direct naar inhoud van Artikel 4 Centrum - 1
Plan: Binnenstad 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPBS2010-VS03

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor :

  • a. culturele voorzieningen;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. horecabedrijven, in categorieën 1a en b zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. maatschappelijke voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor' kantoren;
  • g. bedrijven in de categorieën A en B zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2(Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging);
  • h. woningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' horecabedrijven in de categorieën 1c en zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten;
  • j. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a tot en met h genoemde functies;
  • k. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. wegen en paden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  • a. een gebouw dient te zijn voorzien van een kap met een helling van meer dan 30o en minder dan 65o graden, waarbij de dakvlakken voor minder dan 30% in het horizontale vlak liggen.
  • b. een gebouw mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak;
  • c. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte, tenzij op de verbeelding een andere maximale bouwhoogte is aangeduid;
  • d. de maximaal toegestane gevelbreedte van een gebouw bedraagt de bestaande gevelbreedte;
  • e. de gebruiksoppervlakte van een woning dient minimaal 40 m2 te bedragen.
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke beeldbepalende waarden zoals in de toelichting genoemd;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.1 sub b en toestaan zodat mag worden gebouwd tot ten hoogste 3,00 m buiten het bouwvlak;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c en toestaan dat het hoofdgebouw wordt voorzien van maximaal twee extra bouwlagen van maximaal 4,00m, met dien verstande dat door de verhoging een bouwhoogte van 13,50 m in ieder geval niet wordt overschreden;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c en toestaan dat andere bebouwing dan het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4,00 m, mits deze uitbreiding direct grenst aan het hoofdgebouw en maximaal 60 % van de oppervlakte van de op de begane grond aanwezige bebouwing beslaat;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.1 sub d en toestaan dat de gevelbreedte wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande situatie tot een maximum van 15,00 m.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wro en voor zover van toepassing artikel 2.1, eerste lid, onder c van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van één van de functies genoemd in lid 4.1sub a tot en met g met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 500 m2;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een supermarkt met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 500 m2;
  • c. het gebruik van de tweede bouwlaag en hoger anders dan voor wonen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van speelautomatenhallen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.5 sub a en toestaan dat gronden worden gebruikt voor een functie met een bedrijfsvloeroppervlakte tot 1000 m2;
  • b. het bepaalde in lid 4.5 sub a en toestaan dat gronden worden gebruikt voor een detailhandelsfunctie met een bedrijfsvloeroppervlakte van minimaal 1500 m2 tot maximaal 3000 m2;
  • c. het bepaalde in lid 4.5 sub c en toestaan dat de tweede bouwlaag van een gebouw voor een andere functie als genoemd in lid 4.1 sub a tot en met g wordt gebruikt;
  • d. het bepaalde in lid 4.1 sub g en toestaan dat:
    • 1. bedrijven worden gevestigd van één categorie hoger (C) zoals is opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging);
    • 2. bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging);

mits:

  • I. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • II. het gaat om bedrijven die niet zijn genomen in Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging), maar qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd.
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk.
  • c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.