direct naar inhoud van 5.3 Externe veiligheid
Plan: Wonen Noord en Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0450.BPwonennoordcentru-VS01

5.3 Externe veiligheid

Beleid/normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het toetsingskader voor het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi). Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.

Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Voor het GR geldt geen harde norm, maar een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor

Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen is opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijks stoffen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) met betrekking tot PR en GR. Voor overige planologisch relevante leidingen (zoals regionale waterleidingen) gelden belemmeringenzones waar rekening mee moet worden gehouden.

Onderzoek

De resultaten en conclusies in deze paragraaf zijn gebaseerd op de signaleringskaart IJmond die is opgesteld door AVIV (AVIV, augustus 2011), de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) en de Circulaire RVGS.

Bedrijvigheid

Na de beëindiging van het ammoniaktransport over de spoorlijn Haarlem-Beverwijk-Uitgeest zijn en her geen rangeerhandelingen met ammoniakwagons op het spooremplacement. In een revisievergunning d.d 29 juni 2011 voor dit spooremplacement is het rangeren met gevaarlijke stoffen op het spoor uit de vergunning verwijderd. Er zijn dan ook geen risico's meer als gevolg van dit spooremplacement

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg en over het spoor

Door het plangebied loopt een aantal transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Het gaat hier om de N203. In het noordoosten grenst het plangebied aan de A9. Ook over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit het Basisnet spoor blijkt dat over de spoorlijn Haarlem-Uitgeest geen gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

A9 en N203

Uit de berekeningen van DHV en de Circulaire RVGS blijkt dat voor beide wegen de PR 10-6-risicocontour niet buiten de weg ligt. Binnen het plangebied liggen dus geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen deze risicocontour. Wel ligt een deel van het plangebied binnen het invloedsgebied voor het GR van deze wegen. Uit de berekeningen van DHV en de Circulaire RVGS blijkt dat het GR voor beide wegen kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. mdat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet tot een toename van het GR leidt, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Deze verantwoording is opgenomen in Bijlage 5.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen

In het plangebied liggen geen leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de omgeving van het plangebied liggen wel dergelijke leidingen. Het betreft hier uitsluitend hogedrukaardgastransportleidingen. Voor deze leidingen geldt een PR 10-6-risicocontour van 0 m. Het plangebied ligt dus buiten de PR 10-6-risicocontour. Wel ligt een klein deel van het plangebied binnen de invloedsgebieden voor een aantal van deze leidingen. Deze leidingen lopen door het landelijk gebied ten westen van de kern Uitgeest. Binnen de invloedsgebieden voor het GR is, behalve een klein deel van het plangebied, vrijwel geen bebouwing aanwezig. In de huidige situatie ligt het GR daarom onder de oriëntatiewaarde. Omdat de vaststelling van dit bestemmingsplan geen invloed heeft op de hoogte van het GR, kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.