Plan: | Frederikspark |
---|---|
Plannummer: | BP4080001 |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0392.BP4080001-0003 |
De geschiedschrijving van het ontstaan van de stad Haarlem heeft zich over het algemeen beperkt tot de oude stadskern. Over het buitengebied is van de vroege periode weinig bekend. Zo ook met betrekking tot het bestemmingsplangebied Frederikspark, dat bekend stond als de Baan.
De Baan wordt voor het eerst vermeld in de rekening van de grafelijke houtvester in 1346-1347. De hertog Aelbrecht van Beieren schonk dit stuk land in 1389 aan de Haarlemmers als speelveld 'ten ewighen dagen'.
Ondanks een gemeenschappelijke historie valt het plangebied duidelijk uiteen in twee gebieden: het Frederikspark en het gebied tussen de Gasthuissingel en de Baan. Tegenwoordig wordt het noordelijk gedeelte de Baan genoemd. Het betreft het meest bebouwde gedeelte van het plangebied. In het zuidelijk gedeelte van het voormalig speelveld resteert het groene Frederikspark en de groenstrook langs de Baan.
Frederikspark
Het Frederikspark, ontstaan in 1836 naar ontwerp van J.D. Zocher, is bekend als het oudste villapark van Haarlem. In de 17de eeuw ontstond er bebouwing op het dan toe gemeenschappelijke speelveld. Er was een groot aantal kleine percelen met woningen, maar ook theehuisjes en theekoepels die in gebruik waren bij bewoners van de stad. In de 18de eeuw werd de Baan omringd door allerlei buitens, maar het grootste deel, het latere Frederikspark, hield zijn recreatieve functie.
In 1769 verwierf de Amsterdamse bankier Henri Hope een omvangrijk stuk grond met opstallen in dit gebied. Daarop liet hij in 1786-1788 een riante buitenplaats bouwen, bekend als de hofstede Welgelegen. In 1808 werd de hofstede verkocht aan Lodewijk Napoleon die het de naam Paviljoen Welgelegen gaf. Een jaar later kreeg tuinarchitect J.D. Zocher sr. opdracht een ontwerp te maken voor een groot park rondom het Paviljoen. Na de vlucht van Lodewijk Napoleon werden de plannen in vereenvoudigde vorm uitgevoerd. Het noordelijk deel van het park stond vanaf 1813 ook bekend als Princessetuin. De definitieve naam Frederikspark dateert uit 1847.
In 1831 werd het park overgedragen aan de stad Haarlem en werd het opengesteld voor het publiek. Besloten werd een terrein in het midden van het park te omheinen zodat het als weiland verhuurd zou kunnen worden. Het karakteristieke eivormige terrein dat bekend zou worden als “de Koekamp” is zodoende ontstaan. De plannen voor deze wijziging werden gemaakt door J.D. Zocher jr, die zich duidelijk liet inspireren door het ontwerp dat zijn vader bijna 25 eerder maakte.
Naar aanleiding van een bouwplan elders in de stad ontstond langzamerhand het idee om de Koekamp en de Princessetuin te gaan bebouwen. De toenmalige “opzichter over de stedelijke werken en gebouwen” J.E. van Arend maakte in 1862 twee ontwerpen voor een nieuw park met daarin ruimte voor een aantal villa's. Tot uitvoering kwam het echter niet. J.D. Zocher had namelijk kennis genomen van de plannen en wist de gemeenteraad te overtuigen dat het beter was om Zocher zelf (kosteloos!) een plan te laten maken om bebouwing in te passen in het park. In het plan Arend had de bestaande tuin gesloopt moeten worden en was het plan formeler dan het ontwerp van Zocher. Op ruime kavels projecteerde Zocher losjes een achttal villa's rondom een ovaalvormig veld.
Figuur Bebouwingsplan Frederikspark van 1862, J.D. Zocher
Tussen 1864 en 1880 werden zeven villa's gebouwd. Voor de kavel op het centrale veld is evenwel nooit belangstelling getoond. Hoewel bepaald was dat de plannen vooraf door Zocher werden bekeken heeft hij verder geen echte bemoeienis gehad met de ontwerpen. De villa's zijn verschillend, maar vertonen niettemin een sterke samenhang. Karakteristiek is de opbouw met twee lagen onder een flauwe kap, de toepassing van pleisterwerk en de eclectische stijl waarin ze zijn uitgevoerd.
Het eerste grote plan dat geheel afweek van het plan van Zocher was het 'Brongebouw'. Dit kuuroord naar ontwerp van de Haarlemse architecten J.A.G. van der Steur en D.E.L. van den Arend werd in 1894-95 gebouwd. Het gebouw in de stijl van de Hollandse renaissance was gesitueerd op het ovale middenterrein. Het kuuroord functioneerde echter niet naar verwachting. In 1932 besloot de gemeenteraad tot sloop ten behoeve van de situering van een zwembad. Datzelfde jaar werden de eerste plannen voor het nieuwe zwembad ingediend door de architecten J.J. Verspoor en M.J. Muylaert. Deze architecten hadden moeite met de stedenbouwkundige inpassing van het gebouw in het park. Het plan werd derhalve afgewezen door de schoonheidscommissie. Nadat J.B. van Loghem als adviseur werd aangetrokken werden de definitieve plannen gemaakt. In de literatuur wordt het Sportfondsenbad positief gewaardeerd als een goed voorbeeld van Nieuwe-Zakelijkheids-Architectuur van de hand van Van Loghem. De situering in het park was echter zeer ongelukkig. Het zwembad met zijn benodigde buitenvoorzieningen was nadrukkelijk aanwezig in de centrale ruimte zodat er van het park slechts een brede, min of meer verstopt liggende, groene rand resteerde. In de loop der jaren is het zwembadgebouw sterk gewijzigd. Uiteindelijk is het gesloopt.
In de loop der tijd is het karakter aan verscheidene invloeden onderhevig geweest. Ooit was aan de noordzijde van het park een tramtracé gesitueerd. De aanleg hiervan heeft een aanzienlijke invloed gehad op de beeldkwaliteit en structuur van het park. Toen de tram uit Haarlem verdween werd het tramtracé omgevormd tot weg. In feite behoorde het stukje groen tussen het Frederikspark en de Baan dus ook tot het Frederikspark. Naast het aanleggen van de weg aan de noordzijde van het park werd in de jaren dertig de villa Frederikspark 2 gebouwd. Het ontwerp, dat in plaats kwam van negentiende eeuwse villa, heeft een afwijkend karakter ten aanzien van de andere villa's in het park. Tenslotte heeft de uitbreiding van het Provinciehuis in de jaren zestig, waarbij ook de villa op nummer 8 werd gesloopt, de relatie tussen griffietuin en Frederikspark onderbroken.
In 1990 werd de binnenstad en de omgeving van de Haarlemmerhout aangewezen tot beschermd stadsgezicht. Tevens werd in 2000 het Frederikspark aangewezen tot rijksmonument. In 2005 is begonnen met de renovatie van het park en wordt een aantal van de oorspronkelijke karakteristieken hersteld.
Tussen Gasthuissingel en de Baan
Het gebied tussen de Gasthuissingel, de Kleine Houtweg, de Baan en het Houtplein stond vroeger bekend als 'De Baan'. Het gebied, net buiten de Grote Houtpoort gelegen, heeft een geheel eigen karakter.
Het was er groen met veel tuinen en theetuintjes (kleine zomerverblijven). Ook de bedrijvigheid die er in de loop der tijd ontstond had een groen karakter. Dit betrof kwekerijen en bloemisterijen. Deze handel van met name bloembollen ontstond in de 17de eeuw en concentreerde zich in Haarlem ten zuiden de stadsgracht. Daar waren diverse bloemisterijen met bijbehorende bollenschuren, kassen, etc. De grootste in dit gebied was de bloemenkweker Polman Mooij, die zijn luxe woonhuis aan de Kleine Houtweg liet bouwen.
De plek met de meeste dynamiek in dit gebied is het Houtplein. Tot 1953 kortweg Plein genoemd. Net buiten de stadspoort gelegen was het de eerste pleisterplaats buiten de stad. Er waren allerlei herbergen, wagenmakerijen en stalhouderijen te vinden. Een tekening uit de 18de eeuw laat monumentale bomen zien met daartussen stenen paaltjes waar de paarden tijdens de paardenmarkten aangebonden konden worden. Vermaak was hier onder andere te vinden in de schouwburg “Leerzaam Vermaak” die hier van 1779 tot 1879 gevestigd was en die ook wel bekend stond als de “Schouwburg buiten de Houtbarrière”. In de loop van de 19de eeuw werd het karakter steeds minder landelijk, de grote bomen verdwenen en er ontstonden gesloten gevelwanden. Niet alleen het Houtplein, maar ook de Gasthuissingel werd direct beïnvloed door de aanwezigheid van de Grote Houtpoort. In de 18de eeuw werd deze ook wel Wagenmakerspoort genoemd. In het eerste gedeelte van de Gasthuissingel konden de paarden gedrenkt worden in het paardewed. Er waren vele stalhouders in de buurt. Zowel aan het Houtplein, de Gasthuissingel als in de Wagenmakerslaan. De Wagenmakerslaan ontleent zijn naam aan de aanwezigheid van de wagenmakers destijds, die daar net als de stalhouderijen veel voorkwamen. Een uitgelezen plaats naast de stadspoort met de vele rijtuigen die er doorheen moesten. De straat bestaat nog steeds, maar de loop ervan is gewijzigd. Oorspronkelijk liep de laan van de Gasthuissingel met een knik naar het Houtplein, maar in 1990 werd de Wagenmakerslaan een rechte weg van de Gasthuissingel naar de Baan. De Baanlaan, die niet meer bestaat, liep oorspronkelijk van de Baan naar de Gasthuissingel. Dwars door het laantje werd in 1928 een groot gebouw neergezet, de Coöperatieve Haarlemsche Groenten en Bloembollenveiling. Dit grote gebouw heeft later diverse functies gehad.
Een ander intrigerend verdwenen gebouw is de badinrichting aan de Gasthuissingel. Deze zogenaamde Haarlemsche Badinrichting werd opgericht in 1865 en bood omwonenden de gelegenheid tot het nemen van warme baden. In 1896 werd het badhuis ingrijpend verbouwd tot een dubbel woonhuis. Ook aan de singel ontstonden meer gesloten gevelwanden. De plek van de bollenschuren werden ingenomen door statige herenhuizen.
Tot in de 20ste eeuw bleef het dynamische karakter van logementen en paarden rond het Houtplein, vertaald naar de moderne tijd, bestaan. Het werd een plek voor diverse cafés, een bioscoop en auto- en taxibedrijven. Het verkeer werd op deze belangrijke zuidelijke toegang tot Haarlem dominanter. Diverse verkeersaanpassingen waren het gevolg. In Haarlem verscheen in 1878 de eerste tram. Het Houtplein kreeg een belangrijke halte. De laatste tram reed op 31 augustus 1957. Begin jaren tachtig van de 20ste eeuw was er weinig over van het bruisende Houtplein. De bioscoop Lido evenals het hotel Van Aken werden gesloten en de autobedrijven verdwenen. Besloten werd tot een rigoureuze aanpak. Eind jaren tachtig werd bijna de hele gevelwand van het Houtplein vervangen werd door nieuwbouw. Van de N.V. Amsterdamsche Rijtuigmaatschappij, die gevestigd was aan het Houtplein 21, is de gevelsteen in de nieuwbouw herplaatst. In de periode 1990-1995 is de woonbebouwing aan de Zadelmakerslaan en Wagenmakerslaan toegevoegd.