Plan: | Hoofdwinkelcentrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0406.BPHWC2011-VG02 |
Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Dat geldt voor oude gevallen van bodemverontreiniging die voor 1987 zijn ontstaan. Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geld dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Op basis van historische gegevens en eerder uitgevoerde verkennende bodemonderzoeken geldt voor de centrumlocatie dat ernstige verontreinigingen niet worden verwacht. Omdat deze onderzoeken ouder zijn dan vijf jaar zijn de resultaten niet meer te gebruiken bij het indienen van een omgevingsvergunningaanvraag voor bouwen.
Gelet op voorgenomen uitbreiding van de parkeergarage en de overige ruimtelijke ontwikkelingen is ten behoeve van het bestemmingsplan een actueel historisch bodemonderzoek uitgevoerd door Milieutechniek ZVS Eemnes BV (bijlage 8 bij de toelichting). De beschikbare gegevens zijn in dit onderzoek opnieuw geïnventariseerd. De uitvoering van een volledig verkennend bodemonderzoek is pas goed mogelijk nadat de sloop van de bestaande bebouwing heeft plaatsgevonden. In het historisch onderzoek is een tabel opgenomen met enkele verdachte deellocaties. Omdat een gedeelte van de bebouwing blijft staan hoeven deze niet allemaal te worden onderzocht. Verder kan bij meerdere verdachte deellocaties het bodemonderzoek worden beperkt tot het verifiëren of deze locaties de bodem ter plaatse van de beoogde nieuwbouw niet negatief heeft beïnvloed.
Geadviseerd wordt om een iventariserend bodem- en asbestonderzoek uit te voeren ter plaatse van de beoogde nieuwbouw, waarbij rekening wordt gehouden met de verdachte deellocaties.
Conclusie
Uit het historsich onderzoek blijkt dat er enkele verdachte deellocaties zijn. Geadviseerd wordt om ter plaatse van de beoogde nieuwbouw een inventariserend bodem- en asbestonderzoek uit te voeren. Bij de omgevingsvergunningaanvraag of -aanvragen wordt een inventariserend asbest- en bodemonderzoek uitgevoerd.