direct naar inhoud van Artikel 3 Groen
Plan: Woongebied SpaarneBuiten 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0393.SB2012-VG01

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. verblijfsgebied.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mag uitsluitend ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan ter ondersteuning van de recreatieve functie van de groenvoorziening.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum aantal gebouwen binnen de bestemming: 2;
  • a. maximum bouwhoogte: 4 meter;
  • b. maximum gezamenlijk bruto vloeroppervlak: 30 m. ²
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bebouwingspercentage: 2%;
  • b. maximum bouwhoogte: 10 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Groenvoorzieningen

Voor groenvoorzieningen geld de volgende bepaling:

  • a. minimaal 75% van een bestemmingsvlak dient als groenvoorziening te worden uitgevoerd.

3.4 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
  • a. Het is ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het aanleggen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
    • 2. het planten van bomen en diepwortelende beplanting;
    • 3. het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
    • 4. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    • 5. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. het normale onderhoud van paden, water en groenvoorzieningen;
    • 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, sprake zou zijn van een onevenredige aantasting van de aangebrachte bodembescherming.
  • d. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de betreffende werkzaamheden voor bodembescherming heeft plaatsgevonden.
  • e. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van de bodembescherming de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bodembescherming zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.