direct naar inhoud van Artikel 21 Waarde-Archeologie-Middel
Plan: Bestemmingsplan Media Park
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.05bp00mediapark-oh01

Artikel 21 Waarde-Archeologie-Middel

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie-Middel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Monumentenwet 1988.

21.2 Bouwregels

Op de in artikel 21.1 bedoelde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de andere aangewezen bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd en die bouwwerken in de betreffende grond niet dieper dan 40 cm reiken en de omvang van het bouwwerk niet meer is dan 500 m².

21.3 Ontheffing van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 21.2voor de bouw en/of uitvoering van overige bouwwerken die op de in artikel 21.1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
  • b. Bij de onder a. bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie.
  • c. Voor zover de bouw en/of uitvoering van de overige bouwwerken die op de gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische waarden (hetgeen is gebleken uit het onder b. bedoelde advies) zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 21.2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de ontheffing de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige inzake archeologie.
21.4 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op de in artikel 21.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen die dieper reiken dan 40 cm binnen en een planomvang van meer dan 500 m² hebben, aanleg of rooien van bos of diepwortelende beplantingen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakte verhardingen, aanlegen van drainage of het verwijderen van funderingen;
    • 2. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
    • 3. het aanleggen van leidingen dieper dan 40 cm onder maaiveld.
  • b. Het bepaalde in artikel 21.4 onder a. is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat artikel genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • c. Het bepaalde in artikel 21.4 onder a. is niet van toepassing:
    • 1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
    • 2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
    • 3. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
  • d. Voor zover de in artikel 20.4 onder a. genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • e. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • f. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in artikel 21.4 onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie - Middel' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
  • b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in 21.5 onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.