direct naar inhoud van 1.2 Doelstelling
Plan: Buitengebied 2013
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.00bp00buitengeb-oh01

1.2 Doelstelling

Het doel van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 is het herzien van de verouderde bestemmingsplannen, waarbij rekening wordt gehouden met nieuwe wet- en regelgeving en dit vast te leggen in een nieuwe planologische regeling die voorwaarden schept voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied. Het bestemmingsplan dient een toetsingskader op te leveren voor alle bewoners en gebruikers van het plangebied.

Het bestemmingsplan heeft een hoofdzakelijk conserverend karakter, dat wil zeggen dat het plan voornamelijk alle bestaande functies in kaart brengt en bestemt zonder vergaande ontwikkelingsmogelijkheden op te nemen.

Ruimtelijke ontwikkelingen worden in principe niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij:

  • ontwikkelingen voldoende concreet en inzichtelijk zijn;
  • een motivering aan ten grondslag ligt (stedenbouwkundig/planologisch);
  • alle benodigde onderzoeken zijn verricht.

Voor het meenemen van ontwikkelingen in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 zijn spelregels opgesteld. Hierbij geldt het zogenaamde stoplichtprincipe. Hieronder wordt dit principe toegelicht:

1. GROEN: Plannen die voldoende concreet zijn bij het op te stellen (voor)ontwerp bestemmingsplan worden met het nieuw op te stellen bestemmingsplan juridisch planologisch mogelijk gemaakt. Daarvoor dient er een concreet bouwplan, vergezeld van een goede ruimtelijke onderbouwing, te zijn ingediend. Het bouwplan moet voldoende inzicht geven in wat, waar en hoe het wordt gerealiseerd. Ook moet de haalbaarheid zijn aangetoond. Denk hierbij aan onderzoeken naar luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, archeologische waarden, geluidsbelasting op de gevel, overleg met het hoogheemraadschap etc. De planologische aanvaardbaarheid en de economische uitvoerbaarheid moeten zijn aangetoond, met name ook in bestuurlijk opzicht. Mocht de ontwikkeling tijdens het planproces toch voor vertraging dreigen te zorgen, dan kan zij alsnog uit het bestemmingsplan geknipt worden. De ontwikkeling kan dan (alsnog) via een eigen planologische procedure met bijbehorend tijdspad verder worden voorbereid en gerealiseerd. Op die wijze vormt de ontwikkeling geen belemmering voor de voortgang van het op beheergerichte/conserverende bestemmingsplan Buitengebied 2013.

2. ORANJE: Plannen die gedurende de onderzoeksfase van het bestemmingsplanproces in de maak zijn, maar waarvan bij aanvang van het planproces de verwachting is dat ze gedurende het planproces voldoende concreet worden (zie punt 1), krijgen in het voorontwerp bestemmingsplan een conserverende bestemming. Wel wordt in de toelichting aandacht geschonken aan de komende ontwikkeling. In het vervolgtraject van de procedurefase (ontwerp bestemmingsplan, vast te stellen bestemmingsplan) wordt vervolgens de keuze gemaakt tussen punt 1 of punt 3.

3. ROOD: Plannen die onvoldoende concreet zijn, worden niet meegenomen in het bestemmingsplan. Hiervoor dient te zijner tijd een aparte procedure te worden gevolgd in de vorm van partiële bestemmingsplanherzieningen. Voor deze locaties geldt dat in het bestemmingsplan een conserverende bestemming is opgenomen en in de toelichting aandacht wordt geschonken aan de komende ontwikkeling.