direct naar inhoud van Bijlage 4 Bureauonderzoek ecologie
Plan: Bestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01

Bijlage 4 Bureauonderzoek ecologie

Inleiding

In deze bijlage is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen de ruimtelijke onderbouwing mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.

Bestaande situatie

Het plangebied bestaat uit de haven, het industriegebied en de sportvelden van Huizen, gelegen in het noordelijke deel van de kern.

Beoogde ontwikkelingen

In dit bestemmingsplan worden de volgende ontwikkelingen mogelijk gemaakt:

  • Kop van oude haven: woningbouw;
  • Lucent-terrein: ontwikkeling van een gemengd gebied;
  • Strook BNI langs Havenstraat.

Voor de genoemde ontwikkelingen worden gebouwen gesloopt, bomen en struiken gekapt en sloten mogelijk gedempt. Tevens zullen vooraf aan de woningbouw grondwerkzaamheden plaats vinden. Het overige gedeelte van het bestemmingsplan zal consoliderend zijn en daarmee zullen alleen kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Toetsingskader

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Noord-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van I&M (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van I&M (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van I&M). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedbescherming

Natura 2000

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied grenst wel aan het Natura 2000-gebied “Eemmeer en Gooimeer Zuidoever”, zie figuur 1. Tevens liggen in de omgeving van Huizen meerdere beschermde natuurmonumenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0013.png"

Figuur 1 Ligging Natura 2000-gebied “Eemmeer en Gooimeer Zuidoever” (links) en beschermde natuurmonumenten (rechts)

Eemmeer en Gooimeer Zuidoever (Natura 2000-gebied)

Het Eemmeer en Gooimeer ontstonden als verzoete overblijfselen van de voormalige Zuiderzee toen Zuidelijk Flevoland werd drooggelegd (1968). Het Eemmeer ontvangt vooral water uit de Gelderse Vallei, via de Eem, een kleiner deel wordt aangevoerd vanuit de Veluwerandmeren. Het water in het Gooimeer is een mengsel van water uit het Eemmeer en uit het IJmeer, waarmee het Gooimeer in open verbinding staat. Het Eemmeer heeft een gemiddelde diepte van -1.9 m NAP, het Gooimeer is met -3.6 m, mede door de aanwezigheid van diepe zandwinputten, gemiddeld relatief diep, maar het aangewezen deel heeft een maximum diepte van -1.2 m NAP en is grotendeels minder dan een meter diep. Door de aanleg van het zandtalud ten behoeve van de Stichtse Brug is daarlangs in het Eemmeer in de jaren tachtig een brede rietstrook ontstaan. In het Eemmeer is tijdens de aanleg van de polderdijk van Zuidelijk Flevoland het eiland de Dode Hond opgespoten. In 1992 is verder ten oosten van de Stichtse Brug een kleine zandplaat aangelegd. De oevers bestaan voornamelijk uit moerasvegetaties met slikranden. Op het eiland De Dode Hond worden daarnaast ook wilgenbossen en struwelen aangetroffen. In vergelijking met de overige randmeren komen er in het Eemmeer weinig waterplanten voor. Alleen in de baai ten zuiden van de Dode Hond worden structureel waterplanten aangetroffen. Het Eemmeer is sterk geëutrofieerd. De nutriëntbelasting is sinds de jaren tachtig teruggedrongen. In beide meren is sprake van verbetering van de waterkwaliteit en toename van mosselen en waterplanten. Het Gooimeer Zuidoever omvat ondiep water met waterplanten, een brede strook verland oevergebied, dat geleidelijk overgaat in een brede zandstrook met een hoge wal, waarachter zich laag gelegen graslanden bevinden. Er heerst een zilt en brak milieu. Verder worden ondiepe wateren, oevers, rietlanden en enige vochtige graslanden aangetroffen. De kustlijn is destijds ontstaan door afslag van de stuwwal van het Gooi als gevolg van getijdenbeweging. Door sedimentatie een min of meer terrasvormige afzetting even onder de wateroppervlakte gevormd en een zandige en lemige klif ontstaan.

Het gebied is in 2009 definitief als Natura 2000-gebied aangewezen. In het kader van de Vogelrichtlijn zijn instandhoudingsdoelstellingen opgenomen.

Instandhoudingsdoelstellingen          
    SVI Landelijk   Doelst. Opp.vl.   Doelst. Kwal.   Doelst. Pop.   Draagkracht aantal vogels   Draagkracht aantal paren  
Broedvogels              
A193   Visdief   -   =   =       280  
Niet-broedvogels              
A005   Fuut   -   =   =     160    
A017   Aalscholver   +   =   =     160    
A037   Kleine Zwaan   -   =   =     2    
A043   Grauwe Gans   +   =   =     300    
A050   Smient   +   =   =     4900    
A051   Krakeend   +   =   =     90    
A056   Slobeend   +   =   =     5    
A059   Tafeleend   --   =   =     790    
A061   Kuifeend   -   =   =     2700    
A068   Nonnetje   -   =   =     10    
A125   Meerkoet   -   =   =     1700    

Ecologische hoofstructuur

Het plangebied is niet gelegen in de EHS, maar grenst aan de noordwestzijde wel aan de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01_0015.png"

Figuur 2 Ligging plangebied ten opzichte van de ecologische hoofdstructuur

Soortenbescherming 

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl). Tevens is een kort veldonderzoek (Natuurbeleven, 2007) uitgevoerd naar de verschillende soortengroepen die (mogelijk) voorkomen in en nabij het plangebied. Daarnaast is gebruik gemaakt van de resultaten van het ecologisch onderzoek voor de Karwei op het Lucentterrein (BTL, 2011) en de gemeentelijke natuurwaardenkaart (BTL, 2012).

Ontwikkelingslocaties:

Kop van oude haven: woningbouw

Dit deelplangebied bestaat uit een zandig terrein met opgaand groen en enkele gebouwen. Mogelijk maken vleermuizen gebruik van de aanwezige gebouwen en het opgaand groen op de deelplanlocatie. Ringslang is hier gezien de voorkomende biotopen niet te verwachten. Wel is een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad hier te verwachten, omdat het hier een zandig terrein betreft dat geschikt kan zijn als winterverblijfplaats voor rugstreeppadden. Overige zwaar beschermde soorten worden niet verwacht op de deelplanlocatie. Algemene licht beschermde zoogdieren, amfibieën en overige soorten zijn zeker te verwachten op deze deelplanlocatie.

Lucent-terrein: ontwikkeling van een gemengd gebied

Deze deelplanlocatie is bijna helemaal verhard met gebouwen en enkele bomenrijen. Bij de deelplanlocatie hoort ook nog een klein lang verruigd terrein. Naar verwachting biedt het deelplangebied leefgebied aan zwaar beschermde soorten als vleermuizen. De gebouwen kunnen ook vaste verblijfplaatsen bieden aan broedvogels als: zwaluwen (huiszwaluw en gierzwaluw) en huismus. Bij grondwerkzaamheden kunnen rugstreeppadden uit de omgeving (RAVON) aangetrokken worden en het deelplangebied als winterverblijfplaats gaan gebruiken. Overige zwaar beschermde soorten worden niet verwacht op de deelplanlocatie. Algemene licht beschermde zoogdieren, amfibieën en overige soorten zijn zeker te verwachten op deze deelplanlocatie.

Strook BNI langs Havenstraat.

Dit deelgebied is grotendeels verhard met parkeerplaatsen en bebouwing, voor een deel bestaat de locatie uit verruigd terrein. De gebouwen kunnen vaste verblijfplaatsen bieden aan vleermuizen en broedvogels als huiszwaluw, gierzwaluw en huismus. Algemene licht beschermde zoogdieren, amfibieën en overige soorten zijn zeker te verwachten op deze deelplanlocatie.

Overig gebied (consoliderend)

Vaatplanten

Naar aanleiding van het korte veldbezoek (Natuurbeleven, 2007) aan de kust van het Gooimeer is de matig beschermde rietorchis aangetroffen op een talud. Volgens verspreidingsgegevens (waarnemingen.nl) is ook de brede wespenorchis waargenomen binnen het kustgebied.

Gezien de afwisselende biotopen is de verwachting dat beschermde soorten als rietorchis, zwanenbloem, dotterbloem en grote kaardenbol voorkomen op de planlocatie. Rietorchis heeft voorkeur voor moerassige, vochtige terreinen. Zwanenbloem groeit in het water en dotterbloem heeft voorkeur voor oevers. Grote kaardenbol is te verwachten op de verruigde delen van het plangebied. De natuurwaardenkaart laat zien dat in het plangebied nog enkele andere matig beschermde soorten voorkomen, zoals de wilde marjolein, lange ereprijs en tongvaren.

Vogels

De rietkragen zijn met name belangrijk voor vogels aan de kust van het Gooimeer (Natuurbeleven, 2007). In het water groeiend riet wordt gebruikt door de echte specialisten als de kleine karekiet. Met name de gebieden met riet en struikgewas nabij de pieren hebben een hoge broedvogeldichtheid. Een rode lijstsoort als de nachtegaal is hier aanwezig. Er heeft geen broedvogelinventarisatie plaats gevonden volgens de SOVON-methode. Wel zijn de waargenomen vogels genoteerd. Het gaat om de volgende soorten: blauwborst, dodaars, ekster, fitis, fuut, grasmus, heggenmus, houtduif, kleine karekiet, knobbelzwaan, koolmees, krakeend, merel, pimpelmees, putter, roodborst, staartmees, tjiftjaf, tuinfluiter, vink, waterhoen, winterkoning, witte kwikstaart, zanglijster, zwarte kraai en zwartkop. Ook op de natuurwaardenkaart is te zien dat de kust van het Gooimeer en het havengebied belangrijk is voor vogels.

In de bomen en struiken die deel uitmaken van het plangebied kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als merel, pimpelmees, koolmees, roodborst, staartmees, tjiftjaf, grote bonte specht en tuinfluiter hun leefgebied hebben. Mogelijk maken soorten als huismus, gierzwaluw en zwarte roodstaart gebruik van dakpannen of andere holtes aanwezig in de bebouwing en komen hier tot broeden. De watergangen bieden naar verwachting leefgebied aan knobbelzwaan, wilde eend, en waterhoen.

Zoogdieren

Het gebouw van de surfclub, aan de kust van het Gooimeer, diende in de nazomer als schuilplaats voor gewone dwergvleermuis (Natuurbeleven, 2007). Tevens werden langs de randen met bomen, aan de kust, foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen Ook de laatvlieger en watervleermuis werden jagend aangetroffen. Van de laatvlieger zijn de vaste verblijven vermoedelijk ergens anders dan binnen het plangebied. De watervleermuis heeft naar verwachting vaste verblijfplaatsen in de oude bomen die deel uitmaken van het plangebied.

Naar aanleiding van de verspreidingsgegevens en een inschatting aan de hand van de voorkomende biotopen in het overige plangebied kunnen vaste verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis en laatvlieger) mogelijk aanwezig zijn in de gebouwen in het plangebied. Genoemde soorten hebben verblijfplaatsen onder dakpannen, dakranden, dakopeningen en in spouwmuren. Ook kunnen bepaalde soorten vleermuizen (watervleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis) gebruikmaken van de (oudere) bomen als vaste verblijfplaats, vliegroute en jachtgebied.

Op de oevers van het Gooimeer komt ook de zwaar beschermde waterspitsmuis voor (BTL, 2012).

Het plangebied biedt, gezien de verschillende voorkomende biotopen (gebouwen, verharding, tuinen, opgaande begroeiing, grasland, ruigten, watergangen en zandvlakten), ook geschikt leefruimte aan algemene kleine soorten zoogdieren als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel en konijn. Langs de randen van het gebied zijn ook eekhoorn en vos waargenomen.

Amfibieën

Aan de kust van het Gooimeer waren de aangetroffen amfibieën weinig gevarieerd, alleen groene kikkers werden hier aangetroffen (Natuurbeleven, 2007).

De verwachting gezien de afwisselende biotopen binnen het overige gebied is dat algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad hier voorkomen. Mogelijk maken genoemde soorten gebruik van het plangebied als schuilgelegenheid, winterverblijfplaats en voortplantingsplaats (watergangen).

In de nabije omgeving is de zwaar beschermde rugstreeppad waargenomen (RAVON). Het is niet onwaarschijnlijk dat een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad voorkomt in de watergangen (voortplantingsplaats) die deel uitmaken van het plangebied. Bij graafwerkzaamheden kan de rugstreeppad ook aangetrokken worden en het plangebied betreden en dit als winterverblijfplaats gaan gebruiken.

Reptielen

Naar aanleiding van het korte veldbezoek aan de kust van het Gooimeer is de zwaar beschermde ringslang aangetroffen. Eenmaal werd een zwemmende ringslang waargenomen, aan de oostzijde van de pier bij de eilandjes. Er is gericht naar ringslangen gekeken, maar de mogelijkheden waren zeer beperkt. Ringslangen zijn het best waar te nemen door materiaal neer te leggen waaronder zij zich gaan verschuilen. De mogelijkheden voor een dergelijke aanpak zijn gezien het intensief recreatieve gebruik van grote delen van de kust beperkt. De meeste mogelijkheden bieden de toegankelijke delen van het gebied (Natuurbeleven, 2007). Overige reptielen worden gezien de verspreidingsgegevens en de voorkomende biotopen niet verwacht op de planlocatie, dit geldt voor het hele plangebied.

Vissen

Gezien de voorkomende biotopen (sloten met helder water en waterplanten) binnen het plangebied komen naar verwachting de kleine modderkruiper en bittervoorn voor.

Insecten

Tijdens het veldbezoek (Natuurbeleven, 2007). Is er een lijst bijgehouden van de waargenomen dagvlinders en libellen aan de kust van het Gooimeer. De betreffende soorten waren allen algemene, niet beschermde soorten. Omdat de weersomstandigheden niet optimaal waren, zijn onder betere omstandigheden wellicht meer soorten te verwachten, gezien de biotopen zijn er echter geen beschermde vlinders- en libellen te verwachten. De verwachting is dat dit ook voor het overige gebied geldt.

Overige organismen

Overige beschermde soorten zijn hier gezien de verspreidingsgegevens en de voorkomende biotopen niet te verwachten.

In tabel 1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 1 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

  Nader onderzoek nodig bij toekomstige ontwikkelingen  
Vrijstellingsrege-ling Ffw   tabel 1     grote kaardenbol, brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem

mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, vos en konijn

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker  
nee  
Ontheffingsrege-ling Ffw   tabel 2     eekhoorn
rietorchis, wilde marjolein, lange ereprijs en tongvaren
kleine modderkruiper  
Ja  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   bittervoorn
waterspitsmuis  
Ja  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen
rugstreeppad  
Ja  
  vogels   cat. 1 t/m 4   gierzwaluw en huismus   Ja  

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

De ontwikkelingen vinden plaats in een bestaand havengebied en op bestaand bedrijventerrein. Vanuit het plangebied vindt reeds veel verstoring plaats van het Natura 2000-gebied. Het toekomstige gebruik van het deelplangebied zal in grote lijnen hetzelfde zijn als het huidige gebruik. Tijdens de bouwwerkzaamheden kan de tijdelijke verstoring wel toenemen. Door maatregelen te nemen (speciale verlichting, werken buiten broedseizoen) kan deze tijdelijke verstoring tot een minimum beperkt worden. In het Natura 2000-gebied blijft ook voldoende onverstoord gebied over. (Significant) negatieve effecten kunnen dan ook worden uitgesloten.

In de aanwijzingsbesluiten van de beschermde natuurmonumenten is niet opgenomen dat met externe werking rekening moet worden gehouden. Aangezien er geen ingrepen in de beschermde natuurmonumenten worden voorzien, treden er geen negatieve effecten op.

De ontwikkelingen zijn eveneens niet van invloed op het functioneren van de buiten het plangebied gelegen EHS-gebieden.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan biedt enkele ontwikkelingsmogelijkheden. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in geval van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten nader veldonderzoek uitgevoerd te worden. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.
  • Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die namelijk aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.

Als rekening wordt gehouden met bovenstaande uitgangspunten staat de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.