direct naar inhoud van Planregels
Plannaam: Buitengebied 2014
Plannummer: NL.IMRO.0398.BP11BUITENGEBIED00-VA03
Plantype: bestemmingsplan
Status: vastgesteld

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0398.BP11BUITENGEBIED00- van de gemeente Heerhugowaard;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke effect of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 ABC goederen:

auto's, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij het bewerken, verwerken en/of bewaren van die gewassen en/of dieren op het eigen bedrijf is toegestaan, daaronder medebegrepen het bewerken, verwerken en/of bewaren van gewassen en/of dieren van derden als aanvulling op het eigen productieniveau, waarbij het eigen productieniveau niet mag worden overschreden en waarbij naar vorm onderscheid wordt gemaakt in:

1.7.1 grondgebonden agrarisch bedrijf / niet grondgebonden agrarische bedrijven

een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie geheel of nagenoeg geheel wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (grondgebonden agrarisch bedrijf), dan wel een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie niet of nauwelijks wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (niet grondgebonden agrarisch bedrijf) en naar omvang in:

a volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met volledige werkgelegenheid voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;

b reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor ten minste een halve arbeidskracht, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd en dat als doelstelling heeft door te groeien naar een volwaardig agrarisch bedrijf;

c deeltijd agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor minder dan een halve arbeidskracht, maar wel met marktoriëntatie, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;

d hobby agrarisch bedrijf

een bedrijf met een omvang van ten minste 1,5 hectare land, het erf daarbij inbegrepen, in eigendom, pacht of een combinatie daarvan en dat een agrarische productie ontplooit van minimaal 5 standaardbedrijfseenheden of een gelijke productieomvang uitgedrukt in soortgelijke eenheden;

1.8 agrarisch hulp- en handelsbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op de levering van goederen, het verrichten van werkzaamheden voor opslag, verwerking en of het vervoer van goederen en / of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt, dat gevestigd is in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende woonhuis.

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling of een webwinkel, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.14 bedrijfswoning / dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein die slechts bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden, waarvan de aanwezigheid van personen, behorende tot dat huishouden, op het ter plaatse gevestigde bedrijf noodzakelijk moet worden geacht;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.24 bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden

een niet overdekte piste voorzien van een bewerkte / aangepaste bodem anders dan gras en een omheining voor het trainen, africhten of stallen van paarden, zoals een paardenbak, een longeercirkel, een paddock e.d;

1.25 bijbehorend bouwwerk

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.26 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, die wordt gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied;

1.27 dagrecreatieve voorziening

voorziening ten behoeve van dienstverlening aan dagrecreanten;

1.28 dak:

iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.29 detailhandel:

een bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten;

1.30 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.31 erfafscheiding

constructie voor het afscheiden van een erf of een gedeelte daarvan bij een hoofdgebouw, waarbij er sprake moet zijn van een functionele relatie tussen de erfafscheiding en de hoofdgebouw;

1.32 erotisch getinte vermaakfunctie:

een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.33 evenement:

evenement als bedoeld in de begripsbepalingen van de 'Algemene Plaatselijke Verordening' van de gemeente Heerhugowaard, zoals die luidt op de dag van de ter visie legging van dit bestemmingsplan.

1.34 extensieve dagrecreatie

die vormen van openluchtrecreatie waarbij rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is;

1.35 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het overwegend in kassen telen van gewassen;

1.38 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel personen ter aanwending in een ander bedrijf;

1.39 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.40 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden:

1.40.1 horeca van categorie 1

horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen niet of nauwelijks storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant).

1.40.2 horeca van categorie 2

horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van lunches of snacks (bijvoorbeeld een cafetaria, lunchroom, tearoom, broodjeszaak of ijssalon)

1.40.3 horeca van categorie 3

horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het (vrijwel) uitsluitend verstrekken van dranken (bijvoorbeeld een café, bar, café-restaurant en zaalverhuur)

1.40.4 horeca van categorie 4

horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het dansen en het verstrekken van dranken (discotheek).

1.40.5 horeca van categorie 5

horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van nachtverblijf in combinatie met het al dan niet verstrekken van maaltijden ( bijvoorbeeld een hotel, pension of jeugdherberg).

1.41 huishouden

de bewoning van een woning door een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voeren en waarbij sprake is van zelfstandige bewoning;

1.42 intensief agrarisch bedrijf

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het, overwegend binnen bedrijfsgebouwen, telen van gewassen en/of houden, mesten of fokken van dieren;

1.43 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.44 kampeerplaats

een terreingedeelte bestemd voor het plaatsen van één kampeermiddel;

1.45 kampeerterrein

het geheel van kampeerplaatsen met bijbehorende voorzieningen;

1.46 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.47 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend voor het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.48 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.49 kunstobject:

Uiting van één der beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.50 landbouwhuisdieren

dieren, die als ze volwassen zijn, een schofthoogte van 50 cm of meer hebben;

1.51 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak en wordt bepaald door herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende- en niet levende natuur en het menselijk grondgebruik;

1.52 ligplaats:

een door de gemeente aangewezen ligplaats die door een woonschip wordt ingenomen;

1.53 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.54 natuurvriendelijke oever

oever zonder of met een gedeeltelijke verwijderde beschoeiing en een flauw niet afgewerkt talud;

1.55 NGE, SBE en SO

Nederlandse Grootte Eenheid, Standaard Bedrijfseenheid en Standaard Opbrengsten: maten waarmee de economische omvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven;

1.56 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.57 onderkomen:

een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent;

1.58 ontmoetingsplaats:

een als zodanig ingerichte openbare locatie voor het ontmoeten van personen, al dan niet met voorzieningen, gebouwen en / of bouwwerken geen gebouw zijnde;

1.59 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;
1.60 perceelsafscheiding

constructie voor het afscheiden van een perceel of een gedeelte daarvan zonder dat er sprake is van een relatie tot bebouwing.

1.61 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen die wegens aard en omvang en de specifieke vestigingseisen, met name op het gebied van bereikbaarheid en parkeren, niet thuishoort in het kernwinkelgebied of bestaande winkelcentra, zoals detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting en meubelen.

1.62 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.63 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.64 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.65 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden.

1.66 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.67 snijdende voorgevellijn:

de voorgevellijn van een woning of woningrij, welke de voorgevellijn van de dwars daarop geplaatste woning of woningrij kruist;

1.68 standplaats voor ambulante handel:

Een door burgemeester en wethouders aangewezen ruimte op of aan de weg voor het te koop aanbieden, verkopen of verstrekken van goederen, waren of diensten.

1.69 toonzaal/showroom:

een gebouw, dat dient voor de uitstalling van goederen ten behoeve van detail- en/of groothandel;

1.70 trekkershut

een gebouw van eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.71 verkoopvloeroppervlakte:

een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de nettovloeroppervlakte)

1.72 voorgevel:

de naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw / het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.73 voorgevelrooilijn:

alle naar de naastgelegen wegen toegekeerde bouwgrenzen van het hoofdgebouw en het denkbeeldige verlengde daarvan;

1.74 waterpeil:

het door het hoogheemraadschap vastgestelde streefpeil voor het desbetreffende peilvak zoals dat geldt op de dag van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.75 webwinkel:

Uitoefening van detailhandel waarbij goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse ter hand worden gesteld.

1.76 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.77 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.78 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.79 woonschip:
  • a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot als hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één huishouden;
  • b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in opbouw;
  • c. een casco dat tot vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;
  • d. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
  • e. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. tot en met c.
1.80 zomerhuis:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van gebouwen:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c. q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, valbeveiligingen voor dakterrassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend hoofdgebouw, waar die afstand het kortst is;

2.8 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het grondgebonden volwaardig, reëel of in deeltijd uitgeoefend agrarisch bedrijf en uitsluitend op de locaties die in gebruik zijn of waren voor de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij";
  • c. bedrijfsgebouwen;
  • d. kassen ten behoeve van teeltondersteuning;
  • e. boog- en gaaskassen uitsluitend toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 15 oktober;
  • f. bedrijfswoningen;
  • g. bijbehorende bouwwerken;
  • h. bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden;
  • i. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • j. plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning" met uitsluiting van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten";
  • k. nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";

met als nevenfuncties:

  • l. bed and breakfast accommodatie;
  • m. dagrecreatieve voorzieningen zoals een theetuin;
  • n. kamperen binnen het bouwvlak;
  • o. trekkershutten;
  • p. webwinkel;
  • q. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte soortgelijke agrarische producten;

met daarbij behorende

  • r. erven en terreinen;
  • s. wegen, fiets- en voetpaden;
  • t. water;
  • u. groen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregel

De omgevingsvergunning wordt tevens, wegens strijd met het bestemmingsplan, geweigerd, indien door het verlenen van de vergunning meer dan 800 m2 aan bebouwing en/of gesloten verharding kan worden gerealiseerd en de aanvrager geen document van de waterbeheerder kan overleggen, waaruit blijkt dat, in het kader van de watertoets, het door de beheerder te bepalen voldoende oppervlak of volume aan waterberging ten hoeve van de waterhuishouding wordt gerealiseerd.

3.2.2 Hoofdgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen alleen ten behoeve van het volwaardig- en het reëel agrarisch bedrijf gebouwd, verbouwd en/of herbouwd en ten behoeve van het in deeltijd uitgeoefend agrarisch bedrijf verbouwd en/of herbouwd worden;
  • b. per volwaardig agrarisch bedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. ten aanzien van aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ten behoeve van een nieuwe agrarische bedrijfswoning vragen burgemeester en wethouders advies aan een deskundige met betrekking tot de omvang en de continuïteit van het bedrijf, waarbij de omvang van het bedrijf mag worden uitgedrukt in SBE, NGE, SO of andere grootheden die hiervoor geschikt zijn en bij de continuïteit leeftijd, opleiding, ervaring en vakkennis van de ondernemer en het aanwezig zijn of het meewerken van een bedrijfsopvolger in beschouwing worden genomen;
  • d. bestaande tweede bedrijfswoningen mogen worden gehandhaafd en conform deze bouwvoorschriften verbouwd en/of uitgebreid worden;
  • e. bestaande tweede bedrijfswoningen mogen, zolang er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf, worden herbouwd mits de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen binnen één jaar na de sloop van onderhavige woning wordt ingediend; daarbij blijft het aantonen van de noodzaak van een tweede agrarische bedrijfswoning achterwege;
  • f. bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning;
  • g. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  • h. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 9,50 meter;
  • i. de goothoogte van een agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  • j. de bouwhoogte van een agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
  • k. de inhoud van een agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • l. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte;
  • m. de bedrijfswoning of plattelandswoning mag aan de voorzijde worden uitgebreid met een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter, ongeacht de situering van de uitbouw of entree, binnen of buiten het bouwvlak en/of een uitbouw aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter waarbij de inhoud van de uitbouw of entree niet wordt gerekend tot de inhoud van de woning;
  • n. met de bouw van een bedrijfswoning mag worden begonnen, als de bedrijfsgebouwen zijn gerealiseerd of naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders de bouw van de bedrijfsgebouwen voldoende is gevorderd;
  • o. ten behoeve van de teeltondersteuning bij een duurzaam op de vollegrondstuinbouw of bollenteelt gericht bedrijf mogen kassen worden gebouwd achter (het verlengde van) de bedrijfswoning, waarvan:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 5.00 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 8,00 meter mag bedragen;
  • p. het aantal trekkershutten mag niet meer bedragen dan 2;
  • q. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 28 m2
  • r. de goothoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • s. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. bij iedere agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijk oppervlakte niet meer dan 70 m2 mag bedragen;
  • b. bij een kampeerterrein mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan het gezamenlijk oppervlak niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5,50 meter.
3.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van kunstmest- of voerdersilo's mag niet meer dan 15,00 meter bedragen;
  • b. de wandhoogte van water- en mestbassins mag niet meer dan 4,00 meter bedragen;
  • c. de hoogte van erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 1,30 meter bedragen;
  • d. de hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning ter plaatse van de oprit mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
  • e. de hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • f. de hoogte van andere bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
  • g. de oppervlakte van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden mag niet meer bedragen dan 1.500 m2;
  • h. de hoogte van een omheining rond bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
3.2.5 Gebouwen buiten het agrarisch bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  • a. te herbouwen bestaande agrarische bedrijfsgebouwen waarvan
    • 1. het oppervlak van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan het oppervlak van het bouwwerk dat is /wordt gesloopt;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,00 meter;
  • b. boog- en gaaskassen waarvan:
    • 1. de hoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter
3.2.6 Bouwwerken geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen geen bouwwerken geen gebouw zijnde worden geplaatst / aangelegd, behoudens:

  • a. perceelsafscheidingen waarvan:
    • 1. de hoogte van perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
    • 2. ter plaatse van de toegang tot percelen de hoogte van perceelsafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2,00 meter;
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van de in lid 3.2.5 b van dit artikel genoemde bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.2 onder f voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor (het verlengde van) de achtergevel, indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.2 onder g en h voor een goothoogte van maximaal 7,00 en een bouwhoogte van maximaal 12.00 meter, mits het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.4 onder b voor een wandhoogte van mest- en waterbassins binnen het bouwvlak tot een hoogte van 5,50 meter, mits het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.4 onder g voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden of een deel daarvan buiten het bouwvlak, maar wel aansluitend aan het bouwvlak, waarbij burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen verbinden aan de situering en de landschappelijke inpassing van het bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.5 voor de bouw van één dierenverblijf voor landbouwhuisdieren door een niet - agrariër als eigenaar van de betrokken gronden waarvan:
    • 1. de oppervlakte niet meer 30 m2 mag bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,00 meter mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 5,00 meter mag bedragen;
    • 4. bij situering van het bouwwerk in de nabijheid van een waterloop: het bouwwerk op minimaal 5,00 meter uit de waterloop, gemeten vanaf de bovenkant van het talud, moet worden geplaatst.

en

    • 1. per eigenaar slechts eenmaal bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.5 en aan de omgevingsvergunning het gebruiksvoorschrift wordt verbonden dat het bouwwerk uitsluitend als dierenverblijf mag worden gebruikt;

De omgevingsvergunning voor de afwijking genoemd onder e wordt niet verleend als het bouwwerk komt te liggen binnen een straal van 100 meter van de bestemming "Natuur" en /of de dubbelbestemmingen "Waterstaat - Waterkering", "Waarde - Cultuurhistorie" en/of de "Waarde Ecologie"

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik van de bedrijfswoning

Naast een gebruik van de bedrijfswoning en de plattelandswoning met bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij bijhorende bouwwerken, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    • 6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  • b. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    • 1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    • 2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen omwonenden en bedrijven;
    • 3. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • c. bed en breakfast voor ten hoogste 2 kamers en maximaal 4 slaapplaatsen in de woning en/of in de bijbehorende bouwwerken van de woning voor een oppervlakte van maximaal 50 m2.
3.5.2 Nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf

Voor nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf geldt dat:

  • a. het gezamenlijk oppervlak van de in lid 3.1 onder k t/m o van dit artikel genoemde nevenfuncties, uitgezonderd het kamperen binnen het bouwvlak, niet meer mag bedragen dan 300 m2 en mogen alleen worden uitgeoefend in combinatie met de hoofdfunctie;
  • b. het maximum verkoopvloeroppervlakte binnen de bestaande gebouwen voor detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander bedrijf voortgebrachte agrarische producten niet meer mag bedragen dan 70 m2 en maximaal 10 m2 aan de weg;
  • c. het aantal kampeerplaatsen op een kampeerterrein binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 15, onder de voorwaarde dat er:
    • 1. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is
    • 2. geen sprake is van vaste kampeermiddelen;

en is alleen toegestaan van 1 maart tot en met 31 oktober.

3.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel, anders dan bij deze regels is toegestaan;
  • c. het gebruik van een agrarische bedrijfswoning of plattelandswoning voor meer dan één huishouden;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor wonen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van huisvesting voor tijdelijke werknemers onder voorwaarde dat:
    • 1. de huisvestingsvoorziening wordt gesitueerd binnen het agrarisch bouwvlak;
    • 2. de huisvesting plaatsvindt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 3. het een ondergeschikte functie ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
    • 4. de tijdelijke werknemers noodzakelijk zijn voor een goede agrarische bedrijfsvoering;
    • 5. het aantal te huisvesten werknemers niet meer bedraagt dan 40 personen;
  • b. het bepaalde in lid 3.5.1 onder c voor een bed en breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed en breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is en de activiteiten geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. van het bepaalde in lid 3.5.2 onder b voor het situeren van het kampeerterrein of een deel daarvan buiten het bouwvlak, maar wel aansluitend aan het bouwvlak, waarbij burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen stellen aan de situering en landschappelijke inpassing van het kampeerterrein.

Artikel 4 Agrarisch - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de exploitatie van het volwaardig glastuinbouwbedrijf en ter plaatse van de aanduiding "agrarisch bedrijf" voor het grondgebonden agrarisch bedrijf , waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - nieuwvestiging" de vestiging van nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan en ter plaatse van de aanduiding "kas uitgesloten" de bouw van kassen niet is toegestaan;
  • b. bedrijfsgebouwen;
  • c. kassen;
  • d. bedrijfswoningen;
  • e. bijbehorende bouwwerken;
  • f. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • g. nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";

met als nevenfuncties

  • h. bed en breakfast accommodatie;
  • i. dagrecreatieve voorzieningen zoals een theetuin;
  • j. webwinkel;
  • k. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte soortgelijke agrarische producten;

met daarbij behorende

  • l. erven en terreinen;
  • m. wegen, fiets- en voetpaden;
  • n. water;
  • o. groen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregel

De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien door het verlenen van de vergunning meer dan 800 m2 aan bebouwing en/of gesloten verharding kan worden gerealiseerd en de aanvrager geen overeenkomst met de waterbeheerder kan overleggen, waaruit blijkt dat, in het kader van de watertoets, het door de beheerder te bepalen voldoende oppervlak of volume aan waterberging ten hoeve van de waterhuishouding wordt gerealiseerd.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van het volwaardig glastuinbouwbedrijf en kassen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. per volwaardig glastuinbouwbedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. per volwaardig agrarisch bedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. ten aanzien van aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ten behoeve van een nieuwe agrarische bedrijfswoning vragen burgemeester en wethouders advies aan een deskundige met betrekking tot de omvang en de continuïteit van het bedrijf, waarbij de omvang van het bedrijf mag worden uitgedrukt in SBE, NGE, SO of andere grootheden die hiervoor geschikt zijn en bij de continuïteit leeftijd, opleiding, ervaring en vakkennis van de ondernemer en het aanwezig zijn of het meewerken van een bedrijfsopvolger in beschouwing worden genomen;
  • d. bestaande tweede bedrijfswoningen mogen worden gehandhaafd en conform deze bouwvoorschriften verbouwd en/of uitgebreid worden;
  • e. bestaande tweede bedrijfswoningen mogen, zolang er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf, worden herbouwd, mits de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen binnen één jaar na de sloop van onderhavige woning wordt ingediend; daarbij blijft het aantonen van de noodzaak van een tweede agrarische bedrijfswoning achterwege;
  • f. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 9,50 meter bedragen;
  • h. de goothoogte van een kas mag niet meer dan 8.00 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een kas mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
  • j. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 4,00 meter bedragen;
  • k. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
  • l. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • m. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte;
  • n. de bedrijfswoning mag aan de voorzijde worden uitgebreid met een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter, ongeacht de situering van de uitbouw of entree, binnen of buiten het bouwvlak en/of een uitbouw aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter, waarbij de inhoud van de uitbouw of entree niet wordt gerekend tot de inhoud van de bedrijfswoning;
  • o. met de bouw van een bedrijfswoning mag worden begonnen, als de bedrijfsgebouwen zijn gerealiseerd of naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders de bouw van de bedrijfsgebouwen voldoende is gevorderd;
  • p. bedrijfsgebouwen en kassen mogen binnen het bestemmingsvlak achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • q. indien er geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van de kas of een ander bedrijfsgebouw tot de bestemmingsgrens van de bestemming "Agrarisch - 1" langs de weg niet minder dan 15,00 meter bedragen;
  • r. kassen mogen achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. bij iedere bedrijfswoning mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijk oppervlakte niet meer dan 70 m2 mag bedragen;
  • b. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5,50 meter bedragen.
4.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde binnen de op de verbeelding aangegeven bestemming "Agrarisch - 1" gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 1,30 meter bedragen;
  • b. de hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning ter plaatse van de oprit mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
  • c. de hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • d. de hoogte van perceelsafscheidingen mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
  • e. de hoogte van een warmteopslaginstallatie mag niet meer dan 15,00 meter bedragen waarbij de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de bouw van een warmteopslaginstallatie een beeldkwaliteitsplan overlegt, waaruit de inpassing van de warmteopslaginstallatie in het landschap blijkt;
  • f. de hoogte van andere bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
  • g. waterbassins / silo's mogen op de aan de bestemming "Agrarisch - 1" aansluitende bestemming "Agrarisch" worden gebouwd, mits de hoogte van de taluds of wanden niet meer dan 2,00 meter bedraagt en van groen wordt voorzien.
4.2.5 Regels ter plaatse van de aanduiding Agrarisch bedrijf

Ter plaatse van de aanduiding "agrarisch bedrijf" gelden de regels van artikel 3.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en de landschappelijke inpassing van de in lid 4.2.4 onder e van dit artikel genoemde warmteopslaginstallaties.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.2 onder f en g voor een goothoogte van maximaal 7,00 meter en een bouwhoogte van maximaal 12.00 meter, mits het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 onder i voor een bouwhoogte van maximaal 12.00 meter, mits het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.2 onder p voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor (het verlengde van ) de achtergevel van de bedrijfswoning, indien dat voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.2 voor de bouw van één dierenverblijf voor landbouwhuisdieren door een niet - agrariër als eigenaar van de betrokken gronden waarvan:
    • 1. de oppervlakte niet meer 30 m2 mag bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,00 meter mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 5,00 meter mag bedragen;
    • 4. bij situering van het bouwwerk in de nabijheid van een waterloop: het bouwwerk op minimaal 5,00 meter uit de waterloop, gemeten vanaf de bovenkant van het talud, moet worden geplaatst;

en

    • 1. per eigenaar slechts eenmaal bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.5 en aan de omgevingsvergunning het gebruiksvoorschrift wordt verbonden dat het bouwwerk uitsluitend als dierenverblijf mag worden gebruikt;
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruik van de bedrijfswoning

Naast een gebruik van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    • 6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  • b. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    • 1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    • 2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen omwonenden en bedrijven;
    • 3. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • c. bed en breakfast voor ten hoogste 2 kamers en maximaal 4 slaapplaatsen in de woning en/of in de bijbehorende bouwwerken van de woning voor een oppervlakte van maximaal 50 m2.
4.5.2 Nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf

Voor nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf geldt dat:

  • a. het gezamenlijk oppervlak van de in lid 4.1 onder h t/m j van dit artikel genoemde nevenfuncties, uitgezonderd het kamperen binnen het bouwvlak, niet meer mag bedragen dan 300 m2 en mogen alleen worden uitgeoefend in combinatie met de hoofdfunctie;
  • b. het maximum verkoopvloeroppervlakte binnen de bestaande gebouwen voor detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander bedrijf voortgebrachte agrarische producten niet meer mag bedragen dan 70 m2 en maximaal 10 m2 aan de weg;
4.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel, anders dan bij deze regels is toegestaan;
  • c. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één huishouden;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor wonen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van huisvesting voor tijdelijke werknemers onder voorwaarde dat:
    • 1. de huisvestingsvoorziening wordt gesitueerd binnen het agrarisch bouwvlak;
    • 2. de huisvesting plaatsvindt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 3. het een ondergeschikte functie ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
    • 4. de tijdelijke werknemers noodzakelijk zijn voor een goede agrarische bedrijfsvoering;
    • 5. het aantal te huisvesten werknemers niet meer bedraagt dan 40 personen;
  • b. het bepaalde in lid 4.5.1 onder c voor een bed en breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed en breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is en de activiteiten geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het grondgebonden volwaardig, reëel of in deeltijd uitgeoefend agrarisch bedrijf en uitsluitend op de locaties, die in gebruik zijn of waren voor de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de instandhouding en bescherming van cultuurhistorische- landschappelijke- en ecologische waarden, waarbij het verboden is om, anders dan voor toegestane bouwwerken, werken en werkzaamheden, de bovenste 50 centimeter van de bodem van de voor Agrarisch met waarden bestemde gronden te ontgraven;
  • c. de uitoefening van het intensieve agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij";
  • d. bedrijfsgebouwen;
  • e. kassen ten behoeve van teeltondersteuning ;
  • f. bedrijfswoningen;
  • g. paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding "paardenhouderij";
  • h. bijbehorende bouwwerken;
  • i. bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden;
  • j. praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;

met als nevenfuncties:

  • k. bed en breakfast accommodatie;
  • l. dagrecreatieve voorzieningen zoals een theetuin;
  • m. kamperen binnen het bouwvlak;
  • n. trekkershutten;
  • o. webwinkel;
  • p. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte soortgelijke agrarische producten;

met daarbij behorende:

  • q. erven en terreinen;
  • r. wegen, fiets- en voetpaden;
  • s. water;
  • t. groen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregel

De omgevingsvergunning wordt tevens geweigerd indien door het verlenen van de vergunning meer dan 800 m2 aan bebouwing en/of gesloten verharding kan worden gerealiseerd en de aanvrager geen overeenkomst met de waterbeheerder kan overleggen, waaruit blijkt dat, in het kader van de watertoets, het door de beheerder te bepalen voldoende oppervlak of volume aan waterberging ten hoeve van de waterhuishouding wordt gerealiseerd.

5.2.2 Hoofdgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen alleen ten behoeve van het volwaardig- en het reëel agrarisch bedrijf gebouwd, verbouwd en/of herbouwd en ten behoeve van het in deeltijd uitgeoefend agrarisch bedrijf verbouwd en/of herbouwd worden;
  • b. per volwaardig agrarisch bedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. ten aanzien van aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ten behoeve van een nieuwe agrarische bedrijfswoning vragen burgemeester en wethouders advies aan een deskundige met betrekking tot de omvang en de continuïteit van het bedrijf, waarbij de omvang van het bedrijf mag worden uitgedrukt in SBE, NGE, SO of andere grootheden die hiervoor geschikt zijn en bij de continuïteit leeftijd, opleiding, ervaring en vakkennis van de ondernemer en het aanwezig zijn of het meewerken van een bedrijfsopvolger in beschouwing worden genomen;
  • d. bestaande tweede bedrijfswoningen mogen worden gehandhaafd en conform deze bouwvoorschriften verbouwd en/of uitgebreid worden;
  • e. bestaande tweede bedrijfswoningen mogen, zolang er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf, worden herbouwd mits de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen binnen één jaar na de sloop van onderhavige woning wordt ingediend; daarbij blijft het aantonen van de noodzaak van een tweede agrarische bedrijfswoning achterwege;
  • f. bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning;
  • g. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 6,00 meter ;
  • h. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 9,50 meter;
  • i. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  • j. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10,00 meter;
  • k. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • l. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte;
  • m. de bedrijfswoning mag aan de voorzijde worden uitgebreid met een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter, ongeacht de situering van de uitbouw of entree, binnen of buiten het agrarisch bouwvlak en/of een uitbouw aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter, waarbij de inhoud van uitbouw of entree niet wordt gerekend tot de inhoud van de bedrijfswoning;
  • n. met de bouw van een bedrijfswoning mag worden begonnen, als de bedrijfsgebouwen zijn gerealiseerd of naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders de bouw van de bedrijfsgebouwen voldoende is gevorderd;
  • o. ten behoeve van de teeltondersteuning bij een duurzaam op de vollegrondstuinbouw of bollenteelt gericht bedrijf mogen kassen worden gebouwd achter (het verlengde van) de bedrijfswoning, waarvan:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 5.00 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 8,00 meter mag bedragen;
  • p. het aantal trekkershutten mag niet meer bedragen dan 2;
  • q. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 28 m2
  • r. de goothoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • s. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.
5.2.3 Bijbehorend bouwwerk binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. bij iedere bedrijfswoning mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijk oppervlakte niet meer dan 70 m2 mag bedragen;
  • b. bij een kampeerterrein mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan het gezamenlijk oppervlak niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5,50 meter bedragen.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde binnen het op de verbeelding bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van kunstmest- of voerdersilo's mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • b. de wandhoogte van water- en mestbassins mag niet meer dan 4,00 meter bedragen;
  • c. de hoogte van erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 1,30 meter bedragen;
  • d. de hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning ter plaatse van de oprit mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
  • e. de hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevelrooilijn van de woning van de woning mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • f. de hoogte van andere bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
  • g. de oppervlakte van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden mag niet meer bedragen dan 1500 m2;
  • h. de hoogte van een omheining van een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
5.2.5 Gebouwen buiten het agrarisch bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  • a. te herbouwen bestaande agrarische bedrijfsgebouwen waarvan
    • 1. het oppervlak van het bouwwerk niet meer mag bedragen dan het oppervlak van het bouwwerk dat is /wordt gesloopt;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,00 meter;
5.2.6 Bouwwerken geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen geen bouwwerken geen gebouw zijnde worden geplaatst / aangelegd, behoudens:

  • a. perceelsafscheidingen waarvan:
    • 1. de hoogte van perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
    • 2. ter plaatse van de toegang tot percelen de hoogte van perceelsafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2,00 meter;
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.2 onder f voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor (het verlengde van) de achtergevel, indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.2 onder g en h voor een goothoogte van maximaal 7,00 meter en een bouwhoogte van maximaal 12,00 meter, als daardoor het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. het bepaalde in lid 5.2.4 onder b voor een wandhoogte van mest- en waterbassins binnen het bouwvlak tot een hoogte van 5,50 meter, mits landschappelijke- en culturele waarden niet worden geschonden en het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
  • d. van het bepaalde in lid 5.2.4 onder g voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden of een deel daarvan buiten het bouwvlak, maar wel aansluitend aan het bouwvlak, mits landschappelijke inpasbaar;
  • e. van het bepaalde in lid 5.2.5 voor de bouw van één dierenverblijf voor landbouwhuisdieren door een niet - agrariër als eigenaar van de betrokken gronden waarvan:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,00 meter mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 5,00 meter mag bedragen;
    • 4. bij situering van het bouwwerk in de nabijheid van een waterloop: het bouwwerk op minimaal 5,00 meter uit de waterloop, gemeten vanaf de bovenkant van het talud, moet worden geplaatst.

en

    • 1. per eigenaar slechts eenmaal bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.5 en aan de omgevingsvergunning het gebruiksvoorschrift wordt verbonden dat het bouwwerk uitsluitend als dierenverblijf mag worden gebruikt;

De omgevingsvergunning voor de afwijking genoemd onder d en e wordt niet verleend als het bouwwerk komt te liggen binnen een straal van 100 meter van de bestemming "Natuur", en/of de dubbelbestemmingen "Waterstaat - Waterkering", Waarde - Cultuurhistorie of "Waarde Ecologie"

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruik van de bedrijfswoning

Naast een gebruik van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    • 6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  • b. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    • 1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    • 2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen omwonenden en bedrijven;
    • 3. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • c. bed en breakfast voor ten hoogste 2 kamers en maximaal 4 slaapplaatsen in de woning en/of in de bijbehorende bouwwerken van de woning voor een oppervlakte van maximaal 50 m2.
5.4.2 Nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf

Voor nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf geldt dat:

  • a. het gezamenlijk oppervlak van de in lid 5.1 onder l t/m p van dit artikel genoemde nevenfuncties, uitgezonderd het kamperen binnen het bouwvlak, niet meer mag bedragen dan 300 m2 en mogen alleen worden uitgeoefend in combinatie met de hoofdfunctie;
  • b. het maximum verkoopvloeroppervlakte binnen de bestaande gebouwen voor detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander bedrijf voortgebrachte agrarische producten niet meer mag bedragen dan 70 m2 en maximaal 10 m2 aan de weg;
  • c. het aantal kampeerplaatsen op een kampeerterrein binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 15, onder de voorwaarde dat er:
    • 1. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
    • 2. geen sprake is van vaste kampeermiddelen;

en is alleen toegestaan van 1 maart tot en met 31 oktober.

5.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel, anders dan bij deze regels is toegestaan;
  • c. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één huishouden;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor wonen.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van huisvesting voor tijdelijke werknemers onder voorwaarde dat:
    • 1. de huisvestingsvoorziening wordt gesitueerd binnen het agrarisch bouwvlak;
    • 2. de huisvesting plaatsvindt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 3. het een ondergeschikte functie ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
    • 4. de tijdelijke werknemers noodzakelijk zijn voor een goede agrarische bedrijfsvoering;
    • 5. het aantal te huisvesten werknemers niet meer bedraagt dan 40 personen;
  • b. het bepaalde in lid 5.4.1 onder c voor een bed en breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed en breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is;
  • c. van het bepaalde in lid 5.4.2 onder c voor het situeren van het kampeerterrein of een deel daarvan buiten het bouwvlak, maar wel aansluitend aan het bouwvlak, waarbij burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen stellen aan de situering en landschappelijke inpassing van het kampeerterrein. 
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is

Het is verboden op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

a het aanleggen van nieuwe waterlopen;

5.6.2 Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in lid 5.7.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.6.3 Toetsingscriteria

De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 5.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de waarde cultuur historie, zoals vastgelegd het rapport "Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)" dat als Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

5.6.4 Adviesprocedure

Alvorens over een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden (lid 5.7.1) te beslissen, winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een deskundige op het gebied van cultuur omtrent de vraag of door de voorgenomen werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden de waarde cultuur, zoals vastgelegd het rapport "Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)" niet onevenredig wordt geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van:
  • b. garage ter plaatse van de aanduiding "garage" met de daarbij behorende voor het garagebedrijf normale detailhandel;
  • c. bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken geen gebouw zijnde
  • f. met de daarbij behorende:
  • g. erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groen;
  • j. wegen, straten en paden;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de op het perceel aanwezige woning of indien er geen woning op het perceel aanwezig is, 15,00 meter achter de bestemmingsgrens dan wel binnen het bouwvlak als er op de verbeelding een bouwvlak is aangegeven;
  • b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 6,00 meter bedragen of indien binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak een goothoogte staat aangegeven; de binnen het bouwvlak aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 10,00 meter bedragen of indien binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak een bouwhoogte staat aangegeven; de binnen het bouwvlak aangegeven bouwhoogte;
  • d. de oppervlakte van het bedrijfsgebouw of de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan het in de bij dit bestemmingsplan behorende Bijlage 1 Bedrijvenlijst bestaande bedrijven aangegeven maximum of indien binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak een bebouwingspercentage staat aangegeven; het binnen het bouwvlak aangegeven bebouwingspercentage;
  • e. indien ten tijde van de tervisielegging van dit bestemmingsplan op het perceel een bedrijfswoning aanwezig was, mag bij herbouw de oppervlakte van de bedrijfswoning maximaal 120 m2 bedragen, of indien de woning ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan een oppervlakte groter dan 120 m2 had, dat oppervlak;
  • f. de bouwbreedte van de woning mag niet meer bedragen dan 10,00 meter of, indien de woning ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan een bouwbreedte groter dan 10,00 meter had, die bouwbreedte;
  • g. de bouwdiepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12,.00 meter of, indien de woning ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan een bouwdiepte groter dan 12,00 meter had, die bouwdiepte;
  • h. de afstand van de woning tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2,00 meter te bedragen of zoveel minder als de woning ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan op een afstand kleiner dan 2,00 meter uit de perceelsgrens stond;
  • i. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  • j. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10,00 meter;
  • k. de bedrijfswoning mag aan de voorzijde worden uitgebreid met een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter en/of een uitbouw aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter, waarbij de inhoud van uitbouw of entree niet wordt gerekend tot de inhoud van de bedrijfswoning;
  • l. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bij iedere bedrijfswoning mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijk oppervlakte niet meer dan 70 m2 mag bedragen;
  • b. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5,50 meter bedragen.
6.2.3 Bouwwerken een gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 1,30 meter en achter de voorgevelrooilijn van de woning niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • b. de hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning ter plaatse van de oprit mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6,00 meter bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Gebruik van de bedrijfswoning

Naast een gebruik van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij bijhorende bouwwerken, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    • 6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  • b. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    • 1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    • 2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen omwonenden en bedrijven;
    • 3. parkeren plaatsvindt op eigen erf.
6.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in Bijlage 2 bij dit bestemmingsplan onder de milieucategorieën 1 en 2;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 6.1 sub a onder 3;
  • d. het gebruik van gronden voor buitenopslag, uitgezonderd de buitenopslag zonder overkapping van bouwstoffen (zand) en grond voor loon-, hoveniers-, aannemers- en weg en waterbouwbedrijven;
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één huishouden;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.1 sub a onder 1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de milieucategorieën 1 en 2;
  • b. het bepaalde in lid 6.1 sub a onder 1 voor het vestigen van bedrijven, die zijn opgenomen onder milieucategorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving worden geacht tot de onder milieucategorie 1 of 2 vallende bedrijven te horen;

Artikel 7 Bedrijf - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf – 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief LPG met bijbehorende afleveringszuilen en ondergrondse / bovengrondse tanks ten behoeve van opslag van brandstoffen;
  • b. 1 bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • c. detailhandel / shop;
  • d. dienstverlening;
  • e. garage;
  • f. bijbehorende bouwwerken;
  • g. wasgelegenheid voor motorvoertuigen;

met de daarbij behorende:

  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. erven en terreinen;
  • k. kunstwerken
  • l. kunstobjecten
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder luifels;
  • n. water,
  • o. groenvoorzieningen;
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels;

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het op verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" worden gebouwd;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven; indien op de verbeelding geen bebouwingspercentage staat aangegeven, mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  • e. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte;
  • f. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10,00 meter;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan de inhoud van de bedrijfswoning die ten tijde van de tervisielegging van dit bestemmingsplan op het perceel aanwezig was;
  • h. de bedrijfswoning mag aan de voorzijde worden uitgebreid met een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter en/of een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter, waarbij de inhoud van uitbouw of entree niet wordt gerekend tot de inhoud van de bedrijfswoning;
  • i. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 6,00 meter.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels;

  • a. bij iedere bedrijfswoning mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijk oppervlakte niet meer dan 70 m2 mag bedragen;
  • b. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5,50 meter bedragen.
7.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. luifels mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte aan luifels mag niet meer bedragen dan 600 m2;
  • c. luifels tellen niet mee voor het bebouwingspercentage;
  • d. de bouwhoogte van een luifel mag niet meer bedragen dan 7,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8,00 meter;
  • f. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde, waaronder hekwerken en reclame-uitingen, mag niet meer bedragen dan 3.00 meter met uitzondering van 1 reclamezuil waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 7,00 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Gebruik van de bedrijfswoning

Naast een gebruik van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 45 m²,voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    • 6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  • b. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    • 1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    • 2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en bedrijven;
    • 3. parkeren plaatsvindt op eigen erf.
7.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één huishouden;
  • c. het gebruik van gronden voor buitenopslag.

Artikel 8 Bedrijf - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf – 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gasontvangstation;
  • b. ondergrondse- en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeerplaatsen, verlichting, erf- en terreinafscheidingen en groen.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100 % worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van het gasontvangstation aan de A.C. de Graafweg mag niet meer bedragen dan 5.00 meter;
  • d. de bouwhoogte van het gasontvangstation aan de A.C. de Graafweg mag niet meer bedragen dan 7.00 meter;
  • e. de bouwhoogte van het gasontvangstations aan het Verlaat en de Noord - Scharwouderpolderweg mag niet meer bedragen dan 4.00 meter.
8.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;

b de bouwhoogte van de overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 6.00 meter.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "tuincentrum" de gronden uitsluitend zijn bestemd voor een tuincentrum, waarbij is toegestaan:
      • de teelt en verkoop van planten;
      • de verkoop van aan huis en tuin gerelateerde artikelen;
      • de verkoop van kleindieren en dierbenodigdheden;
      • dienstverlening;

met daaraan ondergeschikt;

      • de verkoop van outdoorartikelen;
      • ter plaatse van de aanduiding "horeca", horeca 1 en 2;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" voor detailhandel;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel perifeer" uitsluitend voor perifere detailhandel;
  • b. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning"
  • c. bedrijfsgebouwen;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. kantoren;
  • f. opslag;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

met de daarbij behorende:

  • h. erven en terreinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groen;
  • k. wegen, straten en paden;
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de op het perceel aanwezige woning of indien er geen woning op het perceel aanwezig is, 15,00 meter uit de bestemmingsgrens dan wel binnen het bouwvlak als er op de verbeelding een bouwvlak is aangegeven;
  • b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
  • d. de oppervlakte van het bedrijfsgebouw of de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan het in de bij dit bestemmingsplan behorende Bijlage 1 Bedrijvenlijst bestaande bedrijven aangegeven maximum;
  • e. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10,00 meter;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan de inhoud van de bedrijfswoning die ten tijde van de tervisielegging van dit bestemmingsplan op het perceel aanwezig was;
  • h. de bedrijfswoning mag aan de voorzijde worden uitgebreid met een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter en/of een uitbouw aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter, waarbij de inhoud van uitbouw of entree niet wordt gerekend tot de inhoud van de bedrijfswoning;
  • i. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels;

  • a. bij iedere bedrijfswoning mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd,waarvan de gezamenlijk oppervlakte niet meer dan 70 m2 mag bedragen;
  • b. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5,50 meter bedragen.
9.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 1.30 meter en achter de voorgevelrooilijn van de woning niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • b. de hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning ter plaatse van de oprit mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6,00 meter bedragen
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Ondergeschikte activiteiten

Voorzover er sprake is van ondergeschikte activiteiten geldt dat:

  • a. voor detailhandel als bedoeld artikel 9 lid 1 onder a sub 1e het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 150 m2;
  • b. voor horeca als bedoeld artikel 9 lid 1 onder a sub 1 f het oppervlak niet meer mag bedragen 250 m2.
9.3.2 Het gebruik van de bedrijfswoning

Naast een gebruik van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
9.3.3 Strijdig gebruik

    • 1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    • 2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen omwonenden en bedrijven;
    • 3. parkeren plaatsvindt op eigen erf.

9.3.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één huishouden;
  • c. het gebruik van gronden voor buitenopslag

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervakken en parkeerstroken;
  • d. water;
  • e. kunstwerken, zoals bruggen duikers, dammen en dergelijke;
  • f. kunstobjecten;
  • g. opstelplaatsen voor de Brandweer;
  • h. verkeersvoorzieningen;
  • i. tewaterlaatplaatsen;

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8,00 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 12,00 meter bedragen.
10.2.2 Inrichtingseisen

Ten aanzien van de ruimtelijke indeling van de gronden met de bestemming Groen geldt dat niet meer dan 15 % van de gronden mag worden verhard.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van verblijfsrecreatie.

Artikel 11 Horeca - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Horeca - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen niet of nauwelijks storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van maaltijden (restaurant);
  • b. wonen, uitsluitend op de bovenverdieping;

met de daarbij behorende:

  • c. bedrijfsgebouwen;
  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 10,00 meter;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 300 m2.
11.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van bedrijfsgebouw mag niet meer dan 1.30 meter en achter de voorgevelrooilijn van het bedrijfsgebouw niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • b. de hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van het bedrijfsgebouw ter plaatse van de oprit mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op dansen (discotheek);
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, zoals gezondheidszorg; cultuur, religie, welzijn, onderwijs;
  • b. crematorium met uitvaartcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'crematorium'
  • c. begraafplaats voor de lijkbezorging van mens en dier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats";
  • d. begraafplaats en crematorium voor de lijkbezorging van het dier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats";
  • e. buurt-en clubhuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "verenigingsleven"
  • f. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • g. horeca 1, 2 en 3;
  • h. detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "crematorium";
  • i. strooi velden, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen "begraafplaats" en "specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats";
  • j. bijbehorende bouwwerken;

met de daarbij behorende

  • k. wegen en paden
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. water;
  • p. kunstwerken, zoals bruggen, duikers, dammen en dergelijke;
  • q. erven en terreinen;
  • r. kunstobjecten;
  • s. bijgebouwen;
  • t. bouwwerken geen gebouw zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
  • c. indien op de verbeelding geen bebouwingspercentage staat aangegeven, mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd;
  • d. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mag 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  • h. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10,00 meter;
  • i. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • j. de bedrijfswoning mag aan de voorzijde worden uitgebreid met een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter en/of een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter, waarbij de inhoud van uitbouw of entree niet wordt gerekend tot de inhoud van de bedrijfswoning;
  • k. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen en dergelijke worden niet getoetst aan de goothoogte;
  • l. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak moet worden gebouwd, mag worden afgeweken voor het overschrijden van de bouwgrens ten behoeve van het maken van: galerijen, balkons en (brand)trappen en trappenhuizen tot een breedte van 2,00 meter en luifels tot een breedte van 2,50 meter.
  • m. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouw- of bestemmingsvlak moet worden gebouwd mag worden afgeweken voor het overschrijden van die bouw- of bestemmingsgrens ten behoeve van het maken van goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en dergelijke tot een breedte van maximaal 0,60 meter.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. maximaal 5 % van het buiten het bouwvlak gelegen bestemmingsgedeelte mag worden aangewend voor het bouwen van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de functie maatschappelijk;
  • b. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van bouwtechnische regelgeving nodig is;
  • c. bij de woning mag maximaal 70 m2 aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5,50 meter bedragen.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6,00 meter bedragen, met uitzondering van kunstobjecten waarvan de bouwhoogte maximaal 12,00 meter mag bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak.

12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Het gebruik van bedrijfsgebouwen

Voor het gebruik van bedrijfsgebouwen geldt dat:

  • a. het verkoopvloeroppervlak voor de functie detailhandel mag ter plaatse van de aanduiding "crematorium" niet meer bedragen dan 50 m2;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlak voor de functie horeca 1, 2 en 3 mag;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "crematorium" niet meer bedragen dan 400 m2
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "verenigingsleven" niet meer bedragen dan 200 m2
12.4.2 Gebruik van de bedrijfswoning

Naast een gebruik van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    • 6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  • b. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    • 1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    • 2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen omwonenden en bedrijven;
    • 3. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
12.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel.
  • c. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één huishouden.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke- en landschappelijke waarden;
  • b. de ontwikkeling en instandhouding van een ecologische verbindingszone;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. fiets- en voetpaden, al dan niet verhard, ten behoeve van recreatief medegebruik;
  • e. waterberging, sloten, kreken en waterlopen;
  • f. kunstwerken, zoals bruggen, duikers en damwanden
13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels;

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 

Artikel 14 Recreatie - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kampeerterreinen voor tenten, tentwagens, toercaravans, kampeerauto's, alsmede jaarstandplaaten voor stacaravans en trekkershutten;

met de daarbij behorende

  • b. bedrijfsgebouwen, zoals gebouwen voor sanitaire voorzieningen, detailhandel en horeca;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. bijbehorend bouwwerk;
  • e. bouwwerken geen gebouw zijnde;
  • f. detailhandel;
  • g. horeca 1, 2 en 3;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. water;
  • m. kunstwerken, zoals bruggen, duikers, dammen en dergelijke
  • n. erven en terreinen;
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het gezamenlijk oppervlak voor bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 700 m2;
  • b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 8,00 meter;
  • d. per bestemmingsvlak voor de bestemming "Recreatie - 1" is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • e. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4,00 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • h. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte;
  • i. de bedrijfswoning mag aan de voorzijde worden uitgebreid met een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter en/of een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter, waarbij de inhoud van uitbouw of entree niet wordt gerekend tot de inhoud van de bedrijfswoning;
  • j. het aantal trekkershutten mag niet meer bedragen dan 5;
  • k. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 28 m2;
  • l. de goothoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • m. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.
14.2.2 Bijbehorend bouwwerk

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bij een bedrijfswoning mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan de gezamenlijk oppervlakte niet meer dan 70 m2 mag bedragen;
  • b. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5,50 meter bedragen.
14.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 1,30 meter bedragen;
  • b. de hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning ter plaatse van de oprit mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
  • c. de hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • d. de hoogte van perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
  • e. de hoogte van de overige bouwwerken geen gebouw zijn mag niet meer bedragen dan 6,00 meter.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:

  • a. de inpassing in het landschap;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Het gebruik van bedrijfsgebouwen

Voor het gebruik van bedrijfsgebouwen geldt dat:

14.4.2 Het gebruik van bedrijfsgebouwen

Voor het gebruik van bedrijfsgebouwen geldt dat:

  • a. het verkoopvloeroppervlak voor de functie detailhandel niet meer mag bedragen dan 200 m2;
  • b. het bedrijfsvloeroppervlak voor de functie horeca 1, 2 en 3 niet meer mag bedragen dan 200 m2.
14.4.3 Gebruik van de bedrijfswoning

Naast een gebruik van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    • 6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  • b. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    • 1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    • 2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen omwonenden en bedrijven;
    • 3. parkeren plaatsvindt op eigen erf.
14.4.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van toer- en stacaravans voor permanente bewoning;
  • c. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één huishouden.

Artikel 15 Recreatie - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;

met de daarbij behorende

  • b. collectieve voorzieningen;
  • c. individuele voorzieningen;
  • d. horeca 1,2 en 3;
  • e. wegen en paden
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. erven en terreinen;
  • h. groen;
  • i. water;
  • j. kunstwerken, zoals bruggen, duikers damwand e.d;
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van collectieve voorzieningen mag 1 verenigingsgebouw worden gebouwd, waarvan:
    • 1. het oppervlak niet meer mag bedragen dan 150 m2;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,50 meter.
  • b. ten behoeve individuele voorzieningen mogen per volkstuin met een oppervlakte groter dan 100 m2 maximaal 2 gebouwen worden gebouw, waarvan:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak niet meer mag bedragen dan 40 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels;

  • a. ten behoeve van individuele voorzieningen mag per volkstuin 1 opbergkist worden geplaatst, waarvan:
    • 1. het oppervlak niet mee mag bedragen dan 2 m2
    • 2. de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,50;
  • b. de hoogte van perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,50;
  • c. de hoogte van de overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 6,00 meter.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:

  • a. de inpassing in het landschap;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Het gebruik van hoofdgebouwen

Voor het gebruik van hoofdgebouwen geldt dat het bedrijfsvloeroppervlak voor de functie horeca 1,2 en 3 niet meer mag bedragen dan 150 m2;

15.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gebouwen en gronden voor verblijfsrecreatie;

Artikel 16 Recreatie - 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - 3" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;

met de daarbij behorende

  • b. individuele voorzieningen;
  • c. wegen en paden
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. erven en terreinen;
  • f. groen;
  • g. water;
  • h. kunstwerken, zoals bruggen, duikers damwand e.d;
16.2 Bouwregels
16.2.1 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve individuele voorzieningen mogen per volkstuin met een oppervlakte groter dan 100 m2 maximaal 2 gebouwen worden gebouw, waarvan:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak niet meer mag bedragen dan 40 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:

  • a. de inpassing in het landschap;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gebouwen en gronden voor verblijfsrecreatie;

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportterreinen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "manege" uitsluitend een gebruik als manege is toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. horeca 1, 2 en 3;
  • e. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "manege";

met de daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water;
  • i. kunstwerken, zoals bruggen, duikers, dammen, e.d.;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. kunstobjecten.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "manege" mogen gebouwen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het bebouwingspercentage mag ter plaatse van de aanduiding "manege" niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • d. indien op de verbeelding geen bebouwingspercentage staat aangegeven, mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd;
  • e. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6,00 m.;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 9,50 m.;
  • g. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  • h. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
  • i. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • j. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte;
  • k. de bedrijfswoning mag aan de voorzijde worden uitgebreid met een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter en/of een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter, waarbij de inhoud van uitbouw of entree niet wordt gerekend tot de inhoud van de bedrijfswoning.
17.2.2 Bijbehorend bouwwerk

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bij iedere bedrijfswoning mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, waarvan het gezamenlijk oppervlak niet meer dan 70 m2 mag bedragen;
  • b. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5,50 meter.
17.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte voor palen en masten mag niet meer bedragen dan 15,00 meter;
  • b. de bouwhoogte voor ballenvangers mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  • c. de hoogte van erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 1,30 meter bedragen;
  • d. de hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn van de woning ter plaatse van de oprit mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
  • e. de hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte voor terreinafscheidingen niet mag meer bedragen dan 2,00 meter;
  • g. de bouwhoogte voor overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde ter plaatse van de aanduiding "manege" mag niet meer bedragen 6.00 meter.
17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 Gebruik hoofdgebouwen niet zijnde de bedrijfswoning

Voor het gebruik van hoofdgebouwen niet zijnde de bedrijfswoning geldt dat:

  • a. het verkoopvloeroppervlak voor de functie detailhandel ter plaatse van de aanduiding "manage" niet meer mag dan 100 m2;
  • b. het bedrijfsvloeroppervlak voor de functie horeca 1,2 en 3 ter plaatse van de aanduiding "manage" niet meer mag bedragen dan 150 m2;
  • c. het bedrijfsvloeroppervlak voor de functie horeca 1, 2, en 3 op sportterreinen niet meer mag bedragen dan 200 m2 per sportvereniging;
17.3.2 Gebruik van de bedrijfswoning

Naast een gebruik van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    • 6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  • b. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    • 1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    • 2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen omwonenden en bedrijven;
    • 3. parkeren plaatsvindt op eigen erf.
17.3.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van gebouwen en gronden voor verblijfsrecreatie.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. gebouwen ten behoeve van openbare- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken zoals bruggen, duikers, dammen, geluidschermen, viaducten en dergelijke;
  • h. kunstobjecten;
  • i. nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening".
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ten hoogste 3 % van de oppervlakte van de gronden met de bestemming Verkeer mag worden bebouwd;
  • b. de oppervlakte van enig bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening" mag een gebouw worden gebouwd ten behoeve van de nutsvoorziening, waarvan:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 60 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8,00 meter bedragen, uitgezonderd geluidsschermen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 4,00 meter
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 12,00 meter bedragen.

Artikel 19 Verkeer - 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. railverkeer;

met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken geen gebouw zijnde waaronder kunstwerken, zoals bruggen, duikers, dammen, viaducten en dergelijke;
  • d. verhardingen;
  • e. groen;
  • f. water.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen ten behoeve van het railverkeer

Voor het bouwen van gebouwen die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het railverkeer gelden de volgende regels:

  • a. ten hoogste 15 % van de oppervlakte van de gronden met de bestemming "Verkeer - 2" mag ten behoeve van het railverkeer worden bebouwd;
  • b. de oppervlakte van enig gebouw mag niet meer bedragen dan 150 m²;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5,50 meter.
19.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het railverkeer, mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2,50 meter.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. gemalen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "gemaal";
  • c. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wonen";
  • d. ligplaats voor één woonschip, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats";
  • e. bijbehorende bouwwerken;
  • f. groen;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, zoals bruggen, duikers, dammen en dergelijke;
  • h. kunstobjecten;
  • i. tewaterlaatplaatsen ten behoeve van de brandweer.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding "gemaal" mag niet meer bedragen dan 20,00 meter;
  • b. de hoogte van een woonschip mag, gemeten vanaf de waterlijn, niet meer bedragen dan 4,00 meter, masten niet meegerekend;
  • c. de breedte van een woonschip mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  • d. de lengte van een woonschip mag niet bedragen dan 20,00 meter
20.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijhorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen "gemaal" en/of "wonen":
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • c. het gezamenlijk oppervlak van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 70 m2;
  • d. de goothoogte van een vrijstaande bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5,50 meter.
20.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, gerekend vanaf peil, niet meer bedragen dan 8,00 meter
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12,00 meter.
20.3 Specifieke gebruiksregels
20.3.1 Gebruik ten behoeve van de functie wonen

Naast een gebruik van het woonschip en de molen en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    • 6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
20.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een ligplaats voor woonschepen als bedoeld in artikel 1 onder 74 van de begrippen, uitgezonderd daar waar op de verbeelding middels de aanduiding "woonschepenligplaats" een ligplaats voor woonschepen is toegestaan;
  • b. het gebruik van een woonschip ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bed and breakfast accommodatie;
  • d. bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
  • e. bijbehorende bouwwerken uitgesloten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen uitgesloten";
  • f. één bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden ;
  • g. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

met de daarbij behorende:

  • h. erven;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het (her)bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden ge(her)bouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak worden ge(her)bouwd of indien op de verbeelding een bouwvlak staat aangegeven binnen het bouwvlak;
  • c. per bestemmingsvlak mogen niet meer woningen worden ge(her)bouwd dan ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" staat aangegeven en bij de tervisielegging van het bestemmingsplan in het bestemmingsvlak aanwezig zijn;
  • d. de hoofdgebouw dient vrijstaand worden ge(her)bouwd en mag alleen als twee onder één kap woning worden ge(her)bouwd als de woning ten tijde van de tervisielegging van dit bestemmingsplan ook als twee onder één kap woning bestond;
  • e. de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 120 m2 of indien het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan een oppervlakte groter dan 120 m2 had, dat oppervlak;
  • f. de bouwbreedte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10,00 meter of, indien het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan een bouwbreedte groter dan 10,00 meter had, die bouwbreedte;
  • g. de bouwdiepte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12,.00 meter of, indien het hoofdgebouw ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan een bouwdiepte groter dan 12,00 meter had, die bouwdiepte;
  • h. de afstand van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2,00 meter te bedragen of zoveel minder als de woning ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan op een afstand kleiner dan 2,00 meter uit de perceelsgrens stond.
  • i. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  • j. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • k. het hoofdgebouw mag aan de voorzijde worden uitgebreid met een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter en/of een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter, waarbij de uitbouw of entree niet wordt gerekend tot het oppervlak van de woning;
  • l. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen en dergelijke worden niet getoetst aan de goothoogte;
  • m. de dakhelling mag niet minder dan 35 en niet meer dan 75 graden bedragen;
  • n. indien de dakhelling ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan minder dan 35 graden was, mag die dakhelling worden toegepast;
  • o. ondergeschikte delen van de kap mogen plat worden afgedekt;
  • p. het hoofdgebouw mag maximaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn of het denkbeeldig verlengde daarvan worden gebouwd.
21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen ten minste 3,00 meter achter (het verlengde van) de naar de weg toegekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 70 m2;
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen zowel vrijstaand als aangebouwd, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • e. ten aanzien van aangebouwde, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken geldt, dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,50 meter;
    • 2. de goothoogte niet hoger mag zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is;
  • f. ten aanzien van vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt, dat:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,50 meter.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde voorgevelrooilijn van de woning en het denkbeeldig verlengde daarvan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde voorgevelrooilijn en het denkbeeldig verlengde daarvan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden mag niet meer bedragen dan 1.500 m2;
  • c. de hoogte van een omheining van een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
21.2.4 hobby agrarisch bedrijf

Voor het gebruik en (her)bouwen van gebouwen ten behoeve van het hobby agrarisch bedrijf gelden de volgende regels;

  • a. oorspronkelijk aan het agrarisch bedrijf onttrokken bedrijfsgebouwen worden niet gezien als bijgebouwen behorende bij de woning en mogen ten behoeve van de hobby in stand worden gehouden, alsmede herbouwd worden, waarbij de volumes van 2 of meer gebouwen mogen worden samengevoegd;
  • b. bouwwerken met een bouwhoogte lager dan 2,00 meter en kassen zijn van deze regeling uitgesloten.
21.2.5 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. van het bepaalde in lid 21.2.3 onder b voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden of een deel daarvan buiten de bestemming "Wonen" maar wel aansluitend aan de bestemming "Wonen", waarbij burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen verbinden aan de situering en de landschappelijke inpassing van het bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden .
21.3 Specifieke gebruiksregels
21.3.1 Gebruik van de woning

Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    • 6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  • b. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    • 1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    • 2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen omwonenden en bedrijven;
    • 3. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • c. bed en breakfast voor ten hoogste 2 kamers en maximaal 4 slaapplaatsen in de woning en/of in de bijbehorende bouwwerken van de woning voor een oppervlakte van maximaal 50 m2;
21.3.2 Afwijken van het gebruik van de woning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het onder a van dit lid genoemde maximum tot een maximum van 100 m², mits niet meer dan 1/3e van het bruto vloeroppervlak van de woning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt, het woonmilieu en de belangen van derden daardoor niet onevenredig worden geschaad en er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf mogelijk is en gerealiseerd wordt;
  • b. het bepaalde in lid 21.3.1 onder c voor een bed en breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed en breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" is een gebruik van de woning toegestaan voor schoonheidssalon tot een oppervlakte van maximaal 125 m2.
21.3.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden.

Artikel 22 Leiding

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Bestemming

De voor "Leiding" aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

  • a. ondergrondse leidingen voor gas, water, elektriciteit, riool en overige stoffen met een belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud en bescherming van een leiding, waarbij breedte van de belemmeringenstrook wordt bepaald door de bestemmingsgrenzen van de bestemming "Leidingen"

en

  • b. het bouwen bouwwerken ten diensten van de bedoelde leiding(en).
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ingevolge de bestemming "Leiding" gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 4,00 meter;
  • b. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 25,00 m².
22.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
22.2.3 Bouwregels vanwege samenvallende bestemmingen

Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, zijn uitsluitend toelaatbaar indien de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of voor werkzaamheden
22.3.1 Werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is

Het is verboden op of in de in lid 22.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 22.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgaand en/of diep wortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het rooien van diepwortelende beplanting;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
22.3.2 Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in lid 22.3.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. vallen onder normaal beheer en onderhoud;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. verband houden met graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • e. verband houden met de aanleg van de betreffende leiding;
22.3.3 Toetsingscriteria voor vergunningverlening

De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 22.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.

22.3.4 Adviesprocedure

Alvorens over een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en of bouwwerken geen gebouw zijnde met betrekking tot de samenvallende bestemming(en) (lid 22.2.3 ) of een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden (lid 22.3.1 ) te beslissen, winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen en of bouwwerken geen gebouw zijnde (22.2.3) en/of het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden (22.3.1) overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leiding exploitant. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

Artikel 23 Leiding - Hoogspanningsverbinding

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Bestemming

De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een zone ten behoeve van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Bouwwerken geen gebouw zijnde t.b.v hoogspanningsverbindingen

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van hoogspanningsverbindingen gelden de volgende regels;

  • a. de hoogte van hoogspanningsmasten mag niet meer bedragen dan 40,00 meter;
23.2.2 Bouwregels vanwege samenvallende bestemmingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 41.1, van in dit artikel voor het bouwen van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijn de overeenkomstig de bestemming, indien de belangen van de hoogspanningsverbinding daar niet door worden geschaad.

23.2.3 Advies

Voordat wordt besloten omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder(s) van de verbinding over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de verbinding niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, en of van werkzaamheden
23.3.1 Werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is

Het is verboden op of in de in lid 23.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 22.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • b. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het aanbrengen van hoog opgaand en/of diep wortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
23.3.2 Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in lid 23.3.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. vallen onder normaal beheer en onderhoud;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
23.3.3 Toetsingscriteria voor vergunningverlening

De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 23.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover deze niet strijdig zijn met de belangen van de verbinding.

23.3.4 Advies

Alvorens over een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en of bouwwerken geen gebouw zijnde met betrekking tot de samenvallende bestemming(en) (lid 23.2.2) of een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden (lid 23.3.1) te beslissen, winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de verbinding omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden de belangen in verband met de verbinding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1 , behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 24.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/herbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), als het bestaande bruto vloeroppervlak en of de inhoud van het gebouw, gelegen onder peil en tot 1,00 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;
  • b. bouwplannen, waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter;
24.2.2 Geen bouwverbod bij het niet verstoren van archeologische waarden

Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 24.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien uit advies is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

24.2.3 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 24.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.2.4 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 24.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:

  • a. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden dieper dan 0,40 meter;
  • b. (bron)bemaling.
24.3.1 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

Voor zover de in lid 24.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
24.3.2 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

24.3.3 Geen omgevingsvergunning vereist

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.3.1 is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden, die behoren tot het normale gebruik, onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

en

  • c. indien uit het rapport blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige archeologische waarden door de werkzaamheden niet worden verstoord.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1 , behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 25.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/herbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), als het bestaande bruto vloeroppervlak en of de inhoud van het gebouw, gelegen onder peil en tot 1,00 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;
  • b. bouwplannen, waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter;
  • c. bouwplannen kleiner dan 50 m2 en waarvoor dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter.
25.2.2 Geen bouwverbod bij het niet verstoren van archeologische waarden

Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 25.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien uit advies is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

25.2.3 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.2.4 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
25.3.1 Werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 25.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:

  • a. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, voor een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,40 meter;
  • b. (bron)bemaling.
25.3.2 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

Voor zover de in lid 25.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
25.3.3 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

25.3.4 Geen omgevingsvergunning vereist

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.3.1 is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden, die behoren tot het normale gebruik, onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

en

  • c. indien uit het rapport blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige archeologische waarden door de werkzaamheden niet worden verstoord.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 3

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 26.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/herbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), als het bestaande bruto vloeroppervlak en of de inhoud van het gebouw, gelegen onder peil en tot 1,00 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;
  • b. bouwplannen, waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter;
  • c. bouwplannen kleiner dan 500 m2² en waarvoor dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter.
26.2.2 Geen bouwverbod bij het niet verstoren van archeologische waarden

Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 26.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien uit advies is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

26.2.3 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.2.4 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden
26.3.1 Werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 26.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:

  • a. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, voor een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 0,40 meter;
  • b. bemalen.
26.3.2 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

Voor zover de in lid 26.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
26.3.3 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

26.3.4 Geen omgevingsvergunning vereist

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.3.1 is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden, die behoren tot het normale gebruik, onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • c. indien uit het rapport blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige archeologische waarden door de werkzaamheden niet worden verstoord;

Artikel 27 Waarde - Archeologie 4

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 27.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/herbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), als het bestaande bruto vloeroppervlak en of de inhoud van het gebouw, gelegen onder peil en tot 1,00 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;
  • b. bouwplannen, waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter;
  • c. bouwplannen kleiner dan 2500 m2² en waarvoor dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter.
27.2.2 Geen bouwverbod bij het niet verstoren van archeologische waarden

Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 27.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien uit advies is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

27.2.3 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 27.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.2.4 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden
27.3.1 Werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 27.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:

  • a. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, voor een oppervlakte groter dan 2500 m2 en dieper dan 0,40 meter;
  • b. (bron)bemaling.
27.3.2 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

Voor zover de in lid 27.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
27.3.3 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

27.3.4 Geen omgevingsvergunning vereist

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.3.1 is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden, die behoren tot het normale gebruik, onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

en

  • c. indien uit het rapport blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige archeologische waarden door de werkzaamheden niet worden verstoord.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 5

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1 , behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzicht van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).

28.2 Bouwregels
28.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 28.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/herbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), als het bestaande bruto vloeroppervlak en of de inhoud van het gebouw, gelegen onder peil en tot 1,00 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;
  • b. bouwplannen, waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter;
  • c. bouwplannen kleiner dan 10.000 m2 en waarvoor dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter.
28.2.2 Geen bouwverbod bij het niet verstoren van archeologische waarden

Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 28.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

28.2.3 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 28.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;41.1
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
28.2.4 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
28.3.1 Werk geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 28.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:

  • a. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, voor een oppervlakte groter dan 10.000 m2 en dieper dan 0,40 meter;
  • b. (bron)bemaling.
28.3.2 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarde

Voor zover de in lid 28.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
28.3.3 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

28.3.4 Geen omgevingsvergunning vereist

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.3.1 is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden, die behoren tot het normale gebruik, onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • c. indien uit het rapport blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige archeologische waarden door de werkzaamheden niet worden verstoord;

Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1 , behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken, bouwwerken geen gebouw zijnde en verkavelings- en landschapselementen;

29.2 Bouwregels
29.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale en minimale goot- en bouwhoogte is de goot- en bouwhoogte welke ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is / was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
  • b. de maximale breedte van het hoofdgebouw is de breedte van het hoofdgebouw welke ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is / was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
  • c. als voorgevelrooilijn geldt de voorgevelrooilijn welke ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is / was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag, op voorwaarde dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, de voorgevelrooilijn overschreden worden ten behoeve van:
    • 1. goot- en dakoverstekken met een maximale diepte van 0,60 meter;
    • 2. erkers met een maximale diepte van 0,80 meter;
    • 3. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, zonneschermen, overstekende daken en vergelijkbare onderdelen van gebouwen;
  • e. de toegestane dakhelling is de dakhelling welke ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is/was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend.
29.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 29.2.1 onder a en b voor het realiseren van een kleinere of grotere goot- en bouwhoogte en breedte van het hoofdgebouw onder de voorwaarde dat:
    • 1. de bij de regels van de onderliggende bestemming aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en maximale breedte niet wordt overschreden en;
    • 2. het hoofdgebouw wordt vernieuwd of verbouwd waarbij een restauratieve aanpak van de voorgevel en het dak voorop staat;
    • 3. de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van de omgeving niet in onevenredige mate worden aangetast.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
29.3.1 Werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is

Het is verboden op of in de in lid 29.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 29.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande- en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
29.3.2 Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in lid 29.3.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. vallen onder normaal beheer en onderhoud;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
29.3.3 Toetsingscriteria voor het verlenen van de vergunning

De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 29.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de waarde cultuur historie, zoals vastgelegd het rapport "Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)" dat als Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

29.3.4 Adviesprocedure

Alvorens over een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden (lid 29.3.1) te beslissen, winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een deskundige op het gebied van cultuur omtrent de vraag of door de voorgenomen werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden de waarde cultuur, zoals vastgelegd het rapport "Gemeente Heerhugowaard een historisch-geografische inventarisatie (inclusief de karakteristieke bebouwing)" niet onevenredig wordt geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 30 Waarde - Ecologie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde Ecologie" aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1 , naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de op en/of in deze gronden voorkomende ecologische waarden.

Artikel 31 Waarde - Weidevogelleefgebied

31.1 Bestemmingsomschrijving

De als "Waarde - Weidevogelleefgebied" aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het behoud van het weidevogelleefgebied.

31.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 31.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van het weidevogelleefgebied en de andere daar voorkomende bestemmingen.

31.3 Nadere eisen

Het College van burgemeester en wethouders is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het weidevogelleefgebied

31.4 Specifieke gebruiksregels

Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt een dusdanig gebruik van de in lid 1 van dit artikel genoemde gronden dat leidt tot een significante verstoring van aanwezige weidevogels.

31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het College van Burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
  • het vellen van bomen of opruimen van houtwallen;
  • het bebossen en beplanten van gronden;
  • het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
  • het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • het verlagen, afgraven, scheuren, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
  • het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.

Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:

  • het normale onderhoud van paden, water en groenvoorzieningen;
  • werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, sprake zou zijn van een onevenredige aantasting van het leefgebied van weidevogels. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de betreffende werkzaamheden voor het leefgebied van de weidevogels heeft plaatsgevonden. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van het leefgebied van weidevogels de volgende voorschriften worden verbonden:

  • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bescherming van het leefgebied van de weidevogels zoveel mogelijk wordt gewaarborgd;
  • de verplichting de activiteit die tot een mogelijke verstoring van het leefgebied van weidevogels leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van flora en fauna, die voldoet aan door het College van burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties

Artikel 32 Waterstaat - Waterkering

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor primaire en secundaire waterkering.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 32.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd.

32.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.2.1 van in dit artikel voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde overeenkomstig de bestemming, indien de belangen van de waterkering daar niet onevenredig door worden geschaad.

32.2.3 Advies

Voordat wordt besloten omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder(s) van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
32.3.1 Werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 32.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 32.1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande- en/of diepwortelende beplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage);
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van verhardingen;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
32.3.2 Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in lid 32.3.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. vallen onder normaal beheer en onderhoud;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
32.3.3 Toetsingscriteria voor vergunningverlening

De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 32.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering.

32.3.4 Advies

Voordat wordt besloten omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder(s) van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen uitvoering werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden de belangen van de waterkering niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 33 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 34 Veiligheidszone

34.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone" met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1, zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd als veiligheidszone ter bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met gasontvangstations en een opslagtank voor propaan op het perceel Westerweg 44c.

34.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
34.2.1 Werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande- en/of diepwortelende beplanting;
  • b. het rooien van diepwortelende beplanting;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage);
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van verhardingen;
  • g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
34.2.2 Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in lid is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. vallen onder normaal beheer en onderhoud;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
34.2.3 Toetsingscriteria voor vergunningverlening

De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de veiligheidszone.

34.2.4 Advies

Voordat wordt besloten omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders advies in van een deskundige over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het veiligheidsbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

34.3 Specifieke gebruiksregel

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik van gronden en gebouwen voor kwetsbare of beperkt kwetsbare functies als bedoeld in het Bevi en het Revi , zoals die luiden op de dag van tervisielegging van dit bestemmingsplan.
  • b. het verplaatsen van de opslagtank voor propaan.

Artikel 35 Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding

35.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - hoogspanningsverbinding " zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd als veiligheidszone ter bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een hoogspanningsverbinding, waarvan het magnetisch veld (magnetische fluxdichtheid) op de aanduidingsgrens geen grotere sterkte mag hebben dan 0,4 micro Tesla.

Artikel 36 Veiligheidszone - lpg

36.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd als veiligheidszone ter bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een verkooppunt voor lpg.

36.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
36.2.1 Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in lid is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. vallen onder normaal beheer en onderhoud;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
36.2.2 Werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande- en/of diepwortelende beplanting;
  • b. het rooien van diepwortelende beplanting;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage);
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van verhardingen;
  • g. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
36.2.3 Toetsingscriteria voor vergunningverlening

De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de veiligheidszone.

36.2.4 Advies

Voordat wordt besloten omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, winnen burgemeester en wethouders advies in van een deskundige over de vraag of door de voorgenomen activiteiten het veiligheidsbelang niet wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

36.3 Specifieke gebruiks- en verbodsregels
36.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik van gronden en gebouwen voor kwetsbare of beperkt kwetsbare functies als bedoeld in het Bevi en het Revi , zoals die luiden op de dag van tervisielegging van dit bestemmingsplan.
36.3.2 Verbod

Het is verboden het reservoir voor lpg, het vulpunt voor lpg en afleveringszuilen voor lpg, zoals die op de verbeelding zijn vastgelegd door het middelpunt van de veiligheidszones - lpg:, te verplaatsen.

Artikel 37 Vrijwaringszone - molenbiotoop

37.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1, zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de belevingswaarde en het functioneren van de molen.

37.2 Bouwregels
37.2.1 Bouwregels binnen de molenbiotoop

In afwijking van het bepaalde bij de in de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" voorkomende bestemmingen gelden binnen deze zone de volgende regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken:

  • a. binnen een straal van 100 meter van het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht hoger dan de onderkant van de wiek in verticale stand;
  • b. binnen een straal van 100 tot 350 meter van het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht hoger dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderkant van de wiek in verticale stand;
  • c. indien de toegestane hoogte op grond van de bestemming lager is dan de hoogte die op grond van de molenbiotoop mogelijk is, geldt de hoogte van de bestemming;
  • d. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder a en b, indien:

1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;

2. toepassing van de in dit lid onder a en b bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;

Artikel 38 Vrijwaringszone - straalpad

38.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - straalpad" met in achtneming van het bepaalde in artikel 41.1, geldt dat die gronden, naast de andere aangewezen bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van het straalpad.

38.2 Bouwregels
38.2.1 Bouwregels binnen het straalpad

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - straalpad' geldt dat indien op grond van de onderliggende bestemming(en) een grotere bouwhoogte is toegestaan, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, op die gronden niet meer mag bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven, tenzij uit overleg met de straalpad- beheerder blijkt dat tegen een grotere hoogte dan op de verbeelding staat aangegeven, uit hoofde van de straalverbinding geen bezwaar bestaat.

Artikel 39 Afwijkingsregels

39.1 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van de bouwregels en toestaan dat:

  • a. de bij recht op de plankaart en/of in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages worden vergroot;
  • b. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meet verschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  • d. de hoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  • e. de maximale (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. de oppervlakte van de plaatselijke verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;
    • 2. de hoogte van de plaatselijke verhoging niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

en afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van:

  • f. utilitaire bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, waarvan:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 3,00 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 5,50 meter mag bedragen;
    • 3. de oppervlakte niet meer dan 25 m2 mag bedragen.
39.2 Afwijkingsregels Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen afwijken van het bepaalde in de artikelen 3 lid 3.2.3 onder a, 4 lid 4.2.3 onder a, 5 lid 5.2.3 onder a, 7 lid 7.2.2 onder a, 12 lid 12.2.2 onder c, 14 lid 14.2.2 onder a, 17 lid 17.2.2 onder a, en 21 lid 21.2.2 onder c voor het bouwen van tijdelijke woonruimte voor mantelzorg onder de voorwaarde dat;

  • a. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische-, psychische-en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de aanvrager in staat is om die zorg langdurig te leveren;
  • b. het totale oppervlak van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2, met dien verstande dat bij de bestemming "Wonen" het gezamenlijk bebouw oppervlak voor bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 % van de gronden als bedoeld in artikel 19 lid 21.2.2 onder a en b tot een maximum van 100 m2;
  • c. door de bouw van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en bedrijven;
  • d. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • e. er geen extra ontsluiting op de openbare weg nodig is;
  • f. bij de aanvraag voor de afwijking een bouwkundig rapport overlegt waarin een overzicht wordt gegeven van:
    • 1. de bestaande bouwkundige- en gebruikssituatie;
    • 2. de te treffen voorzieningen;
    • 3. de nieuwe inrichtingssituatie;
  • g. de voor mantelzorg gerealiseerde vrijstaande bijbehorende bouwwerken, na het beëindigen van de mantelzorgsituatie, niet gebruikt worden voor zelfstandige bewoning.
39.3 Afwijkingsregels trekkershutten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen afwijken van het bepaalde in de artikelen 3 lid 3.2.5 en 5 lid 5.2.5 voor het bouwen van trekkershutten onder de volgende voorwaarden;

  • a. het aantal trekkershutten mag niet meer bedragen dan 5;
  • b. de trekkershutten dienen gesitueerd te zijn in de directe omgeving van specifieke plaatsen, zoals cultuurhistorische- of landschappelijke plaatsen en knooppunten in wandel of fietsroutes en aan te sluiten bij bestaande bebouwing;
  • c. de aanvraag dient vergezeld te gaan van een beeldkwaliteitsplan;
  • d. de goothoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • f. de oppervlakte van een van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 28 m2.

Artikel 40 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de (dubbel)bestemming(en):

  • a. "Agrarisch" wijzigen ten behoeve van het op de verbeelding aangeven van een nieuw agrarisch bouwperceel onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de toekenning van het bouwperceel kan uitsluitend plaatsvinden langs de Middenweg,de Veenhuizerweg en de noordzijde van de Rustenburgerweg;
    • 2. het bouwperceel kan uitsluitend worden toegekend aan een volwaardig- of een reëel agrarisch bedrijf, niet zijnde een dierenhouderijbedrijf, waarbij het areaal en de productie van het bedrijf buiten Heerhugowaard niet mag worden meegerekend voor het bepalen van de omvang van het bedrijf;
    • 3. het oppervlak van het bouwperceel mag langs de Middenweg en de Veenhuizerweg niet meer dan 2 hectare en langs de noordzijde van de Rustenburgerweg niet meer dan 1,5 hectare bedragen;
    • 4. de regels van artikel 3.1 t/m 3.3.4 zijn overeenkomstig van toepassing.
  • b. "Agrarisch" of "Agrarisch met waarden" wijzigen voor het van vorm veranderen en/of vergroten van een agrarisch bouwperceel, indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf, waarbij:
    • 1. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel na vergroting voor het open middengebied en de Veenhuizerpolder niet meer dan 2 hectare en voor de overige gebieden niet meer dat 1,5 hectare mag bedragen;

en

    • 1. het areaal en de productie van het bedrijf buiten Heerhugowaard meetellen voor het bepalen van de omvang van het bedrijf;
    • 2. voor het van vorm veranderen en/of vergroten van een agrarisch bouwperceel de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering van het volwaardig agrarisch bedrijf door een rapport van een agrarisch deskundige wordt onderbouwd;
    • 3. het bepaalde in artikel 3.1 t/m 3.3.4 is overeenkomstig van toepassing
  • c. "Agrarisch", "Agrarisch met waarden" op grond van de provinciale regeling ruimte voor ruimte wijzigen in de bestemming "Wonen" voor één of meer woningen onder de voorwaarden dat;
    • 1. in geval van een Agrarische bestemming uit onderzoek blijkt dat naar objectieve maatstaven een zinvol gebruik ter plaatse overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is;
    • 2. er geen dringende redenen zijn die zich tegen de bestemming "Wonen" verzetten;
    • 3. uit een te overleggen beeldkwaliteitsplan blijkt dat beëindiging van de functies en sloop van de bebouwing ter plaatse leidt tot een verbetering van het landschap en dat het bebouwde oppervlak verminderd door een netto afname van de bebouwing;
    • 4. de compensatie vanuit het ruimte voor ruimte beleid plaats dient te vinden in of aansluitend aan het bestaand bebouwd gebied en compensatie op de te saneren locatie is alleen toegestaan, indien gebleken is dat compensatie in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied niet mogelijk is en uit een deskundigenrapport blijkt dat de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende agrarische bedrijven niet wordt belemmerd;
    • 5. uit een te overleggen exploitatieopzet blijkt dat niet meer woningen worden toegestaan dan om beëindiging van de functies en sloop van de onderhavige bebouwing te compenseren;
    • 6. met de bouw van de woning(en) eerst mag worden begonnen, nadat de functies zijn beëindigd en de onderhavige bebouwing is gesloopt;

Burgemeester en wethouders winnen ten aanzien van de punten onder c 1 en 2 van dit artikel advies in van een onafhankelijk deskundige en verbinden aan de wijziging regels met betrekking tot de situering, het bouwen en het gebruik;

  • d. "Agrarisch", "Agrarisch met waarden" voor bestaande agrarische bedrijfsbebouwing binnen het agrarisch bouwperceel wijzigen in de bestemming "Bedrijf" indien uit onderzoek blijkt dat naar objectieve maatstaven een zinvol gebruik ter plaatse overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de bestemming "Bedrijf" verzetten. Burgemeester en wethouders winnen ten aanzien van de aspecten "een zinvol gebruik overeenkomstig de bestemming" en "dringende redenen" advies in van een onafhankelijk deskundige;
  • e. "Agrarisch - 1" wijzigen voor het opleggen of verwijderen van de dubbelbestemming "Leidingen - Gas" ten behoeve van leidingen voor het transport van CO2 en warmte; Burgemeester en wethouders verbinden regels aan de wijziging met betrekking tot de aanleg en de instandhouding van de leiding;
  • f. "Bedrijf" wijzigen in de bestemming "Agrarisch" of "Agrarisch met waarden" ten behoeve van het op de verbeelding aangeven van een agrarisch bouwperceel voor akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijven onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het bouwperceel kan uitsluitend worden toegekend aan een volwaardig - of een reëel agrarisch bedrijf, waarbij het areaal en de productie van het bedrijf buiten Heerhugowaard wordt meegerekend voor het bepalen van de omvang van het bedrijf;
    • 2. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel na vergroting voor het open middengebied niet meer dan 2 hectare en voor de overige gebieden niet meer dat 1,5 hectare mag bedragen;
    • 3. het bepaalde in artikel 3.1 t/m 3.3.4 is overeenkomstig van toepassing;
  • g. "Agrarisch" en "Agrarisch met waarde" wijzigen in de bestemming "Natuur", waarbij de regels van artikel 12 overeenkomstig van toepassing zijn;
  • h. "Agrarisch", "Agrarisch - 1" en "Agrarisch met waarden" voor bestaande agrarische bedrijfsbebouwing en woningen binnen het agrarisch bouwperceel wijzigen in de bestemmingen "Bedrijf" en "Wonen" onder de voorwaarde dat:
    • 1. uit een deskundige rapport blijkt dat een zinvol gebruik overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is;
    • 2. uit een deskundige rapport blijkt dat de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
    • 3. er geen sprake is van een aantoonbare onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke-, natuurlijke-, cultuurhistorische-, bodem- waterhuishoudkundige- en milieuhygiënische waarden;
    • 4. het woon- en leefmilieu van de in de omgeving aanwezige woningen wordt geborgd;

en

    • 1. waarbij de regels van artikel 6 "Bedrijf" en artikel 19 "Wonen" overeenkomstig van toepassing zijn;
  • i. "Wonen" wijzigen voor het opleggen van een aanduiding prostitutie- en of seksinrichting, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal prostitutie- en/of seksinrichtingen mag voor het hele grondgebied van de gemeente Heerhugowaard niet meer bedragen dan 2;
    • 2. prostitutie- en of seksinrichting mogen zich niet vestigen binnen een straal 250 meter van woonwijken of andere woningen, scholen en andere op kinderen gerichte voorzieningen en kerken;
    • 3. het oppervlak van een prostitutie- en of seksinrichting mag niet meer bedragen dan 250 m2;
    • 4. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid te zijn;
    • 5. de uitstraling van de prostitutie- en/of seksinrichting mag geen onevenredige afbreuk doen aan de omgeving;
    • 6. het gebruik van een gebouw als prostitutie- en/of seksinrichting mag de gebruiksmogelijkheden van de overige in het pand aanwezige functies, dan wel de gebruiksmogelijkheden van de in de directe nabijheid van de inrichting gelegen panden niet nadelig beïnvloeden.
  • j. "Agrarisch", "Agrarisch - 1" en "Agrarisch met waarden" wijzigen voor het opleggen van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning" in samenhang met het opnemen van een aanduiding bedrijfswoning uitgesloten voor overige gronden binnen het agrarisch bouwvlak, onder de voorwaarde dat:
    • 1. het agrarisch bedrijf gehandhaafd blijft;
    • 2. de aanduiding uitsluitend ter plaatse van de voormalige bedrijfswoning wordt gelegd;
    • 3. uit een deskundige rapport blijkt dat de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt, en waarbij de inhoud van woning niet meer mag bedragen dan de inhoud van de woning op het moment van het wijzigingsbesluit;het beheer en toezicht gewaarborgd is;
  • k. "Agrarisch", "Agrarisch - 1" en "Agrarische met waarden" voor bestaande agrarische bedrijfsbebouwing binnen het agrarisch bouwperceel te wijzigen in de bestemming horeca 5 ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten in aan het agrarisch gebruik onttrokken agrarische bedrijfsgebouwen, onder de voorwaarde dat:
    • 1. uit een deskundige rapport blijkt dat een zinvol gebruik overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is;
    • 2. uit een deskundige rapport blijkt dat de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
    • 3. er geen sprake is van een aantoonbare onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke-, natuurlijke-, cultuurhistorische-, bodem- waterhuishoudkundige- en milieuhygiënische waarden;
    • 4. het aantal te huisvesten personen niet meer bedraagt dan 40;
    • 5. er een recreatieruimte, woonkamer en keuken aanwezig is;
    • 6. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf aanwezig is;
    • 7. het beheer en toezicht gewaarborgd is;
  • l. "Wonen" wijzigen voor het toestaan van meer huishoudens in aan het agrarisch gebruik onttrokken en voor wonen bestemde stolpen, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de hoofdvorm en het karakter van de stolp behouden blijft;
    • 2. uit een te overleggen beeldkwaliteitsplan blijkt dat de stolp, erf en erfbebouwing zich als één geheel blijft manifesteren;
    • 3. de erfontsluiting via één toegang plaatsvindt;
    • 4. authentieke details behouden blijven;
    • 5. uit een te overleggen beeldkwaliteitsplan blijkt dat de erfbebouwing, zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving, zorgvuldig kan worden ingepast;
    • 6. indien van toepassing uit een deskundige rapport blijkt dat de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
  • m. "Waarde - Cultuurhistorie" verwijderen bij één of meerdere bestemmingsvlakken of adressen als:
    • 1. de cultuurhistorische, bouwhistorische en/of beeldbepalende elementen niet langer aanwezig zijn in de bouwwerken en deze niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het bouwwerk kunnen worden hersteld;
    • 2. de cultuurhistorische, bouwtechnische en/of beeldbepalende elementen welke aanwezig zijn in de bouwwerken redelijkerwijs niet langer geheel of gedeeltelijk te handhaven zijn in relatie tot de functie die het bouwwerk moet of uitsluitend nog kan vervullen;
  • n. "Waarde - Cultuurhistorie" opleggen, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door gewijzigde inzichten, een bouwwerk welke gelegen is op gronden waarop de dubbelbestemming "Waarde - cultuurhistorie" niet van toepassing is, cultuurhistorische en/of beeldbepalende waarde krijgt.

De wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast indien dat tot gevolg heeft daardoor meer dan 800 m2 aan bebouwing en/of gesloten verharding kan worden gerealiseerd en de aanvrager geen document van de waterbeheerder kan overleggen, waaruit blijkt dat, in het kader van de watertoets, het door de beheerder te bepalen voldoende oppervlak of volume aan waterberging ten hoeve van de waterhuishouding wordt gerealiseerd.

Artikel 41 Overige regels

41.1 Voorrangsregeling

Voor zover de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:

a. in de eerste plaats de regels in artikel 32 "Waterstaat - Waterkering":

b. in de tweede plaats de regels in artikel 22 "Leiding";

c. in de derde plaats de regels in artikel 36 "Veiligheidszone - lpg";

d. in de vierde plaats de regels in artikel 34 "Veiligheidszone- bevi";

e. in de vijfde plaats de regels in artikel 23 "Hoogspanningsverbinding"

f. in de zesde plaats de regels in artikel 31 "Waarde - Weidevogelleefgebied";

g. in de zevende plaats de regels in artikel 30 " Waarde - Ecologie"

h. in de achtste plaats de regels in artikel 24 t/m 28 "Waarde - Archeologie 1", "Waarde - Archeologie 2", "Waarde - Archeologie 3", "Waarde - Archeologie 4" en "Waarde - Archeologie 5";

i. in de negende plaats de regels in artikel 29 "Waarde - Cultuurhistorie";

j. in de tiende plaats de regels in artikel 38 "Vrijwaringszone - straalpad";

l. in de elfde plaats de regels in artikel 37 "Vrijwaringszone - molenbiotoop";

m. in de twaalfde plaats de regels in artikel 35 "Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding"

n. in de dertiende plaats de regels in de medebestemming.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken
42.1.1 Bouwregels

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • c. voor zover er sprake is van een overmaat aan bijbehorende bouwwerken op de bestemming "Wonen": voor 70% van de oppervlakte van die gebouwen, desnoods op een andere plaats op het perceel, worden herbouwd, waarbij de oppervlakte van meerdere bouwwerken, uitgezonderd bouwwerken lager dan 1,75 en kassen, mag worden samengevoegd en waarbij de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken, zoals die gelden voor de bestemming "Wonen", uitgezonderd de regels die betrekking hebben op de oppervlakte, overeenkomstig van toepassing zijn.
42.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

42.1.3 Illegale bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar gebouwd zijn zonder vergunning en strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

42.2 Overgangsrecht gebruik
42.2.1 Voortzetten van strijdig gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

42.2.2 Veranderen van strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot.

42.2.3 Hervatten van strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

42.2.4 Illegaal gebruik

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 43 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2014” van de gemeente Heerhugowaard.