Plan: | Stadshart Centrum 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0400.214BPStadshart2010-VST1 |
12. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen’;
c. bijgebouwen op het achtererf;
d. overkappingen;
e. erkers voor de voorgevellijn;
f. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege een industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’;
g. de bescherming van de functie van de waterkering, ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - waterkering’;
waarbij het behoud van de in bijlage 3 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is;
met de daarbijbehorende:
h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12. 2. Bouwregels
12. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. als gebouwen mogen uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 45 m² bedragen, met dien verstande dat indien de bestaande oppervlakte groter is, de bestaande oppervlakte als maximum geldt;
c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50% van het oppervlakte van het achtererf bedragen;
d. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
e. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend aan de oorspronkelijke achtergevel worden gebouwd met een diepte van niet meer dan 3,00 m;
f. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend aan de oorspronkelijke zijgevel op ten minste 1,00 m achter de voorgevellijn worden gebouwd met een breedte van niet meer dan 3,50 m;
g. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend aan de oorspronkelijke zijgevel op ten minste 3,00 m achter de voorgevellijn worden gerealiseerd indien de breedte (gezien vanaf de voorgevellijn) niet meer dan ¼ is van de diepte, met een breedte van niet meer dan 1,50 m, alsmede de breedte van de aan- en/of uitbouw niet meer bedraagt dan ¼ van de breedte van de zijtuin;
h. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3,00 m vanaf de grens met de bestemmingen ‘Verkeer’ en ‘Verkeer - Verblijf’ gebouwd te worden;
i. bijgebouwen welke niet zijn aangebouwd mogen uitsluitend worden gebouwd achter de oorspronkelijke achtergevel, en achter het verlengde van de zijgevel;
j. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 4,00 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste bouwlaag mag bedragen;
k. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
l. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
m. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
n. de dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet minder dan 10° en niet meer dan 50° bedragen.
12. 2. 2. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
- overkappingen met een bouwhoogte van niet meer dan 3,00 m en een breedte van niet meer dan 3,50 m mogen uitsluitend op 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd.
12. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen, tenzij de perceelgrens ligt in het verlengde van de zijgevel;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel of het verlengde daarvan, maar gelegen binnen 1,00 m vanaf de bestemmingen ‘Verkeer’ en ‘Verkeer - Verblijf’ mag niet meer dan 1,00 m bedragen;
b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer dan 9,00 m bedragen;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,50 m bedragen.
12. 3. Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de in bijlage 3 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b. de verkeersveiligheid;
c. de sociale veiligheid;
d. de milieusituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f. de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.
12. 4. Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 12.2.1. sub h. ten behoeve van het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot op de grens met de bestemmingen ‘Verkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijf’, mits:
- de aan- en uitbouwen en bijgebouwen aansluiten bij reeds bestaande bebouwing welke binnen 1,00 m vanaf de grens met de bestemming ‘Verkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijf’ is gerealiseerd.
12. 5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van daken buiten het bouwvlak ten behoeve van een balkon;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt van 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 35 m².
12. 6. Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de
verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een
omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 12.5. sub d. ten behoeve van het realiseren van een praktijk- en/of kantoorruimte in aan- en/of uitbouwen, ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, in die zin dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 40% van de totale begane grondoppervlakte tot een maximum van 50 m², mits:
1. hierop in mindering wordt gebracht de oppervlakte voor deze activiteiten die onder de werking van de bestemming ‘Wonen’ ten aanzien van de ontheffing voor het gebruik ten behoeve van praktijk- en/of kantoorruimte wordt toegestaan.
2. de activiteiten met betrekking tot een aan-huis-verbonden beroep geen hinder opleveren, dit betekent in ieder geval dat het dient te gaan om activiteiten, die niet onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, en die als categorie 1 of 2 van bijlage 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving, en/of;
3. het geen detailhandel betreft, tenzij het als ondergeschikte nevenactiviteit van het in de woning uitgeoefende aan-huis-verbonden beroep plaatsvindt;
4. de activiteiten met betrekking tot het aan-huis-verbonden beroep mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het (woon)karakter van de wijk;
5. het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning verliest.