6.2.2 Wijze van meten
In
het artikel ‘Wijze van meten’ is aangegeven hoe moet worden
gemeten. Het betreft hier technische zaken die deels landelijk zijn
voorgeschreven en deels aanvullend zijn opgenomen. Daar waar het in het
algemeen spraakgebruik wel duidelijk is wat wordt bedoeld met
bijvoorbeeld de hoogte van een gebouw, is het in juridische zin toch
van belang om aan te geven dat daarbij gemeten moet worden vanaf het
'peil' tot het hoogste punt van het gebouw. Daarbij wordt het begrip
'peil' uitgelegd onder de begripsbepalingen. Over de wijze waarop in
algemene zin 'gemeten' moet worden bestaat zo dus geen verschil van
mening.
Voor
het bepalen van de bouwhoogte worden onderschikte bouwdelen als
schoorstenen en antennes niet meegerekend. Bij het bepalen van de
goothoogte worden incidentele verhoogde goten, zoals bij dakkapellen,
wolfseinden en dergelijke buiten beschouwing gelaten. Omdat dit niet in
de RO-Standaarden is geregeld, is in de bouwregels is opgenomen dat
deze goten niet aan de goothoogte worden getoetst.
Voor
de dakhelling is aangegeven dat deze alleen geldt voor het dakvlak.
Incidentele doorbrekingen van het dakvlak zijn voor het bestemmingsplan
van minder belang. De doorbreking van het dakvlak kan wel onderdeel
uitmaken van een welstandstoetsing.
De
oppervlakte moet buitenwerks worden gemeten en op het peil. Het
vloeroppervlak in gebouwen is niet van belang. Voorts is aangegeven dat
bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1,0 m boven peil moeten worden
meegerekend. Hiermee wordt oneigenlijke uitbreiding van gebouwen boven
de toegestane oppervlakte voorkomen. De inhoud moet boven peil worden
gemeten. Ondergrondse ruimten tellen niet mee voor het bepalen van de
inhoud.
6.3.1.2 Gebruik
Hoofdfunctie
De
hoofdfunctie van woningen en woongebouwen is de bewoning door
één gezin per eenheid. In de begrippen is aangegeven wat
onder een woning en een huishouden wordt verstaan. Op grond van deze
definities kan, in samenhang met het in de regels aanmerken van
bewoning van één woning door meer huishoudens als een met
het bestemmingsplan strijdig gebruik, tegen het huisvesten van meer
huishoudens in één woning worden opgetreden.
Zorg
Door
maatschappelijke instellingen worden woningen voor vormen van sociale
opvang gebruikt die niet vallen onder het begrip huishouden, zoals
gedefinieerd in het bestemmingsplan. Op grond van het bestemmingsplan
is het niet meer mogelijk om deze vormen van sociale opvang te
faciliteren, omdat het om meer huishoudens per woning of onzelfstandige
bewoning gaat. In dit plan komen deze situaties niet voor. Om in de
toekomst toch medewerking te kunnen verlenen aan mogelijke verzoeken,
kan met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het
bestemmingsplan. Er moet dan wel sprake zijn van wonen, maar niet van
een duurzaam gemeenschappelijk huishouden en zelfstandige bewoning. De
verleende omgevingsvergunning kan van de ene instelling overgedragen
worden aan een andere instelling, mits het gebruik waarvoor
omgevingsvergunning is verleend, opvolgend is. Instellingen die een
beroep doen op deze regeling moeten voldoen aan de Kwaliteitswet
zorginstellingen.
De
Kwaliteitswet zorginstellingen geldt voor alle instellingen in de
zorgsector. Ook de commerciële zorginstellingen moeten aan deze
wet voldoen. De wetgever stelt eisen waaraan de zorginstelling moet
voldoen. De wijze waarop de zorginstelling hieraan voldoet is vrij. De
instellingen vullen dat zelf in. De wetgever richt zich hierbij tot de
zorgaanbieder en stelt dat de zorg transparant moet zijn voor alle
betrokkenen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht
op de naleving van de Kwaliteitswet.
Bedrijf-aan-huis
Daarnaast
worden woningen in toenemende mate gebruikt als bakermat voor de
vestiging en/ of de uitoefening van een beroep of bedrijf. Traditioneel
zijn het de zogenaamde vrije beroepen waarbij een aangepast gedeelte
van de woning voor de uitoefening van het beroep wordt gebruikt. De
praktijk leert evenwel dat woningen ook worden gebruikt voor een bonte
verzameling van andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zoals
opticiens, verzekeringsagentschappen, kap- en schoonheidssalons,
hondentrimsalons en dergelijke. Uit de jurisprudentie blijkt dat de
Raad van State een strikte scheiding aanbrengt tussen vrije beroepen en
andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. Vrije beroepen worden,
omdat ze van oudsher vanuit de woning worden beoefend, geacht onder de
bestemming wonen te vallen. De overige beroepen worden doorgaans
uitgeoefend op specifiek daarvoor aangewezen locaties. Deze specifieke
vestigingsomstandigheden maken dat de vestiging van overige beroepen en
bedrijven in woningen in strijd is met de bestemming wonen. Om
startende ondernemers te stimuleren, telewerk en andere arbeidsvormen
te bevorderen en handhavingsproblemen te voorkomen wil de gemeente de
vrije beroepen en de overige beroepen en bedrijven, die zich lenen voor
een uitoefening vanuit de woning, gelijkschakelen. De vestiging van
overige beroepen en bedrijven in woningen is toegestaan, zolang er geen
sprake van overlast is en de woning in overwegende mate als woning
wordt gebruikt. In de specifieke gebruiksregels zijn de voorwaarden
waaronder vestiging van een beroep en of bedrijf in een woning is
toestaan, opgenomen.
Detailhandel
is in principe niet toegestaan, omdat detailhandel vanuit woningen bij
een bepaalde omvang het voorzieningenniveau van de gemeente in gevaar
kan brengen. Detailhandel kan ook een uitstraling naar de openbare
ruimte hebben door de openingstijden, het af en aan rijden en het
parkeren van bezoekers. Maar producten die op het betreffende perceel
vervaardigd zijn mogen wel worden verkocht.
Webwinkels
Inmiddels
heeft de webwinkel zijn intrede gedaan en is er ook al jurisprudentie
over. Zo mag een webwinkel volgens de uitspraak van de Raad van State
d.d. 13 april 2011 zich niet vestigen in een woonwijk, als men een
uitstraling heeft van een winkel en de klanten de goederen aldaar komen
ophalen (met verkeersaantrekkende werking als gevolg).
Ook
het hebben van alleen opslag van goederen bij een webwinkel wordt
aangemerkt als detailhandel. Uit onderzoek blijkt dat webwinkels niet
de overlast opleveren waar eerst voor werd gevreesd. De webwinkel is
daarom in de bedrijf-aan-huis-regeling is opgenomen onder de volgende
voorwaarden;
- opslag van goederen moet plaatsvinden binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsuitoefening;
- er mag geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig zijn.
Gastouderopvang
Verder
vindt er wel eens gastouderopvang plaats in de woning. Ook dit is in de
bedrijf-aan-huis-regeling opgenomen onder de voorwaarde dat het aantal
kinderen beperkt blijft tot maximaal 6 (eigen kinderen meegerekend).
Bed & Breakfast
Met
ingang van 23 januari 2013 is beleid in werking getreden met betrekking
tot het exploiteren van een bed & breakfast in de woning. Omdat de
planologische effecten behorende bij een bedrijfsvoering van maximaal 2
kamers (maximaal 4 slaapplaatsen) zeer gering wordt geacht, is voor dit
aantal kamers geen binnenplanse afwijking opgenomen maar is het als een
recht opgenomen bij de bedrijf aan huis regeling in de
gebruiksbepaling. Dit laat onverlet dat overige regelgeving met
betrekking tot bed & breakfastgelegenheden in acht moet worden
genomen zoals het bijhouden van een nachtregister als bedoeld in
artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht.
Meldingsplicht milieuwetgeving
Van
de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep of bedrijf niet
meldingsplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer of
andere milieuwetgeving kan worden afgeweken via een omgevingsvergunning
voor die activiteiten die al jaren zonder problemen in woonwijken
plaatsvinden, maar op grond van deze regeling niet zijn toegestaan. Te
denken valt aan een tandarts of een dierenarts die over een
röntgenapparaat beschikt en daardoor meldingsplichtig is op grond
van de Kernenergiewet. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor
het afwijken van deze voorwaarde zal het belang van het woonmilieu
voorop staan.
6.3.2 Wonen - Uit te werken
De
gronden met de bestemming Wonen - Uit te werken moeten door
burgemeester en wethouders worden uitgewerkt met inachtneming van de
uitwerkingsregels. Binnen deze uit te werken bestemming zullen niet
alleen woningen worden gerealiseerd, maar ook een woongebouw met
(zorg)woningen (maatschappelijke functie). Daarnaast worden ook
verkeers- en parkeervoorzieningen, sportvoorzieningen, water en
openbare nutsvoorzieningen worden geregeld.
In
de planregels is een zogenaamd voorlopig bouwverbod opgenomen waarmee
ongewenste ontwikkelingen worden tegengegaan voordat het plan is
uitgewerkt. Doorbreken van het bouwverbod is mogelijk indien een
voorgenomen bouwactiviteit past binnen een conceptuitwerking. Een
omgevingsvergunning kan dan worden verleend zodra het desbetreffende
uitwerkingsplan of een concept daarvoor ter inzage is gelegd, dan wel
nog niet ter inzage is gelegd maar voldoende concreet is en naar
verwachting rechtskracht zal verkrijgen.
6.4.2 Algemene afwijkingsregels
Dit
artikel biedt o.a. de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te
wijken van de regels van het bestemmingsplan voor kleine
maatoverschrijdingen die het gevolg zijn van standaardmaten, waardoor
het bouwwerk net niet past binnen de maatvoering van het
bestemmingsplan. De omgevingsvergunning kan worden verleend tot
maximaal 10 % van de in het bestemmingsplan gegeven maten. Het is
niet de bedoeling dat de omgevingsvergunning wordt gebruik om standaard
10 % groter te bouwen dan op de verbeelding staat aangegeven. Bij
de aanvraag om een omgevingsvergunning dient aanvrager gemotiveerd aan
te geven waarom van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden
gemaakt.
Het
kan zijn dat het toepassen van deze algemene afwijkingsmogelijkheid
vanuit stedenbouwkundig oogpunt, vanwege de belangen van omwonenden of
vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening, ongewenst is. Mocht
dit het bij een bepaalde maximale maat het geval zijn, dan zal in de
bestemmingsregels worden aangegeven dat de algemene
afwijkingsbevoegdheid niet toegepast kan worden.
De
omgevingsvergunning, waarbij wordt afgeweken van de regels van het
bestemmingsplan, kan ook worden verleend voor utilitaire bouwwerken en
voorzieningen ten dienste van het ontvangen van telefoon- radio- en
televisiesignalen. Bij utilitaire bouwwerken gaat meestal om bouwwerken
van nutsbedrijven, waarvan de oppervlakte te klein is om deze op de
verbeelding als een afzonderlijke bestemming aan te geven of waarvan de
situering op voorhand niet bekend is.
Met
de komst van het mobiele netwerk is er grote behoefte aan zendmasten.
Om een woud van masten te voorkomen, streeft de gemeente naar een
gemeenschappelijk gebruik van de zendmasten door de diverse, elkaar
beconcurrerende bedrijven. De omgevingsvergunning wordt alleen
verleend, indien de noodzaak wordt aangetoond en de aanvrager de
bereidheid uitspreekt ook anderen in de gelegenheid te stellen van deze
voorziening gebruik te maken.