Plan: | Herontwikkeling bibliotheeklocatie |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0450.BPBibliotheek-VS01 |
De gemeenteraad van Uitgeest heeft op 30 januari 2020 de Gebiedsvisie Centrumplan + 4 schoollocaties Uitgeest-Noord vastgesteld. Hierin is de visie op de toekomst van het centrum opgenomen. De gebiedsvisie gaat uit van herontwikkeling van 8 ontwikkellocaties. De herontwikkelingen verschillen qua karakter. Sommige zijn gericht op wonen en andere op moderne sociale voorzieningen, zoals nieuwe kindcentra (basisscholen en kinderopvang) of ontspanning. Op deze manier wordt het centrum van Uitgeest weer toekomstbestendig.
De Bibliotheeklocatie is een van de 8 deellocaties. De voormalige bibliotheek is geheel gesloopt. Op deze locatie is ruimte voor een woningbouwontwikkeling. Het monumentale pand aan de Hogeweg 8, ook wel de Witte School genoemd, wordt onderdeel van deze ontwikkeling. De Bibliotheeklocatie, de bestaande bebouwing aan de Hogeweg en wellicht in de toekomst het perceel aan Castricummerweg gaan een samengesteld blok vormen. Hierdoor kan parkeren en ontsluiting uit het zicht worden genomen. Het binnenterrein biedt ruimte voor parkeren, bergingen en fietsenstallingen. Door de kleine korrel en afwisseling in hoogten en gevelaanzichten sluit de ontwikkeling aan bij de historische architectuur in de omgeving. Hiermee draagt de nieuwe ontwikkeling bij aan de historische omgeving. Zo sluit de ontwikkeling aan bij het karakter van het Oude Dorp.
Naast de herontwikkeling van de bibliotheeklocatie gaat de gebiedsvisie ook uit van een aanpassing van de infrastructuur. De Castricummerweg, de Prinses Irenelaan en de Dokter Brugmanstraat vormen een belangrijke toegangsroute tot het centrumgebied. Deze route is nu verkeerstechnisch niet logisch vormgegeven. Daarom zullen de Castricummerweg en een deel van de Prinses Irenelaan verlegd worden. De nieuwbouw op de Bibliotheeklocatie zal het nieuwe tracé begeleiden.
Momenteel gelden op de locatie de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Groen' en 'Verkeer'. Binnen deze bestemmingen is woningbouw niet mogelijk. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch doorgang te kunnen laten vinden is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan vervangt het vigerende bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' voor het plangebied. Op het perceel De Berk, in particulier eigendom, worden twee extra grondgebonden woningen mogelijk gemaakt.
Het projectgebied is onderdeel van de wijk het Oude Dorp, in het centrum van Uitgeest. Het plan wordt aan de noordelijke zijde begrensd door de Castricummerweg, aan de oostelijke zijde door de Hogeweg, aan de zuidelijke zijde door de Dokter Brugmanstraat en aan de westelijke zijde door de Prinses Irenelaan.
Figuur 1.1: Ligging plangebied, blauw omlijnd (bron: Luchtfoto, 2019)
Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum',
dat is vastgesteld op 28 juni 2012. Zie figuur 1.2 voor een uitsnede ter plaatse van het plangebied.
Figuur 1.2: Vigerend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Binnen het plangebied liggen de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Groen', Detailhandel en 'Verkeer - verblijfsgebied'. Ter plaatse van de destijds voorziene bebouwing zijn bouwvlakken opgenomen. Deze zijn voorzien van een aanduiding voor de maximale goothoogte. Bij de bestemming 'Detailhandel' zijn twee functieaanduiding toegepast voor 'tuincentrum' en 'wonen'. In het plangebied is tevens de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 2' van toepassing.
De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk binnen de huidige bestemmingen. Binnen de huidige bestemmingen zijn woondoeleinden niet toegestaan.
Het bestemmingsplan heeft ten doel de herontwikkeling van het plangebied planologisch mogelijk te maken. Om deze ontwikkeling van een goede juridische regeling te voorzien is voor een gedetailleerde planvorm gekozen. Daarbij is elke functie van een toegesneden bestemming met bijbehorende bouwregels voorzien. Enige flexibiliteit wordt geboden door het mogelijk maken van kleinschalige functieveranderingen en algemene ontheffingsregels. Met deze regeling wordt voldoende rechtszekerheid geboden voor omwonenden en toekomstige gebruikers van het plangebied. Een nadere toelichting op de planvorm is te vinden in Hoofdstuk 5.
In november 2019 is de gebiedsvisie en het stedenbouwkundig kader van de Bibliotheeklocatie en de Meetlocatie getoond en toegelicht in informatiebijeenkomsten voor de inwoners van Uitgeest. De inwoners hebben veel positieve reacties gegeven. De gemeenteraad heeft vervolgens op 30 januari 2020 de gebiedsvisie en het ruimtelijk kaders voor de Bibliotheeklocatie vastgesteld. Daarna is op 22 juni 2020 in een digitale participatieavond met inwoners ingezoomd op de nieuwbouw van de appartementen, de verbouw van de Witte School en de openbare ruimte erom heen. Vanuit deze avond zijn ook weer vele positieve reacties en inbreng opgehaald. Vervolgproces: uitwerking bouwplan, ontwerp-bestemmingsplan ter inzage leggen, vaststelling bestemmingsplan najaar/einde van 2021, start bouw medio 2022.
Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in hoofdstuk 2 de visie op het plangebied beschreven en wordt de gewenste ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeve op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Het plangebied ligt in de kern van Uitgeest, op de hoek van de Hogeweg en de Dokter Brugmanstraat. Aan de andere zijde grenst het aan de Castricummerweg. Deze vormt vanaf de Geesterweg de entree naar het centrum. Naast het plangebied ligt de 14-eeuwse Nederlandse Hervormde Kerk.
De omgeving van Uitgeest maakt deel uit van het Nationaal Landschap 'Laag Holland'. Kenmerkend voor dit landschap zijn de droogmakerijen met hun verkaveling langs meetkundige lijnen, de zogenaamde slagenverkaveling. De kern Uitgeest is opgebouwd uit een lange lijnstructuur, waarbij de hoofdlinten lopen van noord naar zuid. Deze worden doorkruist door dwarsverbindingen. De Hogeweg is een van deze hoofdlinten.
De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door een mengeling van verschillende functies, waarbij wonen de voornaamste functie is. In de directe omgeving zijn verder maatschappelijke functies, detailhandel en bedrijfsfuncties te vinden. Nabij het plangebied ligt een sportzaal, jeu de boulesbanen en het ijsbaanterrein.
Binnen het plangebied was voorheen de bibliotheek gevestigd. De bibliotheek stond al voor langere tijd leeg en het gebouw had geen nieuwe bestemming. Het gebouw van het Leeslokaal zal plaats maken voor de nieuwbouw. Het gebouw heeft geen monumentale waarde en zal worden gesloopt. Het Leeslokaal is in de zomer van 2020 verhuisd naar het gemeentehuis. Onderdeel van het plangebied is een particulier perceel aan de Castricummerweg 5. Het monumentale pand aan de Hogeweg 8, De Witte School, is momenteel nog in gebruik. De gebruikers kunnen hun programma’s en planningen door laten lopen tot aan de zomer van 2021. Een deel van de gebruikers zal ook verhuizen naar het gemeentehuis.
Figuur 2.1: Oude bibliotheeklocatie (bron: Google Maps, september 2016)
Het plangebied maakt onderdeel uit van de gebiedsvisie centrumgebied (figuur 2.2). Middels deze visie wordt het karakter van Uitgeest versterkt door de uit te gaan van een dorps karakter. Er is gebruik gemaakt van een kleine korrelgrootte, verspringende rooilijnen en verschillende gebouwen en bouwhoogtes. De gebiedsvisie bouwt verder op de horizontale dwarsverbinding die kenmerkend is voor Uitgeest. Het plein bij het gemeentehuis kan in de toekomst getransformeerd worden tot een plein met maatschappelijke voorzieningen en horeca. Dit vormt het nieuwe 'hart' van Uitgeest. Op de Bibliotheeklocatie (nr. 2 op de kaart) en het tegenovergelegen De Meetlocatie (nr. 1 op de kaart) komt ruimte voor woningen. Het nabijgelegen ijsbaanterrein wordt ontwikkeld tot multifunctioneel dorpspark met multifunctionele sport- en recreatiemogelijkheden.
Figuur 2.2: Gebiedsvisie centrumgebied: locaties en deelgebieden (bron: Gemeente Uitgeest)
De ontwikkeling van het plangebied is een uitwerking van de gebiedsvisie. De voormalige bibliotheek is reeds gesloopt zodat ruimte ontstaat voor woningen. Het gebouw van De Witte School blijft behouden om haar historische waarden behouden. Op de locatie van de bibliotheek komen 39 appartementen. Deze zullen zoveel mogelijk gelijkvloers en betaalbaar worden zodat ze geschikt zijn voor senioren en jongeren. In de Witte School zal in de toekomst ruimte worden gemaakt voor 8 appartementen.
Bebouwing zal direct langs de straat geplaatst worden zodat achter de huizen ruimte ontstaat voor parkeren. De basis van de appartementenbouw is 2 woonlagen en een woonlaag in de kap (totaal 3 woonlagen). Op de hoek van de Castricummerweg-Prinses Irenelaan wordt een accent in de bebouwing aangebracht met 4 woonlagen. De bebouwing vormt een samengesteld blok langs de straat. Hierdoor worden de zichtlijnen naar de Nederlands-hervormde kerk met 14e-eeuwse toren en Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk toe geaccentueerd en versterkt. Parkeren vindt plaats in een (semi-)ondergrondse parkeergarage die toegankelijk is via de Castricummerweg en de Dokter Brugmanstraat.
Vanaf de Geesterweg wordt de Castricummerweg en de Prinses Irenelaan verlegd. Deze straat loopt nu in een sterke hoek. In de toekomstige situatie wordt de straat verlegd waarbij een lichte bocht wordt toegepast. Op deze manier loopt de Castricummerweg geleidelijk over in de Prinses Irenestraat en de Dokter Burgmanstraat en vormt deze route een soepele toegang tot het Centrumgebied.
Figuur 2.3: Impressie van de beoogde ontwikkeling (bron: M3 Architecten)
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en lokaal beleid beknopt samengevat.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2011)
vastgesteld op 13 maart 2012
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat plannen voor ruimte en mobiliteit. In dit
beleidsdocument staat beschreven in welke grote infrastrcuturele projecten het kabinet tot en met
2040 wil gaan investeren. Er is sprake van een hoog abstractieniveau: de visie richt zich alleen op
nationale belangen zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en de waterveiligheid. De
ambities die tot 2028 zijn geformuleerd luiden als volgt:
Vanwege de kleinschaligheid van de voorgenomen ontwikkeling aan de Bibliotheeklocatie is er geen sprake strijd met de SVIR, die gekenmerkt wordt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Anderzijds draagt de ontwikkeling ook niet bij aan het verwezenlijken van dit beleid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 1e aanvulling oktober 2012)
Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dit beleidsdocument
bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekend dat de regels uit het Barro ook
geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR
wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor
bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament, defensie en de ecologische
hoofdstructuur.
Stelling van Amsterdam
Een ander onderwerp waar het Barro regels aan stelt, zijn de erfgoederen van uitzonderlijke universele
waarde (UNESCO/werelderfgoed). Nabij het plangebied ligt het werelderfgoed de Stelling van
Amsterdam (zie figuur 3.1). Het Barro bevat de exacte begrenzing van het gebied en een beschrijving
van de kernkwaliteiten. Deze worden in de provinciale verordening verder uitgewerkt en
geobjectiveerd. Verder staat beschreven dat de provinciale verordening regels voor
bestemmingsplannen bevat ten aanzien van de instandhouding en versterking van deze kernkwaliteiten.
Figuur 3.1: Stelling van Amsterdam (bron: Provincie Noord-Holland)
Zoals te zien in figuur 3.1 ligt het plangebied op enige afstand van de Stelling van Amsterdam. Ook
vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkeling is er geen sprake van invloed op de kernkwaliteiten
van dit bestemmingsplan. Er is dus geen sprake van strijdigheid met het beleid wat betreft erfgoederen
van uitzonderlijke universele waarde.
Hetzelfde geldt voor het overige beleid zoals geformuleerd in het Barro. De ontwikkeling is van een
dusdanig klein schaalniveau dat er noch sprake is van strijdigheid met het beleid en noch sprake van een bijdrage aan de verwezenlijking van dit beleid.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van minder dan 500 m2 niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.
Toetsing
Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025
De woonagenda betreft de uitvoeringsagenda voor de komende vijf jaar met een beschrijving van de ambities, uitgangspunten en acties van de provincie.
De ambitie van de provincie is als volgt geformuleerd: "Onze ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn of komen. De woningbouw wordt vooral in of aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, overeenkomend met de kwalitatieve behoefte en demografische trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt". De doelstelling van de provincie is om te zorgen voor voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen.
In lijn met de ambitie en doelstelling zijn vier ruimtelijke uitgangspunten opgesteld:
De speerpunten voor het woonbeleid van de provincie voor 2020-20205 zijn als volgt:
De provincie stuurt op een versnelling van de woningbouwproductie de komende jaren. Daarbij wordt aandacht gegeven aan een kwalitatief divers aanbod, aansluitend op de vraag. Regionale programmeringen en gemeentelijk beleid zijn daarbij de basis. Met de toevoeging van maximaal 50 woningen kan worden bijgedragen aan de woningbouwproductie.
Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2019-2040
Tot 2040 neemt de bevolking in Noord-Holland naar verwachting toe met 390.000 inwoners tot bijna 3,25 miljoen. Dit leidt in de periode 2019-2040 tot een groei van 214.000 huishoudens. De bevolking groeit met 14% ten opzichte van 2019, de groei van de woningbehoefte ligt rond de 15%. De indicatieve woningbehoefte in Noord-Holland Noord tot 2040 is ongeveer 18.000 woningen (tabel 3.1).
Tabel 3.1 Ontwikkeling woningbehoefte provincie Noord-Holland 2019-2040 (bron: Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2019-2040, 2019)
Gemeente Uitgeest valt binnen de regio Alkmaar. Uit de in de bevolkingsprognose vastgestelde woningbehoefte voor de gemeente Uitgeest blijkt dat tot 2030 400 woningen noodzakelijk zijn om in de woningbehoefte te kunnen voorzien (tabel 3.2). Met de beoogde ontwikkeling wordt een bijdrage geleverd aan deze behoefte.
Tabel 3.3 Ontwikkeling woningbehoefte Uitgeest, binnen regio Alkmaar 2019-2030 (bron: Bevolkingsprognose provincie Noord-Holland 2019-2040, 2019)
Woonvisie Uitgeest 2025
In de gemeentelijke woonvisie is de koers van het woonbeleid van de gemeente Uitgeest uitgezet. Uitgeest wil het dorpse karakter behouden en heeft als doel in 2025 geen leegstand in het centrum te hebben. Als er sprake is van gestapelde bouw, dan is dat geen hoogbouw. De ruimtelijke kwaliteit is
goed, waarbij ook groen een belangrijke rol speelt.
De ontwikkeling betreft gestapelde bouw van maximaal 3 bouwlagen, met een verbijzondering van 4 bouwlagen, wat passend is binnen het centrum van Uitgeest. Het ontwerp sluit aan bij het dorpse karakter van Uitgeest. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij het gemeentelijk beleid.
Woondeal Noord-Holland Noord (2020)
Provincie Noord-Holland en de regio’s Kop van Noord-Holland, Regio Alkmaar en West-Friesland werken aan woonakkoorden op regionaal niveau. Hier worden meer gedetailleerde afspraken gemaakt over de regionale woningbouwopgave. In deze regiodeal gaat het om de grotere opgaven op het niveau van geheel Noord-Holland Noord. Deze Woondeal is de basis voor de verstedelijkings - afspraken die de Regio Alkmaar en Hoorn wil maken met de Rijksoverheid.
De scope van de woondeal is om onze steden hun eigen karakter te laten houden en tegelijk flexibel in te spelen op de groei van inwoners. Op een aantal concrete locaties in de steden Alkmaar, Hoorn en Heerhugowaard wordt ingezet op het op korte en lange termijn versnellen van de woningbouw. Bij realisatie van projecten wordt uitgegaan van de volgende principes:
De regio wil woningen toevoegen om doorstroming tot stand te brengen. In de woondeal is ook aandacht voor het bouwen van betaalbare woningen voor starters, doorstromers en alleenwonenden. Er wordt gewerkt aan het vergroten van de woningbouwproductie.
Met de beoogde ontwikkeling kan worden bijgedragen aan de woningbouwproductie in de regio. Met het toevoegen van appartementen op deze locatie kan doorstroming in Uitgeest bevorderd worden.
Regionaal Actieprogramma Wonen regio Alkmaar 2016-2020
In het RAP staan de gezamenlijke ambities en afspraken op het gebied van wonen van de regiogemeenten in de regio Alkmaar. De regio gaat uit van de provinciale prognoses voor demografie en woningbouw, en andere prognoses, voor de nieuwbouwprogrammering. Voor de actuele programmering wordt verwezen naar de jaarlijkse monitor plancapaciteit (zie hierna).
Monitor woningbouw 2020
De monitor woningbouw bevat cijfers over de ontwikkeling van de woningvoorraad en huishoudens, en de ontwikkeling van de plancapaciteit. Deze cijfers worden afgezet tegen de woningbehoefte, welke voortkomt uit de Bevolkingsprognose Noord-Holland 2019-2040. Deze monitor wordt jaarlijks uitgevoerd.
Als eerste is de inhaalvraag bepaald van de afgelopen jaren. Dit is het aantal woningen dat bovenop de verwachte vraag naar woningen gebouwd zou moeten worden om de druk op de woningmarkt af te laten nemen. Voor de regio Alkmaar geldt dat er de afgelopen jaren 1.500 woningen minder zijn gebouwd dan de toename van het aantal huishoudens is geweest (tabel 3.3).
Tabel 3.3 Inhaalvraag (aantal woningen) op basis van verschil huishoudensgroei en nieuwbouwproductie 2014-2019 (bron: Monitor Woningbouw, 2020)
Op basis van de bevolkingsprognose bedraagt de uitbreidingsbehoefte voor Noord-Holland Noord, Noord-Holland Zuid en Almere-Lelystad 243.000 woningen in de periode 2019-2040. Voor de korte termijn geldt vaak als vuistregel dat een regio minimaal voldoende harde capaciteit moet hebben om 3 tot 5 jaar vooruit te kunnen. Dit is in het merendeel van de regio’s niet het geval. In de regio’s Alkmaar, Amsterdam en de Gooi- en Vechtstreek is er tot 2025 voldoende harde capaciteit aanwezig om te voorzien in de groei van de woningbehoefte. Voor de periode 2025-2030 is het echter van belang dat in alle regio’s, afgezien van de Kop van Noord-Holland, (een gedeelte van de) zachte plannen hard worden. Verder is het nodig dat de harde plancapaciteit op korte termijn daadwerkelijk naar stenen wordt omgezet, zodat de inhaalvraag met name in regio’s met een woningtekort wordt ingelopen.
Voor de regio Alkmaar geldt dat de woningbehoefte tot 2040 8.800 woningen betreft. Het aantal harde plannen betreft echter slechts 7.900 woningen. Er bestaat dus nog een behoefte aan 900 woningen (tabel 3.4). Daarnaast geldt voor de regio ook nog een inhaalvraag van 1.500 woningen. De beoogde ontwikkeling kan bijdragen aan het op peil brengen van de woningvraag.
Tabel 3.4 Woningbehoefte 2019-2040 en plancapaciteit (bron: Monitor Woningbouw, 2020)
De locatie is opgenomen in de Monitor Plancapaciteit. Hiermee is de ontwikkeling regionaal afgestemd.
Conclusie
Kwantitatief en kwalitatief wordt voldaan aan het beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau. De ontwikkeling draagt bij aan de woningvoorraad en voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Omgevingsvisie NH2050
vastgesteld op 19 november 2018
Middels de Omgevingsvisie NH2050 geeft de provincie Noord-Holland richting aan de toekomst van de leefomgeving in de provincie. Hierin wordt de balans gezocht tussen economische groen en leefbaarheid. In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:
Toetsing
De Bibliotheeklocatie komt vrij voor ontwikkeling. Door de huidige locatie te herontwikkelen ontstaat er ruimte voor woningen en wordt de leefbaarheid in het centrum versterkt. Tevens wordt rekening gehouden met de structuur van Uitgeest door de historische verbindingen te volgen. Hiermee draagt de ontwikkeling bij aan het ontwikkelprincipe van sterke kernen, sterke regio's.
Omgevingsverordening NH2020
vastgesteld op 22 oktober 2020, inwerktreding op 17 november 2020
De Omgevingsverordening is de vertaling van de Omgevingsvisie in regels. Hierin zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water.
In de Omgevingsverordening is beschreven dat in elk ruimtelijke plan rekening moet worden gehouden met klimaatadaptatie op de volgende vlakken:
Hierbij moet omschreven worden welke maatregelen en voorzieningen worden getroffen om deze risico’s te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
Toetsing
Het Klimaatteam van de BUCH-werkorganisatie gaat in dit project adviseren. De ontwikkelingen worden zo duurzaam mogelijk ontwikkeld, in het plangebied worden maatregelen van klimaatadaptie ingebracht tegen wateroverlast, hitte en droogte en er wordt gekeken naar natuurinclusief bouwen. Zie verder 4.10.
Daarnaast is artikel 6.3 van toepassing op de beoogde ontwikkeling.
Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen
Toetsing
De ontwikkeling is in paragraaf 3.1 in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking getoetst aan de regionale afspraken.
Omgevingsvisie Uitgeest 2030
vastgesteld op 27 juni 2019
In de Omgevingsvisie Uitgeest 2030, met als motto 'Mooi, gezond, duurzaam', worden de ambities en de koers van Uitgeest voor 2030 (en daarna) beschreven. Hierin wordt ingespeeld op maatschappelijke trends en ontwikkelingen. Op basis hiervan zijn vier kernopgave geformuleerd:
De Omgevingsvisie omschrijft dat de woningbouw lange tijd gericht is op het bieden van woningen voor nieuwe inwoners met de ontwikkeling van De Koog, De Kleis en Waldijk. De gemeente Uitgeest wil daarom een nieuwe fase in, waarin aandacht wordt besteed aan kleinere huishoudens, zoals starters of ouderen. Op deze manier kan een mix van inwoners gestimuleerd worden.
Toetsing
De ontwikkeling zet in op de transformatie van een centrumlocatie naar 48 appartementen. De appartementen worden zoveel mogelijk gelijkvloers en levensloopbestendig. Bovendien wordt 30% van het woningbouwplan voor het sociale segment gebouwd, dat kunnen zowel sociale koop- als huurwoningen zijn. Hiermee worden starters en ouderen gefaciliteerd. De woningen zullen qua architectuur aansluiten bij de omgeving en samen met de andere deelgebieden uit de Gebiedsvisie Centrum draagt de ontwikkeling bij aan de historische dwarsverbinding van Uitgeest. Tevens worden de zichtlijnen naar de kerken geaccentueerd en versterkt. De locatie bevindt zich op loopafstand van het centrum en het station. De ontwikkeling draagt hiermee bij aan de kernopgave 3 uit de Omgevingsvisie
Structuurvisie Uitgeest 2020
vastgesteld op 28 januari 2010
Uitgeest vergrijst en heeft te weinig te bieden aan starters op de woningmarkt. Daarnaast zal er levensloopbestendig gebouwd moeten worden om ook de oudere generaties te kunnen faciliteren in hun veranderende behoeftes. Ook zal een betere doorstroming bevorderd moeten worden.
Er moet ruimte gevonden worden om nieuwe woningen te bouwen die benodigd zijn voor de eigen bevolkingsgroei en ruimte voor de extra gewenste groei om te komen tot een inwonersaantal van 14.000 inwoners. Allereerst dienen de bestaande binnenstedelijke locaties daarvoor gebruikt te worden. Daarbij zal er in Uitgeest ook enige uitbreiding buiten de bebouwde kom moeten plaatsvinden.
Inbreiding is geen doel maar een middel. Toch kan inbreiding ook meer betekenen dan alleen maar het louter bouwen van woningen. Het kan ervoor zorgen dat bestaande structuren in het dorp (zowel ruimtelijk als functioneel) verbeterd of versterkt worden. Inbreiding dient altijd zorgvuldig te gebeuren. In de structuurvisie zijn een aantal plekken opgenomen waar inbreiding voorzien is. Het plangebied is een van deze locaties.
Toetsing
De planlocatie maakt onderdeel uit van de structuurvisie en draagt daarmee bij aan de gemeentelijke ambitie. De ontwikkeling gaat uit van een gevarieerd aanbod in woningen gericht op jongeren en ouderen die levensloopbestendig zijn. Het aanbod bestaat uit koopappartementen in verschillende prijsklassen en sociale huurappartementen. De architectuur van de woningen is in overleg met de welstandscommissie passend gemaakt in het dorpse karakter van Uitgeest.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek
De ontwikkeling van 50 woningen is een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in Onderdeel D11.2 van de bijlage uit het Besluit m.e.r. De drempelwaarden (oppervlakte van meer dan 100 ha, een aaneengesloten gebied en meer dan 2.000 woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 200.000 m2) worden hierbij niet overschreden. Dit betekent dat volstaan wordt met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.
Op 06-07-2021 is door het college vastgesteld dat er geen MER nodig is. Het besluit en de vormvrije m.e.r.-beoordeling waarop het besluit is gebaseerd zijn opgenomen als bijlage 1.
Toetsingskader
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2021 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
Onderzoek en conclusie
In Bijlage 3 is het archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek toegevoegd. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat er in het plangebied twee potentiële archeologische niveaus aanwezig zijn. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om vervolgonderzoek uit te laten voeren bij bodemverstorende werkzaamheden die dieper reiken dan 0,4 m -mv. Bij bodemverstorende werkzaamheden die dieper reiken dan 1,2 m -mv (-0,4 m NAP) wordt geadviseerd om bij dat vervolgonderzoek rekening te houden met twee archeologisch relevante niveaus.
Daarnaast adviseert IDDS Archeologie om dat vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Een proefsleuvenonderzoek is de beste manier om na te gaan of er in het plangebied archeologische waarden aanwezig zijn uit de Middeleeuwen en/of de Nieuwe Tijd. Het bevoegd gezag heeft dit advies onderschreven.
In Bijlage 7 is het archeologisch bureauonderzoek voor het perceel Castricummerweg. Hieruit blijkt dat om de archeologische verwachting in het gebied te toetsen (en zo mogelijk verder te specificeren) en om na te gaan in hoeverre de bodemopbouw intact is, geadviseerd wordt om binnen dit deel van het plangebied een inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen (verkennende fase) uit te voeren.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling is tweeledig; een bestemmingswijziging van maatschappelijk/groen naar wonen en het toevoegen van een wijzigingsbevoegdheid ter plaatse de detailhandel om ook daar in de toekomst woningen mogelijk te maken. Met dit bestemmingsplan worden nieuwe milieugevoelige functies mogelijk gemaakt.
In de omgeving zijn diverse functies aanwezig, zoals een kerk met begraafplaats en sportverenigingen. Ook bevinden zich op korrte afstand langs de Dokter Brugmanstraat diverse maatschappelijke functies. Gesteld wordt dat sprake is van een gemengd gebied.
Kerk en begraafplaats
Ten noordenoosten van het plangebied staat een kerk met rondom een begraafplaats. Het kerkgebouw behoort tot milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter. De begraafplaats behoort tot milieucategorie 1 met een richtafstand van 0 meter. De dichtstbijzijnde nieuwe woningen bevinden zich aan de Castricummerweg 5. Deze woningen liggen op circa 7 meter afstand van de begraafplaats en circa 20 meter afstand van de kerk en voldoet aan de richtafstanden.
Maatschappelijk / bedrijven
Ten zuidoosten van het plangebied liggen een maatschappelijke en een bedrijfsbestemming. Momenteel zijn hier een woon-zorgcomplex en een kantoor gevestigd. De zorginstelling behoort tot milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter. Kantoren behoren tot milieucategorie 1 met een richtafstand van 0 meter. De beoogde woningen komen op 40 meter afstand waarmee aan beide richtafstanden wordt voldaan.
Maatschappelijk / sport
Ten westen van het plangebied zijn de gronden bestemd voor maatschappelijke doeleinden en sport. Op het maatschappelijk bestemde deel is een apotheek gevestigd. Volgens de VNG-publicatie behoort die tot milieucategorie 1 waarvoor een richtafstand geldt van 0 meter. Het plangebied ligt op circa 22 meter afstand waarmee aan de afstand wordt voldaan.
Ter plaatse van de bestemming sport is een sporthal gevestigd. Afhankelijk van de omvang en intensiteit van gebruik behoren sporthallen tot milieucategorie 3.1 waarvoor een richtafstand geldt van 30 meter. De afstand tot de ontwikkeling is circa 30 meter waarmee wordt voldaan aan de richtafstand.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bestaande bedrijven worden niet onevenredig in hun bedrijfsvoering beperkt. Het aspect milieuhinder vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek en conclusie
Om te bepalen of de bodemkwaliteit te plaatse voldoende is voor de functie wonen, is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in Bijlage 4. Hieruit blijkt dat de bodem van voldoende kwaliteit is en nader onderzoek niet benodigd is.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Holland
In de provincie Noord-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals het Natuur Netwerk Nederland (NNN, zie figuur 4.1) of een Natura 2000-gebied (zie figuur 4.2). Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
Het dichtstbijzijnde natuurgebied behorend tot het NNN is de 'Castricummerpolder en eendenkooi' op circa 475 meter ten westen van de ontwikkeling. Het NNN kent geen externe werking. Ontwikkelingen buiten het NNN hebben dan ook geen invloed op de natuurwaarden binnen deze natuurgebieden.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het 'Noordhollands Duinreservaat' op 3,6 km ten westen van het plangebied. De realisatie van de voorgenomen ontwikkeling en de verkeergeneratie kunnen leiden tot een toename in stikstofdepostie. Met behulp van de AERIUS Calculator is de stikstofdepositie berekend (Bijlage 6). Uit de berekeningen blijkt dat er in de gebruiksfase en aanlegfase geen sprake is van een toename die hoger is dan 0,00 mol N/ha/jr op het Natura 2000-gebied. Het plan is uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.
Figuur 4.1: Ligging t.o.v. Natuur Netwerk Nederland (bron: omgevingsverordening Noord-Holland)
Figuur 4.2: Ligging t.o.v. Natura2000-gebieden (bron: natura2000.nl)
Soortenbescherming
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een quickscan beschermde planten- en dierensoorten uitgevoerd, de rapportage is toegevoegd in Bijlage 5. Hieruit blijkt dat nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen, marterachtigen en de huismus benodigd is. Dit onderzoek wordt momenteel uitgevoerd en wordt in het voorjaar van 2022 afgerond. Indien mitigerende maatregelen benodigd zijn, worden deze genomen voorafgaand aan de ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Volgens de Risicokaart (figuur 4.1) waarop relevante risicovolle bronnen worden getoond, zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen gelegen.
Figuur 4.1: Ligging externe veiligheidscontouren
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.
Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woningen binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.
Onderzoek en conclusie
In Bijlage 2 is het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting van de Geesterweg (50 km/uur) en de Hogeweg (30km/uur) lager
is dan de voorkeursgrenswaarde/richtwaarde van 48 dB. Het laten vaststellen van hogere waarden voor de Geesterweg is dan ook niet nodig. Ten gevolge van de route Castricummerweg (westzijde) – Prinses Irenelaan – Dr. Brugmanstraat en Castricummerweg (oostzijde) is de geluidbelasting hoger dan de richtwaarde. Er zijn geen doelmatige maatregelen in het kader van een goede ruimtelijke ordening mogelijk om de geluidbelasting te reduceren.
Door het verleggen van de bestaande wegen Prinses Irenelaan en Dr. Brugmanstraat blijft voor de bestaande woningen in de omgeving sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De binnenwaarden dienen te voldoen aan het gestelde in het Bouwbesluit 2012.
Het aspect geluid staat de ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Uurgemiddelde concentratie | Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ | |
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | Jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Tabel 4.1: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van 50 woningen. Dit aantal valt ruimschoots onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die op basis van het Besluit NIBM is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt hiermee voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Hiervoor is gebruik gemaakt van de NSL-Monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Castricummerweg direct ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties bedroegen 15,4 µg/m3 voor NO2, 17,2 µg/m3 voor PM10 en 8,9 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Aangezien direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg ligt.
Figuur 4.3: Luchtkwaliteit (bron: www.nsl-monitoring.nl)
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Aan de hand van de kencijfers van het CROW dient inzichtelijk te worden gemaakt wat de te verwachten verkeersgeneratie is als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Daarnaast wordt op basis van de nota 'Parkeernormen gemeente Uitgeest (augustus 2013)' de parkeerbehoefte bepaald. Uitgeest heeft een matig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.
Op basis van de gemeentelijke parkeernota valt het plangebied binnen 'rest bebouwde kom'.
Onderzoek
Ontsluiting
Het plangebied ligt aan de noordzijde van het centrum van Uitgeest. Het gebied wordt ontsloten op de Castricummerweg, de Dokter Brugmanstraat en de Hogeweg. De Castricummerweg vanaf de Geesterweg en de Prinses Irenelaan worden heringericht en verlegd richting het plangebied. Alle omliggende wegen zijn een erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximum toegestane snelheid van 30 km/h.
Openbaar vervoer
Het plangebied is goed te bereiken met het openbaar vervoer. Op 150 m afstand ligt de bushalte Melis Stokelaan. Vanaf deze bushalte rijden bussen tussen station Uitgeest en station Alkmaar.
Langzaam verkeer
Op de omliggende erftoegangswegen rond het plangebied deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. De omliggende wegen van het plangebied zijn daarnaast voorzien van trottoirs voor voetgangers
Parkeren
Ter plaatse worden maximaal 50 woningen toegevoegd. Voor woningen geldt binnen 'rest bebouwde kom' een parkeernorm van 1,7 per woning. Dit is inclusief bezoekersparkeren. Voor de twee te realiseren grondgebonden woningen wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein.
In het plangebied worden 60 parkeerplaatsen gerealiseerd. In het ontwerp en de reeds bestaande parkeerbalans (Bijlage 10) in de directe omgeving is hier rekening mee gehouden.
In de regels (9.2 Parkeren) is juridisch geborgd dat dient te worden voldaan aan de parkeernormen.
In Bijlage 8 is een tekening van de parkeerplaatsen op maaiveld en in de parkeergarage op het binnenterrein van de appartementen weergegeven.
Verkeersgeneratie
In de berekening van de verkeersgeneratie wordt worst-case uitgegaan van de categorie koop, appartement, duur. Op basis van de CROW publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' geldt per woning (koop, appartement, duur, matig stedelijk) een verkeersgeneratie van maximaal 7,5 mvt/etmaal. Voor de 50 woningen komt dit uit op een verkeersgeneratie van maximaal 375 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Op het drukste uur van de dag wordt doorgaans maximaal 10% van de etmaalwaarde afgewikkeld. Dit zijn dus 38 mvt in het drukste uur. Deze verkeerstoename zal merkbaar zijn in de drukkere uren, maar naar verwachting geen negatieve gevolgen hebben op de omliggende ontsluitingswegen.
Conclusie
Het plangebied is goed bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer als het fietsverkeer. In de parkeerbehoefte wordt voorzien binnen het plangebied. De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling zal niet leiden tot structurele knelpunten in de verkeersafwikkeling. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Regelgeving aardgasvrij- en energie neutrale nieuwbouw (VET en BENG)
Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie van kracht, die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hier van af te wijken.
Vanaf 1 januari 2020 moet alle nieuwbouw in Nederland een Bijna Energie Neutraal Gebouw oftewel BENG zijn. De energieprestatie wordt nu nog uitgedrukt in de energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Per 1 januari 2020 wordt de EPC voor nieuwbouw vervangen door BENG-eisen. BENG stelt ook de eis dat de energiebronnen voor het gebouw in bepaalde mate duurzaam moeten zijn.
Circulair bouwen krijgt inmiddels steeds meer voet aan de grond. Gesterkt vanuit overheidsambities zoals geformuleerd in het programma Nederland Circulair in 2050, gevoed vanuit allerlei innovaties in de markt en gestimuleerd door succesvolle projecten ontwikkelt de circulaire bouw zich steeds verder en wordt het optimaal inzetten en hergebruiken van grondstoffen een steeds belangrijker onderdeel van bouw- en gebiedsontwikkeling.
Bij de ontwikkeling van dit nieuwbouwproject adviseren wij dit onderdeel mee te nemen.
GPR Gebouw
Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR Gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers op de onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Hoe hoger de score, hoe duurzamer de woning(en). GPR Gebouw is zowel een communicatiemiddel als praktische maatregelenlijst om nog duurzamer te bouwen; een voorbeeld is dat u HR++ glas gaat vervangen door HR+++ glas met hogere isolatiewaarden. Dit is dan direct te merken aan de scores, de meerkosten zijn gering en er kan volstaan worden met mogelijk een warmtepomp met een lagere capaciteit (in overleg met de installateur) en dus goedkoper.
Groen bouwen
Via de checklist Groen Bouwen (www.checklistgroenbouwen.nl) kunnen, door middel van het beantwoorden van enkele ja/nee-vragen, eenvoudig toepasbare maatregelen worden gekozen die goed zijn voor de stadsnatuur en speciaal voor vogels.
Conclusie
Overeenkomstig het beleid van de gemeente wordt duurzaam gebouwd en bij bedrijven energiebesparende maatregelen te worden genomen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Het bouwplan biedt kansen om duurzaam te bouwen. De woningen worden gasloos gebouwd en er wordt gebruik gemaakt van hoogwaardig duurzame materialen. In de uitwerking van het ontwerp van de woningen wordt duurzaamheid en circulariteit verder ingepast. Duurzame genomen gebouwen zijn afhankelijk van de getroffen maatregelen doorgaans comfortabeler en in de exploitatiefase worden besparingen bereikt. Tot slot zijn de duurzaamheidseisen uit het Bouwbesluit onverkort van toepassing.
Waterbeheer en watertoets
De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. Het doel van dit instrument is om wateraspecten in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
Het plangebied ligt in het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Via de Digitale Watertoets (referentienummer 20210203-12-25457) is HHNK gevraagd een reactie te geven op het plan. Uit de ingediende gegevens blijkt dat er geen relevante kaartlagen geraakt worden, maar omdat het plan een (deel)uitwerking is van de Structuurvisie Centrum wil HHNK het plan mede beoordelen in het licht van het grotere geheel. Hiermee wordt voorkomen dat er tegenstrijdige of gefragmenteerde adviezen worden gegeven met nadelige gevolgen voor de waterhuishouding.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheerplan) zijn de programma's en beheertaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die te vinden zijn op www.hhnk.nl/keur.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied ligt in de kern Uitgeest en wordt ontsloten door de Castricummerweg, Pr. Irenelaan, Dokter Brugmanstraat en Hogeweg. Het gebied heeft momenteel meerdere bestemmingen; 'maatschappelijk', 'detailhandel' en 'groen'. Het westelijk deel van het plangebied bestaat uit een grasveld en een groenstrook met bomen die de afscheiding vormt met het perceel voor detailhandel. Het Leeslokaal aan de zuidzijde zal worden gesloopt en ter plaatse worden nieuwe woningen gebouwd. De Witte School in het zuidoosten van het plangebied blijft behouden en wordt getransformeerd tot appartementen. Het perceel in het noorden wordt bestemd als Wonen.
Bodem en grondwater
Vanwege de ligging in stedelijk gebied zijn bodemopbouw en grondwater niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' bestaat de bodem in de noordelijke woonkern uit kleiige gronden. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) dieper dan 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt tussen de 50 en 80 centimeter onder maaiveld. Volgens de Algemene Hoogtekaart Nederland is de maaiveldhoogte ter plaatse circa 0,4-0,6 meter +NAP.
Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' heeft de noordelijke woonkern grondwaterproblemen. Er is reeds gestart met het oplossen van deze problemen, onder meer door de aanleg van drainage in combinatie met de vervanging van riolering en de uitvoering van het afkoppelplan. Het principe van Berging, Infiltratie, Drainage Transport wordt zoveel mogelijk nagestreefd. Deze zorgen voor het afvoeren van overtollig regenwater en grondwater en houden tijdens droogte juist water vast. Daarnaast, bij renovaties van wegen, wijken of riolen wordt van de volgende werkwijze uitgegaan:
Waterkeringen en veiligheid
Volgens de Legger Waterveiligheid ligt het plangebied niet in een beschermingszone van een primaire of regionale waterkering. De Meldijk ten oosten van het plangebied heeft een waterkerende functie. Zie figuur 4.4.
Figuur 4.4 Ligging plangebied (rood) t.o.v. waterkeringen (bron: Legger waterveiligheid, HHNK)
Waterkwantiteit
Volgens de Legger Wateren van het HHNK zijn er in en om het plangebied geen watergangen gelegen. Zie figuur 4.5.
Figuur 4.5 Ligging plangebied (rood) t.o.v. oppervlaktewateren (bron: Legger wateren 2020, HHNK)
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Ten oosten van het plangebied zijn het Uitgeestermeer/Alkmaardermeer en de Westergeestervaart wel aangemerkt als KRW-waterlichaam. Verder bevinden zich tevens geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland in het projectgebied of de directe omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
De bestaande bebouwing in het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel, bestaande uit een gemengd stelsel. In het plangebied ligt geen (regionale) rioolwaterpersleiding van het waterschap.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het Leeslokaal aan de zuidzijde zal worden gesloopt en ter plaatse worden nieuwe woningen gebouwd. Het bouwblok van deze woningen strekt zich uit tot over de bestaande groenstrook. De Witte School in het zuidoosten van het plangebied blijft behouden en wordt getransformeerd tot appartementen. Door het verdwijnen van het grasveld en de groenstrook zal de verharding in het plangebied toenemen.
Waterkeringen en veiligheid
Het plangebied ligt buiten de beschermingszones van waterkeringen. De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de waterveiligheid.
Waterkwantiteit
Binnen het werkgebied van het hoogheemraadschap is de afgelopen decennia door verstedelijking de hoeveelheid verharding toegenomen, terwijl tegelijkertijd het areaal aan open water is afgenomen. Om dit verschijnsel tegen te gaan is in 2003 de watertoets geïntroduceerd die ervoor moet zorgen dat ontwikkelingen 'waterneutraal' worden gerealiseerd. Een van de onderdelen van de watertoets is het beoordelen van de verhardingstoename.
In onderstaande tabel is de toename aan verharding weergegeven.
Huidige situatie | Toekomstige situatie | |
Verharding | 2.306 m2 | 3.048 m2 |
Open verharding | 29 m2 | 669 m2 |
Groen | 1.887 m2 | 504 m2 |
In Bijlage 9 is een figuur toegevoegd met de verharding in de huidige en de toekomstige situatie.
Door de toename aan verharding zal neerslag versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, al dan niet via het rioolstelsel. Dit leidt tijdens extreme situaties tot pieken in de waterstand met mogelijke wateroverlast als gevolg. Om ervoor te zorgen dat de waterhuishoudkundige situatie niet verslechtert ten gevolge van de verhardingstoename zullen er in het desbetreffende peilgebied compenserende maatregelen getroffen moeten worden.
Bij ontwikkelingen waarbij sprake is van een verhardingstoename van meer dan 800 tot 2000 m2 geldt dat 10% van de toename aan verhard oppervlak moet worden gecompenseerd door middel van het inrichten van nieuwe waterberging. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het realiseren van de waterberging. Het uitgangspunt hierbij is dat de compensatie wordt gerealiseerd binnen het plangebied en dat onderstaande voorkeursvolgorde wordt aangehouden.
Voorkeursvolgorde:
Omdat er in het plangebied en de directe omgeving geen oppervlaktewater aanwezig is, zal het niet haalbaar en/of wenselijk zijn om de nodige compensatie in de vorm van nieuw water te realiseren. De compensatie zal daarom plaatsvinden in de vorm van een waterberging. Dit wordt in het plangebied opgelost door middel van infiltratiekratten onder parkeerplaatsen. Dit is in overleg met het Hoogheemraadschap afgestemd. De berekening is toegevoegd in Bijlage 11.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om gedurende de bouw- en de gebruiksfase duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Er is binnen het plan geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI). Voor de nieuwe ontwikkeling wordt een gescheiden stelsel aangelegd.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Ruimtelijke adaptatie
In het ontwerp wordt gestreefd naar een optimale duurzame gebiedsontwikkeling waarin het Klimaatteam vanuit de verschillende disciplines (duurzaam bouwen, cultuur historisch, natuurinclusief bouwen en klimaatadaptatie) adviseert. Op deze wijze wordt het principe van ruimtelijke adaptie in het ontwerp opgenomen.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse, mits rekening wordt gehouden met de benodigde compensatie.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie
getoond.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende bestemmingen:
En dubbelbestemming:
En gebiedsaanduidingen:
De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.
De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.
De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bedoeld voor tuinen. Binnen deze bestemming zijn gebouwen niet toegestaan.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bestemd voor verkeersdoeleinden.
De voor 'Wonen' aangewezen zijn bestemd voor wonen en de daarbij behorende bouwwerken, werken, werkzaamheden, tuinen, erven en gebouwde parkeervoorzieningen. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen, waarmee de uiterste bouwgrenzen zijn vastgelegd. Verder zijn de maximum goot- en bouwhoogte opgenomen.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
Gronden zijn in eigendom van de gemeente. Er worden dus geen bouwmogelijkheden op gronden van derden mogelijk gemaakt. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet nodig. Voor verlegging van de weg zijn middelen gereserveerd.
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de verschillende overlegpartners. De reacties van de Veiligheidsregio Kennemerland, Gasunie en Liander hebben niet geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan. De reactie van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft geleid tot aanpassingen in de waterparagraaf en de regels.
Ter inzagelegging
Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van vrijdag 2 juli 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is een ieder de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en beantwoord in de nota zienswijzen (Bijlage 12).