Plan: | Herontwikkeling Wheermolen West, 2e fase 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0439.BPWMW2010-va01 |
Door Van der Goes en Groot is in 2006 een quick scan12 uitgevoerd naar de (mogelijke) aanwezigheid van krachtens de Flora- en faunawet beschermde flora en fauna in het plangebied. Dit onderzoek heeft bestaan uit een veldbezoek.
Hierna is door Van der Goes en Groot ook een vleermuizeninventarisatie13 uitgevoerd.
Beide onderzoeken zijn als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. In de navolgende twee paragrafen worden per onderzoek de belangrijkste conclusies weergegeven.
Er zijn geen beschermde planten aangetroffen in het plangebied. Het plangebied heeft geen potenties voor beschermde plantensoorten.
De spoorsloot aan de rand van het plangebied is ongeschikt voor beschermde vissoorten. De waterkwaliteit is erg slecht. De spoorsloot is daarmee ook nauwelijks geschikt voor amfibieën. Wanneer er amfibieën voorkomen zal dit beperkt blijven tot een enkel exemplaar van de algemeen voorkomende soorten zoals Kleine watersalamander, Bruine kikker en Groene kikker. Het gebied is ongeschikt voor de Rugstreeppad.
De bosschages kunnen dienst doen als overwinteringplek voor een aantal algemene amfibieënsoorten als Bruine kikker en Kleine watersalamander.
Het onderzoeksgebied is ongeschikt voor beschermde reptielen. De benodigde levensvoorwaarden zijn hiervoor niet aanwezig.
In de marginale stukjes groen op het terrein kunnen enkele algemene vogels als Heggenmus en Merel tot broeden komen. In de vrijstaande bomen kunnen soorten als Ekster en Zwarte kraai gemakkelijk nestelen.
Het gebied is weinig geschikt voor kleine zoogdieren als muizen. Evenmin zullen soorten als Huisspitsmuis en Veldmuis schaars aanwezig zijn. De Mol is blijkens aanwezige molshopen aanwezig in het plangebied. Ook de Egel zal foerageren in de aanwezige aanplant en mogelijk lokaal een rustplaats hebben.
In het plangebied zijn mogelijk verblijfplaatsen voor beschermde gebouwbewonende vleermuizen aanwezig. Enkele gebouwen zijn geschikt. Soorten die te verwachten zijn, zijn Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. Het plangebied zal voorts deel uitmaken van een groter foerageergebied van een aantal vleermuissoorten zoals Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger.
Boombewonende soorten zijn waarschijnlijk niet aanwezig. De aanwezige beplanting biedt voor deze soorten weinig mogelijkheden.
Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor een aantal soortgroepen, zoals amfibieën, broedvogels en kleine zoogdieren/vleermuizen. Gezien het aanwezige biotoop, het oppervlak, de geografische ligging en informatie uit de vakliteratuur over populaties in de omgeving, zullen hoofdzakelijk algemene soorten aanwezig zijn.
Het is mogelijk dat er zich in het plangebied permanent vleermuizen bevinden uit het zwaarste beschermingsregime. Soorten uit het zwaarste beschermingsregime behoeven altijd ontheffing. Om zekerheid te verkrijgen over het al dan niet voorkomen van de beschermde vleermuizen in de gebouwen is een inventarisatie uitgevoerd. De conclusies hiervan worden in de volgende paragraaf beschreven.
Voor mogelijk aanwezige broedvogels dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Indien op het terrein buiten het broedseizoen bewoonde nesten aanwezig zijn, is een ontheffing wel nodig.
Uit de vleermuizninventarisatie kan het volgende worden geconcludeerd:
Aangezien er in de omgeving van de gebouwen slechts foeragerende individuen van Gewone dwergvleermuis zijn waargenomen, kan met stelligheid geconcludeerd worden dat er geen vleermuisverblijven aanwezig zijn in de gebouwen.
Er behoeft voor de sloop van de gebouwen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.