26.1 Gebouwen
Tenzij anders op de verbeelding of in deze regels wordt bepaald, gelden voor het bouwen van gebouwen, de volgende bepalingen:
-
a. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen 6 respectievelijk 9 m;
-
b. de afstand van de voorgevel van gebouwen tot de as van de weg mag:
-
1. in bestaande situaties niet minder bedragen dan de afstand op het moment van het tervisielegging van h et ontwerp van het plan;
-
2. in nieuwe situaties niet minder bedragen dan het gemiddelde van de afstand tot de as van de weg van de voorgevel van de hoofdgebouwen;
-
c. bijgebouwen dienen vanaf de weg gezien, tenminste 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij de gebouwen gezamenlijk in de perceelsgrens worden gebouwd;
-
e. de afstand tussen de gebouwen onderling mag niet minder bedrgen dan 2 meter, tenzij de gebouwen aaneengesloten worden gebouwd;
-
f. de goothoogte en de bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 4,5 meter;
-
g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane grond van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 m.
26.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Tenzij anders op de verbeelding of in deze regels wordt bepaald, gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van erf of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van de woningen en bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
b. de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen mag neit meer bedragen dan 2 meter;
-
c. de bouwhoogte van masten voor landelijk waarschuwingsstelsel, mag niet meer bedragen dan 20 meter;
-
d. de bouwhoogte van antennes mag van de voet af gemeten niet meer bedragen dan 5 meter;
-
e. indien dat noodzakelijk is in verband met de bereikbaarheid van woningen, bedrijven, enz., mogen bruggen worden gebouwd, met dien verstande dat de breedte van deze bruggen niet meer bedraagt dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
-
f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter. Deze bepaling is niet van toepassing op de gronden als bedoeld in artikel 9 'recreatie- dagrecreatie''