Plan: | Indischebuurt Noord |
---|---|
Plannummer: | BP5080004 |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0392.BP5080004-0003 |
De Indischebuurt Noord bestaat grotendeels uit afwisselend noord-zuid en oost-west gelegen, vaak vrij smalle straten. Kenmerkend daarin zijn de hier en daar voorkomende kleine pleintjes in de vorm van een plaatselijke verbreding van de straat. Binnen het stratenpatroon is de bebouwing vrij consequent geordend op basis van het principe van het gesloten bouwblok.
De bouwblokdiepte tussen de wegassen bedraagt veelal 50 a 60 meter; in deze maat is de kaveldiepte beperkt tot 15 a 20 meter. De woningen zijn over het algemeen vrij klein.
De Rijksstraatweg – in feite de vroegere Schoterweg – en de Jan Gijzenvaart zijn samen met de op korte afstand aanwezige rivier het Spaarne de bepalende factoren voor dit gebied.
Het noordelijk deel van de Indischebuurt heeft nog altijd voor een belangrijk deel de oorspronkelijke opzet met een geheel eigen karakter weten te handhaven: een ensemble van gesloten woonblokken van twee lagen met een plat dak, omsloten door woonblokken of woningrijen van twee lagen met een kap, waarbij de hoekoplossingen in een aantal gevallen bijzonder zijn uitgewerkt.
In het zuidelijk deel van de Indischebuurt zijn de complexen van woningen vrijwel altijd geclusterd in gesloten bouwblokken. Hoekoplossingen werden daarbij soms zorgvuldig uitgewerkt met bijzondere accenten. Een enkele maal werden pleintjes gevormd door de rooilijn iets terug te laten springen, zoals in de Oosterstraat en de Bantamstraat. De terugwijkende rooilijn werd ook gebruikt om hoeken meer ruimte te geven, bijv. de hoeken van de Archipelstraat en de Spaarnhovenstraat met de Timorstraat. Ook werd dit middel ingezet om meer ruimte te creëren bij de kop van een straat, zoals waar de Oosterstraat uitkomt in de Archipelstraat en tegenover het uiteinde van de Cheribonstraat in de Padangstraat. Dat spelen met de rooilijn was binnen het gegeven van de relatief smalle straten zeker effectief. Bovendien wordt door inspringingen in de architectuur dat gegeven nog meer benadrukt. Dit geeft aan de openbare ruimte een kwaliteit die het gemis aan groen moet compenseren. De voortuinen ontbreken over het algemeen en is er verder van oorsprong ook geen enkele groenvoorziening in de buurt. Slechts twee kleinere pleinen zijn er opgenomen in de verder vrij dichte bebouwing: het Nieuw Guineaplein en op de hoek van de Sillemstraat en de Pontianastraat.
Het stedelijk landschap wordt bepaald door het bouwblok van twee lagen met een plat dak in het grote middengebied en met een met pannen gedekt zadeldak aan de buitenrand. Soms hebben de hoeken dan hogere oplossingen gekregen zoals de hoek Rijksstraatweg – Jan Gijzenkade. Opvallend is dat er op het platte dak van de woningen veel dakopbouwen zijn geplaatst. De individuele gevallen laten zien dat het resultaat hiervan op gespannen voet kan staan met de eenheid van de architectuur van het bouwblok.
De verschillende delen van het plangebied zijn goed ontsloten voor het gemotoriseerd verkeer. De wegenstructuur in het plangebied bestaat uit een hiërarchische verkeersstructuur: stadsdeelontsluiting, wijkontsluiting en verkeersluwe gebieden waarbinnen enkele secundaire ontsluitingswegen lopen.