Plan: | Overwhere Noord 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0439.BPOWN-va01 |
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijziging van de Monumentenwet 1988) is geregeld dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reƫle verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig te worden betrokken in de afweging tussen het te beschermen bodemarchief en andere maatschappelijke belangen. De gemeente Purmerend heeft een eigen archeologiebeleid opgesteld. Onderdeel van dit beleid zijn de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Purmerend.
De archeologische verwachtingskaart voorspelt de verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart is de basis geweest voor het opstellen van de beleidsadvieskaart. De beleidsadvieskaart wordt gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en geeft de maatregelen aan die van toepassing zijn bij bodemingrepen.
Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. De opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten worden als leidraad gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.
Figuur 5.3 Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart
De archeologische verwachtingskaart (figuur 5.2) van de gemeente Purmerend laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met een lage kans op archeologische sporen (lichtgroen). Langs de middeleeuwse ontginningassen is de kans op archeologische sporen echter middelhoog (donkergroen).
Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 500 m2 beslaat en dieper dan 0,50 cm onder maaiveld, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.
Kwadijkerpark, fase b2 en c
Op basis van archeologisch onderzoek is geconcludeerd dat voor de gronden in het Kwadijkerpark sporen van bewoning uit de 11e eeuw aanwezig kunnen zijn. De aard van de geplande ingrepen zullen naar verwachting leiden tot verstoring van het oorspronkelijke bodemprofiel. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen hierdoor dus worden verstoord of vernietigd. Door het ontbreken van voldoende informatie kan echter niet nauwkeurig worden bepaald waar en hoe diep archeologische sporen aanwezig kunnen zijn en wat de intactheid van deze sporen is. Gezien de aard van de te verwachten bewoningssporen (kleine terplichamen) is het uitvoeren van een karterend onderzoek door middel van boringen of zoeksleuven niet zinvol.
Om meer inzicht te krijgen in de aan- of afwezigheid van archeologische sporen wordt een deel van de nieuw aan te leggen waterpartijen onder archeologische begeleiding uitgevoerd.
Archeologische begeleiding houdt in dat archeologen tijdens de uitvoer van de werkzaamheden in staat worden gesteld om waarnemingen te doen en te registreren zonder de uitvoer van de werkzaamheden te belemmeren. Voor het uitvoeren van een archeologische begeleiding is een Programma van Eisen (PvE) opgesteld. In dit PvE zijn de wetenschappelijke en praktische uitgangspunten waaraan het onderzoek moet voldoen, vastgelegd.