direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein - 2
Plan: Houtwegen, Waterwegen en Westertuinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.BPhoutwegen2012-VA01

Artikel 6 Bedrijventerrein - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen tot en met categorie 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. webshops;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkend bedrijf', tevens een kunststofverwerkend bedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verf, lak en vernisfabrieken', tevens verf, lak en vernisfabrieken;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showroom', tevens een showroom met bijbehorende kantoren;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf', tevens een gemeentewerf.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer', tevens perifere detailhandel;
  • i. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, erven en laad- en losvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij het gebouw op de erfgrens wordt gebouwd;
  • e. de onderlinge afstand tussen de gebouwen op een bouwperceel mag niet minder dan 1 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een nutsvoorziening mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.2.2 Bedrijfswoning
  • a. de bedrijfswoning, aanbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. per aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.2, onder c, om een extra bouwlaag toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van de extra bouwlaag niet meer dan 3 m bedraagt;
  • b. de extra bouwlaag plat wordt afgedekt;
  • c. de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:
    • 1. de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;
    • 2. de privacy;
    • 3. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld en de samenhang van gootlijn en bouwhoogte.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik en/ of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. detailhandelsbedrijven, behoudens ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
  • b. kantoren, behoudens de bij de showroom behorende kantoren ter plaatse van de aanduiding 'showroom';
  • c. horecabedrijven en daarmee gelijk te stellen bedrijven;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • e. risicovolle inrichtingen;
  • f. seksinrichtingen;
  • g. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • h. grow-, smart- en coffeeshops;
  • i. dienstverlening.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Bedrijfscategorie

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.1:

  • a. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in 6.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in 6.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met dien verstande dat:

  • 1. onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de bepalingen van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten;
  • 2. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • 4. risicovolle inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.
6.5.2 Kantoren

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 en 6.4 om kantoren toe te laten, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m²;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er wordt voldaan aan de regels voor parkeren, laden en lossen, in- en uitritten en fietsparkeren, zoals genoemd in lid 26.2 tot en met 26.5.
6.5.3 Perifere detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 en 6.4 om perifere detailhandel toe te laten, met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de primaire functie van de omliggende gronden als bedrijventerrein;
  • c. het bedrijf een verkoopvloeroppervlak heeft van minimaal 1.000 m2;
  • d. er wordt voldaan aan de regels voor parkeren, laden en lossen, in- en uitritten en fietsparkeren, zoals genoemd in lid 26.2 tot en met 26.5.
6.5.4 Detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 onder a tot en met e om detailhandel toe te laten als ondergeschikte functie bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 20% van de vloeroppervlakte van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 100 m²;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er wordt voldaan aan de regels voor parkeren, laden en lossen, in- en uitritten en fietsparkeren, zoals genoemd in lid 26.2 tot en met 26.5.
6.5.5 Dienstverlening

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 en 6.4 om dienstverlening toe te laten als ondergeschikte functie bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. er wordt voldaan aan de regels voor parkeren, laden en lossen, in- en uitritten en fietsparkeren, zoals genoemd in lid 26.2 tot en met 26.5.
6.5.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

De in lid 6.5.1 tot en met 6.5.5 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.