direct naar inhoud van Artikel 9 Tuin - 2
Plan: Spaar en Hout
Plannummer: BP4080005
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP4080005-0003

Artikel 9 Tuin - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  • b. aan-, uit- en bijgebouwen ten dienste van het hoofdgebouw;
  • c. parkeren van motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'p' op de verbeelding;
  • d. ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'opg' op de verbeelding;
  • e. carport ter plaatse van de aanduiding 'cp' op de verbeelding;
  • f. garagebox ter plaatse van de aanduiding 'ga' op de verbeelding;
  • g. nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nv' op de verbeelding;
  • h. bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

9.2.1 Gebouwen
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van het bestemmingsvlak met een maximum van 40 m2 , tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de bouwdiepte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 2,5 m gerekend vanaf de achtergevel;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de begane grondlaag vermeerderd met 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het gemiddeld aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • e. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7,0 meter bedragen.

Kap

  • f. het afdekken van aan-, uit- en bijgebouwen met een kap is toegestaan, mits:
    • 1. de goothoogte van bijgebouwen niet meer dan 3 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer dan 5 m bedraagt.

9.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige 'ander bouwwerken' mag niet meer dan 3 m bedragen

Dakterras / zonnepanelen

  • d. een dakterras is toegestaan, mits:
    • 1. gesitueerd op een erker of een aanbouw;
    • 2. het dakterras niet binnen 2 m van de erfgrens wordt geplaatst
    • 3. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    • 4. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.8 m en niet dieper dan 2.5 m;
    • 5. de afstand tussen de achtergevels minimaal 15 m bedraagt;
    • 6. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    • 7. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
    • 8. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.
  • e. zonnepanelen zijn toegestaan op aan-, uit- en bijgebouwen tot de maximaal toegestane bouwhoogte van 5m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub b voor een aan- en uitbouw tot maximaal 4,5 meter achter de achtergevelrooilijn;

  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub d voor het verhogen van de bouwhoogte van bijgebouwen tot 4 meter.

  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub d voor het verhogen van de bouwhoogte van bijgebouwen tot 6 meter mits wordt afgedekt met een kap.

  • d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub f voor het afdekken van bijgebouwen met een kap tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw.

  • e. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3 onder a t/m d, of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de bezonningssituatie;
    • 3. de verkeerssituatie ter plaatse;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • b. prostitutie en seksinrichtingen;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij dit gebruik is toegestaan middels de aanduiding 'p' op de verbeelding, of ingevolge lid 5 onder b.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder c bepaalde teneinde parkeren binnen deze bestemming mogelijk te maken, op die plaatsen waar niet de aanduiding 'p' op de verbeelding is weergegeven ;
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.