direct naar inhoud van Artikel 14 Tuin - 2
Plan: Spaarndamseweg e.o.
Plannummer: BP5080003
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP5080003-0003

Artikel 14 Tuin - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage toegestaan;
  • c. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw.
14.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

14.2.1 Alle bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken (per tuin, per adres) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2 aangegeven;
  • b. het bepaalde in lid 2.1 sub a is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage', voor zover het een ondergrondse parkeergarage betreft;
  • c. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.
14.2.2 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil;
  • b. de bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen.
14.2.3 Andere bouwwerken
  • a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet dan 3 m bedragen tenzij ander op de verbeelding staat aangegegeven;

dakterras

  • c. een dakterras is toegestaan, mits:
    • 1. gesitueerd op een erker of een aan- of uitbouw;
    • 2. het dakterras niet binnen 2 m van de erfgrens wordt geplaatst, tenzij de eigenaar van de aangrenzende grond hier schriftelijk toestemming voor heeft verleend;
    • 3. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    • 4. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.5 m en niet dieper dan 2.5 m;
    • 5. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
    • 6. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    • 7. voorzien van een afscheiding met een hoogte van 1,2 m boven de maximale bouwhoogte van de erker of aan- of uitbouw;
    • 8. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.
14.3 Afwijken van de bouwregels

kap op bijgebouw

  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 sub b en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bijgebouwen wordt overschreden ten behoeve van een kap met een maximale hoogte van 2 m.

  • 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub b voor het verhogen van de bouwhoogte van een aan- en uitbouw achter de achtergevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:
    • a. de afstand tussen voor- en achtergevelrooilijn bedraagt minder dan 9 m;
    • b. de extra bouwlaag wordt niet hoger dan de goothoogte van de hoofdbebouwing;
    • c. de diepte van de extra laag bedraagt niet meer dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevelrooilijn;
    • d. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen bedraagt minimaal 18 m.

dakterrassen

  • 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.3 sub c en toestaan dat een dakterras dieper dan 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.

  • 4. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de bezonningssituatie;
    • c. de privacy van omwonenden;
    • d. de cultuurhistorische waarden;
    • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 23 gelden betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruikenvoor:

  • a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.