direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Keetberglaan
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.WP0808KEETBERGLAA1-R001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor het wijzigingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.

1.1 Aanleiding

In het vigerend bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van woningbouw ter hoogte van Keetberglaan 17. Op deze locatie was in het verleden basisschool De Zandloper gevestigd. Aan de wijzigingsbevoegdheid zijn voorwaarden verbonden waar het wijzigingsplan (en de ontwikkeling) aan moet voldoen.

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit het gebied dat in het bestemmingsplan 'IJmuiden West', met identificatienummer NL.IMRO.0453.BP0800IJMUIDENWES1-I001 is aangeduid als wijzigingsgebied ('WRO-zone wijzigingsgebied 2').

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0808KEETBERGLAA1-R001_0001.png" Afbeelding 1.2.1: Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0808KEETBERGLAA1-R001_0002.png"
Afbeelding 1.2.2: Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan

1.3 Doel

Het doel van wijzigingsplan is het planologisch kader zoals genoemd in het bestemmingsplan 'IJmuiden West' te formaliseren. Met de vaststelling van het wijzigingsplan maakt het College de ontwikkeling planologisch mogelijk.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan is 'IJmuiden West', vastgesteld op 20 juni 2013, met IMRO identificatienummer NL.IMRO.0453.BP0800IJMUIDENWES1-R001.

Hoofdstuk 2 Plan

De locatie wordt, binnen de grenzen van de wijzigingsbevoegdheid, ontwikkeld in het kader van het vernieuwende project ‘Pionieren in IJmuiden, bouw je eigen droomhuis’. De gemeente maakt het mogelijk dat mensen zelf hun eigen droomhuis bouwen in kluspanden en op kavels, ook wel zelfbouw genoemd.

Kader
In het vigerende bestemmingsplan heeft het gebied de bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen'. Zoals in paragraaf 1.2 is aangegeven, is het gebied aangeduid als 'WRO-zone wijzigingsgebied 2', waarop de regeling uit art. 27.1.3 van toepassing is:

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemmingen 'verkeer', 'groen' en 'wonen',

waarbij de volgende randvoorwaarden gelden:

  • 1. er worden maximaal 35 eengezinswoningen gerealiseerd;
  • 2. de bouwhoogte bedraagt minimaal 6 en maximaal 9 meter;
  • 3. er wordt aangesloten op de bestaande bebouwing van het Snippenbos;
  • 4. er dient voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd te worden (conform de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning geldende parkeernormen);
  • 5. de wandelverbindingen en speelvoorzieningen dienen behouden te blijven;
  • 6. er dient te worden voldaan aan alle geldende milieueisen en er dient een natuurtoets te zijn uitgevoerd;
  • 7. na wijziging zijn de bepalingen uit artikel 17 'Verkeer', artikel 10 'Groen' en artikel 20 'Wonen' op de gronden van toepassing.

Tevens is art. 28, Algemene procedureregels, van toepassing:

Op de voorbereiding van een besluit omtrent wijziging, uitwerking, een omgevingsvergunning voor een afwijking, of nadere eis is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, waarbij moet worden aangetoond dat voldoende onderzoek verricht is naar de planologisch relevante aspecten zoals bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit, verkeer en archeologie.

Invulling
Passend binnen het door de randvoorwaarden gestelde kader is een verkavelingsplan opgesteld. De verkaveling maakt het mogelijk om maximaal 8 vrijstaande (wanneer de geschakelde woningen worden samengevoegd), of minimaal 3 vrijstaande en 5 twee-onder-een-kap woningen te realiseren (in totaal maximaal 13), in combinatie met twee blokken rijtjeswoningen van 6 woningen per blok.

In totaal kunnen er maximaal 25 woningen worden gerealiseerd. De wijzigingsbevoegdheid staat maximaal 35 woningen toe, het plan blijft hier ruimschoots onder.

2.1 Planopzet en openbare ruimte

Onderstaande schets geeft het verkavelingsplan weer. De bestaande wandelpaden zullen worden aangesloten op de nieuw aan te leggen weg die rond het wijkje komt te lopen. Het speelveldje blijft behouden op dezelfde locatie maar wordt circa 5 meter richting het noorden opgeschoven om voldoende ruimte te maken voor de ontwikkeling. Op de hoek Snippenbos/Keetberglaan en op de hoek van de Keetberglaan en de weg richting het speelveldje worden twee strookjes openbaar groen aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0808KEETBERGLAA1-R001_0003.png"

Afbeelding 2.1.1: verkavelingsplan

2.2 Waterhuishouding

In de toelichting van een bestemmingsplan dient volgens het Besluit ruimtelijke ordening een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop in het bestemmingsplan rekening wordt gehouden met (gevolgen voor) de waterhuishouding. Doel daarvan is uitgangspunten en wensen van duurzame watersystemen te vertalen naar concrete gebiedsspecifieke ruimtelijke uitgangspunten en deze weer te geven in het bestemmingsplan. Als hoofdprincipe geldt hierbij dat afwenteling moet worden voorkomen. Voor het watersysteem wordt dan ook de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren gehanteerd.

Zowel in het landelijk beleid (Nationaal Waterplan, Bestuursakkoord Water), als in het beleid van de Provincie Noord-Holland en het hoogheemraadschap van Rijnland heeft water een belangrijke plaats gekregen binnen de ruimtelijke ordening.

In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient een mede-ordenend principe te zijn. Om dit te bereiken heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw de term Watertoets geïntroduceerd. De Watertoets wordt beschreven als een proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij relevante ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincie, hoogheemraadschap en gemeente.

Onderstaand wordt een beschrijving gegeven van de wateraspecten binnen het plangebied Snippenbos te IJmuiden.

Omgevingsaspecten
Het plangebied Snippenbos ligt op de voormalige duinen. De maaiveldhoogte in het openbare terrein varieert van circa NAP +8,25 m ter plaatse van de Keetberglaan tot circa NAP +8,45 m bij het Snippenbos. Het te bebouwen perceel ligt lager dan de omringende wegen en ligt op ca. +7,80 m NAP.

Oppervlaktewater
In de nabijheid komt geen oppervlaktewater voor.

Grondwater
De grondwaterstand bevindt zich op grote afstand tot het maaiveld. De gemiddelde grondwaterstand is ca. +4,70 m NAP en de maximale grondwaterstand is ca. +5,30 m NAP. Het grondwater stroomt traag noordwaarts af richting de havens van IJmuiden. De dynamiek (de fluctuatie) van de grondwaterstand wordt hoofdzakelijk beïnvloed door neerslag en verdamping.

Riolering
In het Snippenbos is een gemengd rioolstelsel aanwezig. In de Keetberglaan is het rioolstelsel inmiddels omgevormd tot een gescheiden stelsel, waarbij het regenwater is afgekoppeld van het gemengd riool en ter plaatse wordt geïnfiltreerd in de bodem. De ter plaatse aanwezige zandige bodem en de lage grondwaterstand zijn zeer geschikt voor infiltratie van regenwater.

Bij nieuwbouw wordt op grond van het Bouwbesluit verlangd dat het hemelwater op eigen terrein wordt verwerkt en alleen ingeval dat niet mogelijk of doelmatig is wordt aangeboden aan de gemeente. Hiermee wordt voldaan aan het principe dat afwenteling van water moet worden voorkomen.

Door af te koppelen wordt het plangebied robuust gemaakt tegen het optreden van extreme hoeveelheden neerslag die op grond van de klimaatscenario's van het KNMI worden voorspeld.

Van de bouwlocaties is bekend dat er tijdens zeer zware neerslag tijdelijk water-op-straat kan voorkomen in de Keetberglaan. Dit water is in het verleden via het maaiveld afgestroomd naar het lager liggende bouwperceel. Ter voorkoming van toename van overlast voor de bestaande woningen langs de Keetberglaan dient het bouwperceel niet verder opgehoogd te worden en dient het water bij water-op-straat in de Keetberklaan te kunnen overlopen naar de kuil (maaiveldlaagte) tegenover huisnummer 306.

Het binnen het perceel vallende regenwater dient binnen de perceelgrenzen geïnfiltreerd te worden. De ter plaatse aanwezige zandige bodem en de lage grondwaterstand zijn zeer geschikt voor infiltratie van regenwater.

Compensatie toegenomen verharding
Het te bebouwen perceel is nu onbebouwd. Normaliter dient de toename van verhard oppervlak gecompenseerd te worden door het aanleggen van oppervlaktewater. Het regenwater wordt echter afgekoppeld en kan goed in de bodem infiltreren. Hierdoor is er geen sprake van versnelde afstroming naar oppervlaktewater. Om deze reden is compensatie voor de toename van het verhard oppervlak niet nodig.

Waterkeringen
Het te bebouwen perceel valt niet binnen het invloedsgebied van een waterkering.

2.3 Verkeer en parkeren

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 25 woningen (de wijzigingsbevoegdheid maakt de bouw van 35 woningen mogelijk, maar het ontwerp biedt deze ruimte niet). Voor een woning wordt volgens een vuistregel uitgegaan van ca. 6 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dit betekent 150 motorvoertuigbewegingen per etmaal. In verhouding tot het aantal motorvoertuigbewegingen op de omliggende wegen, is dit een zeer beperkt aantal. De verwachte verkeerstoename als gevolg van deze ontwikkeling zal dermate gering zijn dat deze geen significante effecten heeft op de verkeerssituatie in de omgeving van het plangebied.

Er dient voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd te worden. Leidend hiervoor is het Parkeernormenbeleid 2015 van de gemeente Velsen. Aan de zuidzijde zullen, langs de weg, voldoende parkeervakken worden gerealiseerd ten behoeve van de rijwoningen. Bij de vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen dient op eigen terrein parkeergelegenheid te worden aangelegd.

In de kavelregels worden regels opgenomen ten aanzien van de realisatie van parkeergelegenheid.In de kavelregels is voor (half)vrijstaande woningen opgenomen dat minimaal twee parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden. Daarmee is voor deze (17) woningen voldoende parkeergelegenheid beschikbaar.

Uit de kavelregels en verkavelingsopzet blijkt dat maximaal 8 tussenwoningen mogelijk worden gemaakt, waar geen parkeergelegenheid op eigen terrein gecreëerd hoeft te worden.

De parkeernorm voor woningen waar geen parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gecreëerd is afhankelijk van het bruto vloeroppervlak (bvo). De norm varieert van 1,2 voor een kleine woning met een bvo kleiner dan 80 m2, tot 1,9 voor een zeer grote woning met een bvo groter dan 140 m2. De maximale parkeerbehoefte (wanneer 8 zeer grote woningen worden gerealiseerd) is 15,2. In de verkavelingsopzet die gehanteerd wordt zijn 27 parkeerplaatsen voorzien. Dit is voldoende om te voldoen aan de maximale parkeerbehoefte.

Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de vaststelling van het wijzigingsplan.

2.4 Natuurtoets en voortoets

Door Antea Group is in opdracht van de gemeente Velsen in juli 2015 een natuurtoets en een voortoets gedaan.

Aangezien de voorgenomen (ruimtelijke) ontwikkeling nabij het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid is gelegen, is een toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. De toetsing heeft plaatsgevonden middels een Voortoets. Vanwege de ligging nabij het NNN is tevens aan dit beschermingsregime getoetst. In het kader van de Flora- en faunawet zijn de effecten bepaald op aanwezige beschermde natuurwaarden (Natuurtoets).

De toetsen geven inzicht in de voorkomende en de te verwachten beschermde natuurwaarden in het plangebied in het kader van de Flora- en faunawet en de gevolgen van de geplande voorzieningen op de Natuurbeschermingswet 1998 en het NNN.

Conclusies en aanbevelingen
Natuurbeschermingswet 1998
In de voortoets is geconcludeerd dat uitgezonderd stikstof, effecten volgens de Effectenindicator op de website van het Ministerie van EZ niet verwacht worden op het Natura 2000-gebied. Toename van stikstofdepositie leidt potentieel tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied. De ontwikkeling van de woningen op de locatie Snippenbos maken echter onderdeel uit van een grotere gebiedsontwikkeling in Zeewijk. Deze ontwikkeling is ingezet in 2001 met het Masterplan Zeewijk. Op basis van dit Masterplan is de galerijflat aan de Keetberglaan gesloopt. Deze flat bevatte 144 woningen. In plaats van deze woningen zijn 103 woningen gebouwd langs de Keetberglaan. De 25 woningen die beoogd zijn op de locatie Snippenbos vormen een verdere aanvulling op dit aantal. Het aantal woningen gaat, na uitvoering van het project, van 144 naar 128. Er is dus sprake van een afname van 16 woningen. De afname van het aantal woningen leidt per saldo tot een afname van de stikstofdepositie voor deze locatie. Op de projectlocatie was tot voor kort een school met gymzaal aanwezig, deze is gesloopt.

Natuurnetwerk Nederland
De locatie waarvoor de gemeente Velsen een bestemmingsplanwijziging wil doorvoeren is niet gelegen in het Natuurnetwerk Nederland. Van directe aantasting van het NNN is daarom geen sprake. Van externe werking op het NNN is in de Provincie Noord-Holland geen sprake. Concluderend uit bovenstaande zijn negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN uitgesloten. Er is daarom geen noodzaak voor een compensatieplan.

Flora- en faunawet
Kort samengevat is het resultaat van het bureauonderzoek en het terreinbezoek dat in het plangebied beschermde soorten verwacht worden die de voorgenomen ontwikkeling kunnen beïnvloeden. Het betreft de mogelijke aanwezigheid van broedvogels, hazelworm en zandhagedis. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met het mogelijk voorkomen van zwaar beschermde foeragerende vleermuizen (Tabel 3-soorten) door lichtuitstraling te beperken.

Om te bepalen of hazelworm en zandhagedis daadwerkelijk in het plangebied voorkomen dient nader onderzoek plaats te vinden. De beste periode om nader onderzoek naar de zandhagedis uit te voeren is in het voorjaar, na de winterslaap, met (twee) inventarisatierondes in april en mei. Als in de periode juni - september wordt geïnventariseerd dan zullen meer rondes plaats moeten vinden (RVO, 2014). Indien (één van) de soorten worden aangetroffen dient ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. De aanwezigheid van deze beschermde Flora- en faunawetsoorten hoeft geen belemmering te vormen voor het wijzigingsplan. Als uit het vervolgonderzoek blijkt dat deze soorten voorkomen, zijn mitigerende en/of compenserende maatregelen nodig. In de bouwregels van art. 5 Wonen is hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, dient aangetoond te zijn dat er vanuit de Flora en Faunawet geen belemmeringen aanwezig zijn.

Verwacht wordt dat bomen en struiken in het plangebied in het broedseizoen worden gebruikt door broedvogels. Kapwerkzaamheden dienen plaats te vinden buiten het broedseizoen, namelijk in de periode van september t/m februari.

2.5 Bodem

Door Antea Group is in opdracht van de gemeente Velsen in augustus en september 2015 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd aan het Snippenbos te IJmuiden. De aanleiding voor het uitvoeren van het onderzoek is de voorgenomen functiewijziging van het perceel ten behoeve van de ontwikkeling van de locatie.

De bodem bestaat tot een diepte van 4,8 m –mv. uit matig fijn zand. In de bovengrond zijn zwakke bijmengingen met puin en/of baksteen aangetroffen. Op het maaiveld is zeer lokaal asbestverdacht plaatmateriaal aangetroffen.

In de zwak puin- en baksteenhoudende bovengrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan PCB, zware metalen en/of minerale olie gemeten. In de zintuigelijk schone bovengrond, in de ondergrond en in het grondwater zijn geen verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen gemeten.

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er op basis van dit onderzoek en het asbestonderzoek uit 2012 geen belemmeringen voor de geplande functiewijziging van het perceel. Wel dient rekening te worden gehouden met het plaatselijk voorkomen van mogelijk asbesthoudend plaatmateriaal op het maaiveld. Indien dit wordt aangetroffen, dient dit te worden afgevoerd naar een erkend verwerker.

Mogelijk dient er bij de herinrichtingswerkzaamheden grond van de locatie te worden afgevoerd. Dit onderzoek is niet geschikt om een uitspraak te doen over de hergebruiksmogelijkheden van deze grond buiten het onderzoeksterrein. Hiervoor dient een onderzoek te worden uitgevoerd zoals omschreven in het Besluit bodemkwaliteit. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Het plangebied valt geheel in de klasse 'wonen'. Bij grondverzet dient de kwaliteit van de toe te passen grond te worden vastgesteld door middel van een partijkeuring. Een toe te passen partij grond dient te voldoen aan de kwaliteitsklasse 'Achtergrondwaarde'.

2.6 Milieu- en omgevingsaspecten

In deze paragraaf worden de milieuaspecten behandeld waarvoor geen separaat onderzoek is uitgevoerd. De overige onderzoeksrapportages zijn opgenomen als bijlage.

2.6.1 Cultuurhistorie

In het bestemmingsplan moet rekening gehouden worden met eventueel voorkomende
cultuurhistorische waarden. Het Besluit ruimtelijke ordening (art. 3.1.6) regelt dat in de
toelichting van het bestemmingsplan verantwoord moet worden op welke wijze rekening met deze waarden gehouden is. In het plangebied en de directe omgeving komen geen rijks-, provinciale of gemeentelijke monumenten of een beschermd stads- en dorpsgezicht voor. Voor de gemeente Velsen zijn geen andere cultuurhistorische waarden aangewezen. Ten aanzien van archeologische waarden is een separaat onderzoek uitgevoerd. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor het voornemen.

2.6.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, over transportroutes en/of ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's voor mensen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (2011).

Met behulp van de Risicokaart Nederland is bepaald dat in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn ten aanzien van externe veiligheid. In de nabij omgeving zijn twee bedrijven aanwezig die werken met ontplofbare stoffen. Dit zijn de bedrijven Halliburton en Schlumberger. Op 19 juli 2006 is door het toenmalige ministerie van VROM een circulaire uitgebracht waarin is aangegeven hoe de aan te houden veiligheidsafstanden tussen opgeslagen ontplofbare stoffen en kwetsbare objecten moet worden bepaald.

De aan te houden veiligheidszones zijn door de Omgevingsdienst IJmond op basis van de Circulaire vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0808KEETBERGLAA1-R001_0004.png"

Op dit moment (6-8-2015) geldt dat het plangebied is gelegen in de C-zone van Halliburton. De revisievergunning voor Halliburton waarin bovenstaande maatregelen worden voorgeschreven is nog niet in procedure gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0808KEETBERGLAA1-R001_0005.png"

Afbeelding 2.6.2.1: Uitsnede risicokaart met C-zone Halliburton ingetekend.

In de C-zone van Halliburton zijn gebouwen met vlies-of gordijngevelconstructies en gebouwen met zeer grote aaneengesloten glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevinden, niet toegestaan.

Het verkavelingsplan voorziet in 13 vrijstaande en half vrijstaande woningen. De exacte verkaveling van de overige woningen wordt in het wijzigingsplan niet vastgelegd. Het totaal aan woningen dat mogelijk gemaakt wordt door het wijzigingsplan is minimaal 21 en maximaal 25.

Conclusie
Het plan voldoet. Er wordt voldaan aan eisen die de circulaire stelt.

2.6.3 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geldt dat geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

Dit wijzigingsplan voorziet weliswaar in de mogelijkheid om woningen te bouwen, maar zal een dergelijke hoeveelheid niet halen en daarom kan geconcludeerd worden dat door de ontwikkeling, die in het wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren.

2.6.4 Milieuhinder

Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand dient dan bijvoorbeeld om ter plaatse van een kwetsbaar object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren. De nieuw te bouwen woningen mogen niet worden gehinderd door de bestaande functies, maar de bestaande functies mogen ook niet worden beperkt door de beoogde ontwikkeling.

Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De genoemde VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven. Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie   grootste richtafstand  
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  


De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen als indicatief te worden
beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden
overschreden indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de
indeling. De Staat is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:

  • bedrijfsgrootte, productiecapaciteit opgesteld vermogen, aantal productiemedewerkers, terreinoppervlakte en dergelijke;
  • verouderingsgraad, nieuwe ontwikkelingen;
  • productiewijze.

De afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde bedrijven, in het Havengebied IJmuiden, is ruim groter dan de richtafstanden uit bovenstaande tabel. Milieuhinder van bedrijven levert dan ook geen belemmeringen op voor het plan.

2.6.5 Geluid

Nabij het plangebied zijn geen gezoneerde wegen aanwezig. Op grond van de Wet geluidhinder is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Voor niet-zoneplichtige wegen gelden formeel geen grenswaarden. Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden de geluidbelastingen veelal wel getoetst aan de (voorkeurs)grenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder wel.

Het plan grenst aan de weg Keetberglaan, overgaand in Snippenbos. Op beide wegen vindt slechts bestemmingsverkeer plaats en geldt een maximum snelheid van 30 km/uur.

De geluidbelastingen op de gevels van de woningen vanwege dit verkeer blijven, vanwege de lage intensiteiten, naar verwachting ruim beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarom geoordeeld dat de woningen goed inpasbaar zijn.

2.6.6 M.e.r. beoordeling

Wettelijk kader
Op grond van het Besluit milieueffectrapportage dient in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de C- of D-lijst, aandacht te worden besteed aan de m.e.r. Concreet voor deze situatie heeft de ontwikkeling betrekking op een ontwikkeling zoals genoemd in de D-lijst, categorie D 11.2 ('De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'). Voor categorie D11.2 geldt (onder andere) een drempelwaarde van 2.000 woningen. Onder deze drempelwaarden behoeft geen m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen te worden, maar kan volstaan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt gebruik gemaakt van de uitgangspunten van Bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r. Daarbij komen de volgende onderdelen aan bod:

  • Kenmerken van het project
  • Plaats van het project
  • Kenmerken van het potentiële effect

Kenmerken van het project
Aan het Snippenbos wordt binnen een wro-zone wijzigingsgebied middels een wijzigingsplan de realisatie van maximaal 35 woningen mogelijk gemaakt. Voor de woningen worden kavelregels opgesteld. Ze worden gerealiseerd op een braakliggend terrein tussen bestaande woningen aan het Snippenbos en aan de Keetberglaan. De verkavelingsopzet volgt de opzet van de bestaande woonwijken aan weerszijden van het wijzigingsgebied. Het plan faciliteert in kleinschalig particulier opdrachtgeverschap om een groen-stedelijk woonmilieu te creëren.

Plaats van het project
De woningen worden gebouwd binnen de bebouwde kom en binnen een bestaande wijk. Het project ligt dan ook niet in de Ecologische Hoofdstructuur. Wel ligt het op korte afstand van het Natura 2000-gebied Kennemerduinen. Er zijn geen belangrijke archeologische of andere cultuurhistorische waarden aanwezig.

Kenmerken van potentiële effecten
In de voorgaande paragrafen en de overige bijbehorende rapportages zijn de verschillende milieuthema's besproken en beoordeeld. Daaruit is geconcludeerd dat hieruit geen belemmeringen voortvloeien voor de realisatie van het plan. Op de verschillende onderdelen zijn geen negatieve effecten op de milieuaspecten, archeologie en cultuurhistorie, natuur en water te verwachten. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat het project geen nadelige effecten heeft voor het milieu.

Conclusie
Het is niet nodig een m.e.r.-procedure ten behoeve van de ontwikkeling te doorlopen.

2.7 Archeologie

Door Antea Group is in opdracht van de gemeente Velsen in juli 2015 een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd.

Op basis van het uitgevoerde bureau- en veldonderzoek blijkt dat in het plangebied duinafzettingen van de Jonge Duinen aanwezig zijn. Onder de Jonge Duinafzettingen kunnen mogelijk Oude Duinafzettingen aanwezig zijn, een overgang hierin is echter niet waargenomen. De top van de duinafzettingen is hoogstwaarschijnlijk geëgaliseerd. In de duinafzettingen zijn, met uitzondering van boring 9, geen vegetatiehorizonten, bodemvorming of cultuurlagen waargenomen. In boring 9 is op 2,55 m –mv. een zeer dunne vegetatiehorizont van circa 1 cm waargenomen, deze is in de overige boringen niet waargenomen. Archeologische indicatoren zijn niet aangetroffen. De in het bureauonderzoek veronderstelde bodemopbouw komt overeen met de conclusies van het veldonderzoek.

Conclusie
Op basis van het bureau- en veldonderzoek wordt aanbevolen de verwachtingswaarde bij te stellen naar laag en daarmee het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen tot 3,0 m –mv. De verwachtingswaarde kan naar beneden worden bijgesteld vanwege de afwezigheid van goed ontwikkelde vegetatie- of bodemhorizonten en de afwezigheid van cultuurlagen. Daarnaast is de top van de duinafzettingen hoogstwaarschijnlijk geëgaliseerd.

Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: telefoon 033-4217456). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook.

2.8 Duurzaam bouwen

Door middel van kleinschalig opdrachtgeverschap maakt de gemeente Velsen het mogelijk dat mensen zelf hun eigen droomhuis bouwen in kluspanden en op kavels, de zelfbouw genoemd. Duurzaam bouwen draagt bij aan een goede kwaliteit van de woning met behoud van toekomstwaarde. Particuliere bouwers worden door de gemeente Velsen en de Omgevingsdienst IJmond gestimuleerd om duurzaam te bouwen. Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu-)belasting ontstaat. Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening). Het instrument GPR Gebouw is een hulpmiddel, daarnaast kan veel informatie worden ingewonnen bij de Omgevingsdienst IJmond.

Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Velsen en de Omgevingsdienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in "Kwaliteit en duurzaam bouwen" en in het milieubeleidsplan 2008-2012.

De nieuwe beleidsplannen zijn in ontwikkeling; voorlopig wordt uitgegaan van de bestaande milieubeleidsplannen 2008-2012 en voor de toekomst geanticipeerd op nieuw beleid. Aangezien de aanscherping van het beleid voor duurzaam bouwen een dynamisch traject is, dienen bouwinitiatieven getoetst te worden aan het op dat moment geldend beleid. De ambities worden vertaald in scores door middel van GPR Gebouw. Daarnaast heeft de gemeente Velsen heeft een klimaatprogramma voor de periode 2010-2020 vastgesteld "Velsen, Stad van de Zon, Zee en Wind".

In de beleidsdoelstellingen is de stimulering van duurzaam bouwen en de toepassing van het instrument GPR Gebouw opgenomen. Buiten de bestaande normen vanuit het Bouwbesluit richt het beleid ten aanzien van duurzaam bouwen zich op een hoger ambitieniveau. Aangezien de aanscherping van het beleid voor duurzaam bouwen een dynamisch traject is, dienen bouwinitiatieven getoetst te worden aan het op dat moment geldend beleid.

De ambitie van de gemeente Velsen is minimaal een 7 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.

Landelijk en Europees beleid
In 2013 is het Energieakkoord van kracht geworden. De gemeenten onderschrijven de voorwaarden uit het Energieakkoord; aan energie energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend; besparing van het energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar, een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking van 4,5% in 2013 naar 14% in 2020 en een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader) in 2015 aangescherpt van 0,6 naar 0,4. Richting 2020 wordt toegewerkt naar "Bijna Energie Neutrale Gebouwen" (hierna BENG).

Het Europees beleid is erop gericht dat nieuwe gebouwen na 2020 geen of heel weinig energie gebruiken. De energie die nog nodig is moet in belangrijke mate afkomstig zijn uit hernieuwbare bronnen. Dit is vastgelegd in de herziene Europese richtlijn EPBD uit 2010.

Het Nationaal Plan voor het bevorderen van BENG in Nederland beschrijft het Nederlandse beleid om te komen tot BENG na eind 2018, respectievelijk 2020. In het Nationaal Plan staat wat onder (BENG) verstaan wordt.

GPR Gebouw
GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema's van duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen.

Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Velsen het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10.

Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.

Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste ambitieniveau.

Per project wordt door de Omgevingsdienst IJmond (gratis) digitaal een sublicentie voor het programma GPR Gebouw verstrekt.

Hoofdstuk 3 Juridisch bestuurlijke aspecten

3.1 Inleidende bepalingen

In de inleidende bepalingen is aangegeven wat de naam van het plan is en waaruit dit wijzigingsplan bestaat.

3.2 Bestemmingsbepalingen

De bestemmingsbepalingen van het 'moederplan' gelden ook voor dit wijzigingsplan. In het wijzigingsplan zijn de bepalingen 'groen', 'verkeer', wonen' en 'waarde - archeologie' opgenomen.

3.3 Algemene bepalingen

Het wijzigingsplan Keetberglaan is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.

 

Hoofdstuk 4 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van maximaal 25 woningen mogelijk. De locatie waarvoor de ontwikkeling is voorzien, is in eigendom van de gemeente Velsen. Het plan wordt ontwikkeld door particulieren. Ten behoeve van de ontwikkeling zal door betrokken partijen een overeenkomst worden gesloten. Hierdoor zal het vaststellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet nodig zijn, omdat de kosten anderszins zijn verzekerd.

4.1 Risicoanalyse planschade

Door Antea Group is in opdracht van de gemeente Velsen in juli 2015 een risicoanalyse opgesteld met betrekking tot planschade. De uitkomsten van deze analyse zijn als volgt.

De planologische wijziging ten behoeve van het oprichten van woningen op het perceel aan het Snippenbos te IJmuiden leidt tot een beperkt planologisch nadeel voor de omliggende woonpercelen aan Keetberglaan 300-310, Snippenbos 1-5 en Snippenbos 65-81. Dit nadeel leidt tot een waardevermindering van genoemde percelen welke uitéénloopt van > 2% tot maximaal 3,5%.

Nu de ontwikkeling in de ‘lijn der verwachting’ ligt en de waardevermindering voor de omliggende percelen beperkt is, blijft de schade voor eigen rekening van de betrokken eigenaren uit hoofde van normaal maatschappelijk risico.