Plan: | Landelijk Gebied Weesp |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0457.BP0200LG-oh01 |
Geomorfologie
De oudst herkenbare vormen en afzettingen van de ondergrond in het Vechtgebied dateren uit de laatste ijstijden (200.000 tot 10.000 jaren geleden). Tijdens de voorlaatste ijstijd heeft het landijs ook de Vechtstreek bedekt. Eerst werden toen bestaande dalen opgevuld. Bij verdere toename van het landijs zijn de dalwanden opgestuwd tot stuwwallen, vooral in het Gooi. Uitlopers van deze stuwwallen komen in de Vechtstreek als koppen tussen de latere afzettingen aan de oppervlakte. In de laatste ijstijd (het landijs bereikte ons land niet) heerste er een toendraklimaat met weinig plantengroei. Door de wind werden grote hoeveelheden zand meegevoerd, waardoor dekzanden werden afgezet.
In de periode na de laatste ijstijd liep de temperatuur op, ontstond een stijging van de zeespiegel, nam het verval in de rivieren af en steeg het grondwater. In samenhang hiermee ontstonden uitgebreide moerasgebieden en natuurlijke zoetwatermeren (bijvoorbeeld het Naardermeer). In de polders werden veenpakketten afgezet. In samenhang met de stijgende zeespiegel vonden er rond de tiende eeuw veel overstromingen plaats. Ook in beide oostelijke poldergebieden in Weesp werden daardoor, naar het oosten toe dunner wordende, kleilagen afgezet. Deze uitwiggende kleilaag vormt momenteel in hoofdzaak de bovenlaag van de bodem.
De Vecht stroomde oorspronkelijk vrij en onbedijkt door het land, waardoor talrijke overstromingen plaats vonden. Aan weerszijden van de stroombedding werden dicht bij de rivier grovere zanddelen afgezet (oeverwallen), verder van de rivier de fijnere kleidelen (kommen). De Vecht was een getijdenrivier en heeft het omliggende gebied beïnvloed. Hier zijn goed bewaarde voormalige kreekbeddingen en oeverwallen, komgronden, overslaggronden en klei op veengebieden aan te treffen, die de geschiedenis van het gebied vertellen. Anders dan in de polders ten oosten van de Vecht, is in de Aetsveldsepolder de vorming van oeverwallen en kommen wel tot stand gekomen. Dit verschil is veroorzaakt door de afnemende invloed van de zee naar het zuiden toe. De provincie heeft de Aetsveldsepolder als 'aardkundig monument' aangewezen.
Afbeelding 3.2. Impressie van het plangebied
Landschap
In het landschap zijn elementen terug te vinden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam (deze laatste geldt niet voor het westelijke deel van de Aetsveldsepolder). Daarnaast is het plangebied onderdeel van het Nationaal Landschap Het het Groene Hart. Gemeente Weesp ligt binnen het meest noordelijke deel van Nationaal Landschap. Het is onderdeel van het plassengebied met als kernkwaliteiten de besloten oeverwal met vele buitenplaatsen, de open veenplassen en het veenweidekarakter. Kernkwaliteiten voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam zijn:
Het plangebied fungeert tevens als groene en relatief open buffer aan de oostrand van de Randstad (beleving van rust, ruimte en groen, recreatiemogelijkheden en cultuurhistorie) en is daarom aangewezen als Rijksbufferzone Gooi- en Vechtstreek.
De polders in het plangebied bestaan voornamelijk uit open weidegebieden met in hoofdzaak agrarische bebouwing langs de randen. Zeer kenmerkend zijn de oeverwallen langs de rivieren als de Vecht en het Gein. Dankzij de hogere ligging fungeerden deze oeverwallen als ontginningsbasis voor het veengebied. Het ruimtelijke beeld van onder andere de Aetsveldschepolder wordt nog steeds bepaald door deze ontginningswijze: een zeer langwerpige strokenverkaveling, grote openheid in het midden van de polder (de kommen) en een sterke ruimtelijke verdichting op de oeverwallen. Behalve de Aetsveldschepolder zijn de Nieuwe Keverdijksepolder en de Heintjesrak- en Broekpolder kenmerkend voor de ruimtelijke structuur. Ook andere geomorfologische structuren zijn nog steeds zichtbaar: de veenstroombedding, waar nu de Aetsveldse weg op ligt, is daarvan een voorbeeld. Mede door dit reliëf onderscheidt de Aetsveldsepolder zich van het overige landelijke gebied van Weesp. Ten oosten van de Vecht is de structuur van oeverwallen en kommen lang niet zo sterk ontwikkeld als aan de zuidelijke en westelijke oevers.