26.1 Algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels, kunnen burgemeester en wethouders door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
-
a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
-
b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
-
e. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor het wegverkeer en het openbaar vervoer, mits per bouwwerk:
-
1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 meter en;
-
2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
-
f. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en telefooncellen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen en transformatorhuisjes, mits per bouwwerk:
-
1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 meter en;
-
2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
-
g. het bouwen van transformatorhuisjes, mits:
-
1. de hoogte niet meer dan 5 meter en;
-
2. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
-
h. het plaatsen van kunstwerken in artistieke zin, mits de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
-
i. het plaatsen van lichtmasten, mits de hoogte niet meer dan 8 meter bedraagt.