direct naar inhoud van Artikel 8 Tuin - 1
Plan: Spaar en Hout
Plannummer: BP4080005
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP4080005-0003

Artikel 8 Tuin - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  • b. parkeren van motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'p' op de verbeelding;
  • c. ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'opg' op de verbeelding;
  • d. garagebox ter plaatse van de aanduiding 'ga' op de verbeelding;
  • e. nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nv' op de verbeelding;
  • f. verbindingstunnel ter plaatse van de aanduiding 'tu' op de verbeelding;
  • g. bijbehorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'andere bouwwerken' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen voorzover deze gelegen zijn voor de voorgevelrooilijn. Achter de voorgevelrooilijn mogen afscheidingen een hoogte hebben van 2 meter.

Verticale diepte

De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen;

erker

  • c. het realiseren van een erker mag onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een erker mag tot maximaal 1,5 m uit de voorgevel worden gerealiseerd;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag vermeerderd met de hoogte van de verdiepingsvloer met een maximale bouwhoogte van 4 m;
    • 3. erkers mogen worden voorzien van een hekwerk met een maximale hoogte van 1.2 m.

Fietsenberging

  • d. het realiseren van een (fietsen)berging in de voor- of zijtuin mag onder de volgende voorwaarden:
    • 1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
    • 2. de diepte van de voor- of zijtuin is minimaal 2,5 meter;
    • 3. de hoogte van de berging mag maximaal 1,3 meter bedragen;
    • 4. de verticale diepte van een berging mag maximaal 1 meter bedragen ten opzichte van het maaiveld;
    • 5. de oppervlakte van de berging mag maximaal 20% van de oppervlakte van de voor- of zijtuin bedragen met een maximum van 4 m²;
    • 6. de gevels van de berging evenwijdig aan de voorgevel, mogen maximaal een derde van de breedte van die voorgevel beslaan.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. prostitutie en seksinrichtingen;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij dit gebruik is toegestaan middels de aanduiding 'p' op de verbeelding, of ingevolge lid 4 onder b.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder b bepaalde teneinde parkeren binnen deze bestemming mogelijk te maken, op die plaatsen waar niet de aanduiding 'p' op de verbeelding is weergegeven ;
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.