Artikel 15 Tuin - 3
15.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
-
b. bijgebouwen ten dienste van de hoofdbestemming.
15.2 Bouwregels
Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
15.2.1 Gebouwen
-
a. de gronden mogen volledig worden bebouwd;
-
b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil;
-
c. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
-
d. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen, waarbij boven de goothoogte mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m;
-
e. de verticale diepte van een ondergronds gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen.
15.2.2 Andere bouwwerken
dakterras
-
b. een dakterras is toegestaan, mits:
-
1. gesitueerd op een erker of een aan- of uitbouw;
-
2. het dakterras niet binnen 2 m van de erfgrens wordt geplaatst, tenzij de eigenaar van de aangrenzende grond hier schriftelijk toestemming voor heeft verleend;
-
3. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
-
4. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.5 m en niet dieper dan 2.5 m;
-
5. de afstand tussen de achtergevels minimaal 15 m bedraagt;
-
6. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
-
7. voorzien van een afscheiding met een hoogte van 1,2 m boven de maximale bouwhoogte van de erker of aan- of uitbouw;
-
8. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.
15.3 Afwijken van de bouwregels
bouwhoogte aan- of uitbouw
-
1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub c en toestaan dat de bouwhoogte van de aan- of uitbouw wordt verhoogd naar 4 meter.
dakterrassen
-
2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 sub b onder 6 en toestaan dat een dakterras dieper dan 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.
-
3. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
-
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
-
c. cultuurhistorische waarden;
-
d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 23 gelden betrekking tot het gebruik de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1
lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruikenvoor:
-
a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
-
b. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.