direct naar inhoud van Artikel 26 Overige regels
Plan: Houtwegen, Waterwegen en Westertuinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.BPhoutwegen2012-VA01

Artikel 26 Overige regels

26.1 Werking wettelijke regelingen

Waar in dit plan verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

26.2 Parkeren
  • a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 17 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:
    Functie   oprichting/vergroting/verandering  
    Wonen     
    Zorgeenheid/kamerverhuur   0,6 (incl. bezoeknorm 0,3)  
    Seniorenwoning   1,0 (incl. bezoeknorm 0,3)  
    Woningen:    
    - Woning < 80 m2   1,6 (incl. bezoeknorm 0,3)  
    - Woning 80-110 m2   1,8 (incl. bezoeknorm 0,3)  
    - Woning > 110 m2   2,0 (incl. bezoeknorm 0,3)  
    Bedrijven en kantoren per 100 m2 bvo    
    Loods/opslag   0,9  
    Industrie, bouw en transport   1,5  
    Bedrijfsverzamelgebouw   1,4  
    Garage/servicestation   3,2  
    Autoshowroom   1,0  
    Laboratorium (3 à 4 arbeidsplaatsen/100 m2)   2,8  
    Kantoorfuncties   2,0  
    Horeca per 100 m2 bvo    
    Cafe, bar   6,0  
    Restaurants   13,0  
    Discotheek   6,0  
    Hotel   1,3 per kamer  
    Winkels en detailhandel per 100 m2 bvo    
    Winkels, detailhandel   4,0  
    Supermarkt   4,0  
    Wijkverzorgend winkelcentrum > 2500 m2   3,0  
    Buurtverzorgend winkelcentrum < 2500 m2   2,5  
    Doe-het-zelf, bouwmarkt, tuincentrum   2,5  
    Showroom (meubels, keukens etc..)   1,5  
    Onderwijs     
    Kinderdagverblijf   0,8 per arbeidsplaats excl halen/brengen  
    Basisonderwijs   1,0 per leslokaal excl halen/brengen  
    Voortgezet onderwijs   1,0 per leslokaal incl halen/brengen  
    Hoger onderwijs (MBO/HBO)   5,0 per leslokaal incl halen/brengen  
    Halen/brengen   0,0833 x aantal leerlingen (25% leerlingen
    per auto, bezettingsgraad 1,5,
    ongelijktijdigheidsfactor 0,5)  
    Sociaal Cultureel en Zorg per 100 m2 bvo    
    Museum, bibliotheek   1,0  
    Schouwburg, theater, concertzaal   3,0  
    Arts, maatschap, therapeut   2,0 per behandelkamer  
    Overig sociaal-medisch   0,6  
    Sport en recreatie per 100 m2 bvo    
    Gymnastieklokaal   2,5  
    Sportschool/-studio   3,5  
    Sporthal   2,7  
    Squashbaan   1,5 per baan  
    Tennisbaan   3,0 per baan  
    Sportveld   18,0 per hectare + 0,2 per zitplaats  
    Speel- en ligweide   0,25 per bezoeker  
    Zwembad   9,0 per 100 m2 bassin + 0,45 per arb.pl  
    Manege   0,5 per box  
    Bowlingbaan, biljartzaal   2,0 per baan/tafel  
  • b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens lid 26.2 onder a, worden deten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde,of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
  • c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten vanbestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvangte worden gecompenseerd;
  • d. bij de eindberekening dient het aantal parkeerplaatsen naar boven te worden afgerondop hele parkeerplaatsen;
  • e. voor niet onder lid 26.2 onder a genoemde functies geldt de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, biz. 15 tot en met 23. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'; vervolgens dient uitgegaan te worden van de maximum waarde in de kolom;
  • f. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 onder a indien:
    • 1. het gebruik niet wijzigt en;
    • 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m2 brutovloeroppervlakte dan wel 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien dit meer is dan 100 m2 en;
    • 3. is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt;
  • g. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien; dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeerdruk, waarbij als redelijke afstand 100 meter vanaf de toegang van de bebouwing wordt gehanteerd;
  • h. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 onder a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge lid 26.2 onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
  • i. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid lid 26.2 , indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in de parkeerkencijfers CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, biz. 15 tot en met 23, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en de van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
  • j. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 26.2 onder a indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte;
  • k. voor parkeren bij woningen op eigen terrein worden berekeningsaantallen gehanteerdzoals aangegeven in "Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
  • l. wanneer bij de berekening van de parkeerbehoefte gebruik wordt gemaakt van balansparkeren, worden de aanwezigheidspercentages gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
  • m. bij publieke voorzieningen zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen algemene gehandicapten parkeerplaatsen zijn. Deze parkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen, op een afstand van maximaal 100 meter;
  • n. bij openbare parkeerterreinen moet per 50 gewone parkeerplaatsen één voor mindervaliden aangepaste parkeerplaats zijn, dit aantal wordt naar boven afgerond;
  • o. het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlaktematen van lid 26.2 onder a en onder e, indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte;
  • p. het bevoegd gezak kan afwijken van de publicatienummer van de Parkeerkencijfers van het CROW (zoals genoemd in lid 26.2 onder e, i, k en I, indien hiervan een nieuwe vervangende editie is verschenen.
26.3 Laden en lossen
  • a. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein;
  • b. De verplichting tot het hebben van een ruimte voor laden of lossen volgens lid 26.3 onder a, is niet van toepassing indien ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor het gebouw met het dan geldende gebruik geen laad- of losruimte op eigen terrein aanwezig was;
  • c. Het is niet toegestaan op eigen perceel laad- en losruimte aan te leggen voor de (doorgetrokken) voorgevellijn. Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning hiervan afwijken indien geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid.
  • d. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.3 onder a indien:
    • 1. het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van laden en lossen en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in laad en losmogelijkheden is of kan worden voorzien; dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeerdruk en;
    • 2. derden hierdoor geen onevenredige hinder ondervinden.
26.4 In- en uitritten
  • a. Indien op een perceel parkeervoorzieningen, als bedoeld in lid ,26.2 dan wel laad- en losmogelijkheden, als bedoeld in lid ,26.3 zijn aangebracht, dient het betreffende perceel te worden voorzien van een in-/uitrit naar de openbare weg;
  • b. De aanleg en de aanwezigheid van een uitweg mogen in fysiek opzicht niet tot een verslechtering van de bestaande verkeerssituatie leiden dan wel voor beheertechnische problemen zorgen;
  • c. Door de aanleg en het gebruik van de uitweg mag het veilig en doelmatig gebruik van de weg niet in het geding mag komen;
  • d. Het is niet toegestaan meerdere in- en/of uitritten te hebben t.b.v. de onder a genoemde parkeervoorzieningen of laad- en losmogelijkheden. Het bevoegd gezag gezag kan bij de omgevingsvergunning hiervan afwijken indien geen afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. de verkeersveiligheid;
  • e. de bruikbaarheid, en het doelmatig gebruik van de weg;
  • f. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en erven.
  • h. het is niet toegestaan een in-/uitrit te hebben t.b.v. de onder a genoemde parkeervoorzieningen of laad- en losmogelijkheden, indien hierdoor bestaande groenvoorzieningen onevenredig worden aangetast.
26.5 Fietsparkeren
  • a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 17 dient bij de
    • 1. de oprichting van een nieuw gebouw – niet zijnde een woning of woongebouw;
    • 2. de vergroting van een bestaand gebouw – niet zijnde een woning of woongebouw; en/of
    • 3. de verandering in functie van een gebouw – niet zijnde een woning of woongebouw;

in het gebouw of op het daartoe behorende terrein te worden voorzien in voldoende fietsparkeerplaatsen, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt. Voor de bepaling hiervan dient gebruik te worden gemaakt van het overzicht fietsparkeerkencijfers zoals opgenomen in de “Leidraad fietsparkeren”publicatie 291, CROW december 2010, 1e druk, blz.39 tot en met blz.42.

  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de fietsparkeerkencijfers van lid 26.5 onder a indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de fietsparkeerbehoefte;
  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het publicatienummer van de “Leidraad fietsparkeren” van het CROW (zoals genoemd in lid 26.5 onder a, indien hiervan een nieuwe vervangende editie is verschenen).