direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Buitenwijken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPBUITENWK2012-VG01

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010)

In de structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld 2010) geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.

In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

  • 1. Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
  • 2. Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
  • 3. Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

Door globalisering, klimaatveranderingen en demografische veranderingen, kiest de provincie Noord-Holland ervoor om mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook om bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie het landelijke gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen, speelt ze in op de bevolkingskrimp op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied realiseren van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houden ze de voeten droog. Door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodem-fysieke kwaliteiten, blijft de provincie bijzonder aantrekkelijk om in te wonen, in te werken en om te bezoeken.

Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard waarbij de focus ligt op het behoud van het karakter en de identiteit van het plangebied. Dit uitgangspunt is in lijn met het provinciale beleid.

Provinciale ruimtelijke verordening (2010)

Provinciale Staten hebben de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie van Noord-Holland op 21 juni 2010 vastgesteld. De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In dit uitvoeringsprogramma is aangegeven voor welke onderdelen van beleidsdoelstellingen (provinciale belangen) uit de Visie de verordening als algemene regel noodzakelijk is voor de doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid. Uitgangspunt is dat de provincie niet meer regelt dan strikt noodzakelijk. Waar sectorale regelgeving voldoende werd geacht, is geen regeling opgenomen in de ruimtelijke verordening. Voor de inzet van de verordening is het nodig dat:

  • de provincie zich verantwoordelijk acht voor de doorwerking van het provinciale belang;
  • het belangen betreffen die generiek van aard zijn dus voor alle- of in ieder geval een groot aantal- gemeenten eenduidige normstelling vragen ten behoeve van ontwikkeling van hun planologisch beleid;
  • regeling in bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen of beheersverordeningen mogelijk is en;
  • het niet gaat om tijdelijke situaties.

Het plangebied is voor het overgrote deel gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied (BBG-contour) zoals aangegeven in de verordening. Het betreft met name de woonpercelen en de andere bebouwde percelen. Er vallen ook delen van het plangebied buiten het bestaand bebouwd gebied. Hier (buiten de BBG) zijn echter geen ontwikkelingen gepland.

Tot voor kort moesten gemeenten een ontheffingsverzoek bij de provincie indienen voor de bouw van woningen buiten bestaand bebouwd gebied (BBG-contour). Vanaf 1 oktober 2012 is echter de Wet ruimtelijke ordening gewijzigd en kunnen er geen ontheffingen meer worden verleend door de provincie. De gemeenten hoeven geen ontheffingsverzoek meer in te dienen, maar moeten nu zelf beoordelen of ze binnen de afwijkingsregels blijven. Gemeenten moeten de nut en noodzaak van de beoogde woningbouw kunnen aantonen.

Voorts blijkt het plangebied deels binnen de Ecologische hoofdstructuur te zijn gelegen waarmee in het onderhavige bestemmingsplan rekening wordt gehouden. Uit de verordening vloeien verder geen specifieke aandachtspunten voor het in hoofdzaak consoliderend bestemmingsplan voort.

Provinciale Milieuverordening (2011)

In de Provinciale Milieuverordening staan specifieke milieuregels voor de provincie. Deze regels gaan onder andere over milieubeschermingsgebieden (waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, aardkundige monumenten en stiltegebieden). Op basis van deze regels verleent de provincie ontheffingen ten aanzien van aardkundig monumenten.

Een groot deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het stuwwallengebied en is derhalve aangewezen als aardkundig monument en aardkundige waarden. Dit stuwwallengebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van dekzanden en stuifduinen. Dit gebied is de meest reliëfrijke – veel hoogte verschillen in het landschap – van Noord-Holland. In dit stuwwallengebied komen verschillende podzolgronden voor. In de bovenste meter van het zandig gebied is nog geen sprake van bodemvorming. Delen van het plangebied zijn ook aangewezen als Grondwaterbeschermingsgebied. Bescherming van deze gronden (aardkundig monument/waarden en grondwaterbeschermingsgebied) is geregeld in de Provinciale Milieuverordening.


Regionale woonvisie Gooi en Vechtstreek (2008)

De negen gemeenten uit het Gewest Gooi en Vechtstreek vertegenwoordigd in de Regionale Volkshuisvestingscommissie hebben samen een Regionale Woonvisie opgesteld. In de woonvisie wordt het gezamenlijke toekomstbeeld voor de regio voor de komende jaren geschetst. De kern-ambities van de regionale woonvisie zijn:

  • 1. een economisch en sociaal vitale regio, ook op de lange termijn;
  • 2. meer beweging en meer keuze op de woningmarkt in het algemeen, en meer kansen voor mensen die het lastig hebben op de woningmarkt, in concreto jongeren, jonge gezinnen en ouderen die zorg nodig hebben;
  • 3. diversiteit aan woonmilieus in de regio behouden en versterken met behoud van het groene karakter;
  • 4. de Gooi en Vechtstreek onderscheidt zich als regio waar ruimte is voor het zoeken naar en uitvoeren van vernieuwende oplossingen op het gebied van wonen.


Er zijn drie strategieën onderscheiden die de regio in gaat zetten om deze ambities te verwezenlijken:

  • 1. focus op mensen met minder kansen op de woningmarkt, met name jongeren, jonge gezinnen van 30-45 jaar, en mensen die wonen met zorg combineren;
  • 2. creëren van een gedifferentieerde woonaanbod door het stimuleren van dynamiek op de woningmarkt, zowel door innovatief bouwen en herstructureren, als door het optimaliseren van de mogelijkheden die de bestaande voorraad biedt;
  • 3. inzet van vernieuwende en creatieve instrumenten en ideeën.