed staat van zowel inlaatwater vanuit de Vecht als kwel.

Ontwikkelingen

Zie voor de watergerelateerde ontwikkelingen de eerder genoemde beleidsnota's (paragraaf 5.2) en daarin aangegeven plannen en maatregelen.

5.8.4 Water in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Er zijn geen grote ruimtelijke ontwikkelingen voorzien in het landelijk gebied ten westen van de Vecht. Daarnaast zijn er volgens AGV op dit moment ook geen waterhuishoudkundige knelpunten die een aanpassing van het bestemmingsplan vragen.

Naast het aanvragen van een bouw- of aanlegvergunning bij de aanleg van werken is een initiatiefnemer wettelijk verplicht om na te gaan of het noodzakelijk is om ook een vergunning aan te vragen op basis van de Keur of de Waterwet.

Toetsing of vergunningverlening op basis van de Keur is altijd verplicht wanneer bij de betreffende plannen of bouwprojecten:

  • Meer dan 1.000 m² verhard oppervlak wordt aangelegd in bestaand stedelijk gebied of;
  • Meer dan 5.000 m² verhard oppervlak wordt aangelegd in landelijk gebied.

Bij de aanleg van nieuw verhard oppervlak dient voldoende ruimte gereserveerd te worden voor de opvang van regenwater (minimaal 10%), tenzij het regenwater op een andere wijze wordt opgevangen en opgeslagen of gebruikt. Demping van oppervlaktewater moet 100% worden gecompenseerd in hetzelfde peilgebied.

Toetsing is ook altijd verplicht bij het dempen van wateren en wanneer de ingreep plaatsvindt in, op of boven bestaand water, oevers, waterkeringen en/of de beschermings- dan wel veiligheidszones daarlangs, in boezemland en in buitendijks gebied.

Hierbij dient ook te worden nagegaan of een vergunning vereist is wanneer bij de ingreep (tijdelijke) lozingen van grond- en oppervlaktewater plaats zullen vinden en/of wanneer uitlogende bouw- en andere materialen worden gebruikt die in contact (kunnen) komen met het oppervlaktewater of met regenwater dat (indirect) wordt afgevoerd met het oppervlaktewater.

Op grond van de Waterwet dient een initiatiefnemer een watervergunning aan te vragen bij het waterschap.

5.8.5 Vertaling naar verbeelding en planregels

Bebouwing en andere werken op of aan de waterkeringen is in beginsel verboden volgens de Keur van AGV. Het dempen en graven van watergangen is aan regels gebonden in de Keur van AGV. Het aanleggen van steigers is aan regels gebonden in de Nota Vaarwater op orde en de bijbehorende oeverzoneringskaarten Vaarwater.

5.8.6 Wateroverleg

In de fase van het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan heeft mondeling overleg met AGV plaatsgevonden. Tevens heeft AGV de conceptversie beoordeeld alvorens het voorontwerp ter inzage is gelegd.