direct naar inhoud van Artikel 10 Tuin - 1
Plan: Koninginnebuurt
Plannummer: BP4080006
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP4080006-0003

Artikel 10 Tuin - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is parkeren toegestaan;
  • c. bijbehorende voorzieningen zoals: fietsenberging, erkers, vijver, speeltoestellen, erfafscheidingen.
10.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet dan 3 m bedragen;
  • e. de gronden mogen voor niet meer dan 10% bebouwd worden.

fietsenberging

  • f. het realiseren van een fietsenberging in de voor- of zijtuin mag onder de volgende voorwaarden:
    • 1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
    • 2. de diepte van de voor- of zijtuin is minimaal 2,5 m;
    • 3. de hoogte van de berging mag maximaal 1,3 m bedragen;
    • 4. de verticale diepte van een berging mag maximaal 1 m bedragen ten opzichte van het maaiveld;
    • 5. de oppervlakte van de berging mag maximaal 20% van de oppervlakte van de voor- of zijtuin bedragen met een maximum van 4 m²;
    • 6. de gevels van de berging evenwijdig aan de voorgevel, mogen maximaal 30% van de breedte van die voorgevel beslaan.
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder b en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven.

  • 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 10.1 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeerssituatie ter plaatse;
    • c. de cultuurhistorische waarden;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.