direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0420.BPKBEDRIJVEN-VA01

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
    • 2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
    • 3. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
    • 4. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 4.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
    • 5. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 4.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
    • 6. niet milieubelastende onderdelen van een bedrijf, zoals (gebouwde) opslag, kantoren, parkeren, kantines en dergelijke, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet milieubelastende onderdelen';
    • 7. een machinefabriek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek';
    • 8. een scheepsbouw- en reparatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw- en reparatiebedrijf';
    • 9. een schildersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';

met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, tenzij het een scheepsbouw- en reparatiebedrijf betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw- en reparatiebedrijf', in welk geval een scheepsbouw- en reparatiebedrijf zijnde een geluidzoneringsplichtige inrichting is toegestaan;

    • 1. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    • 2. een bowlingbaan, ter plaatse van de aanduiding 'bowlingbaan';
    • 3. een sportcentrum, ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
    • 4. een brandweerkazerne, ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
    • 5. een speelparadijs, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - speelparadijs';
    • 6. religieuze doeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    • 7. een lunchroom, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 8. een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 9. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder lpg, met inbegrip van detailhandel ondergeschikt aan en ten dienste van een verkooppunt van motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
    • 10. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, met inbegrip van detailhandel ondergeschikt aan en ten dienste van een verkooppunt van motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
    • 11. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met:
      • ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
      • mantelzorg;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. wegen, straten en paden;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. portaalkraan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - portaalkraan';
  • k. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 sub a. genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 2,50 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  • d. het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage bedragen, tenzij het bestaande bebouwingspercentage hoger is, in welk geval het bebouwingspercentage ten hoogste het bestaande percentage bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande hoogte al hoger is of op de verbeelding een hogere bouwhoogte is aangegeven;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning en minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • d. de goothoogte van een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet hoger zijn de goothoogte van de woning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een uitbouw of aangebouwd bijgebouw zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd op niet meer dan 50 meter achter de voorste perceelgrens en zijwaarts op niet meer dan 15 meter afstand van het midden van de bijbehorende woning;
  • i. bij vrijstaande hoofdgebouwen worden aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • j. voor een uitbouw aan de voorzijde van het hoofdgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen windturbines worden gebouwd;
  • b. een portaalkraan zal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - portaalkraan' worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een portaalkraan zal ten hoogste 16,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • e. in afwijking van het gestelde onder e zal in geval van vrijstaande bedrijfswoningen de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder a. in die zin dat een gebouw of overkapping gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.1 onder c. in die zin dat de afstand van een gebouw/overkapping tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de brandveiligheid;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.1 onder d. in die zin dat het bebouwingspercentage ter plaatse van het bedrijventerrein bij Andijk wordt verhoogd tot ten hoogste 80%, mits:
    • 1. dit ruimtelijk inpasbaar is en om bedrijfsexploitatieve redenen noodzakelijk en/of wenselijk is; en
    • 2. voldoende ruimte overblijft om te kunnen voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.1 sub e. in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 meter;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.3 sub f. in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • f. het bepaalde in lid 4.2.3 sub f. in die zin dat de bouwhoogte van ander bouwwerk ten behoeve van een antennemast ten behoeve van telecommunicatie wordt verhoogd tot ten hoogste 55,00 m, met dien verstande dat het aantal antennemasten per bedrijventerrein ten hoogste één zal bedragen.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, tenzij het een schildersbedrijf betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf', in welk geval een schildersbedrijf is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.1, tenzij het een machinefabriek betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek', in welk geval een machinefabriek is toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.2;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 4.1;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 4.2, tenzij het een scheepsbouw- en reparatiebedrijf betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw- en reparatiebedrijf', in welk geval een scheepsbouw- en reparatiebedrijf is toegestaan;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. productiegebonden en onzelfstandige detailhandel;
    • 2. detailhandel als afzonderlijk afhaalpunt ten behoeve van e-commerce, mits de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 25 m² per bedrijf bedraagt;
    • 3. perifere detailhandel, mits de verkoopvloeroppervlak per detailhandelsbedrijf ten hoogste 1500 m² bedraagt, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' in welk geval de verkoopvloeroppervlak per detailhandelsbedrijf meer mag bedragen;
    • 4. een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 5. detailhandel ondergeschikt aan en ten dienste van een verkooppunt van motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg mits de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 250 m² bedraagt;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  • h. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • i. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één woning;
  • j. het gebruik van de gronden zodanig dat parkeren ten behoeve van de bestemming niet voldoet aan de norm opgenomen in CROW-richtlijn 182.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.5 sub a. in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 4.5 sub b. in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.1, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 3.1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • c. het bepaalde in lid 4.5 sub c. in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 3.2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • d. het bepaalde in lid 4.5 sub d. in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 4.1, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 4.1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • e. het bepaalde in lid 4.5 sub e. in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 tot en met 4.2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 4.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • f. het bepaalde in lid 4.5 sub d en e in die zin dat risicovolle inrichtingen worden gevestigd, mits:
    • 1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1" en/of de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2";
    • 2. dit vanuit het oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is;
    • 3. de 10 -6 contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, gelegen is:
      • binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting; of
      • op gronden met de bestemming "Verkeer", "Water" of "Groen";
    • 4. bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  • g. het bepaalde in lid 4.5 sub f. in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van perifere detailhandel met een grotere verkoopvloeroppervlak dan 1500 m², mits:
    • 1. deze vergunning uitsluitend wordt verleend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied';
    • 2. de regionale adviescommissie om advies is gevraagd;
  • h. het bepaalde in lid 4.5 sub h. in die zin dat bijgebouwen bij een bedrijfswoning worden gebruikt voor mantelzorg, mits:
    • 1. eerst alle mogelijkheden van de aan- of uitbouw optimaal benut worden om middels inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
    • 2. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 3. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
    • 4. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte beperkt blijft tot 60 m²;
    • 5. het bijgebouw ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met de op hetzelfde perceel gesitueerde woonhuis, waarbij de maximale afstand van het woonhuis tot het bijgebouw 20,00 m mag bedragen;
    • 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belang van derden waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 7. de parkeerdruk door het bieden van mantelzorg niet toeneemt.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een specifieke bedrijfsaanduiding zoals genoemd in lid 4.1 sub a uit het bestemmingsvlak wordt verwijderd, mits de betreffende bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd.