direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Lagersstraat
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.WP0707LAGERSSTRAA1-R001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor het wijzigingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt ingegaan op het vigerende bestemmingsplan, dat met het wijzigingsplan deels wordt herzien.

1.1 Aanleiding

De directe aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen, is de door de gemeente in gang gezette herontwikkeling van de locatie. Op de locatie wordt woningbouw mogelijk gemaakt. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een aanpassing van het bestemmingsplan nodig.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelijk aan het gebied dat in het moederplan 'IJmuiden Oost' (zie paragraaf 1.4 Vigerend bestemmingsplan) is aangewezen als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 6'. De locatie ligt in de woonkern IJmuiden, hoek Lagersstraat, Willebrordstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0707LAGERSSTRAA1-R001_0001.png"

Afbeelding 1.2.1 Plangebied

1.3 Doel

Het nieuwe wijzigingsplan voorziet in een planologisch kader waarbinnen de ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan voor het plangebied (en tevens moederplan) is bestemmingsplan 'IJmuiden-Oost' met IMRO code NL.IMRO.0453.BP0700IJMUIDENOOS1-R001, vastgesteld door de gemeenteraad op 21 december 2017. Dit bestemmingsplan komt met het in werking treden van het wijzigingsplan gedeeltelijk te vervallen.

Hoofdstuk 2 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

In het moederplan 'IJmuiden-Oost' (zie paragraaf 1.4 Vigerend bestemmingsplan) is de planlocatie in art. 27.1.9 aangewezen als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 6'.

Hieronder zijn de wijzigingsbevoegdheid en de daarbij behorende voorwaarden genoemd:

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 6' (De Vliegende Hollander) zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Groen' waarbij de volgende randvoorwaarden gelden:

  • 1. In totaal zijn maximaal 18 woningen (grondgebonden woningen en/of appartementen) toegestaan;
  • 2. De oppervlakte van de woningen moet worden afgestemd op de woonvisie;
  • 3. De maximale bouwhoogte is aan de voorzijde 6 meter, daarbovenop mag een 2 meter terugspringende derde bouwlaag met een maximale bouwhoogte van 9 meter;
  • 4. De maximale rooilijnen zoals geschetst in onderstaande figuur moeten worden aangehouden;
  • 5. De voorgevels van de woningen dienen gericht te zijn op de straat;
  • 6. Het plan dient te voldoen aan het Parkeernormenbeleid zoals vigerend op het moment van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0707LAGERSSTRAA1-R001_0002.png"

Afbeelding 2.1 Wijzigingsgebied 6 in bestemmingsplan IJmuiden Oost

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

De gemeente Velsen wil aan de Lagersstraat kavels uitgeven voor zelfbouw in het kader van het zogenaamde Kleinschalig Opdrachtgeverschap (KO).De locatie betreft een voormalige school (De Vliegende Hollander / Theo Thijssen-school). Het gebouw staat thans leeg en zal gesloopt worden.

Door het aanbieden van kavels op verschillende locaties met een variatie aan kavelgrootte en bebouwbaar oppervlak, ontstaat een brede diversiteit in het aanbod. Nu is het voor velen mogelijk om de “ultieme wooncarrière” te maken.

Op de locatie zullen 14 kavels worden uitgegeven voor woningbouw.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, onderzoek en verantwoording

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op diverse sectorale aspecten die van belang zijn voor het wijzigingsplan.

4.2 Groen & spelen

Groen

Volgens het groenbeleidsplan "ruimte voor Groen", wat momenteel geldend is, maakt het groen binnen het plangebied geen onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur.

Het groen is geclassificeerd als "groen met compensatieregeling". Dat betekent dat het een belangrijke bijdrage levert met name aan de leefomgeving. Voor dit groen staat behoud voorop. Vermindering van groenoppervlakte mag niet plaatsvinden tenzij er een zwaarder wegend maatschappelijk belang dat noodzakelijk maakt. Het criterium "de leefbaarheid van een wijk of wijkonderdeel door de ingreep sterk wordt verbeterd en het belang op langere termijn nog aanwezig is" is hier van toepassing.

Volgens voornoemd plan is er een aantal compensatiemethoden mogelijk zowel kwantitatieve compensatie als kwalitatieve compensatie.

Bij deze locatie is gekozen voor kwalitatieve compensatie. De oppervlakte groen wordt niet sterk verminderd. Voor een aantal leibomen wordt onderzocht of verplanten naar een andere locatie mogelijk is.

Spelen 

Het is niet nodig om formele speelruimte in het plangebied in te plannen. Binnen 150 meter van de locatie is een grote speelplek voor jonge en oudere kinderen. Bovendien heeft deze plek een voetbalkooi. Deze speelplek vervult een wijkfunctie.

Ten oosten van de locatie is veel informele speelruimte in het plantsoen aan de Willebrordstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0707LAGERSSTRAA1-R001_0003.png"

Afbeelding 4.2.1: inrichtingsschets terrein

4.3 Stedenbouw

De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn opgenomen als voorwaarde voor de wijzigingsbevoegdheid, zie hoofdstuk 2. Er is gekozen voor een verkavelingsopzet die aansluit bij de reeds aanwezige stedenbouwkundige structuur. Aan de zijde van de Willebrordstraat wordt met een 2-onder-1-kapwoning aangesloten op de reeds bestaande woningen. Haaks daarop accentueert een blokje rijwoningen de kop van de locatie zodat een relatie wordt gelegd met de IJmuiderstraatweg. De voorruimte van deze kop krijgt een groene inrichting in aansluiting op het Willebrordpark. Het parkeren wordt opgenomen in dit groen. Ook de Lagersstraat wordt begeleid door een blok rijwoningen. Aan de Ratelsstraat wordt conform bestaande situatie uitgegaan van een groenstrook.

4.4 Verkeer & vervoer

Ontsluiting

Alle nieuwe woningen alsmede het parkeerterrein ten oosten daarvan worden voor de auto ontsloten via de Lagersstraat.

Parkeren

In de parkeerbehoefte die het plan genereert, dient conform het vigerende parkeernormenbeleid van de gemeente Velsen te worden voorzien. In het algemeen geldt voor grondgebonden woningen een parkeernorm tussen de 1,9/woning (>140m2 bvo) en 1,2/woning (80m2 bvo). Deze normen zijn inclusief een bezoekersaandeel van 0,5-0,3 per woning. In de nota zijn tevens normen opgenomen ten aanzien van de 'praktische parkeercapaciteit' bij woningen. Hierin staat hoe de norm wordt toegepast bij garages en opritten.

In het plangebied mag de openbare parkeergelegenheid aan de wegzijden van de Lagersstraat, Ratelsstraat en Willebrordstraat die gelegen zijn aan het te ontwikkelen perceel worden toegerekend aan de bouwontwikkeling.

4.5 Wonen

Een van de doelen van het woonbeleid afgelopen jaren voor IJmuiden is om te komen tot meer differentiatie in de woningvoorraad waarbinnen de huidige bewoners een wooncarrière kunnen maken en waar ook vestigers uit alle inkomenscategorieën zich in redelijke mate kunnen vestigen. De woningvoorraad van IJmuiden is relatief eenzijdig samengesteld.

De achtereenvolgende woningmarktonderzoeken laten zien dat de verhuisgeneigdheid in IJmuiden relatief groot is. Bewoners uit IJmuiden willen wel in IJmuiden blijven wonen. De bestaande woningvoorraad sluit niet aan bij de vraag van de verhuisgeneigden. De ontwikkeling van een wooncarrière binnen IJmuiden wordt belemmerd door het ontbreken van voldoende differentiatie in de soorten en prijsklassen van de woningen. Door te bouwen in het gewenste segment kan de doorstroming worden bevorderd. Naarmate het woningaanbod meer gedifferentieerd is en nieuwbouw goed aansluit op de bestaande voorraad, worden de kansen op het maken van een wooncarrière groter.

Het kleinschalig opdrachtgeverschap biedt inwoners de kans om een woning naar eigen inzicht te realiseren en mogelijk een stap in de wooncarrière te maken binnen IJmuiden.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied.

5.1 Vormvrije Mer beoordeling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Voor de ontwerp-wijzigingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Planspecifiek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 14 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Omdat het college bevoegd gezag is voor de vaststelling van het wijzigingsplan, is het college tevens bevoegd gezag om het m.e.r.-beoordelingsbesluit te nemen. Dit besluit is separaat genomen.

5.2 Bedrijven en milieuhinder

Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium "een goede ruimtelijke ordening".

Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden (zie tabel) die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening. De publicatie is niet bedoeld om bestaande historisch gegroeide situaties te heroverwegen.

De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.

Planspecifiek
Het plangebied is omgeven door woningen. Op circa 65 meter is detailhandel toegestaan. Daarnaast zijn op circa 80 meter bedrijven toegestaan die toelaatbaar zijn in gebieden met functiemenging. Geen van deze functies worden belemmerd door dit plan.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt dan ook geen belemmering voor dit plan.

5.3 Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bev-I), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (c-RNVGS inclusief het Basisnet) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bev-B).

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 /jaarcontour (wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd worden.

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt van minimaal 10 personen. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Nagegaan moet worden of op het gebied van externe veiligheid belemmeringen of beperkingen worden ondervonden voor het te nemen onderliggend ruimtelijk besluit. Hierbij is getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden.

Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:

  • bedrijven, waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;
  • transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding.


Planspecifiek
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied/200 meter toetsingszone voor één van de volgende risicobronnen:

  • Het Noordzeekanaal,
  • een Aardgastransportleiding,
  • route vervoer gevaarlijke stoffen.


Risico-inventarisatie

Noordzeekanaal
De PR-contour van het Noordzeekanaal ligt niet buiten de oevers. Het plangebied ligt dan ook niet binnen de PR contour. Het groepsrisico van het Noordzeekanaal ligt onder de 0,1 x de oriënterende waarde.

Aardgastransportleiding
Het plangebied ligt binnen het invloedgebied van aardgastransportleiding W-534-05.

In 2012 heeft de Gasunie de risico`s van de buisleiding berekend (GasUnie, kwantitatieve risicoanalyse, blok j14). Uit de resultaten van beide risicoanalyses blijkt dat de buisleiding geen 10-6/jaar PR-contour heeft.

Het groepsrisico van de hogedruk aardgastransportleiding ligt onder de 0,1 x de oriënterende waarde.

Route gevaarlijke stoffen
Over de Kanaaldijk loopt een route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze weg heeft geen PR contour. Het groepsrisico van de Kanaaldijk ligt onder de 0,1 x de oriënterende waarde.

Ontwikkeling
Met het plan wordt de transformatie van een schoolgebouw naar woningbouw mogelijk gemaakt. Het aantal aanwezige personen binnen de invloedsgebieden neemt hierdoor af. Het groepsrisico zal niet toenemen en blijft in alle gevallen onder de 0,1 maal de oriënterende waarde.

5.4 Luchtkwaliteit

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het Besluit niet in betekende mate bijdragen en drie regelingen.

De volgende grenswaarden (jaargemiddeld, tenzij anders vermeld) zijn opgenomen in de Wet milieubeheer:

  • Zwavel (SO2): 24 uur gemiddelde 125 microgram/m3
  • Stikstofdioxide: 40 microgram/m3
  • Fijn stof (PM10): 40 microgram/m3
  • Fijn stof (PM2,5): 25 microgram/m3
  • Koolstofmonoxide: 8 uurgemiddelde 10000 microgram/m3
  • Benzeen: 5 microgram/m3
  • Lood: 0,5 microgram/m3

In de praktijk zijn alleen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof van belang.

Planspecifiek
Het plan betreft een relatief kleinschalige woningbouwontwikkeling waarbij geen grote toename van de verkeers- of verbrandingsemissies zijn te verwachten.

Uit de Monitoringstool (www.nsl-monitoringstool.nl) blijkt dat in het plangebied ruimschoots kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. De conclusie is dat de luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor het vaststellen van het plan.

5.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidzones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidzone moet voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.

Woningen, scholen, kinderdagverblijven, zieken- en verzorgingshuizen, woonwagenterreinen en aangewezen ligplaatsen voor woonschepen zijn geluidgevoelige bestemmingen volgens de Wet geluidhinder.

Als de geluidbelasting op de gevel van de nieuwe geluidgevoelige bestemming de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt, en deze kan door redelijke maatregelen niet worden teruggebracht, moet gelijktijdig met de planprocedure door het bevoegd gezag in het kader van de Wet geluidhinder een hogere waarde voor de geluidbelasting worden vastgesteld. Een hogere waarde voor de geluidbelasting kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron.

Planspecifiek

Wegverkeerlawaai
De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel van woningen bedraagt 48 dB. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, vanwege een weg mag niet hoger worden vastgesteld dan 53 dB in buitenstedelijk gebied en 63 dB in stedelijk gebied. Voor woningen in een zone van een autosnelweg geldt altijd het beschermingsniveau voor buitenstedelijk gebied.

De locatie is gelegen in de zone voor wegverkeerslawaai vanwege de omliggende 50 km/uur wegen. Dit zijn de IJmuiderstaatweg, Willebrordstraat en de De Noostraat. De Kanaaldijk is een weg met maximale snelheid van 70 km/uur. Uit een akoestische prognose berekening (rapportage 23 augustus 2018 onder ODIJ-Z-18-053297 rapport/ versie 1) in het programma Geomilieu is gebleken dat ten gevolge van deze wegen de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Voor de overige wegen geldt een snelheid van 30 km/uur. Deze wegen hebben geen zone.

Industrielawaai
De locatie is gelegen in de zone van het geluidgezoneerd industrieterrein IJmond. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 50 dB(A) een hogere grenswaarde is tot maximaal 55 dB(A) toegestaan. Op basis van de zone kaart ligt de locatie tussen de 50 dB(A) en 55 dB(A) contour. En de zonebeheerder heeft aangegeven dat de geluidsbelasting op de planlocatie 55 dB (A) bedraagt. Voor het plan zal een hogere waarde voor industrielawaai worden vastgesteld.

Spoorweglawaai
Het plangebied ligt niet binnen de geluidzone van een spoorlijn.

Schiphol
Het plangebied ligt niet binnen het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol.

Het plangebied ligt niet binnen de 20 KE-contour vanwege Schiphol uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Conclusie

Voor het plan dient een hogere waarde voor industrielawaai te worden vastgesteld. Het ontwerphogerewaardenbesluit heeft tegelijkertijd met het ontwerpwijzigingsplan ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen t.a.v. het ontwerphogerewaardenbesluit ingediend.

5.6 Bodem

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de kwaliteit van de bodem ter plaatse. Het is wettelijk verboden om te werken in sterk verontreinigde grond zonder benodigde veiligheidsmaatregelen en meldingen. Om te kunnen bepalen of de bodem in het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik dient bij voorgenomen bouwactiviteiten een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Uit het historisch onderzoek kan blijken dat (op een deel van een locatie) reeds een recent bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. In dat geval kan mogelijk worden volstaan met de resultaten van dat bodemonderzoek mits het uitgevoerde onderzoek voldoende betrekking heeft op het te ontwikkelen terrein. Uit het historisch onderzoek kan tevens blijken dat in een eerder uitgevoerd bodemonderzoek een verontreiniging is aangetoond die een belemmering zou kunnen vormen voor het beoogde gebruik. Indien uit een verkennend bodemonderzoek blijkt dat er een verontreiniging is aangetoond dan dient een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd om de eventuele ernst van de verontreiniging en eventuele noodzaak tot bodemsanering vast te stellen. Wanneer de locatie naar aanleiding van het historisch of verkennend bodemonderzoek als asbestverdacht wordt aangemerkt dan dient tevens een asbestonderzoek te worden verricht conform de geldende normen.

In de gemeente Velsen is het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Bij grondverzet dient de kwaliteit van de bodem te worden vastgesteld door middel van partijkeuringen. Dit geldt zowel voor de kwaliteit van de toe te passen grond als van de ontvangende bodem. Om een partij grond te mogen toepassen moet de partij worden getoetst aan zowel de bodemkwaliteit van de ontvangende bodem als aan de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. Bij deze dubbele toets geldt dat de kwaliteitsklasse van de toe te passen partij grond moet voldoen aan de strengste norm.

Planspecifiek
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek (Kwinfra, Verkennend bodem- en asbestonderzoek Lagersstraat 15-15Ate IJmuiden",rapportnr. 17180, 4 mei 2018) zijn er op milieu hygiënische belemmeringen aanwezig voor de herontwikkeling en functiewijziging van het perceel ten behoeve van woningbouw. Op basis van het bodemonderzoek blijkt dat op de westzijde van het perceel een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is (meer dan 25 m3 grond met gehalten (zink) boven de interventiewaarde). Hoewel de omvang niet exact bepaald is, is de omvang op het perceel vermoedelijk beperkt. Na de sloop en verwijdering van de huidige bebouwing dient aanvullend bodemonderzoek te worden verricht om de omvang van de sterke zinkverontreiniging in de grond te bepalen. Voorafgaande de nieuwe bestemming van het perceel dient de aanwezige sterke verontreiniging te worden gesaneerd. Hiervoor dient een BUS-melding of saneringsplan te worden opgesteld en ter goedkeuring te worden aangeboden aan het bevoegd gezag (Omgevingsdienst IJmond). Voordat op de percelen voor woningbouw mag worden gebouwd moet dit zijn uitgevoerd en afgerond.

5.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden in het plangebied. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Sinds 2017 zijn beide thema's opgenomen in de Wet natuurbescherming. De taken op grond van deze wet zijn gedecentraliseerd.

Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000 gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. Ecologisch onderzoek naar effecten van plannen op Natura 2000 gebieden staat bekend als de 'Habitattoets'. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde "passende beoordeling" als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten die bij de beoordeling van mogelijke invloed op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden aan de orde komen zijn: oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, vermesting door stikstofdepositie, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering. Voor bestemmingsplannen, bouwplannen of andere activiteiten, kan het noodzakelijk zijn dat een Wet natuurbeschermingsvergunning aangevraagd dient te worden.

Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Gebieden die deel uitmaken van het NNN zijn aangewezen in een provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het gaat om:

  • bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken
  • gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd
  • landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer
  • grote wateren: meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee
  • alle Natura 2000-gebieden.

Soortbescherming
Soortbescherming wordt eveneens geregeld in de Wet natuurbescherming. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Ten opzichte van voorheen zijn er minder soorten, en ook andere soorten beschermd. Belangrijk is het gegeven dat beschermde soorten ook buiten natuurgebieden voorkomen.

De soortenbescherming in de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Bij ieder regime is een ander afwegingskader voor het verlenen van ontheffingen van toepassing. Voor soorten die vallen onder Vogel- of Habitatrichtlijn wordt ontheffing van de verbodsbepalingen slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang
  • er geen alternatief is
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.


Het bevoegd gezag kan voor de soorten die zijn opgenomen in het 'beschermingsregime andere soorten' een vrijstellingsbesluit nemen. Het vrijstellingsbesluit van de provincie Noord-Holland is te vinden op de internetsite: https://www.noord-holland.nl/ Onderwerpen/Natuur/Natuurbescherming.

In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet.

Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden sommige verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming niet.

Planspecifiek
Het plan betreft het bouwen van woningen op een locatie waar de huidige bebouwing wordt gesloopt. Er is om deze reden een ecologisch onderzoek uitgevoerd (Aandacht Natuur, 2018). Uit het onderzoek blijkt dat er mogelijk verblijfsplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn in de te slopen bebouwing. Er dient daarom aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd naar verblijfsplaatsen van vleermuizen. Het vleermuisonderzoek heeft plaats te vinden conform het protocol voor vleermuisinventarisaties (Vleermuisvakberaad NGB & Zoogdiervereniging, maart 2017). Uit het aanvullend onderzoek blijkt dat er geen ontheffing van de Wet natuurbescherming dient te worden aangevraagd.

Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat binnen de planlocatie geen vleermuizen voorkomen. In de straten zuidelijk van de school is waarschijnlijk een verblijfplaats van vleermuizen aanwezig, er is geen relatie met de school. Er is dan geen ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig.

Het plangebied ligt op circa 1 kilometer van beschermd Natura 2000 gebied. Gezien de beperkte omvang van het plan, het feit dat de woningen bijna energie neutraal moeten zijn en geen aardgasaansluiting krijgen zal de ontwikkeling geen effecten op het Natura 2000 gebied hebben.

5.8 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen
Bij duurzaam bouwen worden bouwwerken op een wijze gerealiseerd waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast. In elke fase van het bouwproces dient rekening te worden gehouden met duurzaam bouwen. De gemeente Velsen heeft in 2002 duurzaam bouwen beleid vastgesteld. Het beleid is gedefinieerd aan de hand van de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen. Belangrijk is om duurzaam bouwen zo vroeg mogelijk in het bouwproces mee te nemen. Voor nieuwe woningbouw hanteert de gemeente een ambitie van 150 punten op de Maatlat Duurzame Woningbouw. Bij de keuze van de maatregelen op de Maatlat Duurzame Woningbouw de nadruk leggen op de thema's energie en materialen.

Klimaatbeleid
In 2002 heeft de gemeente Velsen het Klimaatbeleid vastgesteld. Het Klimaatbeleid is gestoeld op de afspraken in het Kyoto-protocol. Nederland moet in de periode 2008-2012 6% minder broeikasgassen uitstoten dan in 1990. Hierin hebben de gemeenten een taakstelling.

De randvoorwaarden vanuit het klimaatbeleid voor de toekomstige woningen in de gemeente Velsen zijn:

  • Realiseer lage Energieprestatiecoëfficiënt (EPC-waarden) (5-10% verscherpt t.o.v. bouwbesluit),
  • Pas duurzame energie toe,
  • Pas zongerichte verkaveling toe (minimaal 75%),
  • Rust alle woningen uit met een lage temperatuurverwarmingssysteem (LTV).

De gemeente Velsen heeft een klimaatovereenkomst met de provincie (het CO2-servicepunt) ondertekend. Met de ondertekening hebben ontwikkelaars in de gemeente toegang tot de zogenoemde duurzame energie- lijst. De provincie subsidieert CO2-emissie reducerende technieken zoals zonneboilers, PV-systemen en lagere temperatuurverwarmingssysteem (LTV).

5.9 Cultuurhistorie

Velsen is een gemeente met een rijke archeologische bodem, waarin zich de sporen van vijftig eeuwen menselijke aanwezigheid hebben opgestapeld. In de actuele wet- en regelgeving is de relatie archeologie en ruimtelijke ordening in toenemende mate versterkt. Het betreft:

  • Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007),
  • Aanpassing van de Monumentenwet 1988,
  • De Erfgoedwet 2016
  • De opname van bovengenoemde wetgeving in de Wet ruimtelijke ordening (Wro),
  • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
  • Nieuwe Omgevingswet (2021)

Bovendien heeft een sterke decentralisatie van verantwoordelijkheden voor het archeologisch erfgoed plaatsgevonden naar de gemeente. Een uitwerking van deze verantwoordelijkheden is de op 6 april 2017 vastgestelde Beleidsnota Archeologie Velsen met bijbehorende beleidskaart, die daarmee mede de basis vormt van de bestemmingsplannen in Velsen. Deze beleidskaart is gebaseerd op een uitgebreide inventarisatie van archeologische en aardkundige gegevens, van verwachtingsmodellen, verstoringenkaarten, bestaande literatuur, historische en recente kaarten, het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) en informatie van professionele en plaatselijke deskundigen. Het onderzoek van al deze bronnen heeft geleid tot de Beleidskaart Archeologie Velsen, ingericht in een aantal zorgvuldig toegesneden archeologische deelgebieden.

In maart 2018 is, in opdracht van de gemeente Velsen, door Archeologenbureau Argo een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het terrein aan de Lagersstraat te IJmuiden in de gemeente Velsen.

Het doel van het onderhavige onderzoek was het verwerven van informatie aan de hand van bestaande bronnen over bekende of te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied een kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd, waarbij met name de kans op resten uit het Laat Neolithicum tot aan de Middeleeuwen als hoog wordt ingeschat. Er is dan ook geadviseerd een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een verkennend booronderzoek.

In mei 2018 is door Archeologenbureau Argo een verkennend booronderzoek uitgevoerd in het plangebied Lagersstraat 15 te IJmuiden. Bij het onderzoek zijn in totaal zeven boringen geplaatst tot een diepte van maximaal 3,0 meter -MV. Uit dit booronderzoek is gebleken dat aan de zuidkant van het schoolgebouw (boring 2 en 7) een akkerlaag aanwezig is op respectievelijk 100 tot 115 en 125 tot 140 cm -MV. Deze akkerlaag heeft waarschijnlijk een middeleeuwse datering. In boring 5, aan de noorkant van het schoolgebouw, is deze vermoedelijk ook aanwezig, zij het recentelijk geroerd. In hoeverre er onder dat niveau nog sprake is van archeologische resten is vooralsnog onduidelijk maar zeker mogelijk. Hoewel er onder de akkerlaag geen archeologische indicatoren zijn aangeboord hoeft dit, zoals al in het bureauonderzoek werd aangegeven, niet te betekenen dat er geen archeologische resten zijn. Met booronderzoeken op de zandgronden en in het bijzonder in het kustgebied dient rekening te worden gehouden met de beperkingen die aan deze onderzoeksmethode onderhavig zijn. Er is in de omgeving niet altijd sprake van een duidelijk waarneembaar archeologisch niveau, waardoor sporen makkelijk gemist kunnen worden. De ligging op strandwal en Oude Duinen was in ieder geval gunstig voor bewoning.

Op dit moment zijn er geen gegevens bekend over de nieuwbouw en ontgravingsdieptes. Het advies is dan ook tweeledig, naargelang de diepte van de toekomstige ontgravingen.

-Bij bodemverstoringen tot maximaal 90 cm -MV kan afgezien worden van een archeologisch vervolgonderzoek. De akkerlaag en eventueel dieper gelegen archeologische resten zullen dan niet bedreigd worden.

-Bij bodemverstoringen die dieper reiken dan 90 cm -MV wordt geadviseerd een proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren. Dit dient bij voorkeur na de sloop van het schoolgebouw plaats te vinden, waarbij van belang is dat graafwerkzaamheden bij de sloop beperkt blijven.

Beide onderzoeken zijn als bijlages bij dit wijzigingsplan gevoegd.

Voordat op de percelen voor woningbouw eventuele kelders mogen worden gebouwd zal het proefsleuvenonderzoek moeten zijn uitgevoerd en afgerond. Daarnaast wordt de bodem voldoende beschermd door handhaving van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie categorie 2.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.

In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt.

Doel daarvan is uitgangspunten en wensen van duurzame watersystemen te vertalen naar concrete gebiedsspecifieke ruimtelijke uitgangspunten en deze weer te geven in het bestemmingsplan of wijzigingsplan. Als hoofdprincipe geldt hierbij dat afwenteling moet worden voorkomen. Voor het watersysteem wordt dan ook de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren gehanteerd.

Zowel in het landelijk beleid (Nationaal Waterplan, Bestuursakkoord Water), als in het beleid van de Provincie Noord-Holland en het hoogheemraadschap van Rijnland heeft water een belangrijke plaats gekregen binnen de ruimtelijke ordening.

In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient een mede-ordenend principe te zijn. Om dit te bereiken heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw de term Watertoets geïntroduceerd. De Watertoets wordt beschreven als een proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij relevante ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincie, hoogheemraadschap en gemeente.

Onderstaand wordt een beschrijving gegeven van de wateraspecten binnen het wijzigingsplan "Lagersstraat".

6.1 Klimaatadaptatie

Het klimaat verandert. Naast zeespiegelstijging verwacht het KNMI hogere temperaturen, nattere winters, hevigere regenbuien en kans op drogere zomers. Dit heeft gevolgen voor de stedelijke omgeving. Er zal vaker sprake zijn van wateroverlast en hittestress. Dit zijn problemen waar iedereen mee te maken kan krijgen en waarbij de verantwoordelijkheid verder reikt dan van de gemeente alleen. Het heeft daardoor invloed op de ruimtelijke ordening.

De gemeente heeft een digitale klimaatatlas die verwachte effecten inzichtelijk gemaakt. Deze effecten zijn op hoog detailniveau bepaald met de meest recente gegevens en berekeningsmethoden. Met behulp van nieuwe gegevens of door het uitvoeren van maatregelen veranderen de effecten. De Klimaatatlas wordt daarom regelmatig bijgewerkt zodat steeds de meest recente effecten zichtbaar zijn. Het vormt daarmee een basis om bij ruimtelijke ingrepen te bespreken welke klimaatadaptieve maatregelen genomen moeten worden.

6.2 Waterbeheer

Het hoogheemraadschap van Rijnland is de waterbeheerder voor deze locatie en heeft de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer en het beheer van waterkeringen.

Ten noorden van het plangebied ligt het Noordzeekanaal. Het waterkwantiteitsbeheer en het waterkwaliteitsbeheer is in handen van Rijkswaterstaat.

6.3 Waterkering

Langs het Noordzeekanaal ligt een voormalige primaire waterkering. Deze waterkering is afgewaardeerd naar landscheiding. Deze is in beheer bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.

De waterkering bestaat uit een kernzone, een beschermingszone en een buitenbeschermingszone. De noordrand van het plangebied valt binnen de buitenbeschermingszone.

6.4 Oppervlaktewater

Het plangebied Lagersstraat ligt op de duinen. In het plangebied komt geen oppervlaktewater voor.

6.5 Grondwater

Het grondwater stroomt in IJmuiden af richting het Noordzeekanaal. De grondwaterstand fluctueert over de seizoenen en natte en droge jaren drukken hun stempel op de hoogte van het grondwater.

Het maaiveld van het plangebied ligt op circa +4,5 m NAP. De maximaal optredende grondwaterstand bedraagt circa +1,50 m NAP.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan maakt de ontwikkeling van maximaal 14 woningen mogelijk. De locatie waarvoor de ontwikkeling is voorzien, is in eigendom van de gemeente Velsen. Het plan wordt ontwikkeld door particulieren. Ten behoeve van de ontwikkeling zal door betrokken partijen een overeenkomst worden gesloten. Hierdoor zal het vaststellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet nodig zijn, omdat de kosten anderszins zijn verzekerd.

Hoofdstuk 8 Inspraak en vooroverleg

Het ontwerp van het wijzigingsplan heeft in het kader van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voor de duur van 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn 3 zienswijzen ingediend. De beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in de "nota zienswijzen wijzigingsplan Lagersstraat". Deze is als bijlage 10 aan deze toelichting toegevoegd. De zienswijzen hebben er toe geleid dat het aantal parkeerplaatsen met 2 is uitgebreid. Hiermee wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormering.