direct naar inhoud van Artikel 11 Tuin - 2
Plan: Koninginnebuurt
Plannummer: BP4080006
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP4080006-0003

Artikel 11 Tuin - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  • b. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'parkeerterrein' is parkeren toegestaan;
  • d. bijbehorende voorzieningen, zoals waterlopen en waterpartijen,erfafscheidingen.
11.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

11.2.1 Alle bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken' (per tuin per adres) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.
11.2.2 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil;
  • b. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen.
11.2.3 Andere bouwwerken


dakterras

  • a. een dakterras is toegestaan, mits:
    • 1. gesitueerd op een erker of een aanbouw;
    • 2. het dakterras niet binnen 2 m van de erfgrens wordt geplaatst, tenzij de eigenaar van de aangrenzende grond hier schriftelijk toestemming voor heeft verleend;
    • 3. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    • 4. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.8 m en niet dieper dan 2.5 m;
    • 5. de afstand tussen de achtergevels minimaal 15 m bedraagt;
    • 6. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    • 7. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m. Hiervoor mag de maximale bouw- of goothoogte worden overschreden;
    • 8. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

  • b. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  • c. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet dan 3 m bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels

kap op bijgebouw

  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 sub b en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bijgebouwen wordt overschreden ten behoeve van een kap met een maximale hoogte van 2 m.

dakterras

  • 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.3 sub a onder 6 en toestaan dat een dakterras dieper dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.

  • 3. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de privacy en bezonning;
    • c. de cultuurhistorische waarden;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 19 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  • a. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor bijgebouwen als zelfstandige woning.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder c en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven.

  • 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 11.1 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeerssituatie ter plaatse;
    • c. de cultuurhistorische waarden;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.