Plan: | Bestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01 |
Inleiding
In deze bijlage is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen de ruimtelijke onderbouwing mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.
Bestaande situatie
Het plangebied bestaat uit de haven, het industriegebied en de sportvelden van Huizen, gelegen in het noordelijke deel van de kern.
Beoogde ontwikkelingen
In dit bestemmingsplan worden de volgende ontwikkelingen mogelijk gemaakt:
Voor de genoemde ontwikkelingen worden gebouwen gesloopt, bomen en struiken gekapt en sloten mogelijk gedempt. Tevens zullen vooraf aan de woningbouw grondwerkzaamheden plaats vinden. Het overige gedeelte van het bestemmingsplan zal consoliderend zijn en daarmee zullen alleen kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Noord-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van I&M). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedbescherming
Natura 2000
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied grenst wel aan het Natura 2000-gebied “Eemmeer en Gooimeer Zuidoever”, zie figuur 1. Tevens liggen in de omgeving van Huizen meerdere beschermde natuurmonumenten.
Figuur 1 Ligging Natura 2000-gebied “Eemmeer en Gooimeer Zuidoever” (links) en beschermde natuurmonumenten (rechts)
Eemmeer en Gooimeer Zuidoever (Natura 2000-gebied)
Het Eemmeer en Gooimeer ontstonden als verzoete overblijfselen van de voormalige Zuiderzee toen Zuidelijk Flevoland werd drooggelegd (1968). Het Eemmeer ontvangt vooral water uit de Gelderse Vallei, via de Eem, een kleiner deel wordt aangevoerd vanuit de Veluwerandmeren. Het water in het Gooimeer is een mengsel van water uit het Eemmeer en uit het IJmeer, waarmee het Gooimeer in open verbinding staat. Het Eemmeer heeft een gemiddelde diepte van -1.9 m NAP, het Gooimeer is met -3.6 m, mede door de aanwezigheid van diepe zandwinputten, gemiddeld relatief diep, maar het aangewezen deel heeft een maximum diepte van -1.2 m NAP en is grotendeels minder dan een meter diep. Door de aanleg van het zandtalud ten behoeve van de Stichtse Brug is daarlangs in het Eemmeer in de jaren tachtig een brede rietstrook ontstaan. In het Eemmeer is tijdens de aanleg van de polderdijk van Zuidelijk Flevoland het eiland de Dode Hond opgespoten. In 1992 is verder ten oosten van de Stichtse Brug een kleine zandplaat aangelegd. De oevers bestaan voornamelijk uit moerasvegetaties met slikranden. Op het eiland De Dode Hond worden daarnaast ook wilgenbossen en struwelen aangetroffen. In vergelijking met de overige randmeren komen er in het Eemmeer weinig waterplanten voor. Alleen in de baai ten zuiden van de Dode Hond worden structureel waterplanten aangetroffen. Het Eemmeer is sterk geëutrofieerd. De nutriëntbelasting is sinds de jaren tachtig teruggedrongen. In beide meren is sprake van verbetering van de waterkwaliteit en toename van mosselen en waterplanten. Het Gooimeer Zuidoever omvat ondiep water met waterplanten, een brede strook verland oevergebied, dat geleidelijk overgaat in een brede zandstrook met een hoge wal, waarachter zich laag gelegen graslanden bevinden. Er heerst een zilt en brak milieu. Verder worden ondiepe wateren, oevers, rietlanden en enige vochtige graslanden aangetroffen. De kustlijn is destijds ontstaan door afslag van de stuwwal van het Gooi als gevolg van getijdenbeweging. Door sedimentatie een min of meer terrasvormige afzetting even onder de wateroppervlakte gevormd en een zandige en lemige klif ontstaan.
Het gebied is in 2009 definitief als Natura 2000-gebied aangewezen. In het kader van de Vogelrichtlijn zijn instandhoudingsdoelstellingen opgenomen.
Instandhoudingsdoelstellingen | |||||||
SVI Landelijk | Doelst. Opp.vl. | Doelst. Kwal. | Doelst. Pop. | Draagkracht aantal vogels | Draagkracht aantal paren | ||
Broedvogels | |||||||
A193 | Visdief | - | = | = | 280 | ||
Niet-broedvogels | |||||||
A005 | Fuut | - | = | = | 160 | ||
A017 | Aalscholver | + | = | = | 160 | ||
A037 | Kleine Zwaan | - | = | = | 2 | ||
A043 | Grauwe Gans | + | = | = | 300 | ||
A050 | Smient | + | = | = | 4900 | ||
A051 | Krakeend | + | = | = | 90 | ||
A056 | Slobeend | + | = | = | 5 | ||
A059 | Tafeleend | -- | = | = | 790 | ||
A061 | Kuifeend | - | = | = | 2700 | ||
A068 | Nonnetje | - | = | = | 10 | ||
A125 | Meerkoet | - | = | = | 1700 |
Ecologische hoofstructuur
Het plangebied is niet gelegen in de EHS, maar grenst aan de noordwestzijde wel aan de EHS.
Figuur 2 Ligging plangebied ten opzichte van de ecologische hoofdstructuur
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl). Tevens is een kort veldonderzoek (Natuurbeleven, 2007) uitgevoerd naar de verschillende soortengroepen die (mogelijk) voorkomen in en nabij het plangebied. Daarnaast is gebruik gemaakt van de resultaten van het ecologisch onderzoek voor de Karwei op het Lucentterrein (BTL, 2011) en de gemeentelijke natuurwaardenkaart (BTL, 2012).
Ontwikkelingslocaties:
Kop van oude haven: woningbouw
Dit deelplangebied bestaat uit een zandig terrein met opgaand groen en enkele gebouwen. Mogelijk maken vleermuizen gebruik van de aanwezige gebouwen en het opgaand groen op de deelplanlocatie. Ringslang is hier gezien de voorkomende biotopen niet te verwachten. Wel is een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad hier te verwachten, omdat het hier een zandig terrein betreft dat geschikt kan zijn als winterverblijfplaats voor rugstreeppadden. Overige zwaar beschermde soorten worden niet verwacht op de deelplanlocatie. Algemene licht beschermde zoogdieren, amfibieën en overige soorten zijn zeker te verwachten op deze deelplanlocatie.
Lucent-terrein: ontwikkeling van een gemengd gebied
Deze deelplanlocatie is bijna helemaal verhard met gebouwen en enkele bomenrijen. Bij de deelplanlocatie hoort ook nog een klein lang verruigd terrein. Naar verwachting biedt het deelplangebied leefgebied aan zwaar beschermde soorten als vleermuizen. De gebouwen kunnen ook vaste verblijfplaatsen bieden aan broedvogels als: zwaluwen (huiszwaluw en gierzwaluw) en huismus. Bij grondwerkzaamheden kunnen rugstreeppadden uit de omgeving (RAVON) aangetrokken worden en het deelplangebied als winterverblijfplaats gaan gebruiken. Overige zwaar beschermde soorten worden niet verwacht op de deelplanlocatie. Algemene licht beschermde zoogdieren, amfibieën en overige soorten zijn zeker te verwachten op deze deelplanlocatie.
Strook BNI langs Havenstraat.
Dit deelgebied is grotendeels verhard met parkeerplaatsen en bebouwing, voor een deel bestaat de locatie uit verruigd terrein. De gebouwen kunnen vaste verblijfplaatsen bieden aan vleermuizen en broedvogels als huiszwaluw, gierzwaluw en huismus. Algemene licht beschermde zoogdieren, amfibieën en overige soorten zijn zeker te verwachten op deze deelplanlocatie.
Overig gebied (consoliderend)
Vaatplanten
Naar aanleiding van het korte veldbezoek (Natuurbeleven, 2007) aan de kust van het Gooimeer is de matig beschermde rietorchis aangetroffen op een talud. Volgens verspreidingsgegevens (waarnemingen.nl) is ook de brede wespenorchis waargenomen binnen het kustgebied.
Gezien de afwisselende biotopen is de verwachting dat beschermde soorten als rietorchis, zwanenbloem, dotterbloem en grote kaardenbol voorkomen op de planlocatie. Rietorchis heeft voorkeur voor moerassige, vochtige terreinen. Zwanenbloem groeit in het water en dotterbloem heeft voorkeur voor oevers. Grote kaardenbol is te verwachten op de verruigde delen van het plangebied. De natuurwaardenkaart laat zien dat in het plangebied nog enkele andere matig beschermde soorten voorkomen, zoals de wilde marjolein, lange ereprijs en tongvaren.
Vogels
De rietkragen zijn met name belangrijk voor vogels aan de kust van het Gooimeer (Natuurbeleven, 2007). In het water groeiend riet wordt gebruikt door de echte specialisten als de kleine karekiet. Met name de gebieden met riet en struikgewas nabij de pieren hebben een hoge broedvogeldichtheid. Een rode lijstsoort als de nachtegaal is hier aanwezig. Er heeft geen broedvogelinventarisatie plaats gevonden volgens de SOVON-methode. Wel zijn de waargenomen vogels genoteerd. Het gaat om de volgende soorten: blauwborst, dodaars, ekster, fitis, fuut, grasmus, heggenmus, houtduif, kleine karekiet, knobbelzwaan, koolmees, krakeend, merel, pimpelmees, putter, roodborst, staartmees, tjiftjaf, tuinfluiter, vink, waterhoen, winterkoning, witte kwikstaart, zanglijster, zwarte kraai en zwartkop. Ook op de natuurwaardenkaart is te zien dat de kust van het Gooimeer en het havengebied belangrijk is voor vogels.
In de bomen en struiken die deel uitmaken van het plangebied kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als merel, pimpelmees, koolmees, roodborst, staartmees, tjiftjaf, grote bonte specht en tuinfluiter hun leefgebied hebben. Mogelijk maken soorten als huismus, gierzwaluw en zwarte roodstaart gebruik van dakpannen of andere holtes aanwezig in de bebouwing en komen hier tot broeden. De watergangen bieden naar verwachting leefgebied aan knobbelzwaan, wilde eend, en waterhoen.
Zoogdieren
Het gebouw van de surfclub, aan de kust van het Gooimeer, diende in de nazomer als schuilplaats voor gewone dwergvleermuis (Natuurbeleven, 2007). Tevens werden langs de randen met bomen, aan de kust, foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen Ook de laatvlieger en watervleermuis werden jagend aangetroffen. Van de laatvlieger zijn de vaste verblijven vermoedelijk ergens anders dan binnen het plangebied. De watervleermuis heeft naar verwachting vaste verblijfplaatsen in de oude bomen die deel uitmaken van het plangebied.
Naar aanleiding van de verspreidingsgegevens en een inschatting aan de hand van de voorkomende biotopen in het overige plangebied kunnen vaste verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis en laatvlieger) mogelijk aanwezig zijn in de gebouwen in het plangebied. Genoemde soorten hebben verblijfplaatsen onder dakpannen, dakranden, dakopeningen en in spouwmuren. Ook kunnen bepaalde soorten vleermuizen (watervleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis) gebruikmaken van de (oudere) bomen als vaste verblijfplaats, vliegroute en jachtgebied.
Op de oevers van het Gooimeer komt ook de zwaar beschermde waterspitsmuis voor (BTL, 2012).
Het plangebied biedt, gezien de verschillende voorkomende biotopen (gebouwen, verharding, tuinen, opgaande begroeiing, grasland, ruigten, watergangen en zandvlakten), ook geschikt leefruimte aan algemene kleine soorten zoogdieren als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel en konijn. Langs de randen van het gebied zijn ook eekhoorn en vos waargenomen.
Amfibieën
Aan de kust van het Gooimeer waren de aangetroffen amfibieën weinig gevarieerd, alleen groene kikkers werden hier aangetroffen (Natuurbeleven, 2007).
De verwachting gezien de afwisselende biotopen binnen het overige gebied is dat algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad hier voorkomen. Mogelijk maken genoemde soorten gebruik van het plangebied als schuilgelegenheid, winterverblijfplaats en voortplantingsplaats (watergangen).
In de nabije omgeving is de zwaar beschermde rugstreeppad waargenomen (RAVON). Het is niet onwaarschijnlijk dat een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad voorkomt in de watergangen (voortplantingsplaats) die deel uitmaken van het plangebied. Bij graafwerkzaamheden kan de rugstreeppad ook aangetrokken worden en het plangebied betreden en dit als winterverblijfplaats gaan gebruiken.
Reptielen
Naar aanleiding van het korte veldbezoek aan de kust van het Gooimeer is de zwaar beschermde ringslang aangetroffen. Eenmaal werd een zwemmende ringslang waargenomen, aan de oostzijde van de pier bij de eilandjes. Er is gericht naar ringslangen gekeken, maar de mogelijkheden waren zeer beperkt. Ringslangen zijn het best waar te nemen door materiaal neer te leggen waaronder zij zich gaan verschuilen. De mogelijkheden voor een dergelijke aanpak zijn gezien het intensief recreatieve gebruik van grote delen van de kust beperkt. De meeste mogelijkheden bieden de toegankelijke delen van het gebied (Natuurbeleven, 2007). Overige reptielen worden gezien de verspreidingsgegevens en de voorkomende biotopen niet verwacht op de planlocatie, dit geldt voor het hele plangebied.
Vissen
Gezien de voorkomende biotopen (sloten met helder water en waterplanten) binnen het plangebied komen naar verwachting de kleine modderkruiper en bittervoorn voor.
Insecten
Tijdens het veldbezoek (Natuurbeleven, 2007). Is er een lijst bijgehouden van de waargenomen dagvlinders en libellen aan de kust van het Gooimeer. De betreffende soorten waren allen algemene, niet beschermde soorten. Omdat de weersomstandigheden niet optimaal waren, zijn onder betere omstandigheden wellicht meer soorten te verwachten, gezien de biotopen zijn er echter geen beschermde vlinders- en libellen te verwachten. De verwachting is dat dit ook voor het overige gebied geldt.
Overige organismen
Overige beschermde soorten zijn hier gezien de verspreidingsgegevens en de voorkomende biotopen niet te verwachten.
In tabel 1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 1 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime
Nader onderzoek nodig bij toekomstige ontwikkelingen | ||||
Vrijstellingsrege-ling Ffw | tabel 1 | grote kaardenbol, brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, vos en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker |
nee | |
Ontheffingsrege-ling Ffw | tabel 2 | eekhoorn rietorchis, wilde marjolein, lange ereprijs en tongvaren kleine modderkruiper |
Ja | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn waterspitsmuis |
Ja | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen rugstreeppad |
Ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw en huismus | Ja |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
De ontwikkelingen vinden plaats in een bestaand havengebied en op bestaand bedrijventerrein. Vanuit het plangebied vindt reeds veel verstoring plaats van het Natura 2000-gebied. Het toekomstige gebruik van het deelplangebied zal in grote lijnen hetzelfde zijn als het huidige gebruik. Tijdens de bouwwerkzaamheden kan de tijdelijke verstoring wel toenemen. Door maatregelen te nemen (speciale verlichting, werken buiten broedseizoen) kan deze tijdelijke verstoring tot een minimum beperkt worden. In het Natura 2000-gebied blijft ook voldoende onverstoord gebied over. (Significant) negatieve effecten kunnen dan ook worden uitgesloten.
In de aanwijzingsbesluiten van de beschermde natuurmonumenten is niet opgenomen dat met externe werking rekening moet worden gehouden. Aangezien er geen ingrepen in de beschermde natuurmonumenten worden voorzien, treden er geen negatieve effecten op.
De ontwikkelingen zijn eveneens niet van invloed op het functioneren van de buiten het plangebied gelegen EHS-gebieden.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan biedt enkele ontwikkelingsmogelijkheden. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Als rekening wordt gehouden met bovenstaande uitgangspunten staat de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.