direct naar inhoud van 3.6 Cultuurhistorische waarden
Plan: Binnenstad 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.11bp00binnenstad-va01

3.6 Cultuurhistorische waarden

3.6.1 Historisch-geografische waarden

Beschermde stads- en dorpsgezichten zijn aangewezen door het ministerie van IenM en het ministerie van OCenW. Het betreft objecten in gebieden die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en in welke zich één of meerdere monumenten bevinden. Als een gebied is aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht, dan dient dit in het bestemmingsplan opgenomen te zijn. Informatie over beschermde stads- en dorpsgezichten is te verkrijgen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

In het plangebied 'Binnenstad 2013' liggen geen beschermde stads- en dorpsgezichten.

3.6.2 (Steden)bouwkundige waarden

In het plangebied 'Binnenstad 2013' bevinden zich monumentale en waardevolle panden en ensembles. Voor monumentale panden kan in dit plangebied onderscheid gemaakt worden in Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Rijksmonumenten staan ingeschreven in het Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, gemeentelijke monumenten zijn opgenomen in de gemeentelijke monumentenlijst.

In Bijlage 4 is een lijst opgenomen van Rijks en gemeentelijke monumentale panden in het plangebied.

3.6.3 Archeologische waarden

In 1992 is het zogenoemde 'Verdrag van Malta' gesloten, een Europees verdrag dat is gericht op de bescherming van het archeologisch erfgoed. Sinds de officiële bekrachtiging van het verdrag door Nederland in 1998 is gewerkt 'in de geest van Malta' en is de Monumentenwet 1988 herzien, op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), om de archeologie wettelijk te verankeren. Op 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 in werking getreden.

De kernpunten, geregeld in de Monumentenwet, zijn:

  • behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed op de plek waar het ligt in de bodem (in situ);
  • opnemen archeologie in het ruimtelijke ordeningsproces;
  • 'de verstoorder betaalt';
  • transparant en helder besluitvormingsproces, informatie verspreiden en kennis van het archeologisch erfgoed vergroten.

De gemeente is het bevoegde gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een archeologische verwachtings - en beleidskaart. Op de verwachtingskaart staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden, en welke archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. Voor het te voeren beleid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen in de gemeente, heeft de gemeente een beleidsnota en de daarbij behorende beleidskaart opgesteld. De beleidskaart, moet volgens de nieuwe Wro in het bestemmingsplan worden opgenomen, zodat voor de aanvrager van een vergunning duidelijk is in welke gevallen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze gevallen worden voornamelijk bepaald door een maximale verstoringsoppervlakte en -diepte.

Het archeologische onderzoek is een getrapt proces. Elke stap in het proces wordt afgesloten met een besluit van het bevoegd gezag omtrent het archeologische erfgoed: of het plangebied wordt vrijgegeven, of een vervolgonderzoek wordt gevraagd, of een planaanpassing, of bescherming van het archeologisch erfgoed in situ. Eerst moet de aanvrager een inventariserend onderzoek overleggen. In dat inventariserend onderzoek wordt vastgesteld of er archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is en of er nader onderzoek nodig is. De volgende stap is het verrichten van een verkennend veldonderzoek (proefsleuven) om de aard, omvang en kwaliteit van het archeologisch erfgoed te onderzoeken. Het plangebied kan hierna op grond van een selectiebesluit worden vrijgegeven, beschermd, of, als bescherming niet mogelijk is, kan een opgraving worden gevraagd. Elke fase wordt uitgevoerd op grond van een programma van eisen. Behalve de eisen die aan het onderzoek worden gesteld in het kader van de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA) kan de gemeente aanvullende eisen stellen.

Binnen de gemeente Hilversum wordt gebruik gemaakt van de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'. In deze structuurvisie is al het mogelijk aanwezige archeologisch erfgoed beschreven. Hiervan is een kaart gemaakt welke is gebruikt voor de bestemmingslegging van de archeologische dubbelbestemmingen (zie figuren 3 en 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp00binnenstad-va01_0003.png"

Figuur 3: Archeologische beleidskaart gemeente Hilversum

In figuur 3 is te zien dat op de Kerkbrink een vondstlocatie is aangeduid. Het betreft een vondst gedaan tijdens opgravingen naast de 15de eeuwse toren van de Oude kerk waar een fundament uit 13de eeuws baksteen is gevonden. Dergelijke fundamenten zijn kenmerkend voor kerken en zware verdedigbare bouwcontstructies. Uit schriftelijke bronnen is bekend dat op de Kerkbrink in de Middeleeuwen een kapel en mogelijk ook een versterkte woontoren heeft gestaan. Boerderijen werden destijds nog van hout gemaakt. Deze archeologische resten én het gegeven dat alle oude wegen op de Kerkbrink samenkomen, maken duidelijk dat hier het centrum van het middeleeuwse dorp moet hebben gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp00binnenstad-va01_0004.png"

Figuur 4: Beleidskaart oude dorpskern

De kleuren in figuur 4 geven de verstoringswaarde aan binnen het gebied 'Oude Dorpskern'. Hoe lichter de kleur des te meer verstoring er heeft plaatsgevonden. De donkerste kleur heeft daarmee de hoogste archeologische verwachtingswaarde.