Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hugo-Oord
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0398.BP56HUGOOORD-VA01

Regels 

hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
Het bestemmingsplan Hugo-Oord met identificatienummer NL.IMRO.0398.BP56HUGOOORD-VA01 van de gemeente Heerhugowaard.
 
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.4 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aan-huis-gebonden beroep:
Een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijk effect of ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.8 bebouwingspercentage:
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
 
1.9 bed & breakfast:
Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis.
 
1.10 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.11 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.12 bijbehorend bouwwerk:
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.13 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.14 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
 
1.15 bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.16 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.17 bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
 
1.18 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.19 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.20 dak:
Iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk.
 
1.21 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten.
 
1.22 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
 
1.23 dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
 
1.24 eerste bouwlaag:
De begane grondlaag.
 
1.25 erfafscheiding:
Constructie voor het afscheiden van een erf of een gedeelte daarvan bij een hoofdgebouw, waarbij er sprake moet zijn van een functionele relatie tussen de erfafscheiding en het hoofdgebouw.
 
1.26 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.27 hoofdgebouw:
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
 
1.28 huishouden:
De bewoning van een woning door een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voeren en waarbij sprake is van zelfstandige bewoning.
 
1.29 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
De in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
 
1.30 kunstobject:
Uiting van één der beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
 
1.31 kunstwerk:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
 
1.32 mantelzorg:
Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
 
1.33 natuurvriendelijke oever:
Oever zonder of met een gedeeltelijk verwijderde beschoeiing en een niet afgewerkt talud.
 
1.34 onderkomen:
Een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent.
 
1.35 pand:
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.36 peil:
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdingang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil.
1.37 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.38 seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.39 voorgevel:
De naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw / het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.40 waterpeil:
Het door het hoogheemraadschap vastgestelde streefpeil voor het desbetreffende peilvlak zoals dat geldt op de dag van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
 
1.41 webwinkel:
Uitoefening van detailhandel waarbij goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse ter hand worden gesteld.
 
1.42 woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.43 woongebouw:
Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
 
1.44 woonhuis:
Een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
 
1.45 zorgwoning:
een woning of wooneenheid, bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door die bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend hoofdgebouw, waar die afstand het kortst is.
 
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, valbeveiligingen voor dakterrassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
Bij het bepalen van de bouwhoogte wordt gebruik gemaakt van bijlage 1 van de bijlagen bij de regels.
 
2.3 dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c. q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
Bij het bepalen van de goothoogte wordt gebruik gemaakt van bijlage 1 van de bijlagen bij de regels.
 
2.5 inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.6 lengte, breedte en diepte van gebouwen:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
 
2.7 oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 

hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Woongebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorgwoningen;
met de bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen in de vorm van:
  1. verkeers- en parkeervoorzieningen, waaronder geluidbeperkende voorzieningen;
  2. sport- en speelvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water;
  5. openbare nutsvoorzieningen
  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  7. tuinen en erven;
  8. verhardingen;
  9. kunstwerken;
  10. kunstobjecten;
  11. natuurvriendelijke oevers als de bestemming 'Woongebied' grenst aan de bestemming 'Water'.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. grondgebonden hoofdgebouwen moeten in de vorm van rij-, geschakelde - en/ of twee-onder-één-kapwoningen worden gebouwd waarbij het maximaal aantal woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangeduid;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woongebouwen (appartementen) toegestaan, waarbij het maximum aantal (zorg)woningen 57 bedraagt;
  3. hoofdgebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  4. de maximum diepte van grondgebonden hoofdgebouwen bedraagt 10,0 m;
  5. indien op de verbeelding geen maximum bebouwingspercentage is aangegeven, mag het bouwvlak voor 100 % worden bebouwd. Het bebouwingspercentage geldt alleen voor hoofdgebouwen;
  6. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  7. voor de voorgevel van grondgebonden hoofdgebouwen zijn uitsluitend gebouwen en/ of overkappingen toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. een uitbouw met een maximum diepte van 1,5 m en een maximum lengte van 2/3e deel van de gevellengte van de voorgevel van het hoofdgebouw of
    2. een entree met een maximum breedte van 1/3e deel van de voorgevellengte van het hoofdgebouw en/of een uitbouw aan de zijgevel van de woning met een maximum lengte van 4,5 m, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een maximum diepte van 1,5 m of
    3. een overkapping boven de voordeur van de woning met een maximum diepte van 1,0 m en een maximum breedte van 1/3e deel van de voor- of achtergevellengte;
    4. de bouwhoogte van de uitbouw, entree of overkapping boven de voordeur mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is;
    5. Voor de uitbouw aan de zijgevel geldt dat de minimum afstand van de uitbouw tot de zijdelingse perceelsgrens 1,5 m bedraagt.
  8. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen en dergelijke worden niet getoetst aan de maximum goothoogte;
  9. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak moet worden gebouwd, mag worden afgeweken voor het overschrijden van de bouwgrens ten behoeve van het maken van: galerijen, balkons en (brand)trappen en trappenhuizen tot een maximum breedte van 2,0 m en luifels tot een maximum breedte van 2,5 m.
  10. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouw- of bestemmingsvlak moet worden gebouwd mag worden afgeweken voor het overschrijden van die bouw- of bestemmingsgrens ten behoeve van het maken van goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en dergelijke tot een maximum breedte van 0,6 m.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak geldt, dat:
    1. de gezamenlijke maximum oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde bij een hoofdgebouw bedraagt 1/3e deel van de bij het hoofdgebouw behorende gronden buiten het bouwvlak en binnen het bestemmingsvlak, mits het gezamenlijk maximum oppervlak van de bouwwerken 40 m² bedraagt;
    2. voor zover de onder het vorige lid bedoelde grond een oppervlakte heeft van meer dan 120 m²; 10% van het oppervlak meer dan 120 m² mag worden bebouwd tot een maximum bebouwd oppervlak van 20 m² boven de in onder b 1 van dit lid genoemde maximum oppervlakte;
  3. bijbehorende bouwwerken mogen zowel vrijstaand als aangebouwd, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  4. ten aanzien van aangebouwde, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken geldt, dat:
    1. de maximum bouwhoogte 3,5 m bedraagt;
    2. de maximum goothoogte niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is;
  5. ten aanzien van vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt, dat:
    1. de maximum bouwhoogte 3,5 m bedraagt;
    2. de maximum goothoogte 3,0 m bedraagt;
  6. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximum bouwhoogte 2,5 m bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de maximum bouwhoogte 2,0 m bedraagt en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de maximum bouwhoogte 1,3 m bedraagt.
3.2.3 Dakopbouwen
Voor het bouwen van dakopbouwen op grondgebonden hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. wanneer wegens strijd met het Bouwbesluit en/ of de Welstandsnota, zoals die luiden op het tijdstip van tervisielegging van dit bestemmingsplan, een dakkapel niet gerealiseerd kan worden, mag, ten behoeve van de bouw van een dakopbouw aan de achterzijde van de woning de op verbeelding aangegeven bouwhoogte met 2,0 m worden verhoogd, mits de ruimte tussen de onderzijde van de dakopbouw en de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, minimaal het equivalent van drie rijen dakpannen bedraagt;
  2. een dakopbouw is niet toegestaan bij een doorlopende kap over meerdere verdiepingen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Gebruik van de woning
Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
  1. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang onder de voorwaarden dat:
    1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    2. geen omgevingsvergunning of meldingsplicht op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    4. een minimum vloeroppervlak van 5,0 m² bij een minimum breedte van 1,8 m en een minimum hoogte daarboven van 2,3 m beschikbaar blijft voor bergruimte;
    5. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt verwezenlijkt;
    6. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximum toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    7. bij gastouderopvang het maximum aantal op te vangen kinderen 6 bedraagt.
  2. bed en breakfast: voor ten hoogste 2 kamers en maximaal 4 slaapplaatsen in de woning en/of in de bijbehorende bouwwerken van de woning voor een maximum oppervlakte van 50 m².
  3. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is;
    2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en bedrijven;
    3. brandveiligheid gewaarborgd is;
    4. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
    5. na afloop van de zorgverlening de extra woonruimte niet meer wordt gebruikt voor inwoning of bijwoning, maar het geheel weer door de hoofdbewoner in gebruik wordt genomen.
3.3.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken voor bewoning, anders dan bepaald in artikel 3 lid 3.1 sub c;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. het gebruik van de woning voor meer dan één huishouden;
  4. het niet voorzien in voldoende parkeerplaatsen conform de gemeentelijke parkeernormen;
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken van de meldingsplicht milieu
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type A bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.
 
3.4.2 Afwijken aantal woningen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2 en meer woningen toestaan onder de voorwaarden dat:
  1. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken optreedt;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving wordt gewaarborgd;
  3. de parkeerbehoefte dient in het plangebied te worden opgelost.
3.4.3 Afwijken strijdig gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod om de woning te gebruiken voor meer dan één huishouden als bedoeld artikel 3 lid 3.2 sub c, voor een gebruik van de woning voor, afhankelijk van de grootte van de woning, maximaal vijf éénpersoonshuishoudens per woning of onzelfstandige bewoning door maximaal vijf personen ten behoeve van maatschappelijke opvang.
 
Afwegingscriteria
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning betrekken Burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende aspecten:
  1. de aanvraag moet worden gedaan door een maatschappelijke organisatie die voldoet aan de Kwaliteitswet zorginstellingen;
  2. het moet gaan om een vorm van wonen;
  3. de mate waarin reeds omgevingsvergunningen voor maatschappelijke opvang in de directe omgeving van de onderhavige woning zijn verleend;
  4. de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid.
Artikel 4 Wonen - Uit te werken
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken' gronden zijn bestemd voor: 
  1. wonen;
met de bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen in de vorm van:
  1. verkeers- en parkeervoorzieningen, waaronder geluidbeperkende voorzieningen;
  2. sport- en speelvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water;
  5. openbare nutsvoorzieningen
  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  7. tuinen en erven;
  8. verhardingen;
  9. kunstwerken;
  10. kunstobjecten;
  11. natuurvriendelijke oevers als de bestemming 'Wonen - Uit te werken' grenst aan de bestemming 'Water'.
4.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in artikel 4 lid 1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
 
4.2.1 Ten aanzien van wonen
  1. Hoofdgebouwen moeten in de vorm van grondgebonden rij-, geschakelde - en/ of twee-onder-één-kapwoningen worden gebouwd;
  2. Het aantal woningen moet stedenbouwkundig goed inpasbaar zijn in het plangebied en aan sluiten op het omliggende plangebied;
  3. De maximum goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedragen 6,5 m respectievelijk 11,0 m;
  4. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2,5 m, met uitzondering van antennes en kunstobjecten waarvan de maximum bouwhoogte 12,0 m bedraagt.;
  5. De geluidsbelasting op de woningen vanwege wegverkeerslawaai bedraagt niet meer dan 48 dB(A) dan wel een door het college van burgemeester en wethouders voorafgaand aan de vaststelling van een uitwerkingsplan toegekende hogere waarde;
  6. er moet voorzien worden in voldoende parkeerplaatsen conform de gemeentelijke parkeernormen.
4.2.2 Ten aanzien van verkeers- en parkeervoorzieningen
  1. Ten behoeve van verkeers- en openbare parkeervoorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd met een maximum inhoud van 25 m³ waaronder mede begrepen wachthuisjes;
  2. De maximum hoogte van de gebouwen bedraagt 2,5 m;
  3. De maximum hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals masten, bruggen en kunstobjecten bedraagt 12,0 m.
4.2.3 Ten aanzien van groen-, sport- en speelvoorzieningen
  1. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals masten, speeltoestellen, kunstobjecten en bruggen bedraagt 12,0 m.
4.2.4 Ten aanzien van openbare nutsvoorzieningen
  1. De maximum oppervlakte van een gebouw bedraagt 25 m³;
  2. De maximum bouwhoogte van de gebouwen bedraagt 3,0 m;
  3. De maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals masten en kunstobjecten bedraagt 12,0 m.
4.2.5 Ten aanzien van wegverkeerslawaai
De bouw van geluidgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan indien voldaan kan worden aan de in de Wet geluidhinder gestelde norm van 48 dB, dan wel aan de door burgemeester en wethouders verleend hogere grenswaarde.
 
4.3 Bouwregels
4.3.1 Voorlopig bouwverbod
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken mag niet worden verleend zolang de globale bestemming niet is uitgewerkt.
 
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Doorbreken bouwverbod
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken kan worden verleend zodra het desbetreffende uitwerkingsplan of een concept daarvoor ter inzage is gelegd, dan wel nog niet ter inzage is gelegd maar voldoende concreet is en naar verwachting rechtskracht zal verkrijgen.

hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van de bouwregels en toestaan dat:
  1. de bij recht op de verbeelding en/of in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages worden vergroot;
  2. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10,0 m;
  4. de maximum bouwhoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot 40,0 m;
  5. de maximale (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. de maximum oppervlakte van de plaatselijke verhoging 10 m² bedraagt;
    2. de maximum bouwhoogte van de plaatselijke verhoging niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
en afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van:
  1. utilitaire bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, waarvan:
    1. de maximum goothoogte 3,0 m bedraagt;
    2. de maximum bouwhoogte 5,5 m bedraagt;
    3. de maximum oppervlakte 25 m² bedraagt.

hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
7.1.1 Bouwregels
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.1.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid artikel 7 lid 1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid artikel 7 lid 1.1 met maximaal 10%.
 
7.1.3 Illegale bouwwerken
Lid artikel 7 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar gebouwd zijn zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
7.2 Overgangsrecht gebruik
7.2.1 Voortzetten van strijdig gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
7.2.2 Veranderen van strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in lid artikel 7 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
7.2.3 Hervatten van strijdig gebruik
Indien het gebruik, als bedoeld in lid artikel 7 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
7.2.4 Illegaal gebruik
Lid artikel 7 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hugo-Oord'.