direct naar inhoud van Artikel 9 Gemengd - 3
Plan: Zomerzone Noord
Plannummer: BP3080002
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP3080002-0003

Artikel 9 Gemengd - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

9.1.1 Begane grond

9.1.2 Overige verdiepingen
9.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Gemengd 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

9.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is uitsluitend een onderdoorgang toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage' is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • g. de verticale diepte van een (ondergronds) gebouw mag niet meer dan 7,0 m bedragen;

dakkapellen

  • h. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, mits:
    • 1. de dakkapel mag niet breder zijn dan de helft van de breedte van het dakvlak;
    • 2. de bovenzijde van de dakkapel moet ten minste 0,5 m onder de noklijn zijn gelegen;
    • 3. de onderzijde van de dakkapel moet boven de dakvoet geplaatst worden met een minimale afstand van 0,5 m;
    • 4. de zijkanten van de dakkapel moeten worden gerealiseerd op minimaal 0,5 m van de zijkanten het dakvlak;
    • 5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt.

kap

  • i. indien boven de maximale goothoogte wordt gebouwd, moet worden afgedekt met een kap waarvan:
    • 1. de maximale bouwhoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de maximale goothoogte, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven;
    • 2. de dakhelling niet minder bedraagt dan 30 en niet meer dan 60 graden;

dakopbouw

  • j. bij de specifieke bouwaanduiding 'opbouw' mag de maximale goothoogte worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
    • 1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de goot maximaal 3 m bedraagt;
    • 2. wordt gebouwd binnen de contour, mede gevormd door een hellingshoek van maximaal 70 graden van het voor- en achterdakvlak en bij hoekwoningen tevens het zijdakvlak voor zover:
      • gelegen aan openbaar toegankelijk gebied;
      • de woning op een afstand van minder dan 10 m tot naastgelegen hoofdbebouwing ligt;

  • k. In afwijking van het bepaalde in sub lid j mag de achterzijde recht worden opgetrokken indien:
    • a. de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen minimaal op een afstand van 20 m liggen;
    • b. niet wordt gebouwd in de hoek van een bouwblok binnen 15 m van het snijpunt van de oorspronkelijke achtergevels.

lessenaarsdak

  • l. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'lessenaarsdak' mag de voor- of achtergevel worden opgetrokken tot een hoogte van maximaal 4 m boven de goothoogte, tenzij de aanduiding maximale bouwhoogte is opgenomen.

dakverhoging

  • m. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'dakverhoging' is de verhoging van de goot toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de onderzijde van de dakverhoging moet tussen 0,75 m en 1 m boven de dakvoet geplaatst worden;
    • 2. de dakverhoging is maximaal 1,5 m;
    • 3. de dakhelling van het verhoogde dakvlak dient gelijk te zijn aan de oorspronklijke dakhelling;

dakterrassen

  • n. dakterrassen zijn toegestaan op aan- en uitbouwen mits:
    • 1. het dakterras niet binnen 2 m van de erfgrens wordt geplaatst, tenzij de eigenaar van de aangrenzende grond hier schriftelijk toestemming voor heeft verleend;
    • 2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    • 3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.5 m en niet dieper dan 2.5 m;
    • 4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
    • 5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    • 6. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
    • 7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

9.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 2 sub b en toestaan dat niet in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd. kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 2 sub b.

dakkapellen

  • 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub h en toestaan dat:
    • a. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
    • b. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
    • c. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is.

kap en dakvorm

  • 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub i en toestaan dat:
    • a. boven de goot een alternatieve dakvorm wordt gebouwd;
    • b. aan de achterzijde de gevel wordt opgetrokken tot maximaal de hoogte van de nok;
    • c. dat de dakhelling wordt onderbroken ten behoeve van een loggia in het achterdakvlak. .

dakopbouw

  • 4. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de contour zoals bepaald in lid 2 sub j en k en toestaan dat:
    • a. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
    • b. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
    • c. de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken.

dakterrassen

  • 5. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub e en n en toestaan dat:
    • a. een dakterras op de hoofdbebouwing wordt gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1,2 m mag worden overschreden;
    • b. een dakterras met een andere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd;

  • 6. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden onder 1 t/m 5 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • 1. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  • 2. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
    • a. prostitutie en seksinrichtingen;
    • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van een bedrijf dat niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met de toegelaten milieucategorieën.