direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf - Overig
Plan: Havengebied IJmuiden
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP0500HAVENGEBIED1-I001

Artikel 5 Bedrijf - Overig

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Overig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Bedrijven met dien verstande dat enkel bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, tot en met maximaal de categorie op de verbeelding aangegeven, zijn toegestaan dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen;
  • b. onzelfstandige detailhandel die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening;
  • c. niet zelfstandige kantoren, met dien verstande dat - per bedrijf - de oppervlakte van de kantooractiviteiten die functioneel verbonden zijn met de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten niet meer dan 50% mag bedragen van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 1500 m² per vestiging;

ter plaatse van de aanduiding:

  • d. 'opslag' is tevens opslag tot een maximum hoogte van 8 meter toegestaan;
  • e. 'verkooppunt motorbrandstof zonder lpg' is tevens een verkooppunt motorbrandstof zonder lpg toegestaan;
  • f. 'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
  • g. 'detailhandel in brand en explosiegevaarlijke artikelen' is tevens detailhandel in brand en explosiegevaarlijke artikelen toegestaan;
  • h. 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek' een machine en apparatenfabriek met SBI code 29 1, milieucategorie 4.2, is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • i. personeelsvoorzieningen;
  • j. detailhandel;
  • k. verkeersvoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • p. aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • q. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

5.2.1 Bouwen van gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. het volledige bouwvlak mag worden bebouwd;
  • c. de diepte van gebouwen bedraagt maximaal 13,5 meter beneden maaiveld;
5.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de maximale bouwhoogte (m) binnen het bouwvlak bedraagt de op de verbeelding aangegeven hoogte;
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen

De volgende regels gelden:

  • a. opslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • b. solitaire opslag, zoals bijvoorbeeld vaten, kisten, afval, puin, strandhuisjes, kampeermiddelen, is niet toegestaan;
  • c. (bedrijfs- en dienst)woningen zijn niet toegestaan;
  • d. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • e. detailhandel is niet toegestaan;
  • f. risicovolle inrichtingen uitsluitend zijn toegestaan, voor zover sprake is van een bestaand bedrijf en hiervoor een milieuvergunning is afgegeven;
  • g. verplaatsing en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten is niet toegestaan;
  • h. nieuwe risicovolle activiteiten zijn niet toegestaan;
  • i. kwetsbare objecten zijn niet toegestaan.

5.3.2 Wonen

Voor het gebruik van de gronden ter plaatse van de in Bijlage 2 van deze regels genoemde adressen geldt het volgende:
het gebruik van de gronden en de daarop aanwezige gebouwen als woning of bedrijfswoning mag, mits naar aard en omvang niet vergroot, worden voortgezet. Indien dit gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de bestemming 'Bedrijf - Overig', om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels:

  • a. om bedrijven toe te laten in één milieucategorie hoger dan in artikel 5.1 opgenomen, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de in artikel 5.1 genoemde milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren in de in artikel 5.1 genoemde milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;


Bij het toepassen van de afwijking als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. de tot het plan behorende "Staat van Bedrijfsactiviteiten" te wijzigen, voor wat betreft het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere milieucategorie, indien op grond van technologische ontwikkelingen de in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" vermelde milieucategorie niet meer de juiste is;
  • b. de tot het plan behorende "Staat van Bedrijfsactiviteiten" te wijzigen, voor wat betreft het toevoegen van bedrijfsactiviteiten, geen seksinrichtingen zijnde, aan een bepaalde categorie van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in de betreffende categorie opgenomen bedrijfsactiviteiten.
  • c. het plan te wijzigen om een Bevi-inrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen jo. Artikel 2 lid 1 van de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, dient te zijn gelegen:
      - binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting, of;
      - op gronden met de bestemming “Verkeer”, “Groen” en/of “Water”;
    • 2. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting. Het is aan het bestuur zich expliciet uit te spreken over externe veiligheid


Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in artikel 33.