direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Spaarndamseweg e.o.
Plannummer: BP5080003
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP5080003-0003

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
  • b. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.
19.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Wonen' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

19.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' - maximale bouwhoogte' zijn ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' dient de bestaande bouwhoogte te worden gehandhaafd;
  • f. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen;

dakkapellen

  • g. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, mits:
    • 1. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter onder de noklijn is gelegen;
    • 2. de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst;
    • 3. bij dakvlakken met een hellingshoek minder dan 35 graden mag een dakkapel in of binnen 0,5 m van de nok geplaatst worden;
    • 4. de dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 m en niet breder is dan een derde van de breedte van het dakvlak;
    • 5. de zijkanten van de dakkapel minimaal 0,5 m worden gerealiseerd van de zijkanten van het dakvlak;
    • 6. de dakkapel in het voordakvlak niet breder is dan de helft van de breedte van het dakvlak;
    • 7. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen.

kap

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte - maximale bouwhoogte' mag boven de goot uitsluitend worden afgedekt met een kap:
    • 1. waarvan de dakhelling niet minder bedraagt dan 35 en niet meer dan 70 graden;
    • 2. waarbij moet worden aangesloten op de trend;

dakopbouw

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goot worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
    • 1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximale) goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt,
    • 2. de hellingshoek van het voor- en achterdakvlak 70 graden bedraagt en bij hoekwoningen tevens het zijdakvlak voor zover:
      • gelegen aan openbaar toegankelijk gebied;
      • de woning op een afstand van minder dan 10 m tot naastgelegen hoofdbebouwing ligt;
    • 1. er wordt aangesloten op de trend;

  • j. In afwijking van het bepaalde in sub lid i mag de achterzijde recht worden opgetrokken indien:
    • a. de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen minimaal op een afstand van 20 m liggen;
    • b. niet wordt gebouwd in de hoek van een bouwblok binnen 15 m van het snijpunt van de oorspronkelijke achtergevels.

  • k. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'opbouw' mag de maximale goothoogte worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
    • 1. de hoogte van de extra bouwlaag maximaal 3 m boven de goot bedraagt waarbij de voorzijde 1 meter terugligt ten opzichte van de voorgevel;
    • 2. de achterzijde recht wordt opgetrokken.
19.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen.

dakterras

  • d. een dakterras is toegestaan, mits:
    • 1. gesitueerd op een erker of een aanbouw;
    • 2. het dakterras niet binnen 2 m van de erfgrens wordt geplaatst, tenzij de eigenaar van de aangrenzende grond hier schriftelijk toestemming voor heeft verleend;
    • 3. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    • 4. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.5 m en niet dieper dan 2.5 m;
    • 5. de afstand tussen de achtergevels minimaal 15 m bedraagt;
    • 6. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    • 7. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
    • 8. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.
19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de kaprichting, kapvorm en dakhelling, de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
19.4 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat:
    • a. boven de goot een alternatieve dakvorm wordt gebouwd;
    • b. de dakhelling minder dan 35 graden dan wel meer dan 70 graden bedraagt.

  • 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 en toestaan dat een dakterras op de hoofdbebouwing wordt gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1,2 m mag worden overschreden, mits;
    • a. de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 m;
    • b. de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;
    • c. de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst.

  • 3. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de bezonningssituatie;
    • c. de privacy van omwonenden;
    • d. de cultuurhistorische waarden;
    • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
19.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 23 gelden betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  • a. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  • b. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 vierkante meter;
  • c. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
    • 1. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen;
    • 2. bijgebouwen als zelfstandige woning.