direct naar inhoud van Artikel 11 Maatschappelijk
Plan: Stadshart Centrum 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0400.214BPStadshart2010-VST1

Artikel 11 Maatschappelijk

 

11. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    maatschappelijke voorzieningen;

2.    woningen, voor zover het de tweede en hogere bouwlagen betreft, ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;

b.    het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege een industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’;

c.    horecabedrijven met categorie 5, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 5’;

d.    een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

met daaraan ondergeschikt:

e.    wegen, straten en paden;

f.     groenvoorzieningen;

g.    nutsvoorzieningen;

h.    parkeervoorzieningen;

i.      speelvoorzieningen;

j.      water;

waarbij het behoud van de in bijlage 3 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is;

met de daarbijbehorende:

k.    tuinen, erven en terreinen;

l.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11. 2.    Bouwregels

11. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 11.1. sub a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    indien en voorzover een gevellijn is aangegeven, zal ten minste één gevel in de gevellijn worden gebouwd;

c.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer dan het aangegeven percentage bedragen;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen, tenzij de dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ van toepassing is, in welk geval de goot- en bouwhoogte niet meer dan de in artikel 19 genoemde hoogte mogen bedragen;

e.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mogen de goot- en bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen, tenzij de dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ van toepassing is, in welk geval de goot- en bouwhoogte niet meer dan de in artikel 19 genoemde hoogte mogen bedragen;

f.     een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd, indien wordt voldaan aan de parkeernomen, zoals die zijn opgenomen in bijlage 3.

11. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9,00 m bedragen;

b.    de bouwhoogte van speelobjecten en speelwerktuigen mag niet meer dan 6,00 m bedragen;

c.    de oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 20 m² bedragen;

d.    de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 6,00 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van antenne-installaties mag niet meer dan 35,00 m bedragen;

f.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

g.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.

11. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de in bijlage 3 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;

b.    de verkeersveiligheid;

c.    de sociale veiligheid;

d.    de milieusituatie;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en

f.     de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.

11. 4.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

-       het gebruik van de gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in bijlage 3.