direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Grotenhuyshof 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en achtergrond

De locatie Grotenhuyshof (voormalig Grotenhuysweg 52) is een braakliggend dan wel ongebruikt terrein. Op de locatie stond tot eind 2014 een bedrijfsgebouw. Het doel was en is om de locatie te herontwikkelen. In dat kader is er een bouwplan voor een appartementengebouw ontwikkeld. De locatie is hernoemd tot Grotenhuyshof.

Snippe Projecten B.V. heeft het voornemen om op de locatie Grotenhuyhof in Purmerend een appartementengebouw te realiseren. Het woningbouwproject omvat 89 appartementen. Voor de onderhavige projectlocatie waren in de periode 2014-2016 reeds plannen om woningen te realiseren, namelijk een combinatie van grondgebonden woningen en appartementen. Eind 2016 en begin 2017 zijn er nieuwe woningplannen voor de locatie ontstaan. Het perceel is gekocht door de nieuwe ontwikkelaar.

In het kader van de gewenste herontwikkeling van het onderhavige gebied heeft Snippe Projecten B.V. het bouwplan ontwikkeld voor het appartementengebouw dat met het onderhavige bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt.

Het voorgenomen appartementengebouw op de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) past niet binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan. Daarom is een partiële herziening van het bestemmingsplan benodigd. Gelijktijdig aan de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan is een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk gedaan, namelijk voor het appartementengebouw dat met het onderhavige bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt.

De ligging van het project "Appartementengebouw Grotenhuyshof" en het onderhavige bestemmingsplan in Purmerend, is weergegeven op afbeelding 1.1A. Het project en bestemmingsplan bevinden zich in het oosten van Purmerend, aan de oostrand van de bebouwing van de stad, niet ver gelegen van het Purmerbos. Een impressie van het voorgenomen appartementengebouw is weergegeven op afbeelding 1.1B.

De begrenzing van het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan "Grotenhuyshof 2017" is weergegeven en beschreven in paragraaf 1.2.

Afbeelding 1.1A Ligging project appartementengebouw Grotenhuyshof en onderhavig bestemmingsplan in Purmerend

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0002.png"

Afbeelding 1.1B Impressie voorgenomen appartementengebouw Grotenhuyshof

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0003.png"

Met betrekking tot het appartementengebouw Grotenhuyshof (Grotenhuysweg 52) is een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk aangevraagd. De (procedurele) koppeling met het onderhavige bestemmingsplan wordt nader toegelicht in paragraaf 1.4.4 en 3.3 van deze Toelichting van het bestemmingsplan.

1.2 Plangebied

Ten behoeve van het project voor het appartementengebouw op de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld. Het onderhavige plangebied is weergegeven op de afbeeldingen 1.2A en 1.2B.

Het plangebied ligt aan de oostkant van de Grotenhuysweg, ten noorden van de Purmerenderweg en ten zuiden van de Stremselstraat. Aan de oostkant grenst het plangebied aan het evenemententerrein. Het project wordt afgezien van de oostzijde omringd door watergangen.

Afbeelding 1.2A Plangebied onderhavig bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0004.png"

Afbeelding 1.2B Luchtfoto plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0005.png"

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017 is gesitueerd in het gebied van het bestemmingsplan "De Purmer 2016". Dit bestemmingsplan is op 27 oktober 2016 vastgesteld door de gemeenteraad van Purmerend, en is onherroepelijk.

Voor het onderhavige plangebied gelden geen voorbereidingsbesluiten.

Het vigerende bestemmingsplan "De Purmer 2016" kent ter plaatse van het onderhavige plangebied 'bestemmingen bij recht' en geen wijzigingsbevoegdheid. Bij het onderhavige plangebied is sprake van de bestemmingen:

  • 'Bedrijf' (artikel 4 van de regels).
  • 'Groen' (artikel 9 van de regels).
  • 'Recreatie' (artikel 11 van de regels).
  • 'Verkeer - 2' (artikel 18 van de regels).
  • 'Water' (artikel 19 van de regels).

De bestemming 'Verkeer – 2' sluit aan op de zuidoosthoek van het onderhavige plangebied.

Afbeelding 1.3 Vigerend bestemmingsplan De Purmer 2016 ter plaatse van het onderhavige nieuwe bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0006.png"

Het voorgenomen project "Appartementengebouw Grotenhuyshof" past niet binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan De Purmer 2016. Het realiseren van woningen en het gebruiken van infrastructuur en parkeerplaatsen ten behoeve van woningen is in strijd met de bestemming 'Bedrijf', en het realiseren van parkeerplaatsen ten behoeve van woningen is in strijd met de bestemming 'Recreatie'. Daarom is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld.

1.4 Juridische procedures

1.4.1 Bestemmingsplan

Vanwege het feit dat het realiseren van woningen niet past binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit betreft het onderhavige bestemmingsplan "Grotenhuyshof 2017". De bestemmingsplanprocedure ziet er als volgt uit.

Bij het opstellen van het (ontwerp-)bestemmingsplan wordt een voorontwerp-bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg aan de wettelijke adviseurs en overlegpartners (o.a. provincie en waterschap) voorgelegd. De binnengekomen reacties worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

De start van de bestemmingsplanprocedure, op basis van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), betreft de bekendmaking/vooraankondiging van de voorbereiding van het bestemmingsplan, namelijk met een publicatie/kennisgeving in een lokale krant en via digitale weg. Vervolgens wordt op basis van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) en afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) de procedure voortgezet. De kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan wordt gedaan in een lokale krant, in de Staatscourant en via digitale weg.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt zes weken ter inzage gelegd en binnen deze termijn kan een ieder zienswijzen bij de gemeente(raad) indienen. De ingediende zienswijzen worden - indien mogelijk - verwerkt in het (vast te stellen) bestemmingsplan.

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 23 februari t/m 5 april 2018 ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Na de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad ligt het vastgestelde bestemmingsplan zes weken ter inzage en kunnen diegenen, die een zienswijze hebben ingediend, en belanghebbende zijn, een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State indienen. Tevens kan een verzoek om een voorlopige voorziening bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingediend.

1.4.2 Gemeentelijke coördinatieregeling

De gemeenteraad van Purmerend heeft besloten om in de gemeente de gemeentelijke coördinatieregeling volgens paragraaf 3.6.1 (artikel 3.30) van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) toe te passen. De initiatiefnemer van het project heeft de gemeente verzocht om de coördinatieregeling toe te passen bij het onderhavige project en bestemmingsplan. De onderhavige bestemmingsplanprocedure zal worden gecoördineerd met:

  • het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk (voor het appartementengebouw Grotenhuyshof en een beschoeiing), en het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het maken van een uitweg, in één besluit/omgevingsvergunning;
  • het besluit tot het vaststellen van hogere (grens)waarden op grond van de Wet geluidhinder (Wgh).

Het gebruikmaken van de coördinatieregeling heeft voordelen voor de te volgen planologische procedure voor het appartementengebouw Grotenhuyshof. De voordelen zijn in het kort dat de benodigde besluiten voor het project tegelijk als besluit ter inzage worden gelegd. Ten aanzien van de omgevingsvergunning voor het bouwen is het voordeel dat er bij toepassing van de coördinatieregeling maar één beroepsgang mogelijk is, namelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.4.3 Crisis- en herstelwet

Het plan voor de woningen in het plangebied Grotenhuyshof valt onder de werking van de Crisis- en herstelwet (Chw) omdat het plan/project voldoet aan de criteria van artikel 3.1 (herstructurering van woon- en werkgebieden) van Bijlage I van de Crisis- en herstelwet (Chw).

Bijlage I Chw bevat categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Crisis en herstelwet (Chw). In artikel 3.1 "gebiedsontwikkeling en werken van lokaal of regionaal belang" worden de volgende projecten genoemd: "3.1: ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan [...] wordt afgeweken, ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden". In het onderhavige geval wordt met een bestemmingsplan de bouw van meer dan 11 woningen planologisch mogelijk gemaakt. Vanwege deze reden valt het onderhavige plan onder de Crisis- en herstelwet (Chw). Het voornaamste voordeel hiervan is dat een eventuele beroepsprocedure korter duurt; de behandeling van een beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State duurt maximaal een half jaar in plaats van de normale termijn van een jaar.

1.4.4 Hogere (grens)waarde procedure op grond van de Wet geluidhinder

Indien bij een project of plan met geluidsgevoelige functies sprake is van een geluidsbelasting op de gevel boven de initiële toegestane geluidsbelasting of de voorkeursgrenswaarde, dan zijn (indien mogelijk) hogere (grens)waarden benodigd. Deze hogere (grens)waarden ten aanzien van de toegestane geluidsbelasting zijn ontheffingen die op grond van de Wet geluidhinder kunnen worden verleend door het bevoegd gezag, in dit geval door de burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Zie voor meer informatie paragraaf 5.3 van deze Toelichting op het bestemmingsplan. De hogere (grens)waarde procedure is geregeld in hoofdstuk VIIIa 'Hogere waarde en onderzoeksbepalingen' van de Wet geluidhinder.

De hogere (grens)waarden zijn nodig ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan. Op grond van artikel 110c van de Wet geluidhinder is bij een bestemmingsplan de zienswijzenprocedure (afdeling 3.4. van de Awb) van toepassing. Daarmee kan de hogere (grens)waarde procedure worden gekoppeld aan de bestemmingsplanprocedure, waardoor het hogere (grens)waarden besluit en het besluit vaststelling bestemmingsplan tegelijk ter inzage worden gelegd, allebei eerst als ontwerpbesluit, ten behoeve van de mogelijkheid tot zienswijzen en beroep.

1.5 Leeswijzer

Na een inleidend hoofdstuk, waarin onder meer wordt ingegaan op de aanleiding van dit bestemmingsplan en de juridische context, volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het nieuwe (bouw)plan beschreven dat de achtergrond is voor de juridische regelingen van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 het beleidskader beschreven. Dat hoofdstuk beschrijft ook dat het plan voorziet in een behoefte, een onderbouwing in het kader van "Ladder voor duurzame verstedelijking" als onderdeel van rijksbeleid en regelgeving. Hoofdstuk 5 beschrijft de omgevingsaspecten en randvoorwaarden van het bestemmingsplan, en hoe met de diverse omgevingsaspecten rekening is gehouden. Hoofdstuk 6 bevat een beschrijving van de juridische regelingen van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 wordt de economische en privaatrechtelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan behandeld. In hoofdstuk 8 wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid behandeld, en wordt beschreven op welke wijze burgers en organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Algemeen

Het onderhavige bestemmingsplangebied is gelegen in, dan wel aan de rand van, een woonwijk. De plan- en projectlocatie betreft de Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof), en is gelegen aan de oostzijde van Purmerend. In de omgeving van het plangebied zijn sport- en recreatiegebieden aanwezig. Ten oosten van het plangebied ligt de Purmerbuurt, een dorpsgedeelte van de stad Purmerend. Ten zuiden van het plangebied ligt voetbalclub De Wherevogels, en op enkele honderden meters het Purmerbos.

Direct ten zuiden van het plangebied ligt de Purmerenderweg, een voor de stad belangrijke historische weg.

Het onderhavige plangebied is momenteel een open en grotendeels braakliggend terrein.

Afbeelding 2A Infrastructuur en functies omgeving plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0007.png"

2.2 Ruimtelijke structuur en omgeving plangebied

In de omgeving van het onderhavige plangebied is sprake van rechte en diagonale stedelijke ruimtelijke structuren. Het plangebied ligt aan de rand van de stad, en op de rand/grens van de woonwijken Purmer-Noord en Purmer-Zuid. In de omgeving is sprake van een duidelijke blokstructuur; woningrijen omsluiten blokachtige structuren in allerlei vormen.

Tevens ligt het plangebied in een hoek van de wijk(en) met groen, een recreatieterrein en sportvelden. Het gebied ten oosten van de wijken (en het plangebied) fungeert als een gebied voor ontspanning, met veel groen, een bos en een golfbaan.

Direct ten oosten van het plangebied ligt een evenemententerrein, aan de Purmerenderweg, waar enkele keren per jaar evenementen/shows plaatsvinden en dat ook dienst kan doen als parkeerterrein voor evenementen.

Aangezien het plangebied ligt ter plaatse van een voormalige bedrijfslocatie, maakt het plangebied niet direct onderdeel uit van de woonwijk. In de toekomst zal het plangebied wel onderdeel uitmaken van de woonwijk, ofwel de woonwijk wordt met het appartementengebouw uitgebreid.

2.3 Bedrijfsfunctie

Op het perceel binnen het onderhavige plangebied was een bedrijf gevestigd. Het bedrijfsgebouw is inmiddels gesloopt. Alle ondergrondse leidingen van het bedrijf zijn verwijderd en de grond is bouwrijp gemaakt. Momenteel heeft de grond geen functie en is het perceel afgezet met hekken. Dit geeft geen kwalitatieve uitstraling naar de omgeving. Daarom is het wenselijk dat het terrein wordt herontwikkeld.

2.4 Evenemententerrein

Direct naast het perceel met de bedrijfsfunctie ligt, ten oosten van het plangebied, een recreatie-functie. Het betreft een evenemententerrein waar enkele keren per jaar evenementen/shows plaatsvinden. Tevens kan het terrein dienst doen als parkeerterrein voor evenementen. Voor het evenemententerrein gelden specifieke beleidsregels. Het evenemententerrein is iets kleiner geworden omdat de ontwikkelaar een klein deel van het evenementerrein heeft gekocht.

2.5 Verkeer (en parkeren)

Het onderhavige plangebied heeft in de huidige situatie geen verkeersfunctie, behoudens de uitweg voor het (naastliggende) recreatieterrein in de zuidoostelijke hoek van het plangebied en het parkeren tijdens evenementen. Voorheen was in het plangebied, bij het voormalige bedrijf, enkel sprake van bestemmingsverkeer.

Langs het plangebied liggen twee wegen waarop het plangebied aansluit, namelijk de Grotenhuysweg en Purmerenderweg. Deze wegen zijn niet geschikt om op/langs te parkeren. Op de Grotenhuysweg, ten westen van het plangebied, is het fietsverkeer gescheiden van het autoverkeer. Op de Purmerenderweg, ten zuiden van het plangebied, liggen langs/op de weg (suggestie)fietsstroken.

Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich een rijbaan op het recreatieterrein ten behoeve van (het parkeren van) de getransporteerde objecten en materialen voor een evenement. Langs de rijbaan kunnen transportwagens en auto's worden geparkeerd.

Ten westen van het plangebied bevindt zich op zeer korte afstand, langs de Grotenhuysweg, een bushalte.

2.6 Groen, Water en Natuur (Ecologie)

Het onderhavige plangebied bestaat voor een groot deel uit grassen en kruiden die kenmerkend zijn voor braakliggende terreinen en ruigten. Aan de zuidzijde van het terrein staan twee bomen (een esdoorn en een kers).

Binnen het plangebied is momenteel geen water aanwezig, behoudens mogelijk een smalle strook aan de noordzijde van het plangebied en enkele plassen. De watergangen naast het terrein hebben een betrekkelijk lage ecologische waarde. Door de aanwezigheid van oeverbeschoeiing en watervogels is er weinig ruimte en kans voor ontwikkeling van een gevarieerde oever- en watervegetatie.

De aanwezigheid van (beschermde) planten en dieren in het plangebied wordt beschreven in paragraaf 5.8 van deze Toelichting van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Algemeen

Het onderhavige bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017 heeft betrekking op een appartementengebouw op de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) in Purmerend. Voor het appartementengebouw is reeds een compleet uitgewerkt ontwerp gemaakt; het betreft dus een concreet plan en project. Het project beoogt het realiseren van een appartementengebouw met 89 woningen op een open braakliggend terrein. Het voorgenomen appartementengebouw komt op de plaats van een perceel met een voormalig bedrijfsgebouw aan de Grotenhuysweg. Een plan om het bedrijf te vervangen door woningen bestaat al enkele jaren. Rondom het voorgenomen appartementengebouw wordt de buitenruimte opnieuw ingericht, waarbij onder andere parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd. Het appartementengebouw Grotenhuyshof wordt (afgerond naar boven) maximaal 16 meter hoog (exclusief de liftopbouw).

Het woningbouwproject "Appartementengebouw Grotenhuyshof" is een initiatief van de projectontwikkelaar Snippe Projecten B.V.

Afbeelding 3.1 Impressie voorgenomen appartementengebouw Grotenhuyshof, vanuit het noorden

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0008.png"

Bij de totstandkoming van het plan zijn de omwonenden in de (directe) omgeving van het plan geïnformeerd. Voor de directe omwonenden is de mogelijkheid geboden om 1-op-1 gesprekken te voeren met de ontwikkelaar. Daarnaast is een informatiebijeenkomst/inloopavond georganiseerd, namelijk op 6 juli 2017.

Op de planlocatie was eerder een ander plan voorzien, namelijk het plan van Attica. Dit plan ging weliswaar uit van twee bouwlagen minder, maar de bebouwing stond aanzienlijk dichter op de woningen in de omgeving, voornamelijk aan de noordzijde. Bij de informatiebijeenkomst en de gesprekken met de omwonenden is het verschil tussen het plan van Attica en het nieuwe plan van Snippe Projecten inzichtelijk gemaakt, en is (de inpassing van) het nieuwe plan ofwel het project "Appartementengebouw Grotenhuyshof" toegelicht.

In paragraaf 8.2 van dit bestemmingsplan is het informeren van de omwonenden over het plan nader beschreven.

Ten aanzien van de afstand van het bouwplan tot aan de nabijgelegen bestaande woningen, zijn de verschillen tussen het nieuwe onderhavige plan en het voorgaande plan als volgt:

  • noordzijde, Stremselstraat: nieuwe plan Snippe Projecten 40 meter, (oude) plan Attica 26 meter.
  • westzijde, Vigilantestraat: nieuwe plan Snippe Projecten 66 meter, (oude) plan Attica 56 meter.

3.2 Ruimtelijke structuur en inpassing in de omgeving

Het onderhavige plangebied ofwel het projectgebied van het appartementengebouw Grotenhuyshof maakt niet direct onderdeel uit van een woonwijk, maar ligt aan de rand van de woonwijk Purmer-Noord. De bestaande woningen in de omgeving van het projectgebied zijn grondgebonden woningen. Doordat het voorgenomen appartementengebouw op de locatie Grotenhuyshof (voormalig perceel Grotenhuysweg 52), aan de rand van de woonwijk ligt, kan het in de omgeving worden geïntegreerd.

Door de wijkontsluitingsweg, het water naast het plangebied en de bomen langs de bestaande woningen, is er sprake van een duidelijke scheiding tussen de bestaande en toekomstige woningen. In de omgeving van het voorgenomen appartementengebouw Grotenhuyshof staat langgerekte bebouwing. Tevens is in de omgeving van het plan sprake van een duidelijke blokstructuur; woningrijen omsluiten blokachtige structuren in allerlei vormen. De blokachtige opzet van het ontwerp van het appartementengebouw sluit aan op deze karakteristiek.

Het appartementengebouw wordt enkele meters hoger dan de bestaande bebouwing/woningen in de omgeving. De afstanden tussen het voorgenomen appartementengebouw en de bestaande woningen zijn verhoudingsgewijs groot. Daarmee is het verschil in bouwhoogte, tussen het plan en de bebouwing in de omgeving, ruimtelijk en stedenbouwkundig passend.

Het voorgenomen appartementengebouw vervangt een inmiddels gesloopt bedrijfsgebouw. Het nieuwe gebouw kent een vergelijkbare grondoppervlakte. Het appartementengebouw, met een behoorlijk neutrale architectuur, is een verbetering ten opzichte van een 'grijs' bedrijfsgebouw en een leeg braakliggend/verloederend terrein.

Het openbaar groen in het zuidelijke deel van het plangebied blijft aanwezig. De beschoeiing van de waterkant van de watergang aan de noordzijde van het plangebied zal worden aangepast, waarbij de waterlijn hetzelfde blijft maar de beschoeiing wordt verhoogd.

De inrichting van het plangebied met het voorgenomen appartementengebouw en het bijbehorende terrein is weergegeven op afbeelding 3.2.

Afbeelding 3.2 Inrichting planlocatie met het appartementengebouw, de straat, de parkeerplaatsen en het groen

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0009.png"

3.3 Wonen

In het plangebied worden in het voorgenomen appartementengebouw Grotenhuyshof 89 woningen gerealiseerd. De woningen betreffen appartementen variërend in grootte. Het appartementencomplex kent vijf bouwlagen ofwel vier etages. Op elke bouwlaag worden appartementen gerealiseerd.

Met betrekking tot de functie wonen en het voorgenomen appartementengebouw is reeds een vergevorderd ontwerp, ofwel een definitief ontwerp (DO), van het appartementengebouw gemaakt. Daarom wordt, op grond van de gemeentelijke coördinatieregeling, gelijktijdig met het (ontwerp-)bestemmingsplan de (ontwerp-)omgevingsvergunning in procedure gebracht.

Voor de woningen in het appartementengebouw, waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd, worden drie categorieën met betrekking tot de woninggrootte aangehouden. In tabel 3.3 is weergegeven hoeveel woningen er per woninggrootte categorie in het voorgenomen appartementengebouw worden gerealiseerd.

Tabel 3.3 Aantal woningen per grootte categorie in appartementengebouw Grotenhuyshof

Woninggrootte    
t/m 49 m2   50 t/m 65 m2   vanaf 66 m2   totaal  
25   56   8   89  

De 89 woningen/appartementen van het onderhavige project worden koopappartementen en mogelijk vrije sector huurwoningen (en eventueel sociale huurwoningen). Voor de woningen, waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd, zijn de volgende doelgroepen beoogd:

  • één- en tweepersoonshuishoudens;
  • starters op de woningmarkt;
  • niet leeftijdgebonden alleenstaanden.

3.4 Verkeer en Parkeren

Het onderhavige plangebied krijgt met de voorgenomen ontwikkeling weer een verkeersfunctie. Voorheen had het gebied een verkeersfunctie voor een bedrijf. De nieuwe verkeersfunctie heeft betrekking op de ontsluiting van een woongebied/-gebouw. Er wordt in het plangebied, langs het voorgenomen appartementengebouw, een weg aangelegd. Deze weg is uitsluitend bedoeld voor bestemmingsverkeer, en ligt ongeveer op dezelfde plek als de voormalige weg. Langs de weg worden parkeerplaatsen aangelegd. De parkeerplaatsen bevinden zich in het plangebied, en liggen vlakbij het appartementengebouw. De weg/straat wordt aangesloten op de Grotenhuysweg en Purmerenderweg, bij de bestaande aansluitingen van het perceel/plangebied op de wegenstructuur.

Ten aanzien van langzaam verkeer is de nieuwe weg/straat in het plangebied in principe enkel bedoeld voor bestemmingsverkeer. Het plangebied wordt echter niet afgesloten voor openbaar langzaam verkeer.

Openbaar vervoer

Ten westen van het plangebied bevindt zich, langs de Grotenhuysweg, op zeer korte afstand een bushalte. Vanaf deze bushalte (Sjeesstraat) is er een directe verbinding met het station Purmerend, met (bus)station Amsterdam CS, dorpen in de omgeving en overstaplocaties. Het dichtstbijzijnde treinstation ligt op ongeveer 2,5 kilometer van het plangebied.

Parkeren

Het parkeren voor de nieuwe woningen op de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) wordt op eigen terrein gerealiseerd. Met het onderhavige bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017 worden parkeernormen voor het plangebied en de functies vastgesteld. Voor het project "Appartementengebouw Grotenhuyshof" zijn de parkeernormen van 0,7, 1,5 en 1,7 parkeerplaatsen per woning van toepassing.

De parkeernormen in dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie". Bij de bepaling van de parkeernormen is, evenals bij de CROW-parkeerkencijfers, rekening gehouden met het gegeven dat het onderhavige project/plan is gelegen in de 'rest bebouwde kom' en dat Purmerend een sterk stedelijke gemeente is. In de parkeernormen voor de woningen zit het bezoekersparkeren opgenomen, namelijk een aandeel van 0,3 parkeerplaatsen per woning voor bezoekers.

In tabel 3.4 zijn de parkeernormen voor de appartementen (gestapelde woningen) in het onderhavige bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017 opgenomen.

Tabel 3.4 Parkeernormen appartementen

Woninggrootte  
t/m 49 m2   50 t/m 65 m2   vanaf 66 m2  
0,7   1,5   1,7  

Voor de 25 woningen met een oppervlakte t/m 49 m2 is een parkeernorm voor kleine gestapelde woningen bepaald. De parkeernorm van 0,7 parkeerplaatsen per woning sluit aan op de parkeernorm voor kleine woningen met zelfstandig wonen in de CROW-publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie".

Voor de 56 woningen met een oppervlakte van 50 m2 t/m 65 m2 is de parkeernorm bepaald op basis van de parkeerkencijfers voor gestapelde woningen in de CROW-publicatie 317. De parkeernorm van 1,5 parkeerplaatsen per woning ligt binnen de bandbreedte van parkeerkencijfers voor het woningtype 'koop, etage, midden'.

Voor de 8 woningen met een oppervlakte vanaf 66 m2 is de parkeernorm bepaald op basis van de parkeerkencijfers voor de duurdere gestapelde woningen in de CROW-publicatie 317. De parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning ligt binnen de bandbreedte van parkeerkencijfers voor het woningtype 'koop, etage, duur'.

Voor de 25 woningen met een oppervlakte t/m 49 m2 is maatwerk gehanteerd. De parkeernorm voor deze kleinere woningen is bepaald op basis van het feit dat het woningen voor eenpersoonshuishoudens betreft. De beperkte oppervlakte van de woning, maakt dat deze woningen bedoeld zijn voor eenpersoonshuishoudens. Ten aanzien van de woningen/appartementen met een oppervlakte t/m 49 m2 wordt een parkeernorm van 0,7 parkeerplaatsen per woning vastgelegd. De onderbouwing voor de gehanteerde parkeernorm voor de kleine(re) woningen is als volgt:

Het uitgangspunt is dat de kleine woningen met één slaapkamer worden gebruikt door eenpersoonshuishoudens. Dit sluit aan bij de doelgroep van het gehele appartementengebouw, namelijk woningen voor starters, eenpersoonshuishoudens en senioren. Eenpersoonshuishoudens hebben een substantieel lager autobezit dan meerpersoonshuishoudens. Het autobezit bij eenpersoonshuishoudens is circa 50% van het gemiddelde autobezit. Vanwege de doelgroep is het reëel om voor de kleinste woningen in het appartementengebouw uit te gaan van eenpersoonshuishoudens en is het reëel om voor de kleinste woningen in het appartementengebouw uit te gaan van een parkeernorm van 0,7.

Voor de woningen in het onderhavige plan geldt een parkeernorm van 0,7, 1,5 of 1,7 parkeerplaatsen per woning, waarbij nog geen rekening is gehouden met dubbelgebruik. In de parkeernorm zijn 0,3 parkeerplaatsen per woning bedoeld voor de bezoekers van de woningen/bewoners. Daarnaast is sprake van dubbelgebruik met betrekking tot de bewoners en bezoekers op basis van de aanwezigheidspercentages opgenomen in de CROW publicatie 317. Dit leidt tot de volgende berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de 89 nieuwe woningen in het onderhavige project/plan:

  • 25 x 0,4 = 10 (10,0) parkeerplaatsen voor de bewoners.
  • 56 x 1,2 = 68 (67,2) parkeerplaatsen voor de bewoners.
  • 8 x 1,4 = 12 (11,2) parkeerplaatsen voor de bewoners.
  • 89 x 0,3 = 27 (26,7) parkeerplaatsen voor de bezoekers.

Ten aanzien van het dubbelgebruik en de aanwezigheidspercentages is de werkdagavond leidend, namelijk 90% aanwezigheid bewoners en 80% aanwezigheid bezoekers, hetgeen zorgt voor de volgende berekening:

  • 0,9 x 90 = 81 parkeerplaatsen voor de bewoners.
  • 0,8 x 27 = 22 parkeerplaatsen voor de bezoekers.

Het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen voor de 89 nieuwe woningen in het onderhavige project/plan op de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) komt uit op:

  • 103 parkeerplaatsen.

In het plangebied worden 103 parkeerplaatsen gerealiseerd. De parkeerplaatsen liggen aan de west-, noord- en oostzijde van het plangebied, ofwel ten westen, noorden en oosten van het appartementengebouw. De te realiseren parkeerplaatsen zijn weergegeven op afbeelding 3.4. De parkeerplaatsen liggen op eigen terrein, dat is gelegen binnen het onderhavige plangebied.

Met betrekking tot de omgeving is er, vanwege de ligging van het plan en de aan te leggen parkeerplaatsen ten opzichte van de omgeving en de plaatsing van slagbomen, geen reden om meer parkeerplaatsen te realiseren.

Afbeelding 3.4 Te realiseren parkeerplaatsen bij appartementengebouw Grotenhuyshof

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0010.png"

3.5 Functies en verbeelding bestemmingsplan

De voorgaande planbeschrijvingen hebben inzicht gegeven in de nieuwe beoogde functies in het plangebied Grotenhuyshof. Deze functies zijn vertaald in de bestemmingen van het onderhavige bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017. De volgende bestemmingen zijn opgenomen in dit bestemmingsplan:

  • 'Wonen': ten behoeve van de woningen/appartementen in het appartementengebouw, in het nieuwe woongebied.
  • 'Verkeer - Verblijfsgebied': ten behoeve van de, naast het appartementengebouw gelegen, verkeersfunctie en parkeerplaatsen.
  • 'Groen': bij het bestaande en te vernieuwen groen aan de zuid(west)zijde van het plangebied, direct ten zuiden/zuidwesten van het appartementengebouw.
  • 'Water': bij de bestaande watergang aan de noord(oost)zijde van het plangebied.

De Verbeelding, met de bestemmingen, is weergegeven op afbeelding 3.5. (Verbeelding is de wettelijke term voor de plankaart).

Voor de juridische beschrijving van de genoemde bestemmingen wordt verwezen naar hoofdstuk 7 'Juridische planbeschrijving en regeling' van de Toelichting van dit bestemmingsplan.

Afbeelding 3.5 Verbeelding onderhavig bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0011.png"

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Dit is het integrale kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau in Nederland. De SVIR heeft een groot aantal Rijksnota's vervangen, zoals bijvoorbeeld de Nota Mobiliteit. Uit de SVIR blijkt, dat het Rijk de uitvoering van en de verantwoording voor de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk bij de provincies en bij de gemeenten wil leggen.

De SVIR is conform de huidige Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Structuurvisie van het Rijk op het gebied van ruimtelijke ordening en mobiliteit. Conform het systeem van de Wro heeft de SVIR geen directe doorwerking naar lagere overheden. Dat laatste wordt geregeld via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Inhoud van de SVIR

De opbouw van de SVIR is als volgt. Hoofdstuk 2 schetst de ontwikkelingen en ambities van het Rijk voor 2040. Hoofdstuk 3 vertaalt die ambities in rijksdoelen en rijksbeleid met bijbehorende nationale belangen tot 2028. De rijksdoelen en nationale belangen zijn in hoofdstuk 4 van de SVIR gebiedsgericht vertaald naar nationale opgaven per MIRT-regio (MIRT = Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport). Tevens geeft dit hoofdstuk 4 een beeld van de integrale, nationale opgaven in de Noordzee en langs de kust. In hoofdstuk 5 wordt de verantwoording en monitoring behandeld. De structuurvisie wordt afgesloten met een realisatieparagraaf.

Transformatie van kantoorgebouwen en bedrijfsterreinen

De toenemende regionale verschillen hebben consequenties voor de verstedelijking in Nederland. Vraag en aanbod van woningen, bedrijventerreinen en kantoren zijn niet overal in evenwicht (kwantitatief en kwalitatief). Dit geldt zowel in groei-, stagnatie- als in krimpgebieden. Dat leidt in een aantal gevallen tot leegstand en verloedering. Daarmee groeit de noodzaak voor herstructurering en transformatie, het mogelijk maken van noodzakelijke functieveranderingen, en het zorgvuldig omgaan met de ruimte in het stedelijk gebied. Het initiatief hiervoor ligt bij provincies en gemeenten, in samenspel met de markt. Bij de transformatie in zowel groei- als krimpgebieden vragen de herbestemming en de herontwikkeling van karakteristiek erfgoed bijzondere aandacht van de decentrale overheden.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Een ruimtelijk plan dient te worden beoordeeld aan de hand van de "Ladder voor duurzame verstedelijking". Vraaggericht programmeren en het realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, om te anticiperen op stagnatie, en om krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, is de hiervoor genoemde "Ladder voor duurzame verstedelijking" opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

Zie voor de "Ladder voor duurzame verstedelijking" verder paragraaf 4.1.3 van deze Toelichting van het bestemmingsplan, waarin tevens het onderhavige plan aan de "Ladder voor duurzame verstedelijking" wordt getoetst.

Het bepaalde in dit bestemmingsplan is in lijn met het gestelde in de Structuurvisie. Uit paragraaf 4.1.3 van deze Toelichting van het bestemmingsplan blijkt dat het plan ook voldoet aan de "Ladder voor duurzame verstedelijking".  

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgelegd. Het Barro bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor Purmerend hebben deze regels geen gevolgen.

Het Barro doet geen uitspraken met betrekking tot het onderhavige plangebied of met betrekking tot soortgelijke situaties. Het Barro vormt derhalve geen belemmering voor het onderhavige plan.  

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
4.1.3.1 Algemeen

De "Ladder voor duurzame verstedelijking" heeft als doel een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), in artikel 3.1.6, lid 2. De onderbouwing van de behoefte aan woningen en andere functies wordt gedaan aan de hand van de ladder voor duurzame verstedelijking. Bij de ladder worden een aantal aspecten beschouwd, zoals de behoefte aan functies, zowel kwantitatief als kwalitatief, en de locatie van de voorgestane functies.

De ladder voor duurzame verstedelijking, dan wel artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is per 1 juli 2017 gewijzigd. Met betrekking tot de (ladder voor) duurzame verstedelijking, dan wel de onderbouwing van een plan, staat in artikel 3.1.6, lid 2 Bro de volgende bepaling opgenomen:

  • "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Het onderhavige bestemmingsplan maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk, in de vorm van woningbouw. Woningbouw op de voormalige bedrijfslocatie aan de Grotenhuysweg is een oplossing voor het braakliggende en ongebruikte terrein. Omdat in de directe omgeving van de onderhavige woningbouwlocatie sprake is van een woongebied is het wenselijk om de invulling en kwaliteit van het onderhavige plangebied te veranderen. De woningbouw en herontwikkeling zorgen voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Nieuwe bebouwing met appartementen is een invulling waaraan behoefte is. Die behoefte, en de mate waarin, wordt in paragraaf 4.1.3.2 onderbouwd.

De behoefte aan woningen dient te worden onderbouwd in het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij een plan, die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient te worden beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. De voorgenomen woningbouw aan de Grotenhuysweg beoogt te voorzien in een behoefte aan woningen.

De onderbouwing van de behoefte aan woningen, ofwel de nut en noodzaak van woningbouw en het plan, wordt gedaan aan de hand van de ladder voor duurzame verstedelijking. De onderbouwing is toegespitst op het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2 Bro (zoals per 1 juli 2017).

Ter onderbouwing van de woningbouw (of de toevoeging van woningen) op de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) in Purmerend wordt gebruik gemaakt van een rapport van de provincie Noord-Holland.1 Met de gegevens in dit rapport is de 'ladder-toets' c.q. 'behoefte-toets' opgesteld, in paragraaf 4.1.3.2. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Prognose 2015-2040: Concentratie in Steden – Bevolking, huishoudens en woningbehoefte" van september 2015 van de provincie Noord-Holland.

4.1.3.2 Toetsing behoefte onderhavig plan / Nut en noodzaak woningbouw

In deze paragraaf wordt allereerst ingegaan op de algemene additionele woningbehoefte in de provincie Noord-Holland en de Stadsregio Amsterdam. De Stadsregio Amsterdam was (van 2006) tot 2017 een bestuurlijk orgaan, maar kan ten aanzien van de woningbehoefte nog worden gezien als een relevante regio. Overigens is de Stadsregio overgegaan in de Vervoerregio Amsterdam. Purmerend maakt onderdeel uit van de Stadsregio Amsterdam (Noord) dan wel de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Amsterdam.

Algemene kwantitatieve woningbehoefte

In de provincie Noord-Holland is een lange termijn woningvraag van belang: een additionele behoefte die in de Structuurvisie 2010-2040 al op iets meer dan 200.000 woningen is gesteld. Op basis van het onderzoek "Vraaggestuurd Bouwen" – uitgevoerd in opdracht van de provincie Noord-Holland – is er voor de periode 2010-2040 een behoefte aan ongeveer 240.000 woningen bepaald. Daarvan is bijna 140.000 in de Stadsregio Amsterdam Zuid, inclusief Amsterdam. In de Stadsregio Amsterdam Noord is de additionele woningbehoefte tot 2040 bijna 24.000 woningen.

Een geactualiseerde prognose van de provincie Noord-Holland laat vergelijkbare cijfers zien.– De cijfers laten voor verschillende termijnen (de groei van) de woningbehoefte zien. De (additionele) woningbehoefte is gebaseerd op ontwikkelingen met betrekking tot bevolking, huishoudens en migratie. In tabel 4.1 is de additionele woningbehoefte in de gemeente Purmerend, de gemeente Amsterdam, de Stadsregio Amsterdam en de provincie Noord-Holland van 2015 tot 2040 weergegeven.

Het verschil ten opzichte van de prognose van 2012 van de provincie voor de periode 2010-2040 is beperkt. De oplevering van nieuwe woningen in de periode 2010-2014 is vanwege de crisis beperkt gebleven. Met andere woorden, er is nog steeds een grote additionele woningbehoefte, zowel op de kortere termijn als op de lange termijn. De woningbehoefte van de periode tot 2020 is wel enigszins verschoven naar na 2020.

Tabel 4.1 Additionele woningbehoefte in de provincie Noord-Holland, prognose 2015 provincie

  2015-2020   2015-2030   2015-2040  
Purmerend   900   2.100   2.500  
Amsterdam   27.700   73.900   107.000  
Stadsregio Amsterdam (SRA)   44.500   119.200   171.000  
Noord-Holland Noord   10.000   22.000   21.300  
Noord-Holland Zuid   56.700   148.700   209.700  
Provincie Noord-Holland totaal   66.700   170.700   231.000  

Bron: Provincie Noord-Holland (2015), Prognose 2015-2040: Concentratie in Steden – Bevolking, huishoudens en woningbehoefte. (september).

In de toekomst ontstaat er een (nadere) druk op de woningmarkt in Amsterdam. De verwachting is dat, ondanks de ambitie van de gemeente Amsterdam om de woningvoorraad fors uit breiden, er ook in de omliggende gebieden/regio stappen moet worden ondernomen in het kader van de additionele woningbehoefte, omdat huishoudens op zoek gaan naar een andere/vervangende locatie nabij Amsterdam. Purmerend heeft een vestigingsoverschot vanuit Amsterdam. In dat kader is er een algemene additionele woningbehoefte in Purmerend te verwachten.

Met het onderhavige woningbouwproject "Appartementengebouw Grotenhuyshof" en bestemmingsplan wordt er in 89 nieuwe woningen voorzien. Het voorgenomen woningproject zal bijdragen in het oplossen van de (regionale) woningbehoefte.

De 'harde plancapaciteit', ofwel de capaciteit aan woningen vastgelegd in bestemmingsplannen, in Purmerend voorziet nog niet in de woningbehoefte. Daarmee is, rekening houdende met de concretere woningbouwplannen, nog sprake van resterende additionele woningbehoefte. De plancapaciteit is in Purmerend al wel behoorlijk groot, zowel de harde plancapaciteit als de zachte plancapaciteit, al zijn de cijfers voor de lange termijn te abstract om rekening mee te kunnen houden. Daarbij is de plancapaciteit niet specifiek gericht op het middensegment, starterswoningen en/of 'young professionals'. Op korte termijn kan een extra voorraad aan (huur)woningen in het middensegment dan wel aan starterswoningen in Purmerend worden gerealiseerd.

Kwalitatieve woningbehoefte

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient een plan/project aan te sluiten op de actuele behoefte. Daarbij moet er naast de kwantitatieve aansluiting ook een kwalitatieve aansluiting zijn. Kwalitatieve woningbehoefte heeft betrekking op kenmerken als woonmilieu, woningtype en betaalbaarheid. Er is in de prognoses echter geen sprake van een duidelijke opgave in kwantitatieve zin van de verschillende (kwalitatieve) woonsegmenten.

Aan nagenoeg alle typen woonmilieus is een tekort in de regio Amsterdam. Dit hangt sterk samen met het relatief grote kwantitatieve woningtekort op dit moment en in de nabije toekomst. Hierdoor is een analyse naar de aansluiting van het project (woningprogramma) op de kwalitatieve behoefte minder relevant. Bij een grote totale vraagdruk is er weinig risico dat projecten tot kwalitatief overschot leiden.

In de periode 2015-2020 is er volgens de prognose van 2015, zoals weergegeven in tabel 4.1, in de gemeente Purmerend een algemene additionele woningbehoefte van 900 woningen. Deze toename aan woningbehoefte moet vooral worden gezocht in kleinere huishoudens. De bevolkingsprognose van 2015 geeft aan dat er in de periode 2015-2030 in de gemeente Purmerend geen bevolkingstoename is te verwachten. Daarbij is de prognose dat het aantal huishoudens toeneemt met 900 in de periode 2015-2020 en met 2.100 in de periode 2015-2030. Hieruit kan worden afgeleid dat het aantal één- en tweepersoons huishoudens zal toenemen. Dit betekent ook dat de additionele woningbehoefte voor een groot deel in woningen voor één- of tweepersoons huishoudens zal liggen. De woningen voor één- of tweepersoons huishoudens betreffen veelal appartementen, en in steden veelal kleinere appartementen. De toename van het aantal alleenstaanden vraagt om meer (kleinere) betaalbare woningen, zoals de voorgenomen appartementen.

In relatie tot het bovenstaande en het realiseren van appartementen op de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) te Purmerend, kan gesteld worden dat het onderhavige woningproject en bestemmingsplan voorziet in een kwalitatieve woningbehoefte.

Er is een behoefte aan koopwoningen en aan woningen in de vrije huursector. Uit de plancapaciteit in Purmerend in 2016 blijkt dat er relatief weinig huurwoningen in de vrije sector worden gerealiseerd. Alleenstaanden of tweepersoons huishoudens met een hoger inkomen, zoals 'young professionals', zijn toegewezen op de vrije huursector (ook omdat een koopwoning vaak geen optie is). Het aanbod aan vrije sector huurwoningen en koopappartementen voor starters is voorlopig nog beperkt.

Met het voorgenomen project kan worden voorzien in koopwoningen (voor starters) alsmede in (kleinere) huurwoningen.

Conclusie woningbehoefte

Er is sprake van een actuele additionele woningbehoefte in Purmerend. Deze woningbehoefte kan worden beschouwd als een lokale behoefte, een regionale behoefte en een bovenregionale behoefte. De voorgenomen woningrealisatie op de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) zal voorzien in een algemene woningbehoefte en een specifieke woningbehoefte, namelijk de sterke behoefte aan starterswoningen, één- of tweepersoons woningen, koopwoningen en vrije huursector woningen (en mogelijk sociale huursector woningen). Deze behoefte is er op korte termijn. Voor de kleinere huishoudens (zonder kinderen) en alleenstaanden, dat in aantallen toeneemt, zijn (relatief kleine) koopappartementen en vrije sector huurappartementen geschikt. Het onderhavige project voorziet in koopwoningen en mogelijk vrije sector huurwoningen (en eventueel sociale sector huurwoningen) die geschikt zijn voor een brede groep. Daarbij komt dat overige woningprojecten niet in voldoende mate voorzien in de woningbehoefte ten aanzien van de koopwoningen voor starters en de vrije huursector.

Kortom, het woningbouwproject op de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) voorziet in een concrete woningbehoefte.

Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied

Het onderhavige project is gelegen binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Er is sprake van transformatie dan wel herontwikkeling van een ongebruikte locatie. Met woningrealisatie op de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) zal er dus sprake zijn van een ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied, namelijk de transformatie van een locatie waar voorheen een bedrijfsgebouw stond. Dit sluit aan bij de gedachte van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' dat binnen stedelijk gebied desgewenst gezocht wordt naar een andere bestemming van een gebied (en naar herstructurering van bestaande terreinen).

Conclusie

Het onderhavige bestemmingsplan voor het project "Appartementengebouw Grotenhuyshof" voldoet aan Bro artikel 3.1.6, lid 2.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. Op 1 november 2010 zijn beide documenten gepubliceerd en in werking getreden. In 2011 heeft de provincie Noord-Holland de eerste herziening van de structuurvisie voor de fysieke leefomgeving, milieu en ruimte uitgebracht, onder de naam "Structuurvisie Noord-Holland 2040 – Kwaliteit door veelzijdigheid", welke is vastgesteld op 23 mei 2011. Dit beleidsdocument is voor het laatst geactualiseerd in 2015 en gewijzigd vastgesteld op 28 september 2015. De Provinciale Ruimtelijke Verordening is een aantal keren gewijzigd en opnieuw vastgesteld, waarmee de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is vervangen, en komt aan bod in paragraaf 4.2.2.

In de structuurvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren.

Het uitgangspunt van de structuurvisie is dat Noord-Holland aantrekkelijk moet blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende, regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De provincie kiest daarbij voor hoogstedelijke milieus en voor een beperkte uitleg van bedrijventerreinen en wenst het landelijk gebied open en dichtbij te houden.

In de structuurvisie worden drie hoofdbelangen en twaalf bijbehorende deelbelangen genoemd. De drie hoofdbelangen zijn:

  • 1. Klimaatbestendigheid: voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, voldoende en schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
  • 2. Ruimtelijke kwaliteit: behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurlandschappen en groen om de stad.
  • 3. Duurzaam ruimtegebruik: milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting, voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten, en recreatieve en toeristische voorzieningen.

In de provinciale structuurvisie is het onderhavige plangebied opgenomen in het metropolitaan stedelijk gebied dan wel in de regionale kernen, van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG).

Het onderhavige plan past binnen het beleid van de provincie Noord-Holland, met name vanwege het feit dat het plangebied is opgenomen in het bestaand bebouwd gebied.  

4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Op 22 juli 2016 is de nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) in werking getreden, onder de naam “Provinciale Ruimtelijke Verordening (Juli) 2016”. Op 12 december 2016 is een gewijzigde PRV door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De geconsolideerde Provinciale Ruimtelijke Verordening is per 1 maart 2017 in werking getreden.

In de PRV staan de regels van de provincie Noord-Holland met betrekking tot ruimtelijke ordening, ontwikkeling en plannen. Tevens heeft de provincie in de PRV in het belang van een goede ruimtelijke ordening algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen, in zowel het landelijk gebied als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee is gemoeid. Daarnaast zijn in de PRV regels vastgelegd die voortvloeien uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De PRV geeft verder de kaders aan die de provincie stelt om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.

De PRV geeft geen belemmeringen voor het onderhavige plan.
Met het onderhavige plan worden woningen toegevoegd aan het bestaand stedelijk gebied.  

4.2.3 Provinciale Woonvisie 2010-2020

Het provinciale beleid inzake woningbouw is vastgelegd in de Provinciale Woonvisie 2010-2020. Deze woonvisie sluit aan op de structuurvisie en schetst de kaders voor regionaal woonbeleid. Vooral het kwalitatieve aspect van wonen komt in deze visie aan de orde.

De speerpunten van dit woonbeleid zijn:

  • Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.
  • Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners.
  • Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

Het onderhavige plan betreft de realisatie van 89 woningen, waarbij koop en huur mogelijk is. Dit sluit goed aan bij het speerpunt om te komen tot een goede afstemming tussen vraag en aanbod. Ook kwalitatief is er behoefte aan het type woningen. Het gaat om appartementen geschikt voor een brede doelgroep.  

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met Karakter)

Voor de lange termijn heeft de regio Waterland een ontwikkelingskader voor tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijke sociaaleconomische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaaleconomische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter.

Met het onderhavige bestemmingsplan wordt een ontwikkeling op perceelniveau (planologisch) mogelijk gemaakt. Er worden geen grootschalige nieuwe bouwplannen mogelijk gemaakt. Het onderhavige plan past binnen het beleid zoals neergelegd in de Regiovisie Waterland 2040.  

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Structuurvisie Purmerend 2005-2020

In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020.

  • Purmerend is het centrum van Waterland: Er is uiteengezet dat Purmerend wil investeren in haar functies waarin zij een regionale rol heeft, om de positie als centrum van Waterland te behouden. De manier waarop Purmerend dit wil bereiken is door te investeren in een veelzijdig, herkenbaar en toegankelijk centrum met kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en door te streven naar een hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als in andere delen van de stad.
  • Purmerend werkt aan een evenwichtigere woon-werkbalans. In de structuurvisie wordt beschreven dat Purmerend voor de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Amsterdam. Dit is een kwetsbaar punt. Belangrijk is daarom dat Purmerend haar economische punten verder ontwikkelt. Dit is onder meer van belang voor jongeren die in Purmerend zijn geboren en zich nu op de arbeidsmarkt gaan begeven, omdat zij meer geneigd zullen zijn om in Purmerend te werken.
  • Purmerend versterkt haar verbindingen in groen, blauw en grijs. Gesteld is dat de kwaliteit van de ligging van de stad veel beter benut kan worden. De kwaliteiten van het buitengebied zijn in de wijken ruimschoots aanwezig, maar zijn op het niveau van de stad te weinig herkenbaar en andersom worden de kwaliteiten van de stad daarbuiten nauwelijks (h)erkend.

Er is uiteengezet gezet dat de aantrekkelijke ligging van Purmerend veel meer benut kan worden om de kwaliteit van het wonen in de stad te verhogen, om de kansen voor toerisme te vergroten en om het beeldmerk van de stad neer te zetten. Tevens wordt gesteld dat het versterken van de stedelijke structuren kan helpen mensen zich meer verbonden te laten voelen met hun stad en om een betere oriëntatie te krijgen op de stad en haar omgeving.

  • Purmerend kiest voor bloei in plaats van groei. Purmerend heeft zich decennia lang gericht op groei. Nu moet de omslag komen naar het investeren in identiteit en kwaliteit. Beschreven wordt dat het doel niet langer is om woningen te bouwen en nieuwe wijken te ontwikkelen, maar toe te werken naar een complete stad die op basis van kwaliteit de concurrentie aan kan met de steden in de omgeving en die toegesneden is op de demografische veranderingen.

Eén van de ambities in de structuurvisie is dat er nu bewust gekozen wordt voor kwalitatieve ontwikkeling in plaats van kwantitatieve ontwikkeling. Aandacht gaat uit voor het completeren van de stad. Met de ontwikkeling van 89 nieuwe woningen wordt het braakliggende perceel aan de Grotenhuysweg voorzien van een nieuwe functie. Daarmee wordt bij het onderhavige plangebied invulling gegeven aan de ambitie van de gemeente om de stad compleet te maken in de zin van dat een eerder in gebruik zijnde locatie binnen het stedelijk gebied opnieuw wordt voorzien van een passende functie.  

In 2013 is de strategische plankaart, behorende bij de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, als eerste stap in het proces om te komen tot en vooruitlopend op een integrale herziening, aangepast aan de actuele stand van zaken. Het betreft een beleidsneutrale actualisering, waarbij op de plankaart de wijzigingen zijn verwerkt, die in de achterliggende periode (sinds 2006) doorgevoerd zijn in of op grond van het gemeentelijk beleid. Deze kaart gaat vergezeld van een toelichting daarop. Onderdeel van die plankaart is een verdere toelichting op de te verbeteren fiets- en groenverbindingen. Deze waren in de oorspronkelijke structuurvisie niet expliciet benoemd. Om te voorkomen dat deze verbindingen onderbelicht raken zijn deze opgenomen op de strategische plankaart.

Eén van de verbindingen op de strategische plankaart bij de gemeentelijke structuurvisie betreft de fiets- en groenverbinding Grotenhuysweg-Middentocht, een route direct ten zuiden van het onderhavige plangebied, die over de Purmerenderweg loopt. De ambitie is om hier een vrijliggend fietspad aan te leggen om de aansluiting naar de Westerweg sterk te verbeteren.  

In de provinciale structuurvisie worden de doelgroepen ouderen/zorgvragers en starters specifiek genoemd als groepen waarvoor vraag en aanbod van woningen beter afgestemd dient te worden. De gemeente heeft deze ambitie overgenomen in de Structuurvisie Purmerend 2005-2020.

Het onderhavige plan richt zich onder meer op de doelgroep starters, en sluit daarmee aan op de ambitie van de structuurvisies van de gemeente en provincie.  

De speerpunten in het Woonprogramma van de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 zijn:

  • Meer differentiatie in woonmilieus aanbrengen door het toevoegen van, of herstructureren naar, centrumstedelijke woonmilieus, woningen in lage dichtheden, starterswoningen, duurdere huur- en koopwoningen, en seniorenwoningen.
  • Inzetten op behoud van het suburbane wonen, groen en rustig, dit kan door dit mee te nemen in de plannen voor de herstructurering van de wijken.
  • Nieuwe concepten voor het combineren van wonen en zorg ontwikkelen.
  • In cijfers is de woningbouwopgave voor de ISW-regio 2020: 3.000 nieuwbouw en 3.000 ICT (intensiveren, combineren, transformeren), dit is inclusief de autonome vraag van Purmerend.

Het onderhavige plan richt zich onder meer op de doelgroep starters en op huurwoningen in de vrije huursector (zijnde duurdere huurwoningen), en sluit daarmee aan op de structuurvisie.  

4.4.2 Ruimte voor Purmerend (ruimtelijke omgevingsagenda voor Purmerend richting 2040)

Het document "Ruimte voor Purmerend (omgevingsagenda voor Purmerend richting 2040)" is een dynamische agenda die naast politiek-bestuurlijke focus vooral duidelijkheid biedt over de ambities van de gemeente Purmerend. Purmerend wordt hierin neergezet als compacte woonstad met sterke OV-verbindingen naar de hoofdstad maar ook uitstekende fietsverbindingen naar de omgeving en buitengebied. Een stad waarin de wijken een zelfvoorzienend karakter hebben op het gebied van voorzieningen.

Aan bovenstaande beschrijving kunnen troeven en waardevolle aspecten worden toegevoegd waaruit ambities voortvloeien. De nabijheid van Amsterdam, het voorzieningenaanbod, het OV-netwerk en de betaalbare woningvoorraad zijn bekende troeven. Waardevolle aspecten zijn het dorpse karakter, de tevredenheidsstabiliteit en het brede scala en diversiteit van voorzieningen, omgeving en activiteiten. De ambities die van uit die troeven en aspecten zijn geformuleerd zijn (samengevat):

  • De urgentie en noodzaak om verder te bouwen aan woongelegenheid in een grotere diversiteit voor zowel huidige als toekomstige generaties; een flink deel van de opgave dient plaats te vinden in het bestaande stedelijke gebied.
  • Regionale functie van 'de zorg' waarborgen. De compacte en consequente wijkstructuur van Purmerend leent zich al goed voor dagelijkse voorzieningen en zorg (ziekenhuis, EHBO, verpleeghuis, opvang o.m.), voldoende aangepaste huisvesting is ook aanwezig. De ambitie is om deze regionale functie met het oog op de toekomst (vraag naar zorg) te behouden en versterken.
  • Versterking van de toeristische sector door Purmerend als pleisterplaats en verblijfsstad op de kaart te zetten voor iedereen die Laag Holland bezoekt.

Om vorm te geven aan de groei van Purmerend worden scenario's bekeken. Gelet op de ladder voor duurzame verstedelijking ligt intensivering van (vastgoed in) de bestaande stad als eerste mogelijkheid voor de hand en vervolgens wordt het verstedelijken van de randen nader als mogelijkheid bezien.

In de omgevingsagenda zijn ook een aantal kansen voor/in Purmerend benoemd, onder andere voor wonen. Aan het scenario van het intensiveren van de bestaande stad zijn een raming van woningaantallen en diverse locaties gekoppeld. Voor de periode tot 2020 ligt ervoor de Stadsregio Plus de opgave om sneller woningen te realiseren, onder andere door te transformeren. Vanwege signalen over afnemende woningproductie wil de gemeente Purmerend zich op dit vlak actiever opstellen.

Het onderhavige plan is te beschouwen als een intensivering van de bestaande stad en sluit in die zin aan op de omgevingsagenda. Het project en plan Grotenhuyshof draagt bij aan de vraag naar (de snellere productie van) woningen, en past in dat kader in de omgevingsagenda.  

4.4.3 Woonvisie Purmerend 2017-2022

In de Woonvisie Purmerend 2017-2022 heeft de gemeente haar visie tot 2022 op het gebied van wonen geformuleerd. De gemeente wil een prettige woonstad blijven, de vraag naar woningen van inwoners goed kunnen blijven bedienen en een bijdrage leveren aan de regionale woningbouwopgave. Veel aandacht gaat uit naar de positie van huishoudens die zichzelf niet of moeilijk kunnen redden op de woningmarkt.

In een achttal speerpunten heeft Purmerend deze ambitie verder uitgewerkt, waaronder ook de ambitie om tot 2040 10.000 extra woningen te bouwen. Dit om tevens de kwaliteit van de stad te versterken door vergroting van de differentiatie van het aanbod en van verschillende woonmilieus en de woningvoorraad meer passend te maken voor de toekomstige bevolkingssamenstelling.

Het onderhavige plan richt zich op appartementen waarmee (in de wijk) een differentiatie van het woningaanbod en woonmilieu ontstaat, en draagt bij aan de uitbreiding van de woningvoorraad. Daarmee sluit het plan aan op de woonvisie.  

4.4.4 Duurzaamheidsagenda 2017-2020

De basis voor het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid is verwoord in het college-werkprogramma 2014-2018 en in de Programmabegroting 2017. Met de duurzaamheidsagenda wordt inhoud gegeven aan de uitgangspunten zoals opgenomen in de begroting 2017 (energiezuinige gemeentelijke organisatie, energiezuinige inwoners en bedrijven en zoveel mogelijk lokale energieopwekking).

De volgende thema's staan centraal:

1. Duurzaamheid in de gebouwde omgeving:

  • Purmerend aardgasloos;
  • stimulering stadsverwarming;
  • een duurzaam woningbouwprogramma voor nieuwbouw;
  • verduurzaming van de bestaande woningvoorraad.

2. Duurzame bedrijven:

  • verminderen CO2-uitstoot bedrijven;
  • bedrijfsterreinen duurzaam revitaliseren;
  • gebruik van duurzame grondstoffen.

3. Duurzame mobiliteit:

  • streven naar instandhouding van het fijnmazig openbaar vervoerssysteem;
  • initiatieven stimuleren op het gebied van elektrisch vervoer;
  • toepassen van alternatieve (bio-)motorbrandstoffen;
  • vermindering CO2-uitstoot voertuigen.

4. Duurzame energie:

  • aanjagen initiatieven voor duurzame energieproductie.

5. Duurzame stad en regio:

  • samenwerking met mede-overheden, ondernemers, organisaties en inwoners;
  • benutting van subsidie-mogelijkheden.

6. Duurzame gemeente:

  • streven naar 60% van het afval gescheiden ophalen;
  • klimaatbestendigheid bebouwde kom Purmerend vergroten;
  • actieve informatieverstrekking over investeringsmogelijkheid en in energieopwekking en -besparing.

Duurzaamheid is een belangrijk element bij het onderhavige plan en project. Zo worden alle woningen
voorzien van bodemwarmte(pompen) en kent het appartementengebouw geen gasaansluiting. Hiermee wordt aangesloten op het duurzaamheidsbeleid van de gemeente. Bij het ontwerp van het appartementengebouw is rekening gehouden met het integreren van duurzame maatregelen, zoals zonnepanelen. Vanzelfsprekend voldoen de woningen aan de wettelijke eisen omtrent de EPC en de verplichte Rc-waarden.  

4.4.5 Nota Groenkoers

Op 27 november 2014 heeft de gemeenteraad de nota "Groenkoers, visie en beleid op hoofdlijnen voor het groen van Purmerend" vastgesteld. Deze nota geeft op hoofdlijnen het beleid en de visie op groen weer om ook op termijn te (kunnen blijven) beschikken over kwalitatief goed en duurzaam groen tegen beheersbare kosten. De Groenkoers schetst het belang van het groen voor de stad als integraal onderdeel van de openbare buitenruimte. Groen is mede bepalend voor de identiteit, het imago, de kwaliteit en de leefbaarheid van de stad.

Het onderhavige plan past binnen het gemeentelijke beleid inzake groen en water. De groenstrook van de gemeente aan de zuidzijde van het plangebied blijft behouden. De watergangen langs het plangebied blijven behouden, en langs het water blijft groen aanwezig.  

4.4.6 Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend

De Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019 is op 22 december 2015 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze nota beschrijft de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes over de regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht, de APV en de bijzondere wetten. Op basis van deze uitgangspunten, beleidskeuzes en een uitgevoerde omgevingsanalyse zijn prioriteiten en operationele doelstellingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving geformuleerd. In de nota wordt ook beschreven op welke wijze de gemeente Purmerend ervoor zorgdraagt dat wet- en regelgeving wordt nageleefd.

De gemeente Purmerend wil een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en bedrijven. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid te vergroten en te waarborgen. Belangrijke waarden hierbij zijn 'schoon, heel, gezond en veilig'. Een servicegerichte, professionele dienstverlening op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving levert hieraan een belangrijke bijdrage. In het college-werkprogramma 2014-2018 is aangegeven dat de gemeente Purmerend "van buiten naar binnen" werkt. In de aanpak van problemen krijgen de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van burgers en bedrijven een belangrijke rol. De gemeente Purmerend zet sterk in op wijkgerichte of gebiedsgerichte handhaving en gaat in gesprek met burgers en bedrijven. Er wordt gehandhaafd met gezond verstand en er wordt niet alleen gekeken naar wat niet mag maar ook naar wat mogelijk is.

Ook bij het onderhavige plan zal handhaving plaatsvinden conform de Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019.  

4.4.7 Nota planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten

Dit bestemmingsplan bevat een bouwplan zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Bro. Voor dit bouwplan geldt een uit hoofde van de afdeling 'Grondexploitatie' van de Wet ruimtelijke ordening (ook wel de Grondexploitatiewet genoemd) plicht tot kostenverhaal. Deze plicht houdt in dat de aan bouwplannen gerelateerde kosten van de grondexploitatie verzekerd moeten worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Samen met de Grondexploitatiewet geeft specifiek gemeentelijk beleid invulling aan het kostenverhaalbeleid in Purmerend. Het specifieke beleid is neergelegd in de Nota planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten, en in 'ad hoc' aanvullingsbesluiten voor een aantal ontwikkelingslocaties. Uit dit gemeentelijke beleid vloeit voort dat onder de te verhalen kosten ook een bijdrage wordt meegenomen voor de kosten van bouwplanoverschrijdende openbare faciliteiten (bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse verevening/kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen).

De opname van nieuwe beoogde ontwikkeling in dit bestemmingsplan is om deze redenen pas mogelijk als het blijkt dat de kosten van de grondexploitatie verzekerd zijn. Kosten kunnen worden verzekerd wanneer de gemeente deze kosten in haar begroting opneemt, wanneer de gemeente een exploitatieplan vaststelt, of wanneer de gemeente en de particuliere grondexploitant die het bouwplan gaat realiseren een anterieure overeenkomst sluiten. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar het verzekeren van de kosten via een anterieure overeenkomst.

Ten aanzien van het onderhavige plan en project heeft overleg plaatsgevonden tussen de initiatiefnemer/ontwikkelaar en de gemeente over de te verhalen kosten.
Aangezien er een anterieure overeenkomst is gesloten tussen de gemeente en de ontwikkelaar (de aanvrager van het onderhavige bestemmingsplan en de omgevingsvergunning), zijn de kosten verzekerd, en behoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. De planoverschrijdende kosten zijn ook meegenomen in de anterieure overeenkomst.
Zie ook hoofdstuk 7 "Economische en privaatrechtelijke uitvoerbaarheid" van dit bestemmingsplan.  

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten en randvoorwaarden

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke aspecten en omgevingsfactoren en randvoorwaarden inzichtelijk gemaakt. Tevens worden eventuele knelpunten en oplossingen voor het voetlicht gebracht. Waar nodig vindt er een vertaling plaats naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen.

Een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor het milieu, de natuur, de waterhuishouding en de externe veiligheid. Een goede ruimtelijke ordening vereist daarom dat er aandacht wordt besteed aan de diverse relevante milieu- en omgevingsaspecten, die bij de ruimtelijke afwegingen een rol spelen. Het bestuursorgaan dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan te onderzoeken welke waarden er bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Op grond van de artikelen 3.1.6 en 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de gemeente verplicht om de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten te beschrijven in een bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens de omgevingsaspecten verkeer en parkeren, geluid(hinder), luchtkwaliteit, geur, bodemkwaliteit, water, ecologie (flora & fauna), externe veiligheid, cultuurhistorie en archeologie, en bezonning/schaduwhinder aan de orde. Vervolgens wordt ingegaan op bedrijven & milieuzonering, en milieueffectrapportage (m.e.r.).

5.2 Verkeer en Parkeren

5.2.1 Algemeen

Langs het plangebied liggen twee wegen waarop het plangebied aansluit, namelijk de Grotenhuysweg en Purmerenderweg. Deze wegen zijn niet geschikt om op/langs te parkeren. Op de Grotenhuysweg, ten westen van het plangebied, is het fietsverkeer gescheiden van het autoverkeer. Op de Purmerenderweg, ten zuiden van het plangebied, liggen langs/op de weg (suggestie)fietsstroken.

Er wordt in de toekomstige situatie in het plangebied, langs het voorgenomen appartementengebouw, een weg aangelegd. Deze weg is uitsluitend bedoeld voor bestemmingsverkeer. Langs de weg worden parkeerplaatsen aangelegd. De parkeerplaatsen bevinden zich in het plangebied, en liggen vlakbij het appartementengebouw. De weg/straat wordt aangesloten op de Grotenhuysweg en Purmerenderweg, bij de bestaande aansluitingen van het perceel/plangebied op de wegenstructuur.

Ten westen van het plangebied bevindt zich op zeer korte afstand een bushalte. Vanaf deze bushalte (Sjeesstraat) is er een directe verbinding met het station Purmerend, met (bus)station Amsterdam CS, dorpen in de omgeving en overstaplocaties. Met buslijn 307 is het voorgenomen appartementengebouw op de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) in ongeveer een halfuur te bereiken vanaf Amsterdam Centraal, en vice versa. Door deze goede openbaar vervoer verbinding zijn de woningen aantrekkelijker voor mensen zonder auto.

5.2.2 Verkeersgeneratie

Om te bepalen welke verkeerseffecten de nieuwe ontwikkeling heeft, is gebruik gemaakt van de verkeersgeneratie rekentool van het CROW (zie ook CROW-publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie").

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van een bouwplan moet worden gekeken naar de stedelijkheid van een gemeente (zeer sterk, sterk, matig, weinig of niet stedelijk) en in welk gebied het bouwplan gerealiseerd wordt (centrum, schil centrum, rest bebouwde kom of buitengebied). De gemeente Purmerend is een 'sterk stedelijke' gemeente en het plangebied is gelegen in de 'rest bebouwde kom'.

Om te bepalen hoeveel ritten per dag gegenereerd worden door het onderhavige plan is uitgegaan van koopappartementen uit het middensegment. Op basis hiervan is de verwachting dat de 89 appartementen circa 522 motorvoertuigbewegingen per etmaal generen.

Binnen het plangebied was een bedrijfsgebouw van PWN Waterleidingbedrijf gevestigd dat ook verkeer heeft gegenereerd. Om te bepalen hoeveel ritten per dag gegenereerd werden door het bedrijf is uitgegaan van een 'bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief' en 3.909 m2 bvo (op basis van 40% bebouwing van het bouwvlak van 4.887 m2, en 2 bouwlagen). De verkeersgeneratie van het voormalige bedrijf ofwel de oude functie betrof circa 492 motorvoertuigbewegingen per dag etmaal.

Per saldo groeit in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen met circa 30 per dag. Deze toename zal grotendeels op de Grotenhuysweg afgewikkeld worden. Op grond van het Verkeer- en Vervoerbeleidsplan Purmerend 2016 wordt de Grotenhuysweg gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg (noordelijk deel) en gebiedsontsluitingsweg min (zuidelijk deel) waar een snelheidsregime van 50 km/uur geldt. Dergelijke wegen kunnen respectievelijk minimaal 5.000 en minimaal 2.500 tot 7.500 motorvoertuigbewegingen per etmaal verwerken. Het effect van de verkeersgeneratie van de voorgenomen ontwikkeling op de Grotenhuysweg is verkeerskundig dan ook acceptabel.

De verkeersgeneratie en -afwikkeling vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.2.3 Parkeren

Bij het onderhavige project zullen 103 parkeerplaatsen voor de bewoners en bezoekers op het terrein van de ontwikkelaar worden aangelegd. De parkeerplaatsen komen aan de west-, noord- en oostzijde van de kavel en het plangebied Grotenhuyshof te liggen.

Het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de nieuwe woningen is middels maatwerk bepaald. Op basis van de parkeernormen die in dit bestemmingsplan worden vastgelegd zijn 103 parkeerplaatsen voor het project appartementengebouw Grotenhuyshof benodigd.

De berekening van het aantal parkeerplaatsen op basis van de parkeernormen in de regels van dit bestemmingsplan staat in paragraaf 3.4. De gehanteerde parkeernormen zijn gebaseerd op de projectkenmerken, zoals het gegeven dat het appartementen betreft en dat een deel van de woningen kleiner is.

Het betreffende woningproject richt zich vooral op starters (zonder kinderen), eenpersoonshuishoudens en senioren. Gelet op het autobezit, dat bij deze doelgroepen substantieel lager ligt, worden er met 103 parkeerplaatsen op 89 woningen naar verwachting voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. Het aantal beschikbare parkeerplaatsen ligt hoger dan het gemiddelde autobezit, waarbij eveneens nog voldoende bezoekersparkeerplaatsen beschikbaar zijn (rekening houdende met dubbelgebruik).

Het terrein bij het voorgenomen appartementengebouw wordt afgesloten door slagbomen, zodat er geen overloop vanuit de omgeving naar de parkeerplaatsen van het terrein is te verwachten. De parkeerplaatsen voor de woningen in het appartementengebouw zullen dus niet worden gebruikt door anderen dan de nieuwe bewoners en de bezoekers.

5.2.4 Conclusie

Het project heeft gezien de omvang van 89 woningen een beperkt effect op de verkeersafwikkeling. Daarbij komt het gegeven dat het te realiseren appartementengebouw goed bereikbaar zal zijn per openbaar vervoer en een groot deel van de woningen bedoeld is voor één-persoons-huishoudens. Gezien het aantal woningen en het openbaar vervoer, is het aantal extra auto's en dus verkeersbewegingen relatief beperkt. De verkeersaantrekkende werking vormt geen belemmering voor het project en het onderhavige bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017.

Aangezien alle 103 parkeerplaatsen ten behoeve van de nieuwe woningen op eigen terrein worden gerealiseerd en het woningproject in hoge mate bedoeld is voor één-persoons-huishoudens, heeft het project wat betreft parkeren naar verwachting geen effect op de omgeving. Het parkeren vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

5.3 Geluid(hinder)

5.3.1 Algemeen

Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object, en hiervoor kent de wetgeving 'geluidsgevoelige bestemmingen' zoals wonen, zorg en onderwijs.

Het te ontwikkelen appartementengebouw Grotenhuyshof bevindt zich binnen de geluidszones van de wegen Grotenhuysweg en Purmerenderweg. De te realiseren 89 woningen in het appartementengebouw zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Een onderzoek op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is noodzakelijk. Ten behoeve van het project voor het appartementengebouw is akoestisch onderzoek verricht door het bureau IDDS.2 In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeer Grotenhuysweg 52 te Purmerend" (d.d. 16 maart 2017) van IDDS.

Met het akoestisch onderzoek wordt onder meer inzicht gegeven in het aantal woningen met geluidsbelasting(en) boven de grenswaarden en in het aantal benodigde hogere waarden.

Bij het verlenen van een hogere waarde moet de gemeente een afweging maken met betrekking tot de maatregelen en de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting.

5.3.2 Wet- en regelgeving

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat het wettelijk kader voor de toegestane geluidsbelasting van een weg, spoorweg en industrieterrein bij geluidsgevoelige bestemmingen. Voor geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, die liggen binnen de geluidszone van een geluidsbron dient de geluidsbelasting vanwege de bron te worden onderzocht en beoordeeld. In zijn algemeenheid stellen de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder eisen aan de maximaal toegestane geluidsbelasting als de geluidsgevoelige bestemming in de geluidszone van de bron is geprojecteerd. Daarnaast bevat de wet- en regelgeving een bandbreedte waartussen hogere waarden nodig zijn. De bandbreedte wordt (ten aanzien van te realiseren nieuwe woningen) begrensd door de onderstaande waarden, in tabel 5.3A.

Tabel 5.3A Grenswaarden geluidsbelasting op de gevel van woningen

  Voorkeurs-
grenswaarde  
Maximale grens-/ ontheffingswaarde  
Wegverkeer, binnenstedelijk   48 dB   63 dB  
Wegverkeer, buitenstedelijk   48 dB   53 dB  
Spoorwegverkeer   55 dB   68 dB  
Industrieterrein   50 dB(A)   55 dB(A)  

Een waarde boven de voorkeursgrenswaarde is onder voorwaarden aanvaardbaar. Een hogere geluidsbelasting op de gevel dan de maximale ontheffingswaarde is slechts mogelijk als deze gevel 'doof' wordt uitgevoerd of deze gevel wordt afgeschermd van het geluid van de bron (middels een vliesgevel). Indien de geluidsbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en lager dan de maximale ontheffingswaarde, dan kan ontheffing (een hogere waarde) worden aangevraagd.

De hogere waarden (kunnen) worden verleend door burgemeester en wethouders van de gemeente.

Een aantal wegen kennen geen wettelijke geluidszone, namelijk wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt. Voor deze wegen dient in het kader van de goede ruimtelijke ordening wel de geluidsbelasting te worden beschouwd.

Geluidsgevoelige bestemmingen
De Wet geluidhinder (Wgh) geeft aan dat de geluidsbelasting dient te worden getoetst ter plaatse van de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen. Geluidsgevoelige bestemmingen zijn woningen, scholen, gezondheidszorggebouwen en kinderdagverblijven. Kantoren, hotels en horecagebouwen zijn volgens de wet in principe niet geluidsgevoelig.
Bij onderhavig plan bestaan de geluidsgevoelige bestemmingen uitsluitend uit woningen.

Begrip gevel
Ten behoeve van de stedebouwkundige wens om op geluidsbelaste locaties toch woningbouw te kunnen realiseren is op 9 november 1998 de definitie van het begrip 'gevel' bij wet gewijzigd. De wijziging is opgenomen in Staatsblad 660 van 1998. De wijziging houdt in dat de bestaande definitie “de bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak”, is aangevuld met “met uitzondering van:
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering, die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede;
een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.”
Het bovenstaande betekent dat, indien een geveldeel zonder te openen delen voldoende geluidwering heeft, dit geveldeel niet getoetst hoeft te worden aan de Wet geluidhinder (Wgh). Een dergelijke gevel wordt 'dove gevel' genoemd.

Een gevel is een bouwkundige constructie die een ruimte scheidt van de buitenlucht. Een gevel, die is uitgevoerd als een constructie met lichtopeningen die niet geopend kunnen worden en zonder ventilatievoorzieningen, en een voldoende karakteristieke geluidwering heeft, behoeft bij de beoordeling in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) niet te worden betrokken. Deze constructie is volgens de Wet geluidhinder (Wgh) 'geen gevel'. Bij een dergelijke gevel kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een:
- blinde gevel: gevel zonder ramen en deuren.
- dove gevel: gevel zonder ramen die kunnen worden geopend.
- vliesgevel: gevel die bouwkundig is verbonden met een geluidsscherm.
- geluidswalgevel: geluidswalzijde van een geluidswalwoning.

Wegverkeer
In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt voor het wegverkeer bepaald dat alle wegen zones hebben waarbinnen niet zondermeer nieuwe geluidsgevoelige bebouwing mag worden opgericht. Artikel 74 van de wet bepaalt dat zich langs wegen de volgende zones bevinden die aan weerszijden van die weg de volgende breedtes hebben:

in stedelijk gebied:
- voor een weg bestaande uit 1 of 2 rijstroken: 200 meter;
- voor een weg bestaande uit 3 of meer rijstroken: 350 meter.
in het buitenstedelijk gebied:
- voor een weg bestaande uit 1 of 2 rijstroken: 250 meter;
- voor een weg bestaande uit 3 of 4 rijstroken: 400 meter;
- voor een weg bestaande uit 5 of meer rijstroken: 600 meter.

Deze zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Krachtens artikel 76a van de Wet geluidhinder (Wgh) is het college van Burgemeester en Wethouders verplicht om onder andere bij de voorbereiding van de vaststelling van een omgevingsvergunning ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° Wabo, dat voorziet in de bouw van woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing in een zone als hiervoor bedoeld, een onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting die deze woningen (of andere geluidsgevoelige bebouwing) zouden ondervinden van het verkeer op die weg.
Uitgangspunt is dat de geluidsbelasting de voorkeurgrenswaarde van 48 dB in principe niet te boven gaat.

De voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting van de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt 48 dB (artikel 82 Wgh). De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel met ontheffing voor nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in buitenstedelijk gebied 53 dB (artikel 83, lid 1 Wgh) en in binnenstedelijk gebied 63 dB (artikel 83, lid 2 Wgh). Bij een geluidsbelasting boven die maximale ontheffingswaarden is bouwen alleen mogelijk als:
- dove gevels worden toegepast;
- eventuele afschermende gevelelementen worden toegepast die het geluid terugbrengen tot deze maximaal te ontheffen waarde.

Correctie op berekende geluidsniveaus
Volgens artikel 110g Wet geluidhinder (Wgh) wordt een aftrek toegepast. Er wordt verwacht dat de geluidsproductie van motorvoertuigen in de toekomst zal afnemen door technische ontwikkelingen en aanscherping van type-keuringen. Daarom mag een aftrek worden gehanteerd op de berekende geluidsbelastingen alvorens dat deze aan de wettelijke grenswaarden worden getoetst (artikel 110g Wgh). Op 20 mei 2014 zijn de rekenregels voor de aftrek bij 70 km/uur wegen aangepast.
 

5.3.3 Uitgangspunten akoestisch onderzoek

Indien een geluidsgevoelige bestemming wordt gerealiseerd binnen de zone van een geluidsbron dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het bouwplan is gelegen binnen de zone van Grotenhuysweg en Purmerenderweg. Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is het stelsel van zonering van wegen erop gebaseerd dat de geluidsbelasting van de gevel van een geluidsgevoelig object, dat is gelegen binnen de zone van meerdere wegen, per weg wordt bepaald. De overige wegen in de omgeving betreffen 30 km/uur wegen of woonerfwegen, en de wegen zijn niet gezoneerd. Afgezien van de Westerweg zijn deze wegen, gezien de zeer beperkte verkeersintensiteiten, niet beschouwd in het onderzoek.

Het akoestisch onderzoek heeft betrekking op de geluidsbelasting vanwege wegverkeer. Aangezien er geen spoorwegen en bedrijven, die relevante geluidhinder kunnen veroorzaken, in de omgeving van het onderhavige plan aanwezig zijn, is er geen onderzoek verricht naar de geluidsbelasting vanwege spoorwegverkeer en bedrijven(terreinen).

Voor het aanbrengen van geluidwerende gevelvoorzieningen dient uitgegaan te worden van de cumulatieve geluidsbelasting, dus de gezamenlijke geluidsbelasting van de wegen/geluidsbronnen, zonder aftrek op grond van artikel 110g Wgh. De cumulatieve geluidsbelasting is berekend op basis van de geluidsbelasting vanwege de wegen Grotenhuysweg, Purmerenderweg en Westerweg, ofwel de drie relevante geluidsbronnen.

Voor het berekenen van de geluidsbelasting van een weg dient uitgegaan te worden van een maatgevende verkeersintensiteit, dat wil zeggen een etmaalintensiteit zoals die binnen tien jaar wordt verwacht. In de tabellen 1a, 1b en 1c van het rapport van IDDS staan de gehanteerde verkeersgegevens. De verkeersgegevens waarvan is uitgegaan zijn ontleend aan een opgave van gemeente Purmerend.

In het rekenmodel zijn immissiepunten ingevoerd ter plaatse van het bouwplan. Ter plaatse van de immissiepunten is de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer over de wegen berekend op de relevante hoogten boven het maaiveld.

Van het verrichte akoestisch onderzoek is verslag gedaan in het rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeer Grotenhuysweg 52 te Purmerend" (d.d. 16 maart 2017) van IDDS.

5.3.4 Geluidsbelastingen / Resultaten akoestisch onderzoek

De geluidsbelastingen op het te realiseren appartementengebouw Grotenhuyshof (Grotenhuysweg 52) zijn berekend.

In onderstaande tabel 5.3B staan de hoogst berekende geluidsniveaus aangegeven. De volledige

rekenresultaten zijn opgenomen in bijlage 2 van het rapport van IDDS.

Tabel 5.3B Hoogste geluidsbelastingen op het appartementengebouw Grotenhuyshof

Weg/Geluidsbron   Hoogte (m)   Lden (excl. aftrek)   Lden (incl. aftrek)*  
Grotenhuysweg   10,5   61   56  
Purmerenderweg   4,5   60   55  
Westerweg   1,5   33   n.v.t.  

* = aftrek op grond van artikel 110 Wgh

De berekende geluidsbelasting ten gevolge van de Grotenhuysweg bedraagt ten hoogste 56 dB (inclusief aftrek artikel 110g Wgh). De geluidsbelasting voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Aan de maximale grens-/ontheffingswaarde van 63 dB (voor nieuw te bouwen woningen in binnenstedelijk gebied) wordt voldaan.

De berekende geluidsbelasting ten gevolge van de Purmerenderweg bedraagt ten hoogste 55 dB (inclusief aftrek). De geluidsbelasting voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Aan de maximale grens-/ontheffingswaarde van 63 dB wordt voldaan.

De Westerweg is een 30 km/uur weg. Deze weg is niet gezoneerd. Evenwel is in het kader van goede ruimtelijke ordening de geluidsbelasting ten gevolge van deze weg bepaald. De berekende geluidsbelasting ten gevolge van de Westerweg bedraagt ten hoogste 33 dB (exclusief aftrek).

De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt maximaal 62 dB (exclusief aftrek).

Op de gevels aan de patio ligt de geluidsbelasting onder de voorkeursgrenswaarde. De meeste woningen beschikken daarom over een geluidsluwe gevel.

De berekende geluidsbelastingen per weg liggen voor meerdere woningen boven de voorkeursgrenswaarde. Voor deze woningen dienen hogere (grens)waarden te worden vastgesteld, om het plan te kunnen realiseren. In onderstaande tabel 5.3C staan de vast te stellen hogere waarden weergegeven.

Tabel 5.3C Hogere (grens)waarden woningen bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017

Weg/Geluidsbron   Gevel   Aantal woningen   Te stellen hogere waarde (dB)  
Grotenhuysweg   Noordgevel   31   53  
  Westgevel   22   56  
  Zuidgevel   22   52  
Purmerenderweg   Zuidgevel   30   55  
  Oostgevel   4   49  

Aangezien parallel aan de vaststelling van het bestemmingsplan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, dient bij de verlening/vaststelling van de hogere waarden (nog vóór het bestemmingsplan) te zijn aangetoond dat de geluidwering van de gevels ervoor zorgt dat het binnenniveau voldoet aan de eisen uit het Wet geluidhinder (en het Bouwbesluit).

Conclusie: een hogere waarde wordt vastgesteld dan wel een ontheffing voor een hogere waarde wordt verleend.

5.3.5 Maatregelen

Het akoestisch onderzoek heeft uitgewezen dat ten gevolge van het wegverkeer de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Voor de meeste nieuwe woningen moet daarom een hogere (grens)waarde worden aangevraagd. In dat kader dienen maatregelen te worden overwogen.

In principe moeten maatregelen worden getroffen om de geluidsbelasting terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Als bronmaatregel kan het gaan om geluidreducerend wegdek. Als overdrachtsmaatregel kan het gaan om een geluidscherm.

Indien geluidbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren van stedenbouwkundige of financiële aard kennen, kan de gemeente een hogere (grens)waarde voor de geluidsbelasting op de gevels vaststellen. Aangezien in onderhavige situatie ten aanzien van geluidreducerend wegdek sprake is van onvoldoende doeltreffendheid en ten aanzien van een (doeltreffend) geluidscherm sprake is van overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en financiële aard, zijn dergelijke maatregelen niet aan de orde. De maatregelen dienen te worden getroffen bij de gevels van de nieuwe woningen.

Bij de verlening/vaststelling van de hogere waarden dient te zijn aangetoond dat de geluidwering van de gevels ervoor zorgt dat het binnenniveau voldoet aan de eisen uit het Wet geluidhinder (en het Bouwbesluit). Bij de verlening van de hogere waarden moet aannemelijk zijn dat aan de grenswaarde voor het binnenniveau kan worden voldaan. Gezien de berekende geluidsbelastingen kan voldoende geluidwering van de gevels worden gerealiseerd om een aanvaardbaar binnenniveau te creëren.

5.3.6 Conclusie

De geluidsbelasting op de woningen van het appartementengebouw Grotenhuyshof is inpasbaar met betrekking tot de (eisen zoals gesteld in de) Wet geluidhinder. De berekende geluidsbelasting ten gevolge van de Grotenhuysweg en de Purmerenderweg voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde, maar wel aan de maximale grens-/ontheffingswaarde.

Er zijn geen spoorwegen en bedrijven in de omgeving van het onderhavige plan aanwezig die een relevante geluidsbelasting veroorzaken. Oftewel er wordt bij het onderhavige plan voldaan aan de voorkeursgrenswaarden voor spoorweglawaai en industrielawaai.

Het vaststellen van een hogere (grens)waarde voor de meeste nieuwe woningen is noodzakelijk. Deze hogere waarde zal door de gemeente vastgesteld en gepubliceerd worden. Bij de afweging tot het vaststellen van hogere waarden kan worden gesteld dat het treffen van bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen niet reëel is. Ontvangersmaatregelen, ofwel maatregelen aan de gevel, zijn vereist.

Na de verlening van de hogere (grens)waarden dient in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (in het kader van de Wabo) te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels en het binnenniveau voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit en de Wet geluidhinder. Bij de verlening van de hogere waarden moet al wel aannemelijk zijn dat aan de grenswaarde voor het binnenniveau kan worden voldaan. Gezien de berekende geluidsbelastingen kan naar verwachting voldoende geluidwering van de gevels worden gerealiseerd om een aanvaardbaar binnenniveau te creëren. Bij de aanvraag omgevingsvergunning is aangetoond dat er voldoende geluidwering van de gevels zal worden gerealiseerd.

5.4 Luchtkwaliteit

5.4.1 Wet- en regelgeving, en beleid

Het belangrijkste wettelijke kader is de Wet luchtkwaliteit die is opgenomen in de Wet milieubeheer. Daarnaast zijn enkele Algemene Maatregelen van Bestuur van belang, namelijk het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" en de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)".

Als nationaal beleid is enkele jaren geleden het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgezet en vastgelegd. Dit programma is opgesteld om (in de toekomst) aan de normen van de Europese Unie met betrekking tot luchtkwaliteit te kunnen voldoen en om in de tussentijd wel projecten te kunnen realiseren. Met het NSL wordt de luchtkwaliteit gemonitord en wordt er voor gezorgd dat de luchtkwaliteit niet substantieel verslechtert als gevolg van een ruimtelijke- en/of infrastructurele ontwikkeling. Het NSL is op 6 december 2016 voor een tweede maal verlengd tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet (in naar verwachting 2019 of 2020). De Wet luchtkwaliteit vormt het kader voor het NSL.

Het onderhavige plan is niet opgenomen in het NSL; het nemen van maatregelen is niet van toepassing.

Een plan of project (zoals het onderhavige plan) zal moeten voldoen aan één of meerdere van de andere luchtkwaliteitseisen die zijn vastgesteld bij de invoering van het NSL en in de Wet luchtkwaliteit (wijziging van de Wet milieubeheer) zijn opgenomen. De luchtkwaliteitseisen staan in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Eén luchtkwaliteitseis is het voldoen aan grenswaarden, aangegeven in tabel 5.4.

Tabel 5.4 Grenswaarden stoffenconcentraties, Wlk (Titel 5.2 Wm, Bijlage II)

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0012.png"

Met de Wet luchtkwaliteit is gestreefd naar meer flexibiliteit als het gaat om de koppeling van luchtkwaliteitseisen en ruimtelijke ontwikkelingen. Deze flexibiliteit is met name terug te vinden in een verdeling in projecten die in betekende mate (IBM) of niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. NIBM-projecten hoeven niet langer getoetst te worden aan de grenswaarden.

Besluit niet in betekenende mate [NIBM] bijdragen, en Regeling NIBM bijdragen

In het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" en de daarop gebaseerde "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" is geregeld welke projecten niet meer getoetst hoeven te worden. Projecten, die maximaal 3% van de grenswaarde (= 1,2 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10) bijdragen aan de lokale luchtkwaliteit, vallen onder de definitie van 'niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit' en hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.

Bij ministeriële regeling kunnen categorieën van gevallen worden aangewezen waarbij een besluit, aangaande een project, in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt. In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën projecten opgenomen die niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit.

In de 'Regeling NIBM bijdragen' is onder meer opgenomen dat voor woningbouwlocaties van een bepaalde omvang sprake is van niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit ofwel dat het woningbouwproject geen aanmerkelijke negatieve invloed heeft op de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten is de regeling van toepassing op woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat.

5.4.2 Analyse

Het woningbouwproject, dat met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, omvat 89 woningen. Gezien dit beperkte aantal woningen zal het project appartementengebouw Grotenhuyshof niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Dit kan worden geconstateerd op grond van de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)".

Verder blijkt uit de NSL-monitoringstool (2016) dat de concentraties aan de luchtverontreinigende stoffen NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het onderhavige projectgebied ruim – met meer dan respectievelijk 20, 20 en 12 µg/m3 – onder de grenswaarden (voor jaargemiddelde concentraties) liggen, in zowel 2015, 2020 als 2030. Dit volgt uit het toets-/rekenpunt van de NSL-monitoringstool liggend op de grens van het plangebied (langs de Purmerenderweg).

De huidige luchtkwaliteit ter plaatse van de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) is ruim voldoende zodat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

5.4.3 Conclusie

Er is bij het onderhavige project en bestemmingsplan sprake van 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Met NIBM bijdragen wordt voldaan aan de eisen van de Wet milieubeheer. Er is na projectrealisatie geen relevant effect op de luchtkwaliteit als gevolg van het project appartementengebouw Grotenhuyshof. Tevens is de huidige luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied ruim voldoende.

De luchtkwaliteit, of een geringe verandering daarvan, vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017.

5.5 Geur

Het plangebied ligt nabij een woonwijk, een evenemententerrein, een voetbalvereniging, een golfbaan en het Purmerbos. Er bevinden zich geen (agrarische) bedrijven in de omgeving die geurhinder met zich meebrengen. Het dichtstbijzijnde bedrijf waar sprake kan zijn van geurhinder, een tankstation, is gelegen op circa 250 meter van het plangebied. Het tankstation ligt ten oosten van het plangebied aan de Purmerenderweg. De geur vanwege dit bedrijf reikt niet tot het plangebied. Eventuele geur(hinder) vanwege een circus op het evenemententerrein naast het plangebied doet zich hooguit enkele dagen per jaar voor, en wordt acceptabel geacht. Het plan/project zelf brengt geen geurhinder met zich mee.

Voor het onderhavige bestemmingsplan hoeft geen onderzoek gedaan te worden naar mogelijke geurhinder. Het aspect geur vormt geen belemmering voor het plan.

5.6 Bodem

5.6.1 Algemeen, en wet- en regelgeving

Ten aanzien van een bestemmingsplan moet onderzoek worden verricht naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. De reden hiervoor is dat het plan op een vanuit milieuoogpunt zorgvuldige manier dient te worden uitgevoerd. Ook is hierbij van belang om aan te tonen dat het plan/project uitvoerbaar is voor wat betreft eventuele kosten in verband met de bodemkwaliteit, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Wet bodembescherming biedt het kader voor de benodigde kwaliteit en het gebruik van grond en bodem.

Bodemonderzoeken kunnen in verschillende gradaties plaatsvinden. Naast de uitvoering van een historisch onderzoek, kan het noodzakelijk zijn een verkennend, of – indien de onderzoeksresultaten daartoe aanleiding geven – aanvullend bodemonderzoek te laten verrichten in het kader van de voorbereiding van een project. Zo nodig moet er een saneringsplan worden opgesteld.

Informatie over de bodemkwaliteit kan tevens worden gehaald uit bodemkwaliteitskaarten. Een bodemkwaliteitskaart wordt vastgesteld op grond van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Bij de bodemkwaliteitskaart staan verplichtingen inzake het gebruiken en verplaatsen van grond.

5.6.2 Verricht onderzoek

In het kader van de ontwikkeling van de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) zijn er twee verkennende bodemonderzoeken verricht, namelijk door het bureau PJ Milieu BV (in samenwerking met Lankelma)3 en het bureau Kwinfra BV4. In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Verkennend bodemonderzoek Grotenhuysweg 52 te Purmerend" (d.d. 24 november 2014) van 'Lankelma / PJ Milieu BV' en uit het rapport "Verkennend bodemonderzoek perceel sectie A, nummer 5862 (deels) te Purmerend" (d.d. 13 juli 2017) van Kwinfra BV.

5.6.2.1 Bodemonderzoek 2014

Vooronderzoek

Onderzoeklocatie

Algemeen

Ten aanzien van het onderhavige perceel ofwel de onderzoeklocatie zijn geen aantekeningen in het kader van het artikel 55 Wet bodembescherming opgenomen, hetgeen inhoudt dat bij het Kadaster geen bodeminformatie is geregistreerd.

Huidige gebruik

Op de locatie is een bedrijfspand aanwezig geweest. Het bedrijfsgebouw van PWN Waterleidingbedrijf was in gebruik als kantoor en opslagruimte, en bij het pand waren parkeerplaatsen aanwezig. Het pand is in 2014 gesloopt. De locatie is onverhard. Op of in de bodem zijn geen handmatig ondoordringbare lagen (bijvoorbeeld beton, asfalt of puin) aanwezig. Tijdens de inspectie van de locatie zijn geen bodembedreigende activiteiten of zaken waargenomen.

Historische informatie

Bij de gemeente Purmerend zijn geen verleende vergunningen in het kader van de Bouwverordening, de Hinderwet en/of Wet Milieubeheer bekend.

Er zijn geen relevante gegevens bekend met betrekking tot bodembedreigende activiteiten (bijvoorbeeld (ondergrondse) tanks of dempingen).

Van de locatie zijn geen bodemonderzoeksrapporten bekend.

Asbest

Op basis van een interpretatie van de beschikbare gegevens (visuele inspectie van de locatie) zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van asbest in de bodem van de locatie. Ten aanzien van het gesloopte bedrijfspand is er een melding van sloopwerkzaamheden zonder asbesthoudend materiaal bij de Milieudienst IJmond bekend.

Hypothese en onderzoeksopzet

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek wordt niet verwacht dat op de locatie sprake zal zijn van de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Het verkennend bodemonderzoek wordt uitgevoerd conform de NEN 5740, onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie (ONV).

Het doel van het verkennend bodemonderzoek in deze situatie is om aan te tonen dat op de onderzoeklocatie(s) redelijkerwijs gesproken geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond of het freatisch grondwater in gehalten boven respectievelijk de achtergrondwaarde en de streefwaarde.

Aanvullend onderzoek naar asbest in de bodem wordt niet noodzakelijk geacht. De locatie is ten aanzien van asbest als onverdacht te beschouwen.

Resultaten veldonderzoek

Zintuiglijke waarnemingen vaste bodem

Bij de uitvoering van het veldwerk zijn bij de boringen 1, 2, 6, 7, 8 en 10 t/m 13 bijmengingen met puin aangetroffen in het traject variërend van 0,0 tot maximaal 0,6 meter onder maaiveld. Gezien de resultaten van het vooronderzoek, de maaiveldinspectie en de samenstelling van het puin (betondeeltjes, grind of baksteenpuin) wordt niet verwacht dat de bodem ter plaatse asbest bevat. Bij de overige boringen zijn geen bijzonderheden (waaronder olie-indicaties) of bijmengingen aangetroffen, die kunnen duiden op aanwezigheid van bodemverontreiniging. Op het maaiveld en in het omhoog gebrachte materiaal zijn ook geen asbestverdachte materialen aangetroffen.

Boringen / Grondmonsters

Bovengrond

In de mengmonsters MM-1 en MM-2 is voor geen van de geanalyseerde parameters aangetoond dat er sprake is van een gehalte boven de achtergrondwaarde.

Ondergrond

In het mengmonster MM-3 is een licht verhoogd gehalte minerale olie aangetoond. Voor geen van de overige geanalyseerde parameters is een gehalte boven de achtergrondwaarde aangetoond.

Grondwater

De in het onderzoeksrapport weergegeven waarden aan zuurgraad en geleidbaarheid kunnen als normaal worden beschouwd.

Bij de bemonstering van het grondwater zijn geen drijf- en of zaklagen waargenomen.

In het grondwater afkomstig van peilbuis 1 zijn licht verhoogde gehalten barium en molybdeen aangetoond. In geen van de overige geanalyseerde parameters is een gehalte boven de streefwaarde aangetoond.

5.6.2.2 Bodemonderzoek 2017

Vooronderzoek

Over de locatie zijn geen bijzonderheden (in gebruik zijnde brandstoftanks, asbest, calamiteiten e.d.) naar voren gekomen, die kunnen wijzen op de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging.

Er is geen bodeminformatie over de locatie bekend.

Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Purmerend ligt de onderzoekslocatie in de bodemkwaliteitszone oost en heeft de locatie een bodemfunctie wonen. De te verwachten ontgravingsklasse tot 2,0 meter onder maaiveld betreft de klasse achtergrondwaarde.

Voor zover bekend zijn op de locatie geen (sloot) dempingen/ophogingen aanwezig. Tevens zijn er (vooralsnog) geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van asbest.

Hypothese en onderzoeksopzet

Op basis van de verkregen informatie uit het vooronderzoek is de onderzoekslocatie onverdacht op de aanwezigheid van bodem verontreinigende stoffen (inclusief asbest).

De gehanteerde onderzoeksstrategie is overeenkomstig de NEN 5740 (ONV-NL). Tevens is een verkennend onderzoek asbest uitgevoerd conform de NEN 5707 (KL-ONV).

Resultaten veldonderzoek

Zintuiglijke waarnemingen

Op basis van de verrichte boringen bestaat de lokale bodemopbouw tot maximaal 2,85 meter onder maaiveld uit siltig zand. Ten tijde van de uitvoering van de veldwerkzaamheden is het grondwater op circa 1,4 meter onder maaiveld vastgesteld. Tijdens de uitvoering van het verkennend bodemonderzoek zijn enkele waarnemingen gedaan die kunnen duiden op een mogelijke verontreiniging van de bodem, namelijk sporen van puin.

Boringen / Grondmonsters

De bovengrond met sporen van puin en zwak puin houdende grond is licht verontreinigd met PCB. De zintuiglijk schone ondergrond is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters.

Grondwater

Tijdens de bemonstering van het grondwater zijn geen aanwijzingen voor de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen waargenomen. De gemeten zuurgraad en elektrische geleidbaarheid zijn voor grondwater als normaal te beschouwen. De gemeten troebelheid van het grondwater uit peilbuis 02A is groter dan de norm voorschrijft.

Aangezien de detectiegrens van de organische parameters zelf niet is verhoogd, wordt aangenomen dat de verhoogde troebelheid niet heeft geleid tot verhoogde analysewaarden en de analyseresultaten derhalve als representatief kunnen worden beschouwd.

Uit de toetsingsresultaten blijkt dat het grondwater licht verontreinigd is met molybdeen.

Asbest in grond

Uit het analyseresultaat blijkt dat in de bovengrond met sporen van puin en in de zwak puin houdende bovengrond geen asbest is aangetoond.

5.6.3 Conclusie

Bodemonderzoek 2014

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740.

Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. Bij enkele grondmonsters dan wel parameters zijn gehaltes waarbij in lichte mate sprake is van verontreiniging aangetoond. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht.

Bodemonderzoek 2017

Op basis van de verkregen onderzoeksresultaten kan een oordeel worden gegeven over de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie.

Gezien de aangetoonde ten hoogste lichte verontreinigingen in de bovengrond en het grondwater wordt de vooraf gestelde hypothese onverdacht niet bevestigd. De onderzoeksresultaten geven een representatief beeld van de milieuhygiënische bodemkwaliteit en mede gezien de aangetoonde mate van verontreiniging is er geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek.

Conclusie voor de uitvoering van het project en bestemmingsplan

De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017 (en de verlening van een omgevingsvergunning voor het appartementengebouw).

5.7 Water

5.7.1 Wet- en regelgeving, en beleid

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat de waterhuishouding in kaart moet worden gebracht voor ruimtelijke plannen. Daarom dient een watertoets te worden verricht. Bij de beoordeling van de watertoets door de verantwoordelijke instantie, het Waterschap, wordt rekening gehouden met juridische kaders en beleidskaders. Bij een watertoets worden meerdere beleidskaders in acht genomen. Hierna worden de juridische kaders en beleidskaders met betrekking water(huishouding) beschreven.

Juridische kaders

Kaderrichtlijn Water (KRW)

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) (van kracht vanaf 22 december 2000) heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (waaronder het herstel van verbindingen tussen infiltratie- en kwelgebieden). De KRW verwoordt het streven om emissie naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.

Waterwet

De acht voormalige bestaande wetten op watergebied, waaronder de Wet gemeentelijke watertaken, zijn vervangen door de Waterwet. Deze Waterwet is inclusief de invoeringsregeling en de invoeringswet op 22 december 2009 in werking getreden. De Waterwet stelt een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De belangrijkste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name in het ruimtelijke domein.

Verschillende vergunningenstelsels zijn met de invoering van de Waterwet gebundeld tot een watervergunning voor alle handelingen in het watersysteem. Hierin zijn de vergunningenstelsels uit de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater, de Wet op de waterhuishouding, de Grondwaterwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de verordeningen (de Keur) van de waterschappen samengevoegd.

Veel handelingen in het watersysteem vallen onder algemene regels en dan is er geen watervergunning nodig. Een melding is vaak wel noodzakelijk. Vergunningplichtige handelingen volgen uit de Waterwet en uit de Keur van het Waterschap.

Beleidskaders

Rijk

Nationaal Bestuursakkoord Water actueel (NBW actueel) en Bestuursakkoord Water

In 2003 is door het Rijk, de provincies, de waterschappen (Unie van Waterschappen) en de gemeenten (VNG) het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend in navolging van het advies Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het doel van het NBW is om rekening houdend met klimaatveranderingen, zeespiegelrijzing, bodemdaling en verstedelijking, het watersysteem in 2015 op orde te hebben en voor de toekomst op orde te houden. In 2008 werd het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) geactualiseerd.

In mei 2011 hebben het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) het Bestuursakkoord Water ondertekend. Doel van het Bestuursakkoord Water is te blijven zorgen voor veiligheid tegen overstromingen, goede kwaliteit van water en voldoende zoet water. Het NBW en het Bestuursakkoord Waterketen hebben de basis gelegd voor het Bestuursakkoord Water.

Nationaal Waterplan

Op 22 december 2009 is het eerste Nationaal Waterplan vastgesteld door het Rijk. Het Nationaal Waterplan verving de vierde Nota Waterhuishouding. In het Nationaal Waterplan 2009-2015 wordt beschreven welk beleid het Rijk voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Op 14 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015 inclusief alle tussentijdse wijzigingen. Het NWP2 geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de periode 2016-2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren.

Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het NWP2 zet het Rijk een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen.

Provincie Noord-Holland

Watervisie 2021, met het Uitvoeringsprogramma 2016-2021

Op 16 november 2015 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Watervisie 2021 vastgesteld. De Watervisie 2021 vervangt het Waterplan 2010-2015. De Watervisie biedt een doorkijk voor het provinciale regionale waterbeleid tot 2040 en geeft aan waar in de periode 2016-2021 de prioriteiten liggen voor waterveiligheid en schoon en voldoende water. Het toekomstige waterbeleid wordt gekenmerkt door het integrale karakter; de Watervisie maakt meer dan voorheen onderdeel uit van het (strategisch) omgevingsbeleid.

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)

Deltavisie

Met een Deltavisie voor Hollands Noorderkwartier wil het hoogheemraadschap een strategie voor de toekomst ontwikkelen die het gebied van de provincie Noord-Holland boven het Noordzeekanaal bestand maakt tegen de klimaatveranderingen. We ervaren op dit moment de eerste effecten daarvan. HHNK richt zich daarbij vooral op de binnenkant van de 'badkuip' die Noord-Holland is.

In deze visie gaat het vooral om het verkleinen van de kans op rampen en overlast (preventie), adaptatie (aanpassing), mitigatie (verzachting) en compensatie (aanvulling) en uiteindelijk ook om acceptatie: Het beperken van de gevolgen van de klimaatverandering en het gebruik maken van kansen die zich voordoen. Het gaat bij de ontwikkeling van deze visie dus niet om de aanpak bij de bron. Daaraan werkt HHNK vanuit het eigen milieubeleid.

De klimaatverandering heeft effect op alle taken van het hoogheemraadschap. Van veiligheid tegen overstromingen tot waterafvoer, -aanvoer en -kwaliteit. Deze visie is de basis voor een klimaatstrategie voor het waterbeheer in Noord-Holland noord. Daarmee wil het hoogheemraadschap blijven zorgen voor de randvoorwaarden die wonen en werken onder zeeniveau mogelijk maken.

Waterprogramma 2016-2021 (Waterbeheerplan 5 Hollands Noorderkwartier)

Het hoogheemraadschaap ziet het als diens taak om de komende jaren het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. In het Waterprogramma 2016-2021 werkt het HHNK deze thema's nader uit. In het Waterprogramma bouwt het HHNK voort op de eigen Deltavisie (2012), waarbij de landelijke Deltabeslissingen worden verankerd.

Waterveiligheid

Voor Waterveiligheid volgt HHNK de benadering van meerlaagsveiligheid, opgenomen in het Nationaal Waterplan. Sterke waterkeringen blijven bepalend voor de waterveiligheid. Het nieuwe landelijke veiligheidsbeleid is gebaseerd op een risicobenadering. De kans op een overstroming en de mogelijke gevolgen bepalen het gewenste veiligheidsniveau. HHNK gaat daarom naar een andere manier van toetsen, ontwerpen en gegevensbeheer. HHNK past beheer, onderhoud en vergunningverlening aan, onderzoekt de functie van regionale en overige waterkeringen bij de waterveiligheid en HHNK steunt innovatieve oplossingen. Intussen gaat HHNK door met het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Ook continueert HHNK diens programma om de boezemkades te versterken.

Wateroverlast

Wateroverlast is schadelijk, maar niet levensbedreigend. De komende periode ontwikkelt HHNK een basisniveau voor de preventie en maakt gezamenlijk werk van gevolgbeperking. HHNK vergroot en verbetert de flexibele besturing van het systeem en spreekt een schaderegeling af. Waar mogelijk neemt HHNK het groot onderhoud van stedelijk water over van gemeenten. HHNK versterkt diens adviesrol in de ruimtelijke ordening, om verbeteringen in ons watersysteem te kunnen koppelen aan ruimtelijke ontwikkelingen. HHNK rondt het programma Wateropgave af, waardoor het risico op wateroverlast beperkt wordt.

Watertekort

Zoet water wordt kostbaar en minder vanzelfsprekend. De kans op zoet watertekort wordt in de komende jaren groter, onder invloed de klimaatverandering. HHNK zorgt daarom voor een duurzame en eerlijke verdeling van het zoet water met de huidige infrastructuur. HHNK gaat dat doen door duurzaam beheer van de beschikbare hoeveelheid schoon zoet water. In de planperiode stelt HHNK een programma op voor het uitwerken van de voorgenomen strategie.

Schoon en gezond water

Voor schoon en gezond water zet HHNK lopende uitvoeringsprogramma's en beheersactiviteiten voort. In overleg met diens partners heeft HHNK maatregelen bepaald voor de Kaderrichtlijn Water (KRW), waarvoor HHNK een resultaatverplichting aangaan. Het programma 2e Fase KRW-doelen vervangt het huidige KRW-programma, omdat dit een ruimere doelstelling heeft gekregen. HHNK werkt nu ook aan de opgaven die worden bepaald door belangen en eisen van de omgeving.

HHNK werkt nauw samen met de gemeenten in diens gebied en met PWN aan een doelmatig en duurzaam afvalwaterketenbeheer. HHNK zet stevig in op innovaties die hieraan bijdragen, op effectgericht werken en op bronaanpak.

Crisisbeheersing

Als het toch dreigt fout te gaan moet HHNK klaar staan. Daarom zorgt HHNK er samen met diens partners voor dat HHNK daadkrachtig kan handelen bij een (dreigende) crisis. Daarnaast werkt HHNK watergerelateerde risico's uit in risicoprofielen, benoemt HHNK zogenoemde hotspots en neemt die op in de Waterrisicokaart. HHNK bepaalt het vereiste kwaliteitsniveau van de crisisbeheersingsorganisatie op grond van het maatschappelijk aanvaardbare schadeprofiel. Ook levert HHNK een actieve bijdrage aan het Coördinatieplan overstromingen van de veiligheidsregio's.

De Keur, en Beleidsregels

De Keur is een eigen verordening van het Hoogheemraadschap die van oudsher zo heet. De Keur dient ter bescherming van de waterhuishoudkundige infrastructuur, de waterkeringen en de handhaving van het waterpeil. De Keur kent 'verboden' en 'geboden' voor de manier van inrichten, gebruik en onderhoud van waterkeringen, oevers en wateren. Voor een deel van de verboden activiteiten uit de Keur kan onder voorwaarden een watervergunning worden verleend. Het bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft de nu vigerende Keur vastgesteld: de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016, met de Algemene regels. De Beleidsregels keurontheffing zijn vastgesteld in 2007.

Daarnaast zijn er de Beleidsregels 'Compensatie verhardingstoename' en 'Alternatieve vormen van waterberging'.

Gemeente Purmerend

Waterplan Purmerend (2006)

In het Waterplan hebben de gemeente en het Hoogheemraadschap vastgelegd welke verschillende soorten maatregelen in Purmerend worden getroffen om het water gezonder en veiliger te maken. De maatregelen richten zich op de inrichting van het oppervlaktewater, afkoppelen van schoon regenwater, monitoring van de waterkwaliteit, beheer en onderhoud en aanpassingen aan het watersysteem om de doorstroming te bevorderen.

Voor het onderhavige plangebied wordt onder andere gestreefd naar het afkoppelen van schoon regenwater en het in stand houden van ecologische verbindingen via de bestaande watergangen en oevers.

5.7.2 Watertoets
5.7.2.1 Algemeen

Voor de ontwikkeling van de locatie Grotenhuyshof (voormalig Grotenhuysweg 52) is een waterparagraaf/-toets van belang. Het aspect water dient in het kader van het bestemmingsplan te worden beoordeeld. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft ten aanzien van ruimtelijke plannen een adviserende rol op het gebied van water, en beoordeelt de waterparagraaf/-toets.

Tijdens dit proces kunnen afspraken worden gemaakt over het borgen van de waterbelangen tijdens en na realisatie van de ontwikkeling. Bij de aanvraag van een watervergunning, die (indien benodigd) veelal volgt na een verkregen omgevingsvergunning, worden afspraken gemaakt en worden door het HHNK voorwaarden voor de uitvoering van een project opgelegd.

In de onderhavige waterparagraaf is een vertaalslag gemaakt van het vigerende beleid van het HHNK naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in en nabij het plangebied (van het appartementengebouw Grotenhuyshof). Buiten het plangebied en langs de oevers is geen sprake van relevante veranderingen in de waterhuishouding te verwachten omdat er geen wezenlijke wijzigingen plaatsvinden. De waterparagraaf zal daarom hoofdzakelijk ingaan op het bestemmingsplangebied zelf.

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is nauwelijks water aanwezig. Het enige oppervlaktewater in het plangebied is een smalle strook aan de noordzijde van het plangebied. Ten westen, noorden en zuiden van het plangebied bevinden zich watergangen. In de toekomstige situatie dan wel met de ontwikkeling van het plan/project vindt er geen verandering met betrekking tot het oppervlaktewater plaats. De beschoeiing van de waterkant van de watergang aan de noordzijde van het plangebied zal worden aangepast, waarbij de waterlijn hetzelfde blijft maar de beschoeiing wordt verhoogd.

De watergangen aan de west- en noordkant van het plangebied betreffen een primaire watergang. Voor werkzaamheden binnen 5 meter afstand van een primaire watergang is een watervergunning nodig.

Veiligheid / Waterkeringen

Het project ligt niet buitendijks of in de kern-, binnenbescherming- of buitenbeschermingzone van een waterkering. Het onderhavige project zal daarom niet van invloed zijn op de veiligheid van een waterkering.

5.7.2.2 Voldoende water en/of infiltratie

Met het principe 'waterneutraal bouwen' zijn er bij een relevante toename van het verhard oppervlak compensatiemaatregelen vereist zijn om piekafvoeren op te kunnen vangen. Deze maatregelen kunnen worden gerealiseerd door het vasthouden of bergen van water door de aanleg van een waterberging of infiltratievoorziening.

De benodigde compensatie voor de toename van het verhard oppervlak opgelegd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) wordt per situatie vastgesteld, indien er meer dan 800 m2 extra verhard oppervlak wordt gerealiseerd. De compensatie-eis voor de toename van het verhard oppervlak van het HHNK is 10%, bij compensatie door realisatie van meer wateroppervlak, bij een toename van het verhard oppervlak tussen 800 m2 en 2.000 m2. Dit volgt uit het beleidsdocument "Beleidsregels 'Compensatie verhardingstoename' en 'Alternatieve vormen van waterberging'" d.d. 28 januari 2015 van het HHNK. De voorkeur van het HHNK gaat uit naar behoud van infiltratie ofwel compensatie door middel van infiltratie in de bodem.

Voor het onderhavige plan/project zijn voor het plangebied berekeningen gemaakt van de oppervlakken van verhard gebied en onverhard gebied in de voormalige situatie en de toekomstige situatie. In tabel 5.7 zijn de oppervlaktes aangegeven. Het verhard oppervlak van het voormalige bedrijf is inmiddels verwijderd, en er is geen gebruik gemaakt van deze oppervlakte voor een nieuwe ontwikkeling (op een andere/nabijgelegen locatie). Het voormalig verhard oppervlak dat is berekend is weergegeven op afbeelding 5.7.

Tabel 5.7 Oppervlakken onderhavig plangebied

Totale oppervlakte = 6.328 m2   Verhard oppervlak (m2) (Verharding)   Onverhard oppervlak (m2)
(incl. water)  
Verandering (m2) verhard oppervlak t.o.v. voormalige situatie   Verandering (m2) water oppervlak t.o.v. voormalige situatie   Watereis: 10% extra water (m2)
(in principe)  
Voormalige situatie   3.670
 
2.658
(water = 70)  
-   -   -  
Toekomstige situatie, zonder grastegels   4.988   1.270
(water = 70)  
+ 1.388   0   139  
Toekomstige situatie, met grastegels   3.753   2.505
(water = 70)  
+ 153   0   -  

Afbeelding 5.7 Voormalig verhard oppervlak (bedrijf)locatie Grotenhuysweg 52

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0013.png"

Uit de berekeningen blijkt dat er bij de ontwikkeling van het plangebied, in het kader van het project appartementengebouw Grotenhuyshof, een toename aan verhard oppervlak is. De grootte van de toename van het verhard oppervlak hangt af van de toegepaste materialen in het plangebied. In het geval er geen grastegels (semi-verhard oppervlak) bij de parkeerplaatsen wordt gehanteerd, is de toename van het verhard oppervlak 1.388 m2. In dat geval zou het gaan om meer dan 800 m2 extra verhard oppervlak, en zou de toename aan verhard oppervlak op grond van de Keur van het HHNK moeten worden gecompenseerd. Er in dat geval vervangende waterberging nodig of er zijn waterbergingsoplossingen nodig. Behoud van infiltratie, door minder volledige verharding toe te passen, ofwel compensatie door middel van infiltratie in de bodem is in de onderhavige situatie de oplossing. Een deel van het berekende verhard oppervlak (in tabel 5.7) wordt semi-verhard oppervlak ofwel een sterk waterdoorlatende verharding, in de vorm van grastegels, namelijk 1.235 m2. Daarmee komt de toename van het verhard oppervlak uit op 153 m2.

Compensatie

Compensatie door middel van infiltratie in de bodem heeft de voorkeur van het HHNK, en is bij het onderhavige plan/project voor een deel mogelijk. De compensatie-eis voor de toename van het verhard oppervlak van het HHNK is 10%, bij compensatie door realisatie van meer wateroppervlak, als de toename van het verhard oppervlak tussen 800 m2 en 2.000 m2 ligt. Tevens zijn, op basis van de beleidsregels van het HHNK, alternatieve vormen van waterberging mogelijk, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

  • Benodigde waterberging: De waterbergende voorziening dient de hoeveelheid neerslag te kunnen bergen die bij een neerslaggebeurtenis van T=100 kan vallen.
  • Afvoercapaciteit: De afvoer van de alternatieve vorm van waterberging naar het oppervlaktewater is gelijk aan 8 m3/min/100 ha afvoerend oppervlak (is gelijk aan 11,5 mm/etmaal).
  • Toegepaste technieken: Bij de toepassing van alternatieve vormen van waterberging worden duurzame technieken toegepast.
  • Waterkwaliteit en leefomgeving: De alternatieve vorm van waterberging heeft geen negatieve effecten op de waterkwaliteit.
  • Controleerbaar: De aanwezigheid en werking van de alternatieve vorm van waterberging is voor het hoogheemraadschap controleerbaar.

Compensatie door middel van de realisatie van meer wateroppervlak en/of alternatieve vormen van waterberging is bij het onderhavige project en bestemmingsplan niet aan de orde.

Waterinfiltratie en -berging na de ontwikkeling van het plangebied

In tabel 5.7 is een toekomstig verhard oppervlak berekend van in totaal 4.988 m2, waarvan de parkeerplaatsen 1.235 m2 betreffen. Bij de parkeerplaatsen worden grastegels dan wel semi-verhardingen toegepast. Hiermee kan er bij de parkeerplaatsen water de grond in infiltreren, en is er ten dele invulling gegeven aan de voorkeur van het HHNK.

Daarmee is er sprake van een toename aan verhard oppervlak van 153 m2. Met deze toename aan verhard oppervlak hoeft er geen (nadere) compensatie plaats te vinden. Hierover heeft, ook in het kader van het wettelijk vooroverleg bij een bestemmingsplan, afstemming met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) plaatsgevonden.

Door infiltratie en afvoer via kolken, putten en leidingen in het plangebied (van het appartementengebouw Grotenhuyshof) wordt het regenwater vanuit het plangebied geborgen in het oppervlaktewater ten westen, noorden en zuiden van het plangebied.

5.7.2.3 Grondwater

De (freatische) grondwaterstand in het plangebied zal waarschijnlijk sterk worden bepaald door het omliggende oppervlaktewater. Het oppervlakwater is nabij aanwezig waardoor de grondwaterstand betrekkelijk laag ligt, namelijk vergelijkbaar met het oppervlaktewaterpeil. In periodes van hevige regenval zal de grondwaterstand hoger liggen. Aangezien er bij de ontwikkeling van het appartementengebouw Grotenhuyshof geen kelders of half-verdiepte delen worden gerealiseerd, is het grondwater geen aandachtspunt of belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan en project.

5.7.2.4 Waterafvoer en Riolering

In de huidige situatie is, dan wel was in de voormalige situatie, in het plangebied een gemengd riool aanwezig. In het plangebied liggen geen regenwaterafvoerleidingen.

Bij realisatie van het appartementengebouw Grotenhuyshof wordt een verbeterd gescheiden rioolstelsel aangelegd, waarbij regenwaterafvoerleidingen worden aangelegd waarmee het schone regenwater naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd.

5.7.2.5 Waterkwaliteit

Bij het appartementengebouw Grotenhuyshof worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de overige objecten in het plangebied worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt. Kortom, de bouwmaterialen hebben niet of nauwelijks negatieve invloed op de waterkwaliteit.

Ter voorkoming van het onnodig belasten van de rioolwaterzuiveringsinstallaties wordt hemelwater zoveel als mogelijk geloosd op het oppervlaktewater. Aangezien de waterstromen geen of geringe verontreinigingen bevatten kan het regenwater zonder maatregelen direct in het oppervlaktewater worden geloosd.

5.7.2.6 Watervergunningen en meldingen activiteiten

De eventuele benodigde watervergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Voor een aantal zaken dient een aanvraag watervergunning of een melding te worden ingediend bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK), via het Omgevingsloket online. De volgende onderdelen van het plan dienen (mogelijk) door een watervergunning vergund te worden, of anders via een melding goedgekeurd worden:

  • werkzaamheden verrichten binnen 5 meter afstand van een primaire watergang;
  • aanbrengen verhard oppervlak;
  • vergraven watergang dan wel veranderen beschoeiingen;
  • aanleg riolering (afhankelijk van locatie).

5.7.3 Vooroverleg Hoogheemraadschap (Waterschap)

De (aanvraag van de) watertoets c.q. de aanvraag van het wateradvies is op 27 september 2017 ingediend op www.dewatertoets.nl.5 In een eerste reactie per mail (d.d. 26 oktober 2017) heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) een positieve reactie gegeven ten aanzien van het onderhavige plan. De beperkte toename aan verhard oppervlak is volgens het waterschap geen belemmering voor het onderhavige plan en een watervergunning is op dit punt niet nodig.

Na de watertoetsreactie is nog een reactie van het HHNK ontvangen in het kader van het wettelijk vooroverleg bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. De vooroverlegreactie, en de verwerking hiervan, staat beschreven in paragraaf 8.1 van dit bestemmingsplan. De vooroverlegreactie is in lijn met het eerdere wateradvies maar er is gevraagd om een verduidelijking ten aanzien van het verhard oppervlak en een aanpassing ten aanzien van steigers in (de regels van) het bestemmingsplan, en deze zijn doorgevoerd in het onderhavige bestemmingsplan.

5.7.4 Conclusie

De waterhuishouding vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017. Door het hanteren van semi-verharding bij de parkeerplaatsen wordt er voldoende infiltratie en waterberging gerealiseerd, waardoor de toename van verhard oppervlak beperkt blijft of wordt gecompenseerd.

5.8 Ecologie (Flora & Fauna / Natuur)

5.8.1 Wet- en regelgeving, en beleid

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de wet- en regelgeving inzake natuur, flora en fauna. Zowel een groot deel van de flora en fauna zelf als de leefgebieden van diverse soorten kennen wettelijke bescherming. Die bescherming vloeit voort uit zowel Europese als nationale regelgeving. Zo richt de EG-Habitatrichtlijn zich expliciet op de bescherming van de habitat van wilde planten en dieren en beschermt de EG-Vogelrichtlijn op soortgelijke wijze broed- en trekvogels. In het kader van deze richtlijnen heeft Nederland zogenoemde speciale beschermingszones (“Natura 2000” gebieden) aangewezen.

Gebiedsbescherming was in het Nederlands recht geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Per 1 januari 2017 is hiervoor de Wet Natuurbescherming in de plaats gekomen. Daarnaast is er ook sprake van juridische natuurbescherming via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en provinciale ruimtelijke omgevingsverordeningen.

De kern van het natuurbeleid wordt gevormd door de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), dat een samenhangend netwerk van natuurgebieden is. Inmiddels is de EHS opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij het NNN zijn ook de door de Europese Unie vastgestelde Natura 2000 gebieden van groot belang.

De bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van planten- en diersoorten in hun natuurlijke leefgebied was geregeld in de Flora- en faunawet (Ffw). Per 1 januari 2017 is hiervoor de Wet Natuurbescherming in de plaats gekomen. Het uitgangspunt van de oude en nieuwe wet is “nee, tenzij”. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen (“nee”) kan onder voorwaarden (“tenzij”) worden afgeweken met een ontheffing of vrijstelling.

De bescherming van de soorten was in de Flora- en faunawet verdeeld in vijf beschermingsniveaus:
- licht beschermde soorten (tabel 1 van de Flora- en faunawet);
- middelmatig beschermde soorten (tabel 2 van de Flora- en faunawet);
- zwaar beschermde soorten (tabel 3 van de Flora- en faunawet);
- vogels;
- vogels waarvan de nesten het hele jaar zijn beschermd.  

Wet natuurbescherming

De Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en Boswet zijn per 1 januari 2017 opgegaan in de (nieuwe) Wet natuurbescherming. Naast een wijziging van het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies betekent dit ook een meer rechtstreekse doorvertaling en interpretatie van de Europese richtlijnen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast worden uitgebreidere lijsten met beschermde soorten gehanteerd. Meer dan in de Flora- en faunawet moet in de nieuwe natuurwet inzicht worden gegeven in het voorkomen en de verspreiding van beschermde soorten op populatieniveau, zodat de effecten van voorgenomen ontwikkelingen en activiteiten kunnen worden getoetst aan de (gunstige) staat van instandhouding van de betreffende soorten. Afhankelijk van het beschermingsniveau van de soort moet de gunstige staat van instandhouding (GSvI) worden getoetst op lokaal, regionaal of landelijk niveau.

De Wet natuurbescherming heeft geen invloed op de geldigheid van de lopende aanvragen van ontheffing, of op reeds verleende ontheffingen, op grond van de Flora- en faunawet.

In de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn (artikel 3.1 Wnb);
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en natuurbeschermingsverdragen (artikel 3.5 Wnb);
  • overige soorten (artikel 3.10 Wnb).

Voor alle soorten, dus ook voor de niet beschermde soorten, geldt de zorgplicht.

De provincies kunnen ten aanzien van verboden handelingen ontheffing verlenen en bij verordening vrijstellingen geven. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming en vloeien voort uit de Europese richtlijnen (evenals de verboden handelingen).

De verbodsbepalingen die gelden voor de overige soorten hebben betrekking op de soorten opgenomen in de Bijlage van de Wet natuurbescherming, behorende bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming, onder Onderdeel A en Onderdeel B.

5.8.2 Ecologie en het Plangebied
5.8.2.1 Algemeen

Door het bureau IDDS is een flora- en faunaonderzoek verricht.6 In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Resultaten flora- en faunaonderzoek Grotenhuysweg 52 te Purmerend" (d.d. 24 mei 2016) van IDDS. Het flora- en faunaonderzoek is verricht voor het onderhavige plangebied, en bestond uit een literatuuronderzoek en een veldbezoek ofwel biotooptoets (op 4 november 2015). Tevens is een aanvullend onderzoek gedaan (in mei 2016) met betrekking tot de rugstreeppad, dat in hetzelfde rapport is verwerkt. De resultaten van het onderzoek ten aanzien van het plangebied worden in de paragrafen 5.8.2.1 en 5.8.2.3 beschreven. Vanwege de wetswijziging inzake de natuurbescherming per 1 januari 2017, en het feit dat het onderzoek daarvoor is verricht, is een notitie opgesteld die beschrijft dat de nieuwe Wet natuurbescherming geen afbreuk doet aan de conclusies van het verrichte onderzoek.7 

Beschrijving plangebied

Het terrein bestaat voor een groot deel uit grassen en kruiden die kenmerkend zijn voor braakliggende terreinen en ruigten. Naast de grassen zijn onder andere de volgende soorten aanwezig: speerdistel, harig wilgenroosje (aan de oever), kleine klaver, rode klaver, smalle weegbree, koninginnekruid, guldenroede (tuinplant).

De watergangen naast het terrein hebben een betrekkelijk lage ecologische waarde. Door de aanwezigheid van oeverbeschoeiing en watervogels als meerkoet en wilde eend is er weinig ruimte en kans voor ontwikkeling van een gevarieerde oever- en watervegetatie. Tijdens de biotooptoets zijn de watergangen met een schepnet steekproefsgewijs bemonsterd. Daarbij zijn enkele jonge (onbeschermde) vissen gevangen (namelijk de vissoort voorn).

Centraal op het terrein bevindt zich een laagte waar oppervlaktewater aanwezig is, op basis van plasvorming. Gezien de aanwezigheid van waterinsecten (onder andere bootsmannetjes) en het feit dat het een relatief droge periode (weinig neerslag) voor de tijd van het jaar was, is de aanwezigheid van plassen naar verwachting van structurele aard. Aan de zuidzijde van het terrein staan twee bomen (een esdoorn en een kers). In de esdoorn is verwaaid nestmateriaal waargenomen (mogelijk van houtduif), overige nesten zijn niet aangetroffen. In de bomen zijn geen holten aanwezig.

Tijdens het veldbezoek zijn geen holen of burchten van grondgebonden zoogdieren waargenomen. Wel zijn twee huiskatten waargenomen. Het terrein vormt vermoedelijk jachtterrein voor in de buurt levende huiskatten.

5.8.2.2 Gebiedsbescherming

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen Natura 2000 gebieden. Op ongeveer 2,8 kilometer afstand ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied "Polder Zeevang". Gezien de afstand tot de Natura 2000 gebieden, de invulling van de tussenliggende gebieden en het voorgenomen project vinden er geen (relevante) negatieve effecten ten aanzien van een Natura 2000 gebied plaats die een belemmering vormen. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming wordt niet noodzakelijk geacht.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de NNN/EHS. Het plangebied ligt op ongeveer 350 meter van begrensd NNN/EHS gebied, namelijk (een gedeelte van) het Purmerbos. Met het voorgenomen project en de werkzaamheden worden geen negatieve effecten verwacht op dit NNN/EHS gebied. Er worden geen effecten verwacht die de NNN/EHS (significant) aantasten. Een toetsing aan het NNN/EHS beleid wordt niet noodzakelijk geacht.

5.8.2.3 Soortenbescherming

De hierna volgende informatie komt uit het rapport "Resultaten flora- en faunaonderzoek Grotenhuysweg 52 te Purmerend" (d.d. 24 mei 2016) van IDDS.

Planten

In de regio waarin het plangebied zich bevindt komen onder andere de soorten rietorchis, tongvaren, wilde marjolein, stijf hardgras, klein glaskruid, gele helmbloem, brede wespenorchis, koningsvaren, zwanenbloem en gewone dotterbloem voor.

In het plangebied zijn strikter beschermde soorten niet waargenomen en deze worden op basis van de bekende verspreiding en de kenmerken van het plangebied ook niet verwacht. Het terrein is recentelijk bewerkt waardoor plantensoorten die gebaat zijn bij omgewerkte grond/ruige omstandigheden de overhand hebben.

Vogels

In de directe omgeving van Purmerend komen de volgende strenger beschermde vogelsoorten voor: buizerd, havik, wespendief, sperwer, boomvalk, ransuil, kerkuil en steenuil. De meeste vogels zijn eerder jagend waargenomen in het buitengebied, zoals in het bosgebied ten zuidoosten van Purmerend.

Broedvogels

Het plangebied vormt potentieel broedgebied voor algemene broedvogels als meerkoet, wilde eend, houtduif en ekster. Door de relatief drukke ligging tegen de stad aan (veel menselijke activiteit) met weinig beschutting zijn de bomen niet van betekenis voor strenger beschermde vogels met nesten zoals buizerd of sperwer.

De bescherming van vogels is gericht op de aan- of afwezigheid van broedgevallen. Omdat voor de meeste soorten geldt dat het nest eenmalig wordt gebruikt of deze niet sterk afhankelijk zijn van de nestlocatie, vallen dergelijke nesten alleen tijdens het gebruik ervan door vogels onder de bescherming van de Wet natuurbescherming. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, mits het nest is verlaten. Dit geldt voor soorten als houtduif en meerkoet. Met deze nesten kan eenvoudig rekening worden gehouden door de voorgenomen werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen of in elk geval te starten buiten het broedseizoen. Als richtlijn voor het broedseizoen wordt veelal de periode 15 maart tot 15 juli aangehouden. Sommige soorten, zoals houtduif, kunnen echter ook eerder of later in het seizoen tot broeden komen. Om deze reden wordt geadviseerd de periode maart tot en met oktober aan te houden als broedseizoen.

In het geval het niet mogelijk is om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, dan is een controle door een ecoloog nodig om te bepalen of in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn. Indien dit het geval is, dan moeten de werkzaamheden rondom de broedlocatie worden uitgesteld tot het moment het nest vrijwillig is verlaten door de vogels.

De twee bomen in het plangebied vormen een potentiële broedplaats voor ekster. In de directe omgeving zijn voldoende geschikte alternatieve broedplaatsen aanwezig, waarmee wordt verwacht dat beperkingen vanuit de Wet natuurbescherming niet aan de orde zijn.

Zoogdieren

In het poldergebied rondom Purmerend komen de streng beschermde noordse woelmuis en waterspitsmuis voor. De waterspitsmuis is met name aanwezig in de polders tussen Amsterdam en Purmerend.

Het plangebied vormt geen geschikt leefgebied voor noordse woelmuis en/of waterspitsmuis. Deze soorten komen met name voor in moerassige graslanden met een uitgebreide oevervegetatie, waar overige (woel-)muissoorten veelal ontbreken. Dit type grasland ontbreekt in het plangebied. Bovendien zijn er veel huiskatten aanwezig.

Vleermuizen

In de regio waarin het plangebied is gelegen komen de volgende vleermuissoorten voor: watervleermuis, meervleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger.

Het plangebied vervult door het ontbreken van geschikte holten geen functie als verblijfplaats voor vleermuizen. Mogelijk wordt langs/boven de watergangen door vleermuizen gefoerageerd en gemigreerd.

Alle soorten vleermuizen zijn streng beschermd op grond van de Wet natuurbescherming. Dit betekent dat onder andere verblijfplaatsen en belangrijke foerageergebieden van deze soorten niet zomaar mogen worden aangetast. Mogelijk worden de watergangen bij het braakliggende terrein gebruikt als vliegroute en/of foerageergebied. Deze watergangen blijven behouden. Vervolgstappen in het kader van de Wet natuurbescherming zijn niet nodig.

Vissen

Uit het waarnemingenoverzicht van RAVON blijkt dat in het gebied rond Purmerend de soorten kleine modderkruiper en bittervoorn voorkomen.

Bij het plangebied zijn in de aangrenzende watergangen geen beschermde vissen aangetroffen. Deze worden door het beperkte natuurlijke karakter van de watergangen (oeverbeschoeiing, beperkte watervegetatie) ook niet verwacht.

Amfibieën

Uit het waarnemingenoverzicht van RAVON blijkt dat in het gebied rond Purmerend de streng beschermde rugstreeppad voorkomt. Noord-Holland lijkt een bolwerk te zijn van de rugstreeppad. Veel waarnemingen komen uit de Zaanstreek en het gebied rond Purmerend. In de periode 1996 t/m 2007 lijkt het areaal waar de soort voorkomt in Noord-Holland te zijn teruggelopen, met name in de Zaanstreek.

Rugstreeppad komt voor in ruige gebieden met een hoge dynamiek en is gebaat bij gronden met open onbegroeide zandige plekken. Braakliggende terreinen met open zand zijn daarmee geliefd leefgebied voor de soort. De rugstreeppad maakt gebruik van open zand om zich in te kunnen graven en zo de winter door te komen. Daarnaast worden in het voorjaar ondiepe plassen gebruikt om zich voort te planten. Het plangebied vormt geschikt leefgebied voor de rugstreeppad. Er is veel open grond aanwezig en er is voldoende mogelijkheid om te verstoppen (bijvoorbeeld onder puinafval). Daarnaast is ondiep oppervlaktewater, in de vorm van plassen, aanwezig. Exemplaren van de soort zijn tijdens de biotooptoets (op 4 november 2015) niet aangetroffen. De meeste dieren zullen zich in deze periode van het jaar echter al ingegraven/verstopt hebben. Purmerend en omgeving is bekend verspreidingsgebied van de rugstreeppad. Daarbij komt dat de soort zeer mobiel is en in korte tijd grote afstanden kan afleggen (circa 5 kilometer). Op deze wijze worden geschikte leefgebieden snel bevolkt. Het was daarom op basis van het veldbezoek van 4 november 2015 niet uit te sluiten dat het plangebied van betekenis is voor de rugstreeppad. Daarom is aanvullend onderzoek verricht.

Aanvullend onderzoek Rugstreeppad

Naar aanleiding van biotooptoets van 4 november 2015 zijn twee schemer- nachtbezoeken gedaan om de mogelijke aanwezigheid van rugstreeppadden te kunnen aantonen. Het eerste bezoek vond plaats op 8 mei 2016 en het tweede bezoek was 21 mei 2016. Hierbij is gelet op de verspreiding, en de omvang en de kwaliteit van het plangebied als leefgebied van de rugstreeppad. Beide bezoeken vallen in de voortplantingstijd waarbij een indicatie van de aantallen aanwezige exemplaren kan worden verkregen aan de hand van een inschatting van de hoeveelheid exemplaren die aan de kooractiviteit meedoen.

Kwaliteit plangebied

Het plangebied kent aan drie kanten sloten van minimaal 7 meter breed met riet aan de oevers. De andere kant van het plangebied bestaat uit een deels bestraat plein met gras. De sloten zijn niet ideaal voortplantingswater voor rugstreeppadden: het zijn geen ondiepe sloten die snel opwarmen. Het plangebied zou interessant kunnen zijn indien er oppervlaktewater aanwezig is.

Resultaten

Het eerste bezoek vond plaats na een droge periode. Ten tijde van het eerste bezoek lag er geen oppervlaktewater in de vorm van plassen in het plangebied. Evenmin was er sprake van drassige omstandigheden. Er zijn enkele keren kikkers gezien en gehoord. Tevens zijn er in de sloten paaiende karpers gezien. De aanwezigheid van karpers duidt ook op aanwezigheid van andere vissen die eisnoeren en larven van rugstreeppadden roven. Rugstreeppadden gebruiken het liefst sloten zonder vissen.

Voorafgaand aan het tweede bezoek had het enkele keren geregend. Wederom was er geen oppervlaktewater of drassigheid. Er was minder activiteit van kikkers dan het vorige bezoek.

Kooractiviteit is, ook in de omgeving van het plangebied, tijdens beide bezoeken niet gehoord, ondanks de warme nachten. Bij beide bezoeken zijn stenen en andere objecten waaronder rugstreeppadden zouden kunnen schuilen omgedraaid. Er zijn geen exemplaren aangetroffen. Tevens zijn beide keren de oevers afgespeurd met een zaklamp om activiteiten van rugstreeppadden waar te nemen. Ook hier zijn geen rugstreeppadden aangetroffen.

Resumé rugstreeppad

Op basis van de kenmerken van het plangebied en de bekende verspreiding van rugstreeppad was het niet uit te sluiten dat het plangebied een functie vervult voor de soort. Omdat rugstreeppad een streng beschermde soort is (beschermd vanuit de Europese Habitatrichtlijn), is nader onderzoek gedaan naar de betekenis van het plangebied voor de rugstreeppad.

Uit de nadere biotooptoets is naar voren gekomen dat het onwaarschijnlijk is dat met de plannen vaste rust- en verblijfplaatsen of belangrijk leefgebied van strikt beschermde soorten worden aangetast. Benadrukt wordt dat tijdens de twee schemer- nachtbezoeken de aanwezigheid van rugstreeppad niet is aangetoond. Ook in de omgeving van het plangebied is geen kooractiviteit gehoord. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een gebied waar zich rugstreeppadden bevinden, en dat het plangebied geen deel uit maakt van een netwerk aan gebieden die gezamenlijk op langere termijn een duurzame populatie mogelijk maken.

5.8.3 Conclusie

Het onderhavige bestemmingsplan en (de werkzaamheden bij) het project kunnen tot een verlies van leefgebied van enkele algemene soorten leiden, dit betreft een beperkt verlies van leefgebied. Effecten ten aanzien van vleermuizen, vissen en rugstreeppadden zijn niet te verwachten. Eventueel kunnen broedplaatsen van enkele algemene vogelsoorten verstoord raken door werkzaamheden. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal nog een inspectie door een ecoloog moeten worden gedaan. Mogelijk moeten de werkzaamheden buiten het broedseizoen verricht worden.

De veranderingen in het plangebied hebben geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van soorten, omdat er voldoende leefgebied, verblijfplaatsen en/of broedplaatsen in de omgeving aanwezig blijven. Als invulling wordt gegeven aan de zorgplicht wordt voldaan aan de kaders van de Wet natuurbescherming. Er treden dan geen negatieve effecten voor de flora en fauna op.

5.9 Externe veiligheid

5.9.1 Wet- en regelgeving, en beleid

Externe veiligheid gaat over de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Om het transport van gevaarlijke stoffen te reguleren is het Basisnet opgezet en vastgesteld.

Externe veiligheidsrisico's worden in beeld gebracht door middel van twee begrippen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico (PR) gaat over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger. Dit is de overlijdenskans voor een persoon die op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent (onbeschermd) aanwezig is. Het groepsrisico (GR) geeft de kans op een groep dodelijke slachtoffers (van een bepaalde omvang) door een ongeval met een gevaarlijke stof, afgezet tegen de oriëntatiewaarde.

De (hoofd)regels zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Deze besluiten hanteren dezelfde risicobenadering en schrijven de methode voor het bepalen van het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) voor. Voor het plaatsgebonden risico en de veiligheidszone geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het ruimtelijk besluit.

Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes dient bij een plan (voor bijvoorbeeld het realiseren van woningen) gelegen binnen een afstand van 200 meter van een transportroute voor gevaarlijke stoffen het plaatsgebonden risico, het plasbrandaandachtsgebied en het groepsrisico te worden beschouwd. De Regeling Basisnet geeft transporthoeveelheden waarmee rekening moet worden gehouden en de plaatsgebonden risico contour.

Voor een aantal veelvoorkomende inrichtingen en langs de belangrijkste transportroutes is het PR door middel van een wettelijk voorgeschreven afstand vastgesteld. Bij inrichtingen geldt dit ook voor het invloedgebied waarbinnen het bevoegd gezag het GR moet verantwoorden (gegeven in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)). Voor wegen en spoorwegen zijn effectafstanden van de maatgevende scenario's, waarbinnen deze routes effect kunnen hebben, bekend. Voor gevallen waarin afstanden niet zijn voorgeschreven, kan een berekening nodig zijn om de omvang van effecten aan te tonen.

5.9.2 Verkenning risicobronnen

De externe risicobronnen worden in beeld gebracht aan de hand van de risicokaart (www.risicokaart.nl) en het Basisnet. De risicokaart omvat industriële bedrijven die een extern risico kunnen vormen. Ook buisleidingen zijn opgenomen op de risicokaart. Het Basisnet bevat de wegen, spoorwegen en vaarwegen die als transportroute voor geklasseerde gevaarlijke stoffen worden gebruikt. Gemeentelijke routeringen voor transport gevaarlijke stoffen zijn niet opgenomen in het Basisnet. Op afbeelding 5.9 zijn de risicobronnen, of de afwezigheid daarvan, in de omgeving van het onderhavige plangebied ofwel de locatie Grotenhuysweg 52 (Grotenhuyshof) weergegeven.

Afbeelding 5.9 Risicobronnen in de omgeving van Grotenhuysweg 52 – risicokaart.nl – 1 km cirkel

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0014.png"

Het onderhavige plangebied is niet gelegen binnen 200 meter van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Een plaatsgebonden risicocontour of een plasbrandaandachtsgebied met betrekking tot een transportroute hoeft daarom niet te worden beschouwd, en een groepsrisicoberekening met betrekking tot een transportroute is voor het onderhavige bestemmingsplan en het project appartementengebouw Grotenhuyshof tevens niet nodig. De dichtstbijzijnde Basisnetroute, de snelweg A7, ligt op meer dan 2 kilometer ten westen van het plangebied.

De dichtstbijzijnde buisleiding waarmee gevaarlijke stoffen worden getransporteerd is gelegen op meer dan 1 kilometer van het onderhavige plangebied. De betreffende buisleiding is een hoge druk aardgasleiding gelegen ten noorden, oosten en westen van het plangebied. Gezien de ruime afstand tot de buisleiding vormt deze geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

Inrichtingen (Bedrijven)

Uit de risicokaart blijkt dat er geen risicovolle bedrijven in de omgeving van het onderhavige plangebied liggen, zie afbeelding 5.9. Het voorgenomen appartementengebouw en het plangebied liggen buiten het invloedsgebied van risicovolle bedrijven.

5.9.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan en het project appartementengebouw Grotenhuyshof.

5.10 Cultuurhistorie en Archeologie

5.10.1 Cultuurhistorie

De woonwijk Purmer-Noord, waar de Grotenhuysweg onderdeel van uitmaakt, is gebouwd in het eind van de jaren 80 van de twintigste eeuw. Het onderhavige plangebied betreft momenteel een braakliggend terrein waar geen sprake is van cultuurhistorische waarden.

Op afbeelding 5.10A zijn de cultuurhistorische waarden in de omgeving van het plangebied weergegeven.

Het plangebied ligt in droogmakerij de Purmer. Dit voormalige meer is in 1622 drooggemalen. Het te bebouwen terrein is altijd weiland geweest tot de bebouwing in de jaren 80 van de twintigste eeuw. In de omgeving van het terrein zijn voormalige boerderijplaatsen uit de 17e en 18e eeuw aanwezig. Ook de nabijgelegen Purmerbuurt is ontstaan en aangelegd in de 17e eeuw.

De dichtstbijzijnde cultuurhistorische waarde, dan wel weg met historische waarde, ligt direct ten zuiden van het plangebied, namelijk de Purmerenderweg. Deze weg is één van de fundamenteelste cultuurhistorische waarden van de stad: de Purmerenderweg is één van de twee ontstaansassen van de stad. De Purmerenderweg vormde sinds de middeleeuwen de oostelijke arm van het assenkruis waarvan het centrale kruispunt de oorsprong van de stad vormde. Bij de droogmaking van de Purmer werd de Purmerenderweg tot de onderhavige locatie en nog verder naar het oosten verlengd. Het voorgenomen appartementengebouw - in het platte vlak opgezet als een zuiver vierkant - kan worden gezien als een eindpunt van deze historische as. Ten oosten van het plangebied ligt de Westerweg; deze weg kent aan weerszijden (monumentale) beeldbepalende voormalige agrarische complexen en stolpboerderijen in de droogmakerij De Purmer.

Op ongeveer 200 meter van het plangebied, namelijk ten (zuid)oosten van het plangebied, bevindt zich een rijksmonument en een oorlogsmonument. Het rijksmonument betreft Westerweg 48 en is een voormalige pastorie, gebouwd in 1865 in eclectische trant, ontworpen door architect P.J. Hamer uit Amsterdam, tegelijk met een naastgelegen kerk met toren. De kerk werd in 1959 door brand verwoest, de pastorie bleef gespaard. De pastorie ligt in de Purmerbuurt, bij het wegenkruis van de Westerweg en de Purmerenderweg en vormt het restant van de eerste kerkelijke stichting in polder De Purmer. Het oorlogsmonument Purmerenderweg/Westerweg is gelegen bij de voormalige N.H.-kerk De Purmer. Dit monument gelegen op de hoek Purmerenderweg/Westerweg herdenkt vier oorlogslachtoffers en met hen alle gevallenen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is ontworpen door H.P. van Yperen en onthuld op 1 mei 1950.

Het onderhavige plan heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarde van de Purmerenderweg. De weg en het karakter van de zijkanten van de weg wordt niet aangepast. Het voorgenomen appartementengebouw wordt op ruime afstand, net iets meer dan 200 meter, van de voorgenoemde monumenten gebouwd. Het appartementengebouw doet geen afbreuk aan het cultuurhistorische karakter van de monumenten, ook omdat er bomen en struiken tussen de betreffende gebouwen staan.

Afbeelding 5.10A Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart gemeente Purmerend

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0015.png"

5.10.2 Archeologie

De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld (archeologische beleids- en advieskaart) en daar een archeologische verwachtingskaart bij vervaardigd. Een archeologische verwachtingskaart is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting.

Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Het onderhavige plangebied valt niet in een zone waar sprake is van een relevante archeologische verwachtingswaarde. Op afbeelding 5.10B is te zien dat voor het plangebied een lage verwachting geldt. Dat betekent dat er met betrekking tot archeologie geen voorwaarden worden gesteld aan het onderhavige bestemmingsplan en het project appartementengebouw Grotenhuyshof.

Afbeelding 5.10B Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Purmerend, met het onderhavige plangebied globaal weergegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPGROTENH2017-va01_0016.png"

5.11 Bezonning / Schaduwhinder

Ten behoeve van het (bouw)plan voor het appartementengebouw Grotenhuyshof is een bezonningsstudie verricht.8 In de Toelichting van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport "Bezonningsstudie Purmerend Grotenhuysweg [52]" (d.d. 24 mei 2017) van architectenbureau inbo. Uit de bezonningsstudie blijkt het volgende (voor wanneer de zon schijnt):

  • in de voor bezonning relevante periode, namelijk de lente, zomer en herfst, is er niet of nauwelijks sprake van schaduw op de woningen in de omgeving van het plan en het voorgenomen appartementengebouw.
  • in de wintermaanden zijn er tenminste vier mogelijke uren met bezonning (ofwel geen schaduw) op de woningen in de omgeving van het plan en het voorgenomen appartementengebouw.

Het plan voor het appartementengebouw Grotenhuyshof heeft wat betreft bezonning en schaduw geen onevenredige hinder tot gevolg voor de bestaande woningen aan de Grotenhuysweg, de Vigilantestraat en Stremselstraat (ofwel de woningen in de omgeving van het plan). Dit blijkt uit het verrichte onderzoek naar de bezonning.

Het aspect bezonning/schaduwhinder vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

5.12 Bedrijven & Milieuzonering

Ten aanzien van de afstand tussen woningen en bedrijven worden de richtafstanden van de VNG, zoals die zijn opgenomen in de publicatie "Bedrijven en Milieuzonering", gehanteerd om te beoordelen of er al dan niet sprake is van hinder vanwege bedrijven op de woningen. Voor de tijdelijke bedrijvigheid vanwege evenementen zijn de richtafstanden niet van toepassing, mede omdat de gemeente regels voor het gebruik van evenemententerrein heeft opgesteld.

Met het onderhavige bestemmingsplan worden geen bedrijven opgericht. Er zijn geen bedrijven in de omgeving van het onderhavige plangebied aanwezig die milieuhinderaspecten opleveren voor het voorgenomen appartementengebouw Grotenhuyshof. Het tankstation Zeilemaker ligt op circa 250 meter ten oosten van de te realiseren woningen. De voetbalvereniging De Wherevogels ligt op circa 50 meter afstand van het appartementengebouw. Bij deze afstanden wordt voldaan aan de richtafstanden van het VNG.

Direct ten (zuid)oosten van het plangebied ligt een evenemententerrein, waar jaarlijks diverse evenementen plaatsvinden (circus, kermis, shows, etc.). Het evenemententerrein naast het plangebied is gelegen aan de Purmerenderweg. In de Leidraad evenementen van de gemeente Purmerend zijn voor het organiseren van evenementen op deze plek een aantal regels gesteld. Hiermee wordt eventuele overlast (bijvoorbeeld geluid) voor direct omwonenden (zoals in de nieuw te bouwen woningen in het onderhavige plangebied) zoveel mogelijk gereguleerd en ingeperkt. Met deze regels wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd.

De volgende regels gelden voor het evenemententerrein aan de Purmerenderweg:

  • 1. Ten einde de mogelijke overlast voor de woonomgeving te beperken, is het aantal vergunningen dat verleend kan worden voor evenementen op dit terrein aan een maximum van 12 per kalenderjaar gebonden, onder de voor waarden dat:
    • a. 50% van de betreffende evenementen voor 21.00 uur eindigen en 50% van de betreffende evenementen voor 23.00 uur eindigen;
    • b. De (eventuele) geluidsniveaus voldoen aan de wettelijke normen en het vigerende geluidsbeleid van de gemeente voor evenementen;
  • 2. Een evenementenvergunning wordt verleend voor het gebruik van het terrein voor een maximale duur van 4 dagen, exclusief op- en afbouw van het evenement.
  • 3. Onder evenementen zoals gemeld in lid 1 wordt niet verstaan het gebruik van het evenemententerrein als onderdeel van een evenementenvergunning afgegeven voor een locatie elders dan het terrein aan de Purmerenderweg. Voorbeelden hiervan zijn de stalling van woonwagens van de kermis, het parkeren van voertuigen tijdens wedstrijden bij Wherevogels of Burggolf.

Voor het onderhavige bestemmingsplan en het project appartementengebouw Grotenhuyshof vormen bedrijven en milieuzonering geen belemmering.

5.13 Milieueffectrapportage (m.e.r.)

5.13.1 Wettelijk kader

Het instrument en de procedure milieueffectrapportage (m.e.r.) is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in (samenhang met) het Besluit milieueffectrapportage.

Voor alle projecten waarbij de activiteit is opgenomen in (Bijlage D) van het Besluit milieueffectrapportage moet door het bevoegd gezag worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Degene die de activiteit wil ondernemen dient een aantal gegevens te verstrekken aan het bevoegd gezag. In de praktijk wordt de gevraagde informatie verstrekt in een zogeheten aanmeldingsnotitie.

Een besluit van het bevoegd gezag inzake de beoordeling of een milieueffectrapport moet worden gemaakt hoeft bij de projecten onder de drempelwaarde (de gevallen opgenomen in Bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage) niet separaat te worden medegedeeld; dit op grond van artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit milieueffectrapportage. Voor het onderhavige bestemmingsplan hoeft (vooraf) geen besluit inzake een (formele) m.e.r.-beoordeling te worden gepubliceerd.

Volgens onderdeel D 11.2 van de Bijlage bij het "Besluit milieueffectrapportage" dient er voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen een m.e.r.-beoordeling te worden gedaan. Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op een stedelijk ontwikkelingsproject.

In de volgende paragraaf is beoordeeld of voor het onderhavige bestemmingsplan een milieueffectrapportage (m.e.r.) moet worden uitgevoerd.

5.13.2 M.e.r.-beoordeling

De activiteit die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld bij onderdeel D 11.2 van het Besluit milieueffectrapportage. De waarden/gevallen in kolom 2 bij D 11.2 zijn ten aanzien van de beoordeling van de mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen niet van belang. Ongeacht de waarden/gevallen in kolom 2 moet door het bevoegd bezag worden beoordeeld of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu en of een milieueffectrapport moet worden gemaakt. In dat kader is voor het onderhavige bestemmingsplan een aanmeldingsnotitie9 opgesteld. De notitie bevat de gegevens van het project en een beoordeling van de (mogelijke) milieugevolgen. De beoordeling van de (mogelijke) milieugevolgen is tevens in deze paragraaf van het bestemmingsplan gegeven.

In deze Toelichting van het bestemmingsplan is reeds ingegaan op de activiteit en de diverse milieuaspecten. Daarmee is in feite al inhoud gegeven aan de m.e.r.-beoordeling. Hieronder wordt per milieuaspect een conclusie gegeven.

Verkeer

Het effect op de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid is vanwege de beperkte omvang van het project en bestemmingsplan beperkt. Bij het onderhavige bestemmingsplan is met betrekking tot verkeer geen sprake van een belangrijk nadelig milieugevolg.

Geluid

De geluidsbelasting op de voorgenomen woningen ligt weliswaar boven de voorkeursgrenswaarde, maar de overschrijding van de grenswaarde is relatief beperkt. Ook de cumulatieve geluidsbelasting is relatief laag. Er is geen sprake van een onaanvaardbare geluidsbelasting, omdat de hoogste cumulatieve geluidsbelasting lager ligt dan de maximale grens-/ontheffingswaarde.

De geluidsbelasting binnen de woningen zal met de hoogwaardige karakteristieke geluidwering van de gevel worden gereduceerd tot een (meer dan) aanvaardbaar niveau. Met de toepassing van de gevelmaatregelen is er bij het onderhavige project en bestemmingsplan geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen in de woningen.

Gezien de beperkte verkeerseffecten vanwege het project is er geen geluidhinder vanwege het project te verwachten.

Luchtkwaliteit

Bij het onderhavige project en bestemmingsplan is met betrekking tot luchtkwaliteit geen sprake van een belangrijk nadelig milieugevolg. Het effect op de luchtkwaliteit is gering.

Bodem

Er is geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen. De bodemkwaliteit in het onderhavige plangebied is voldoende geschikt voor een woonfunctie in het gebied. Het project leidt niet of nauwelijks tot bodemverontreiniging.

Water

Er is geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen. Het onderhavige project en bestemmingsplan heeft een beperkte invloed op de waterhuishoudingsituatie.

Externe veiligheid

Externe veiligheidsrisico's zijn niet of nauwelijks aan de orde. De kans op belangrijke nadelige milieugevolgen is nihil.

Ecologie (Flora & Fauna)

Er is bij het onderhavige project, mits er invulling wordt gegeven aan de zorgplicht, geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van beschermde natuurgebieden.

Overig

Er zijn geen bedrijven in de omgeving die leiden tot hinder ter plaatse van de voorgenomen woningen. Het project leidt niet tot (milieu)hinder voor de omgeving. Er is bij of vanwege het project geen sprake van veiligheid- of gezondheidsrisico's.

Er is geen sprake van relevante cumulatie met andere projecten, want er worden geen projecten in de (directe) omgeving van het onderhavige project gerealiseerd.

Conclusie

Aangezien het onderhavige bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017 niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen leidt, of de toekomstige bewoners geen belangrijke nadelige milieugevolgen ondervinden, is het niet nodig een m.e.r.-procedure te voeren en/of een milieueffectrapport (MER) op te stellen.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving en regeling

6.1 Algemeen

6.1.1 Planopzet

Het voorliggende bestemmingsplan is een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is opgesteld conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Daarin zijn de regels voor een belangrijk deel gestandaardiseerd.

Het bestemmingsplan is overeenkomstig de SVBP 2012 gedigitaliseerd opgesteld. Het bestemmingsplan wordt elektronisch/digitaal beschikbaar gesteld op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Gezien de duidelijke voorgestane ontwikkeling en het gewenste behoud van de ruimtelijke structuur aan de randen van het plangebied is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

Op de Verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de Verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.

Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.

Opbouw van het bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de Verbeelding, de Toelichting en de Regels. Hierbij geven de Regels de juridische bepalingen van het bestemmingsplan en geeft de Verbeelding de locaties en aanduidingen van die juridische bepalingen weer. Hieronder worden deze onderdelen van het onderhavige bestemmingsplan "Grotenhuysweg 2017" beschreven.

De Regels zijn, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2012, ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1: inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2: bestemmingsregels.
  • Hoofdstuk 3: algemene regels.
  • Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.

6.1.2 Achtergronden bij de systematiek van het bestemmingsplan

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze van bestemmen, en wordt een algemene toelichting gegeven op de juridische regeling van dit bestemmingsplan, die wordt gegeven met de Regels en de Verbeelding tezamen.

Op de Verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Een dubbelbestemming komt niet voor in het onderhavige bestemmingsplan.

Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen juridische betekenis indien in de Regels aan de desbetreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Het kunnen aanduidingen zijn die nadere aanwijzingen geven over de toegestane functies, over maten of over de soort bebouwing.

Het bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. In artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat twee begrippen hierbij centraal staan. Dit zijn:

  • goede ruimtelijke ordening;
  • uitvoerbaarheid.

Als een bestemmingsplan aan deze twee eisen voldoet, voldoet het aan de belangrijkste vereisten volgens de wet.

Via een bestemmingsplan worden bestemmingen aan gronden gegeven waarmee bepaalde functies worden toegestaan. Vanuit de Wro volgt een belangrijk principe: toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de bestemming en de functie die het bestemmingsplan bepaalt uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren;
  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsregels zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het 'bouwen') en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken (dan wel het aanleggen van werken).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is niet het enige instrument. Andere wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Erfgoedwet (2016), de Wet milieubeheer, de Wabo, het Bouwbesluit 2012, de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening en de gemeentelijke Bouwverordening zijn ook belangrijk voor het uitvoeren van het ruimtelijk beleid.

Via overeenkomsten kan de gemeente met betrokken partijen aanvullende afspraken maken voor zover dat niet via het bestemmingsplan geregeld kan worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het zeker stellen dat bepaalde activiteiten ook werkelijk verricht worden om zo het toelatingskarakter van een bestemmingsplan aan te scherpen.

6.1.3 De Verbeelding

Op de Verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Het onderhavige bestemmingsplan bevat alleen 'enkelbestemmingen' en dus geen 'dubbelbestemmingen'.

Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een GBKN-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor onder meer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven.

Op de Verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen zoals gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Via de bijhorende regels in de Regels wordt bepaald wat hier wel en niet mag.

Ten aanzien van de Verbeelding is een digitaal bestand (een '.gml-bestand') leidend. Het 'gml-bestand' bepaalt waar welke bestemming ligt en waar welke aanduidingen gelden. Een afgeleide van dat gml-bestand is bijvoorbeeld een pdf-bestand of een papieren kaart. Bij twijfel over een pdf-bestand of een papieren versie van de Verbeelding geeft de gml de juridische doorslag.

6.1.4 De Toelichting

De Toelichting wordt opgesteld op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hier staat, in het kort, dat in de Toelichting verslag gedaan moet worden van de gemaakte keuzes in het plan. Voor een ontwikkelingsgericht plan vraagt dat een andere onderbouwing dan voor op beheer gerichte plannen (een plan kan ook ontwikkelingsgericht zijn voor het ene deel en beheergericht voor een ander deel). Ook moet ingegaan worden op het aspect water, de afstemming met andere overheden (indien nodig), het onderzoek naar de uitvoerbaarheid, voor zover nodig, en de wijze waarop inspraak is verricht (indien nodig). Een Toelichting moet, voor zover een beleidsstuk relevant is voor het plan, aangeven wat de relatie is tussen het bestemmingsplan en dat beleidsdocument.

Via de Toelichting wordt inzicht gegeven in de twee eisen uit artikel 3.1 van de Wro (namelijk goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaarheid). In de Toelichting staat centraal waarom de functies als opgenomen op de Verbeelding, met de bijhorende regels, de mogelijkheden bieden zoals aangegeven, en waarom dit past op die locatie.

6.1.5 De Regels

De Regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1: inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2: bestemmingsregels.
  • Hoofdstuk 3: algemene regels.
  • Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.

In de hierna volgende paragrafen 6.2, 6.3, 6.4 en 6.5 wordt ingegaan op de inhoud van de Regels, per hoofdstuk, van het onderhavige bestemmingsplan.

De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling, voor zover mogelijk en relevant. De bestemmingsregels bevatten voor elke bestemming een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en bevatten indien nodig regels voor het afwijken van de bouwregels.

Het onderhavige bestemmingsplan bevat geen regels met betrekking tot wijzigingsbevoegdheden en/of uitwerkingsplichten (omdat die niet in het bestemmingsplan zijn opgenomen).

6.2 Inleidende regels

In Hoofdstuk 1 van de Regels worden begrippen verklaard die worden gebruikt in de Regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Vervolgens is in artikel 2 'Wijze van meten' bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

6.3 Bestemmingsregels

Ten aanzien van de bestemmingen geldt dat grotendeels de toegestane bouwhoogtes in de Algemene bouwregels (artikel 8) zijn opgenomen. De Algemene bouwregels staan in Hoofdstuk 3 van de Regels.

Het parkeren (voor de woningen van het voorgenomen appartementengebouw) is (nader) geregeld in de Algemene gebruiksregels (in lid 2 van artikel 9). De Algemene gebruiksregels staan in Hoofdstuk 4 van de Regels.

Artikel 3 Groen

De eenheden groen met een structurerende functie en kleinere op zichzelf staande groeneenheden die belangrijk zijn voor de woonkwaliteit en waar flexibiliteit bij de inrichting van de openbare ruimte minder noodzakelijk is, zijn bestemd voor groen. Kleine stukjes siergroen vallen onder de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen de bestemming 'Groen' is een beperkt aantal gebruiksvormen toegestaan, zoals groen, voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen. Daarnaast zijn ook bijbehorende voorzieningen toegestaan. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan kunst, afvalverzamelplaatsen al dan niet met ondergrondse containers en dergelijke. Op grond van de Algemene bouwregels (artikel 8) zijn objecten van beeldende kunst toegestaan tot een hoogte van zes meter. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken om objecten tot een hoogte van maximaal vijftien meter toe te staan.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' wordt toegekend aan de toekomstige wegen met een verkeers- of verblijfsfunctie en aan de toekomstige (benodigde) parkeergelegenheid. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen, kleine nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en dergelijke.

Artikel 5 Water

De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor water, of al zijn ingericht met water, zijn bestemd voor de waterhuishouding, met de daarbij behorende oevers. Dit water mag in principe niet worden gedempt of vergraven. Voor bouwwerken of werkzaamheden langs, in of op het water dient mogelijk een watervergunning bij het Hoogheemraadschap aangevraagd te worden.

Artikel 6 Wonen

Op gronden met de bestemming 'Wonen' zijn hoofdgebouwen, bedoeld voor de bewoning door personen, toegestaan. Centraal in het plangebied is een appartementengebouw of woningbouwblok gesitueerd, die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Deze gronden hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. De bestemming 'Wonen' in het onderhavige bestemmingsplan heeft geen betrekking op reeds bestaande woningen en woongebouwen.

Bij het bouwen van een woongebouw dan wel het realiseren van woningen moet (in principe op eigen terrein) gezorgd worden voor voldoende parkeerplaatsen. Er wordt een verbinding gelegd met de parkeernormen in artikel 9 van de Regels.

Aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven

Om een gewenste menging van wonen en werken in de woongebieden toe te kunnen staan, zijn binnen de bestemming 'Wonen' aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijvigheid toegestaan. Hierbij geldt dat het wordt uitgevoerd door de bewoner, de woonfunctie blijft prevaleren en geen onevenredige hinder optreedt voor de woonomgeving.

6.4 Algemene regels

In Hoofdstuk 3 van de Regels zijn regels opgenomen met een algemeen karakter, de Algemene regels. Deze regels gelden veelal voor het gehele plan.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.

Artikel 8 Algemene bouwregels

In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op twee of meer bestemmingen van toepassing zijn en voor ondergronds bouwen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksbepaling is onder meer opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan, namelijk in lid 1.

De bepalingen in lid 2 van dit artikel zien er op toe dat bij het bouwen van een appartementengebouw dan wel het realiseren van woningen wordt gezorgd voor voldoende parkeerplaatsen. In dit bestemmingsplan zijn in lid 2 van artikel 9 de parkeernormen voor de woningen in het onderhavige plan vastgelegd.

Tevens ziet dit artikel (volledigheidshalve) toe op het kunnen realiseren van het parkeren op eigen terrein, in het kader van de bestemming Wonen (artikel 6), op de gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 4), in het kader van het voldoen aan de parkeernorm(en) voor de functie wonen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

De regeling in dit artikel geeft een mogelijkheid tot afwijking voor het geval dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

De regeling in dit artikel geeft ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen de mogelijkheid tot wijziging van een bestemming voor het geval dit voor een betere technische realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Aan de wijziging is een maximum verbonden. Deze wijzigingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak voor een wijziging dient te worden aangetoond.

6.5 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 van de Regels bevat twee artikelen. In het eerste artikel (artikel 12) is het overgangsrecht opgenomen, zoals dat is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierin is bepaald dat legaal gerealiseerde bouwwerken, die niet voldoen aan het (nieuwe) bestemmingsplan, mogen worden gehandhaafd. Ook voor strijdig gebruik van gronden en opstallen is een dergelijke overgangsregeling opgenomen. Het tweede artikel (artikel 13) bevat de slotregel.

Artikel 12 Overgangsrecht

Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.

6.6 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft de wet- en regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het 'uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden' (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan.

Bij het onderhavige plan zal handhaving plaatsvinden conform de Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019.

Hoofdstuk 7 Economische en privaatrechtelijke uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de Toelichting inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), wordt, in artikel 6.2.1 van het Bro, onder meer aangewezen, een bouwplan voor de bouw van één of meer woningen.

Bij het onderhavige bestemmingsplan "Grotenhuyshof 2017" is sprake van een bouwplan ex artikel 6.2.1 Bro.

Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen. De gemeenteraad kan op basis van artikel 6.12, tweede lid Wro echter besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen wanneer:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13 eerste lid, onder c, 4° onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Het kostenverhaal kan worden verzekerd via bijvoorbeeld een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte, of via een anterieure overeenkomst met de grondeigenaar over de ontwikkeling.

Het kostenverhaal, met betrekking tot de bouwplanontwikkelingen, ten aanzien van het bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017 is verzekerd middels een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelaar Snippe Projecten B.V., de enige eigenaar en ontwikkelaar van de particuliere grond in het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan.

Op basis van de anterieure overeenkomst blijkt dat het onderhavige bestemmingsplan Grotenhuyshof 2017 economisch uitvoerbaar is.

7.2 Privaatrechtelijke uitvoerbaarheid

De ontwikkelaar is eigenaar van de gronden waarop het appartementengebouw, de parkeerplaatsen en de rijbaan langs de parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De grond van de zuidoostelijke toegang van het plangebied is in eigendom van de gemeente. Er bestaan geen privaatrechtelijke beperkingen, omdat de aanleg/aanpassing van de uitweg en het recht van overpad zijn geregeld in de anterieure overeenkomst.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Inzake het bestemmingsplan "Grotenhuyshof 2017" is er vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro geweest met de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en (eventuele) andere relevante instanties.

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven.

Het ontwerp van dit bestemmingsplan is met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier besproken. De provincie Noord-Holland heeft geen vooroverlegreactie gegeven.

Vooroverlegreactie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)

Op 5 december 2017 heeft het HHNK per mail de vooroverlegreactie gegeven. Hieronder wordt de strekking van de vooroverlegreactie gegeven, en hoe met deze reactie is omgegaan in het bestemmingsplan:

In oktober 2017 heeft de ontwikkelaar Snippe Projecten B.V. reeds de digitale watertoets doorlopen en contact gezocht met het hoogheemraadschap. Dat vindt het HHNK zeer prettig, want alleen op die manier kan HHNK vroegtijdig adviseren over de ontwikkeling en kan worden voorkomen dat er zich onvoorziene zaken voordoen in de ruimtelijke procedure.

De voorgestane ontwikkeling heeft voor het hoogheemraadschap raakvlakken met het watersysteem. De ontwikkeling bevindt zich niet binnen de invloedssfeer van een waterkering of wegen die in beheer zijn bij het hoogheemraadschap. Afvalwater kan worden aangesloten op het bestaande afvalwaterriool.

Ten aanzien van paragraaf 5.7 Water van de toelichting van het bestemmingsplan:

Uit het overzicht van de verhardingsbalans maakt het HHNK op dat de verhardingtoename ten opzichte van de oude situatie 1388 m2 bedraagt. Van de ontwikkelaar heb ik begrepen dat er geen sprake zal zijn van een substantiële verhardingtoename. Hieruit concludeert het HHNK dat er onduidelijkheid is over de verhardingstoename. Als uitgangspunt geldt dat de verharding van de voormalige bebouwing geldt als de oude situatie. Een belangrijk aandachtspunt is hemelwaterafvoer. Hemelwater stroomt versneld van daken en terreinverhardingen via een hemelwaterriool naar het watersysteem, waarna het bijdraagt aan een versnelde stijging van het waterpeil in de sloot. Indien de verhardingstoename inderdaad groter is als 800 m2, dan geldt het compensatiepercentage van 10% ten opzichte van de verhardingtoename. De compensatie moet in principe worden gerealiseerd in open water binnen hetzelfde peilgebied. Alternatieve vormen van waterberging, zoals beschreven in paragraaf 5.7 Water, horen tot de mogelijkheid, mits dit een robuuste en te controleren oplossing is die ook in de toekomst (aantoonbaar) in stand blijft. In het geval er een waterbergingsvoorziening wordt toegepast, dan dient een dubbelbestemming in de vorm van een arcering op de verbeelding en een beschrijving in de regels van het bestemmingsplan op te worden genomen, zodat ten alle tijden duidelijk is dat hier een waterhuishoudkundige functie van toepassing is.

In het bestemmingsplan staat dat er in beginsel sprake is van een toename van verhard oppervlak van 1.388 m2. Inmiddels kan worden gerekend met minder verhard oppervlak, omdat het oppervlak van de parkeerplaatsen grastegels worden. Dit betekent dat 1.235 m2 verharding verandert in een sterk waterdoorlatend oppervlak. Hiermee komt de toename van verhard oppervlak op 153 m2. Compensatie en alternatieve vormen van waterberging zijn daarmee niet aan de orde. Een regeling voor een waterbergingsvoorziening in het bestemmingsplan is niet nodig. Een watervergunning is wat betreft verhard oppervlak ook niet aan de orde.

Ten aanzien van de regels van het bestemmingsplan:

In Artikel 5, bestemming Water, zijn onder de bestemmingsomschrijving ook nutsvoorzieningen geschaard. Hierbij attendeert het HHNK er op dat voor het kruisen van watergangen en de aanleg van nutsvoorzieningen specifieke voorwaarden gelden en een watervergunning nodig is.

Er kan geen sprake zijn van de aanleg van steigers. Het HHNK verzoekt om bij de bouwregels (van artikel 5) de steigers uit het bestemmingsplan te halen (en het steigerbeleid uit het bestemmingsplan te halen).

De steigers zijn uit (de bouwregels van artikel 5 van) het bestemmingsplan gehaald. De aanleg van steigers op/in het water is niet aan de orde.

Als beleidsuitgangspunt van het hoogheemraadschap geldt in ieder geval dat voor alle werkzaamheden binnen 5 meter van een watergang er in principe een watervergunning van het hoogheemraadschap noodzakelijk is. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden volstaat het in sommige gevallen met een melding in plaats van een watervergunning.

De te verrichten melding of aanvraag watervergunning is geen belemmering voor het bestemmingsplan.

8.2 Inspraak en informeren voorfase bestemmingsplan

Voor dit bestemmingsplan wordt geen inspraakprocedure op grond van de gemeentelijke Inspraakverordening gehouden. De wettelijke zienswijzenprocedure op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt voldoende geacht voor dit bestemmingsplan "Grotenhuyshof 2017".

Van belang hierbij is ook dat er in ruime mate overleg met belanghebbenden in de omgeving is geweest voordat het bestemmingsplan als ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Bij de 1-op-1 gesprekken met directe omwonenden en de informatiebijeenkomst over het project "Appartementengebouw Grotenhuyshof" is er de gelegenheid tot inspraak geweest.

Bij de totstandkoming van het plan zijn de omwonenden in de (directe) omgeving van het plan geïnformeerd. Voor de directe omwonenden is de mogelijkheid geboden om 1-op-1 gesprekken te voeren met de ontwikkelaar. Daarnaast is een informatiebijeenkomst/inloopavond georganiseerd. Tijdens deze gesprekken en de inloopavond is de omwonenden de gelegenheid geboden om vragen te stellen en hun licht te laten schijnen over het plan. Gezien de over het algemeen positieve reacties op het plan, heeft de inspraak niet geleid tot wijzigingen in het plan.

Bij de oude plannen van Attica zijn de buurtbewoners tevens in de gelegenheid gesteld een reactie te geven. Deze reacties van destijds zijn meegenomen bij de uitwerking van het nieuwe plan.

Bij de informatiebijeenkomst en de gesprekken met de omwonenenden is het verschil tussen het oude plan van Attica en het nieuwe plan van Snippe Projecten inzichtelijk gemaakt, en is (de inpassing van) het nieuwe plan ofwel het project "Appartementengebouw Grotenhuyshof" toegelicht.

Het betrekken en informeren van de omgeving/omwonenden is als volgt verlopen:

  • Eind juni 2017 heeft Snippe Projecten B.V. een tweetal uitnodigingen verstuurd;
    • 1. Een uitnodiging aan de direct omwonenden (20 adressen) voor een 1-op-1 gesprek met de projectleiders en architect op dinsdagavond 4 juli 2017;
    • 2. Een uitnoding aan alle andere mogelijke belanghebbenden (circa 200 adressen) voor een inloopavond op donderdag 6 juli tussen 19.00 uur en 21.00 uur.
  • Het verspreidingsgebied (voor de informatiebijeenkomst/inloopavond) is vastgesteld door de wijkmanager van de Purmer Noord en besloeg circa180 huishoudens. Daarnaast is een persbericht verstuurd naar de lokale media. De lokale media hebben van het persbericht melding van gemaakt hebben op internet en in diverse huis-aan-huis-bladen. Tevens is de gemeenteraad uitgenodigd.
  • Bij de inloopavond waren projectontwikkelaar, architect en (ambtenaren van) de gemeente aanwezig.
  • Op zowel de avond van de 1-op-1 gesprekken als op de inloopavond is op grote borden het plan gepresenteerd. Ook waren diverse boekjes A3 boekjes aanwezig die het ontwerp duidelijk illustreerden. Hier is niet alleen het ontwerp gepresenteerd maar is ook nadrukkelijk aandacht besteed aan de verandering (een verbetering) voor de omwonenden ten opzichte van het plan van Attica. Van het ontwerp was ook een bezonningstudie aanwezig waardoor de omwonenden inzicht kregen in het schaduweffect van het ontwerp (ofwel het onderhavige plan) gedurende het jaar en op drie momenten van de dag.
  • De inloopavond is door circa 35 tot 40 personen bezocht. De bezoekers werden actief uitgenodigd om commentaar te leveren en eventuele suggesties achter te laten.
  • Veel buurtbewoners gaven aan dat zij de vergroting van de afstand tot hun gevel ten opzichte van het oude plan van Attica als positief zien. Het aantal verdiepingen/bouwlagen (4 verdiepingen / 5 bouwlagen) is geen problem, maar er werden wel vragen gesteld over de schadumvorming. Middels de bezonningstudie is aangetoond dat de bouwhoogte nauwelijks een schaduweffect heeft met betrekking tot de omliggende woningen. Omwonenden zijn veelal postief over het ontwerp en de hoeveelheid groen, bomen en hagen die worden aangebracht. Ook de gallerijen die zich aan de binnenzijde van het blok bevinden worden als positief aangemerkt. Als laatste wordt de inkijk vanaf de balkons aan de noordzijde genoemd, maar de afstand (circa 40 meter) tot aan de woningen en het feit dat dit inkijk in de voortuinen betreft, maakt dit punt acceptabel. Verder zijn de omwonenden tevreden met het gegeven dat de bewoners van de appartementen eigen parkeerplaatsen krijgen.

8.3 Ontwerpbestemmingsplan en Zienswijzenprocedure

8.3.1 Procedure ontwerp-bestemmingsplan

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt in de Nederlandsche Staatscourant (een digitale uitgave van de rijksoverheid) geplaatst. Tevens wordt de kennisgeving in het plaatselijke blad geplaatst. Daarnaast wordt de kennisgeving geplaatst op de website van de gemeente Purmerend. De kennisgeving wordt tevens elektronisch toegestuurd aan de wettelijke vooroverlegpartners.

Het ontwerpbesluit en het ontwerp-bestemmingsplan worden vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Binnen de genoemde termijn wordt 'een ieder' in de gelegenheid gesteld om een zienswijze met betrekking tot het bestemmingsplan in te dienen.

De kennisgeving en het ontwerp-bestemmingsplan worden ook op digitale wijze gepubliceerd. De kennisgeving zal gebeuren op de gemeentelijke website en op de website van de Staatscourant, en het bestemmingsplan wordt geplaatst op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 23 februari t/m 5 april 2018 ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

8.3.2 Zienswijzenprocedure

Het bestemmingsplan is volgens artikel 3.8 Wro zes weken ter inzage gelegd voor de zogenoemde zienswijzenprocedure. Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 23 februari t/m 5 april 2018 ter inzage gelege. Er zijn bij de zienswijzenprocedure geen zienswijzen ingediend. Er zijn derhalve geen wijzigingen in het bestemmingsplan gemaakt.

8.4 Vaststelling van het bestemmingsplan

Na de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad zal het bestemmingsplan opnieuw zes weken ter inzage worden gelegd (fysiek en digitaal) voor de beroepstermijn. Een belanghebbende die op het ontwerp-bestemmingsplan een zienswijze naar voren heeft gebracht, kan tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan beroep instellen (volgens artikel 6:13 Awb en artikel 8.1 Awb).

Het onderhavige bestemmingsplan is op 31 mei 2018 door de gemeenteraad vastgesteld.