Inhoudsopgave
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
Artikel 5 Waarde – Archeologie 2
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
|
plan: |
|
het Bestemmingsplan Kanaalkade 35 te Schoorldam met identificatienummer NL.IMRO.0441.BPLGHKanaalkade35-VA01 van de gemeente Schagen; |
|
|
|
bestemmingsplan: |
|
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels; |
|
|
|
aanbouw: |
|
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
|
archeologisch deskundige: |
|
professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma’s van Eisen op te stellen en/of te toetsen; |
|
|
|
archeologisch onderzoek: |
|
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie; |
|
|
|
archeologische waarden: |
|
waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn; |
|
|
|
bebouwing: |
|
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
|
|
|
beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis: |
|
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 1, dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
bestaand: |
|
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010); |
|
|
|
bestemmingsgrens: |
|
de grens van een bestemmingsvlak; |
|
|
|
bestemmingsvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; |
|
|
|
bijgebouw: |
|
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
|
bouwen: |
|
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; |
|
|
|
bouwgrens: |
|
de grens van een bouwvlak; |
|
|
|
bouwperceel: |
|
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; |
|
|
|
bouwperceelgrens: |
|
een grens van een bouwperceel; |
|
|
|
bouwvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; |
|
|
|
bouwwerk: |
|
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; |
|
|
|
gebouw: |
|
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; |
|
|
|
hoofdgebouw: |
|
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is; |
|
|
|
kampeermiddel: |
|
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; |
|
|
|
mantelzorg: |
|
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak; |
|
|
|
overkapping: |
|
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten; |
|
|
|
paardenbak: |
|
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen; |
|
|
|
peil: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
pand: |
|
de kleinste bij totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is; |
|
|
|
uitbouw: |
|
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dan wel een gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
|
|
|
voorgevel: |
|
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt; |
|
|
|
woning: |
|
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; |
Waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
|
de dakhelling: |
|
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; |
|
|
|
de goothoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; |
|
|
|
de inhoud van een bouwwerk: |
|
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen; |
|
|
|
de bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; |
|
|
|
de oppervlakte van een bouwwerk: |
|
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; |
|
|
|
de hoogte van een windturbine: |
|
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
wonen, al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis; |
|
een paardenbak; |
|
het hobbymatig houden van dieren, |
met de daarbij behorende:
|
groenvoorzieningen; |
|
openbare nutsvoorzieningen; |
|
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; |
|
verkeers- en verblijfsvoorzieningen; |
|
waterlopen en -partijen. |
3.2 Bouwregels
|
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
|
lid 3.2, sub a, onder 4 voor een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen; |
|
lid 3.2, sub a, onder 5, voor een dakhelling van minder dan 30°, met dien verstande dat niet het gehele dak plat mag worden afgedekt; |
|
lid 3.2, sub b, onder 2, voor een tijdelijk grotere oppervlakte van niet meer dan 60 m² aan bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat: |
|
|
|
|
|
lid 3.2, sub c, onder 1 ten behoeve van een andere situering van de paardenbak, onder de aanvullende voorwaarden dat: |
|
|
|
|
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het landschaps- en bebouwingsbeeld; |
|
de milieusituatie; |
|
het uitzicht van woningen; |
|
de verkeersveiligheid. |
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
|
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten dienste van de woonfunctie voor zelfstandige bewoning; |
|
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel; |
|
het gebruik van gronden, bouwwerken en vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van derden; |
|
het gebruik van bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie. |
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
|
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, sub a en toestaan dat bijgebouwen en overkappingen bij een woning worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het landschaps- en bebouwingsbeeld; |
|
de milieusituatie; |
|
het uitzicht van woningen; |
|
de verkeersveiligheid. |
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2, mits:
|
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel; |
|
is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel; |
|
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord: |
|
|
|
|
|
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd. |
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
4.4.1. Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:
|
het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen; |
|
het rooien of vellen van houtopstanden; |
|
de aanleg van verhardingen; |
|
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; |
|
het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage; |
|
het in de grond brengen van voorwerpen; |
|
het verrichten van graafwerkzaamheden; |
|
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. |
4.4.2. Uitzondering
Het bepaalde in sublid 4.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
|
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken; |
|
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden van het plan; |
|
plaatsvinden in of op gronden waar uit archeologisch onderzoek, uitgevoerd door een deskundige op het gebied van archeologie, is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. |
4.4.3. Voorwaarden
De in sublid 4.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien:
|
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel; |
|
is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel; |
|
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord: |
|
|
|
|
|
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd. |
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 5 Waarde – Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
|
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid; |
|
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 100 m² wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld; |
|
bouwwerken met een oppervlakte van 100 m² of minder; |
|
bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld. |
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2, mits:
|
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel; |
|
is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel; |
|
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord: |
|
|
|
|
|
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd. |
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
5.4.1. Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:
|
het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen; |
|
het rooien of vellen van houtopstanden; |
|
de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 100 m²; |
|
de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 100 m²; |
|
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; |
|
het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage; |
|
het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 0,35 m; |
|
het verrichten van graafwerkzaamheden dieper dan 0,35 m; |
|
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. |
5.4.2. Uitzondering
Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
|
welke het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken; |
|
welke reeds in uitvoering zijn ten tijde van het inwerkingtreden van het plan; |
|
waarbij geen grondroerende werken en/of werkzaamheden groter dan 100 m² plaatsvinden dan wel waar grondroerende werken en/of werkzaamheden plaatsvinden groter dan 100 m² maar niet dieper dan 0,35 m onder het bestaande maaiveld; |
|
welke plaatsvinden in of op gronden waar uit archeologisch onderzoek, uitgevoerd door een deskundige op het gebied van archeologie, is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. |
5.4.3. Voorwaarden
De in lid 5.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien:
|
is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel; |
|
is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel; |
|
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord: |
|
|
|
|
|
alvorens omgevingsvergunning wordt verleend door het bevoegd gezag deskundig advies op het gebied van archeologie is gevraagd. |
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
de waterkering en de waterbeheersing; |
|
de overige bestemmingen die op basis van het plan aan de gronden zijn toegewezen, |
met de daarbij behorende:
|
bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
6.2 Bouwregels
|
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande reeds gebouwde gebouwen. |
|
|
|
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering, gelden de volgende regels: |
|
|
|
|
|
|
|
Het bouwen en gebruik krachtens deze bestemming mag uitsluitend geschieden: |
|
voor zover de belangen van de waterkering dat gedogen; |
|
nadat ter zake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijke waterbeheerder. |
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 sub a ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de aldaar geldende bestemmingsregels van Artikel 3 Wonen nadat terzake advies is ingewonnen bij de verantwoordelijk waterbeheerder.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
|
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: |
|
|
|
|
|
|
|
Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: |
|
|
|
|
|
De omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de waterkerende functie in onevenredige mate kan worden aangetast. |
|
|
|
Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a pleegt het bevoegd gezag overleg met de verantwoordelijke waterbeheerder. |
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
|
het gebruik als opslag-, stort- of bewaarplaats al dan niet ter verkoop van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke functie onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht beheer van de gronden, dan wel past binnen de toegelaten bedrijfsvoering; |
|
het plaatsen en/of het gebruik van stacaravans en zeecontainers. |
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
|
de op de verbeelding aangeduide en/of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages (met uitzondering van oppervlakte van gebouwen, bebouwing en bestemmingsvlakken) tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; |
|
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen en rotondes of de aansluiting van wegen onderling of het beloop van vaarwegen in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft; |
|
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; |
|
het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten worden gebouwd met een hoogte van ten hoogste 15 m; |
|
het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten ten behoeve van telecommunicatiedoeleinden worden gebouwd met een hoogte van ten hoogste 40 m; |
|
het bepaalde in het plan en toestaan dat wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwtjes, en naar de aard daaraan gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits: |
|
|
|
|
De onder a tot en met e genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
|
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; |
|
het landschaps- en bebouwingsbeeld; |
|
de milieusituatie; |
|
het uitzicht van woningen; |
|
de verkeersveiligheid. |
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen:
|
ten behoeve van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen en bouwwerken van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m; |
|
in die zin dat de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzingen naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke wordt geactualiseerd; de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien het handhaven van de in de regels opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden leidt; een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijzigingen betreffen. |
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
|
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: |
|
|
|
|
|
|
|
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
11.2 Overgangsrecht gebruik
|
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
|
|
|
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
|
|
|
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Kanaalkade 35 te Schoorldam”.